De wreede vergelding. Kabouter=Avonturen. Stan en Pol bij de hinderen. De spoorweg van Dzjiboeti naar Een verhaal van haat en weder vergelding, door SIROLF. (Nadruk verboden alle rechten voorbehouden) EERST had meneer Jodokus van Gel deren ernst ige ver denking gekoesterd jegens Minet de kater. Dat kwam zoo. Meneer van Gelderen was wat men noemt een fijnproever. Hij hield van een goed wijntje, maar dan in oombinatie met een fijn stukje kaas. Kaas was, om zoo te zeggen, een hartstocht van hem geworden. Hij kende alle mogelijke soorten kaas die de wereld via de koe en nijvere boeren en boerinnen maar voortbrengt Hij kende de zeldzaam ste soorten Gruyère, Camenbert, Limburger, doch ook de vele goe de vaderlandsche merken als Edammer, Goudsche, Leidsche, ko- mijne- en schapenkaas. Er was vrijwel geen gelegenheid, of Jodo kus van Gelderen bracht er kaas bij te pas, en ook wel te onpas. Hij had er een heele verzameling van aangelegd. In kistjes en doozen, in karton en in zilverpapier of stan- jool, lag in den kelder op een bree ds plank de heele kostelijke ver zameling, tot tijd en wijle Jodokus naar heneden toog, om zich een smakelijk hapje uit te kiezen, bij zijn glas Bourgogne of wel bij een doodgewoon borreltje. Dit alles was nu al Jarenlang goed gegaan. Doch op zekeren dag was Jodokus van Gelderen naar zijn .Elyseesche kaasvelden afge daald om tot de ontstellende ont dekking te komen, dat er iemand van z ij n kaas gegeten had, van zijn allerfijnste Limburger, die bij na uit het papier wegdreef. Ruw was aan het papier geknaagd of gekrabd. Een heele hap was eruit weggevreten. Door wie? Ja, door ■wie? Meneer van Gelderen had alle mogelijkheden zorgvuldig nage gaan. Mevrouw van Gelderen was het niet geweest. Vast en zeker niet. Die meed zorgvuldig de kel dertrap en zei af en toe vinnige dingen tegenover „het knekelhuis", zooals zij den kelder had omge doopt. De meid was het ook niet, want zij was er slechts door extra toeslag op het loon toe te brengen geweest, eens in de maand in den kelder af te dalen om er „stof af te nemen". Dan, ja wie dan nog? Bleef alleen over Minet de kater. Een vervaarlijke, strijdbare kater, met de bewijzen van vele veldsla gen in zijn ooren en gehavenden kop. Een trouw dier overigens en voor geen geruchtje vervaard. Die af en toe van strooptochten bij de buren enorme gebakken botten mee naar huis bracht, om die zon der eenige gewetenswroeging op de veranda te gaan zitten oppeuze len. Nee, meneer van Gelderen ver" dacht Minet ernstig. Hij nam de proef op de som. pakte den kater op en hield het dier boven de Lim burger, om te zien, of hij eraan zou beginnen. Doch of het nu ze nuwachtigheid was, in verband met de confrontatie met zijn slacht offer, of iets anders, de kater vocht wild om los te komen. Maar me neer van Gelderen hield vol. duw de het dier met zijn neus bijna pal op de Limburger. Waarna de fik- sche kater allengs slapper werd in zijn tegenstand en spoedig daarna als een bewegingloos vod in de handen van Jodokus van Gelderen lag. Het dier was bezwijmd van de lucht... Men zal zeggen, dat dit sterk was. Inderdaad. Maar de lucht van de kaas was nog ster ker... Dus: Minet was het niet. Dan bleef er nog één mogelijkheid over: er waren ratten! De kaas was niet meer veilig! Een rat had de lekker nij ontdekt! Wat nu? Een groote woede maakte zich van Jodokus van Gelderen meester. Want hij was bijna machteloos tegen zulk een aanval. Nergens anders in huis mocht hij zijn kaas bewaren, dat had zijn vrouw uitdrukkelijk ver klaard. En als mevrouw van Gel deren zooiets zei. nu, dan bleef' het zoo. Dan bleef er nog één weg over: een rattenvalI Nog dien zelfden dag kocht me neer van Gelderen een geweldige val, zoo eentje, waar de rat arge loos binnenloopt, over een soort wipje en klap zegt het luikje, het diertje is levend gevangen! Heéle families van ratten kon je levend vangen. En als hij dat tuig levend had, nou, dan zou hij ze zelf, met eigen hand vernietigen. Dood ma ken zou hij ze, de inbrekers, de dieven van zijn kostelijke kaas, van zijn kostbaarste Limburger... En om de wraak nog grooter to doen zijn, de woede van den rat nog intenser, als hij zich eerst te goed zou hebben gedaan om dan te worden vermoord, legde meneer Jodokus een flink stukje van de aangevreten, heerlijke Limburger in de val... als dat niet hielp, nu, clan hielp niemendal! Hij mompelde nog een massa dingen aan het adres van de rat, die hij nog van alles naar den spit sen kop smeet, om maar te kennen te geven, dat het ellendige dier lang niet zoo schoon was en ook niet erg lekker rook. Wat nu weer overdreven was, want die kaas... Enfin dan, dien nacht stond de val in de duistere kelder en den volgenden morgen was meneer van Gelderen vroeger op dan ge woonlijk, om toch vooral maar zoo snel mogelijk van zijn triomf en wraak te kunnen genieten. Hij slaakte bijna een kreet van wilde vreugde, toen hij in de val inder daad een flink uit de kluiten ge wassen rat aantrof, die zich flink aan de kaas te goed had gedaan en nu met pientere kraaloogjes door de tralies van zijn kooi naar zijn kwelgeest keek. Even stond meneer van Gelderen in gedachten verzonken. Wat zou hij doen: het heele geval in een emmer water stoppen? Nee, dat was toch te een voudig, te snel, te gauw afgeloo- pen... wacht eens even... achter het huis liep een breede sloot en daarover een vlondertje... hij zou het dier midden in de breede sloot gooien en het daar snood laten ver drinken. Hij zou zich verlustigen in het hopelooze gespartel van zijn slachtoffer... en langzaam zou het dier den verdrinkingsdood onder gaan. De daad bij het woord voegende, De zoon van den boksen Pappie, kom maar in de ring, dan zullen we eens ronde „doorslaan"! De toeschouwster, die de bok niet ziet: Wat een moedige man!!! snelde hij den tuin in, ging mid den op het vlondertje staan en opende de kooi... met een plons, die het hart van Jodokus van Gel deren van vreugde deed opsprin gen, viel het ongedierte te waterl even dompelde de rat onder... en dan zwom het dier met een stevig gangetje naar den overkant, snelde langs den modderigen kant, om clan eensklaps in een bolletje te verdwijnen.... Het was een waterrat geweest! En het is maar goed, dat meneer Jodokus niet kon hooren, hoe de mannetjesrat zat op te scheppen, eenmaal in de familiekring weer gekeerd, en hoe hij verleide van zijn feestmaal en zijn angst toen hij gevangen was en zijn blijd schap, dat hij daarna weer in zijn element in vrijheid was gesteld. Ik ga daar beslist nog eens kijken, zei die waterrat... De menschen meenen het daar goed met me. Maar meneer Jodokus van Gel deren zei een massa leelijke woor den en liet een metselaar komen, om alle kiertjes en gaatjes van den kelder dicht te metselen. Abessinie's Levensader. De spoorlijn, die Dzjiboeti, de ha ven van Fransch Somaliland, met de hoofdstad van Ethiopië ver bindt, staat heden in het middel punt van de wereldbelangstelling; zij vormt immers de eenige levens ader van Abessinië, den eenlgen weg naar de kust en daarmede naar de buitenwereld, dien het rijk van Haile Selassie bezit. Zou zij ln een oorlog met Italië geblokkeerd of vernield worden, dan zou dit 't einde van den Abessinischen weer stand beteekenen blijft zij be houden, dan kan Ethiopië zijn strijdmachten geregeld van lcrijgs- materiaal en munitie voorzien. Naast zijn strategisch belang is de spoorweg DzjiboetiAddis Abeba, die Fransch eigendom is, een maxi mum-prestatie der techniek en wordt slechts door weinig wonder werken, zooals b.v. het Panama kanaal, het Suezkanaal, de Trans- Andes Spoorweg, de Zuiderzeewer ken overtroffen. Tot den aanleg ervan werd ln 't jaar 1894 besloten, nadat de toen malige Negus, Menelik II de con cessie had verleend voor den bouw van een spoorbaan van Dzjiboeti naar Harrar en vandaar naar En- tette, destijds de hoofdstad van Abessinië. Op 7 Juni 19J7, dus 23 jaar later, had de feestelijke Inwij ding plaats; onder gejuich der be volking van Addis Abeba reed de eerste feestelijk getooide locomotief de metropool van het rijk van den Negus binnen. De totale lengte van de spoorbaan is 784 kilometer; het kapitaal der maatschappij „che- min de fer France-Ethiopien de Dzjiboeti a Addis Abeba" bedraagt 17.300.000 francs. De maatschappij streeft er voort durend naar het verkeer op haar spoorweg te doen toenemen en de snelheid zoowel als het comfort der treinen te verbeteren. Het rollend materiaal bestaat thans uit 54 loco motieven, waarvan 46 met buiten gewoon groote tenders, aangezien de baan slechts weinig water- en kolenstations bezit, en 8 kleine ran geermachines. Verder heeft de lijn 46 personen-wagons, waarvan 8 luxe-slaapwagens, 10 gemengde eerste en tweede klas wagons, 26 wagons derde klasse en twee dienstwagens. In totaal zijn er 2700 zitplaatsen; de slaapwagens hebben electrisch licht en electri- sche fans. De maatschappij heeft 445 goederenwagons, waarvan 19 tankwagens, meerendeels van 20 ton draagvermogen. Het spoor voert over drie lange ijzeren brug gen, welke zich bij Ehebele, Hol- Hol en Akoeatsje bvinden. In 't bij zonder de brug bij Akoeatsje is 'n meesterwerk van brugbouwkunst. Met een lengte van 151 meter, over spant zij de rivier van gelijken naam, 60 meter boven den water spiegel. Een lange tunnel is door den berg Har geboord, en vermel denswaard is het in 1929 ingewijde station te Addis Abeba, eei| flink steenen gebouw, dat in zijn. architectuur op gelukkige wijz© zoowel Franschen als Abessinl- schen stijl vereenigt. Deze ijzeren baan, welk van de kust naar de hoogvlakte loopt, 1$ de ruggegraat van 't Abessinisch# handelsverkeer. In Addis Abeba, Dire Daoea, Akoeatsje, Mehessor Mullu en an dere stations nemen primitieve karavanen de importgoederen ovefl en brengen die naar de verste uit hoeken van het land. Verleden jaatf bracht de baan in totaal 32.316 toit importgoederen in het land, terwijl zij 27.477 ton producten van hef land hielp uitvoeren. Deze uitvoerproducten bestaan in hoofdzaak uit schape- en gelte* vellen, runderhuiden, koffie en graan; zwarte pantervellen (zeei; begeerd door de Europeesche me dedames) zijn een der meesf winstgevende artikelen. De invoer" bestaat uit kleine zendingen van alle mogelijke Europeesche artike len, maar in 't bijzonder worden; katoenen weefgoederen en wollen stoffen, bouwmaterialen, ijzer- eï< blikwaren ingevoerd. Een groote schrede voorwaarts, welke in het bedrijf van den spoor weg de laatste jaren bereikt werd* was de invoering van het nacht* verkeer, hetwelk voordien, tenge- volge van de gesteldheid van de woeste, door ravijnen en kloven verscheurde streken, niet mogelijk was. Thans verlichten krachtige voor de locomotieven geplaatste schijnwerpers, die streken reeds op grooten afstand, hetgeen veeï tot de vermindering van den duur van den reis van Dzjiboeti naar Addis Abeba heeft bijgedragen. De gewone treinen leggen thans dien' afstand af in 33 uur, terwijl snel treinen daarvoor slechts 25 uur noodig hebben. De enkelsporige baan stijgt bijna onafgebroken; in het eerste ge deelte gaat de rit door iroosteloozö woestijnen, om daarna in het Abesf sinische hoogland, door grasstep- pen en vruchtbare landouwen le snellen. WETENSWAARDIGHEDEN. Is het U bekend: d a t er in Sydney een politie-agenf is, George Lithgow. die 5 kinderen heeft, die alle op denzelfden dag geboren zijn? dat zijn vrouw op 13 Juni 1926 een tweeling kreeg, drie jaar later op denzelfden datum weer een jon gen, en in 1935 weer op 13 Juni op nieuw een tweeling, ook weer eert jongen en een meisje? m 40. Daar zag hij hoe een arme vrouw bezig was een groote hoop waschgoed te strijken. De stakkerd zag er erg vermoeid uit en Pol had medelijden met haar. Hij zou haar best willen helpen, maar hij was nu in dienst van de kinderen. 41. Hij klom met zijn pakje langs den gootpijp om hoog en kwam nu aan het zoldertje, waar het bedje van den kleinen jongen stond, die ze het eerst had den gezien, en die zoo lief kon zingen. Pol legde zijn pakje neer op de oude kleertjes van het lieve jongetje en keek nog even naar den kleinen man. Toen liet hij zioh weer langs den gootpijp naar be neden zakken en vloog weer terug naar de Maan. 42. Deze vond het thans welletjes. Het was inmid dels al laat geworden en de Maan moest ook weer weg. Dus werden de beide vriendjes weer aan den rand van het bosch afgezet met de belofte, dat ze morgenavond weer mochten komen. Stan en Pol bedankten haar vriendelijk voor de hulp en zwaai den haar tot afscheid toe.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1935 | | pagina 8