Afscheid van burgemeester
C. Haringhuizen
Wieringerwaard
Onder zeer groote belangstelling vond gister, Maan
dag, 21 October 1935, des namiddags 2 uur, een open
bare raadsvergadering plaats, waarin de heer C.
Haringhuizen, burgemeester, afscheid van den Raad
nam.
Onder de vele aanwezigen merkten wij o.a. op de
burgemeester van Barsingerhorn, Zijpe, Winkel,
Nieuwe Niedorp, Schoorl, Oudkarspel en Alkmaar,
de loco-burgemeester en de secretaris van Anna
Paulowna, de wethouders van de gemeente Zijpe,
den heer Kamman, oud-secretaris van Den Helder,
den heer P. Bronder, oud-secretaris van Barsinger
horn, den heer Dun, Inspecteur van het Lager On
derwijs, de heeren R. Kaan, Egmond en Correljé,
voormalige volontairs ter secretarie te Wieringer
waard. het onderwijzend personeel, secretarieperso-
neel en andere gemeenteambtenaren, terwijl voorts
vele familieleden, vrienden en kennissen van den
scheidenden Burgemeester van hun belangstelling
blijk gaven.
De raad is voltallig als te ruim 2 uur de heer Ha
ringhuizen, als voorzitter de vergadering opent.
Naast den Voorzitter rechts van hem heeft ditmaal
zijn echtgenoote, Mevrouw Haringhuizen, plaats ge
nomen; links van hem zijn dochter, de verloofde van
zijn zoon en zijn zoon.
De heer Haringhuizen spreekt daarna de vol
gende afscheidsrede uit;
Dames en Heeren. - k
Ik open de vergadering van den Raad.
U Heeren Raadsleden en alle anderen hier tegen
woordig, heet ik van harte welkom.
Deze vergadering is niet belegd voor het behan
delen van zaken, doch uitsluitend om afscheid te
nemen, waar het heden de laatste dag is, waarop ik
jnijn betrekkingen in deze gemeente vervul.
Bijzonder stel ik Uw aller belangstelling op prijs
en het doet mij goed dat ook onderscheidene collega's,
medewerkers, oud-volontairs en andere vrienden van
elders naar hier zijn gekomen.
Als ingekomen stuk breng ik alleen ter tafel een
schrijven van den Heer Commissaris der Koningin
met liet Koninklijk Besluit van 27 September 1935,
waarbij mij onder dankbetuiging, ingaande morgen,
eervol ontslag is verleend als Burgemeester.
Het zij mij vergund thans een woord van afscheid
Ie spreken.
De tijd is aangebroken dat ik uit het openbaar
ambtelijk gemeenteleven moet treden. Het besluit der
Regeering om 65-jarige Burgemeesters niet meer voor
herbenoeming voor te dragen, liet mij geen keuze.
r Als gevolg van het aftreden als Burgemeester dien
de ik ook heen te gaan als Secretaris en Ambtenaar
,Van den Burgerlijken Stand.
Het ontslag uit deze betrekkingen mocht ik ook
feervol ontvangen en eveneens ingaande op den dag
>an morgen.
Velen, die niet hetzelfde hebben ervaren, vooral de
Jongeren, zullen zich moeilijk kunnen verplaatsen
en beseffen hoe het mij thans te moede is.
Mijn taak te moeten neerleggen, niet meer te kun
nen medéwerken aan zaken van belang voor ge
meente en gemeenschap; te treden uit den breeden
kring van collega's en uit verschillende besturen
geeft me het. weemoedig gevoel: afgedaan te hebben,
weinig meer te kunnen prestoeren en van nu af zoo
goed als buiten het maatschappelijk leven te zullen
Staan.
Ingaande 1 Januari 1S95 werd ik klerk ter secreta
rie te Nieuwe Niedorp cn 26 Mei 1S96 volgde mijn
in diensttreding hier. Ruim 40 jaren dienst dus. Om
gevlogen zijn ze! Als men er voor staat schijnt het
heel lang, doch zijn ze achter den rug dan dringt
het tot je door dat zc slechts vormden een heel klein
lOndcrdeeltje van de eeuwigheid.
Toch is er in dat tijdsverloop veel gebeurd en maak-
ite het het rijkste deel van mijn leven uit.
U zult begrijpen, dat ik in deze dagen een terugblik
heb geworpen en dat veel in mijn herinnering weer
Opleefde.
Mijn gedachten gingen uit naar mijn ouders, die,
evenals de landbouwers nu, een strijd om het bestaan
luidden te voeren en me toch de gelegenheid gaven
tot studie; naar mijn oud-onderwijzer Sieswerda, die
Zooveel belang in mij stelde en mij raadde naar de
Secretarie te gaan; naar mijn oud-patroon Kuilman,
die mij nuttige wenken gaf cn mij practisch opleid
de; naar andere leeraren; naar mijn eerste vergade-
ring hier, toen ik als jong broekje van 25 jaar plaats
ham tusschen reeds bejaarde autoriteiten! naar de
Burgemeesters Rezelman en Koster, die het mij als
Secretaris zoo gemakkelijk maakten, van wien ik
.Vertrouwen en vriendschap genoot; maar zoovelen
friet wien ik hier cn buiten de gemeente heb samen
gewerkt in besturen en vereenigingen, die voor goed
heengingen of uittraden; naar mijn volontairs, aan
wien ik mij hechtte en die ik toch zoo spoedig moge
lijk moest laten gaan en naar vele anderen die wat
in mijn leven hebben beteekend. Ik heb meegemaakt
in die vele jaren een komen en gaan van personen,
die ik hier had willen houden en wier vriendschap
Voor mij waarde had.
Als ik dat alles mijn geestesoog laat voorbijgaan,
dan denk ik ook aan mijn werk, mijn streven en aan
de betrekkingen en functies, welke ik heb bekleed,
waarvan er waren aangeboden en zelfs opgedron
gen. Honderden vergaderingen heb ik bijgewoond en
aan ontelbare conferenties, zoowel hier als elders
iieb ik deelgenomen. Het kostte vaak inspanning,
friaar daartegenover stond ook voldoening als ik wat
inee had helpen opbouwen en er wat goeds werd be
reikt.
In de gemeente is na mijn komen hier veel ver
anderd. Het Gemeentebestuur verstond zijn tijd en
evenals in andere gemeenten kwamen ook hier voor
de gemeenschap belangrijke werken tot stand, o.a. het
huis van ouden van dagen, de tramweg, de elcctrifi-
Catie, waterleiding en een nieuwe openbare school.
Ik beschouw het als een voorrecht aan een en an
der te hebben kunnen medewerken.
Het ging mij aan het hart de tram te zien ophef
fen. Reeds in 1900 had ik met den heer Zijp de eerste
besprekingen over het nut van een spoorweg voor de
streek en over de mogelijkheid van aanleg. Van 1908
af, na de oprichting der Naamlooze Vennootschap tot
de ingebruikneming van den tramweg in 1912,' heb
ik met den toenmaligen voorzitter, den heer Grone-
man, veel moeilijken arbeid voor de totstandkoming
verricht en nu werk ik helaas als eenige overgeble
vene van de oprichters aan de liquidatie mee.
Gelukkig bestond naast teleurstelling ook genoe
gen. Tengevolge van de Woningwet en Bouwveror
dening is een enorme verbetering ingetreden op wo-
ninggebied. Wanneer men beziet hetgeen hier go-
durende en reeks van jaren is gebouwd, dan komt
men tot de overtuiging, dat die gebouwen niet alleen
bijdroegen tot verfraaiing der toch al mooie gemeen
te. maar dat ook de inrichting der huizen niet het
minst die van kleine arbeiderswoningen voldoet
aan behoorlijke eischen, welke voor een goede be
woning mogen worden gesteld. Mij gaf het satisfactie
dat menigeen bereid werd bevonden hoewel som-
Wijlen schoorvoetend hef ingediende bouwplan
te wijzigen en dan daarmede naderhand ingenomen
bleek.
Uit den aard der zaak kan ik niet te diep ingaan
op alles wat is voorgevallen. Het zou mij te ver voe
ren. Slechts een paar gebeurtenissen mene ik wel
to mogen aanhalen.
De overstrooming van Anna Paulowna, waardoor
ook de belangen van verscheidene YVieringerwaar-
ders werden geschaad. Zeer begaan met het lot der
getroffenen in het overstroomde gebied werd hier
door de ingezetenen dagen aaneen gastvrijheid en
hulp verleend.
De inkwartiering van soldaten heugt ons nog en
ook de spanning, die heerschto toen gevaar voor
eigen polder ontstond. Wat zorgen heeft het gebaard.
De bescherming en verzwaring van den dijk liggen
bij allen, die het meemaakten vast, in het geheugen
En dan de mobilisatietijd en de distributie met al
de daaraan verbonden ontberingen. De noodzake
lijke prijsregeling en verdeeling van artikelen zette
kwaad bloed bij neringdoenden en zelfs menschcn
in wier belang streng werd gehouden aan een eer
lijke verdeeling, waren ontevreden.
Gelukkig later, na afloop der distributie, mocht ik
het genoegen smaken, dat zakcnmenschen dankbaar
waren en verklaarden, dat het hier goed was verloo-
pen.
Op de distributie volgde de uitvoering van ver
schillende werken en later de werkloosheid, met de
daardoor noodzakelijk geworden werkverschaffing
en steunregeling.
Met gemeentewerk en dank zij de werkobjecten
van den polder konden vooral in de eerste jaren de
arbeiders voor een groot deel aan arbeid worden ge
holpen, zoo zelfs dat de werkloozenkassen in de be
ginjaren weinig hadden uit te keeren. Langzamer
hand ontstond schaarschte aan werkobjecten in eigen
gemeente. De droogmaking van de Wieringermeer
hoewel deze de vestiging van elders wonende werk
krachten tengevolge had de cultuurmaatschappij
en de kanalisatie boden echter, dank zij de mede
werking van autoriteiten en aannemers, werkgele
genheid voor velen onzer ingezetenen. Ook de land
bouwers hier onthielden niet hun medewerking.
Van de steunregeling behoefde daardoor en ook
omdat de meeste arbeiders prijzenswaardig ge
noeg bij een werkloozenkas zijn aangesloten, geen
groot gebruik gemaakt to worden. De kosten zijn dan
ook betrekkelijk laag gebleven.
Laat men nu hieruit niet de gevolgtrekking maken,
dat ons Gemeentebestuur zich minder moeite had te
geven dan anderen.
Begin 1934 stonden van de ruim 150 vaste en losse
arbeiders 105 gelijktijdig bij de arbeidsbemiddeling
ingeschreven en bij den aanvang van 1935 waren het
er 75.
De periode, waarin ik aan het hoofd dezer ge
meente stond, is inderdaad voor de geschiedenis ntot
als een gemakkelijke te boeken. In de moeilijke tijden
der distributie aanvaardde ik mijn ambt. Tal van
nieuwe wetten, regelingen en voorschriften over
stroomden als het ware de secretarie. De toepassing
en de uitvoering daarvan eischten veel van het Be
stuur en ook de financiën vroegen een goed over
wogen beleid.
De financieele toestand is altijd kerngezond ge
weest. Leeningen voor uitgevoerde werken werden
zoo spoedig mogelijk afgelost. Thans hebben wij nog
loopen de restanten der 4 en 4leeningen voor
den tramweg en de school. De annuiteiten voor den
woningbouw vragen slechts een geringe bijdrage uit
de gemeentekas. Tot 1931 behoorde de gemeente tot
de laagst bclastingheffcnclen van het Rijk; daarna
zijn de belastingen, waar de gemeente zonder eeni-
gen rijkssteun, alle werkloosheidskosten heeft te dra
gen. terwijl de draagkracht vermindert, belangrijke
opgcloopen cn in 1935 zelfs ten top gestegen. Ten be
hoeve van het werkloosheidssubsidiefonds moet pl.m
f8000 worden afgestaan, zonder iets uit het fonds
te trekken. Ook voor 1936 zal geen aanspraak op oen
gewone bijdrage gemaakt kunnen worden. De dien
sten 1933 én 1934 sloten respectievelijk met ongeveer
f5800 en f6900 batig saklo.
Voor 1935 en 1938 is dit uitgesloten.
Voor behoud van eenige reserve ook voor volgen
de jaren is een bclastingbijdrage gevraagd. Het voor
uitzicht bestaat, dat deze zal worden toegestaan.
Bij gelijke omstandigheden als in dit jaar, zal de
gemeente dan, althans tot 1938, niet noodlijdend
behoeven te worden.
Mijn beleid is er altijd op gericht geweest finan-
tieele moeilijkheden te voorkomen.
Ik heb mij afgevraagd: Was mijn opvatting over
het vervullen van mijn taak de juiste?
Bij mijn installatie als Secretaris verklaarde ik dat
het mijn streven zou zijn de belangen der gemeente
te behartigen en mijn betrekking naar behooren te
vervullen en bij de installatie als Burgemeester heb
ik gezegd dat in die functie voor mij meer dan an
ders de gelegenheid werd gegeven om voor het al
gemeen belang en in het bijzonder voor het plaatse
lijk belang op te kunnen komen.
Op behartiging der belangen legde ik nadruk. Mijn
meening was reeds iong cn is nog, dat zij die een
gemeentelijke betrekking bcklccden de verplichting
moeten gevoelen in- en buiten hun functie, zooveel
als in hun vermogen is, het belang der gemeenschap
te dienen.
Vooral geldt dit voor een Secretaris en het secre-
tariepersonecl. Zij toch vormen, hoewel achter de
schermen, mee hot bestuursorgaan; zij toch hebben
de zaken van alle kanten te bezien, om in prae-ad-
viezen, in overeenkomsten, besluiten en correspon
dentie scherp te omlijnen en vast te leggen, datge
ne, waar het juist op aankomt. Zii zijn voor bet be
sturen moreel verantwoordelijk. Voor den Burge
meester geldt, het in dubbele mate, waar hij tevens
dp wettelijke verantwoordelijkheid heeft te dragen.
De gemeentebesturen zullen dit m.i., nimmer uit
het oog moeten verliezen en wedor'-eerig moeten aan
voelen dat zij wederkeer!g de belangen der ambte
naren naar rodelii'fheid hebben voor te staan en
administratief werk naar waarde hebben te schat
ten.
Bestaat een dergelijke verhouding dan kan dc
vrucht daarvan niet uitblijven.
Nu ik aan het einde sta van mijn loonbaan, kan ik
verklaren mijn woord te hebben gehouden en over
eenkomstig mijn principe to hebben gehandeld. Ik
heb plaatselijke en ook plattelandsbelangen behar
tigd. omdat het platteland in zoo vele onzichten ten
achter komt en achtergesteld wordt bij de steden.
Voor zooveel in mijn vermogen was, heb ik aange
stuurd op samenwerking van de Besturen ton plat-
telande.
Als burgemeester hield ik mij nogal streng aan de
voorschriften en voor de burgerij was ik een vader,
die van orde hield en niet kwistig aan allerlei wen-
schen voldeed, doch die zonder onderscheid des per-
soons hieln voor zoover de wet en een goed beleid
toelieten. Met velen heh ik 'gedeeld in hun vreugde
maar ook meegeleefd in hun leed.
Wat armwezen betreft was mijn leus: In de wel
varende Wieringerwaard mag geen armoede geleden
worden". Dit wil niet zoggen dat b.v. iemand, die
werk weigerde, toch steun kreeg en dat zonder be
hoorlijk onderzoek naar de noodzakelijkheid werd
gegeven. Hot Burgerijjk aratoestuur kroeg echter
wat hot noodig had. Een subsidie van bijna f 10.000
voor gewone ondersteuning bij een bevolking van
1200 zielen, bewijst dat het bestuur er niet bekrom
pen over dacht.
Als hoofd der politie stond ik op nakoming der
voorschriften. Mijn beginsel was echter zooveel mo
gelijk overtredingen en straffen voorkomen.
Ik vlei me niet dat mijn optreden altijd de instem
ming van belanghebbenden had. Wel mag ik het ge
noegen smaken me niet te herinneren: bemerkin-'
gen van bestuur en hoogere autoriteiten over mijn
administratie en beleid te hebben ontvangen.
Het eenparig door den toenmaligen raad bevorde
ren mijner benoeming tot Burgemeester en de aan
drang waarmede men, nadat ik ruim 10 jaren Bur
gemeester was, mij verzocht om tevens Dijkgraaf te
willen worden, schonken me de overtuiging dat ik
niet den verkeerden weg bewandelde.
Mijn verhouding tot het Gemeentebestuur, zoowel
vroeger als nu typeert zich door de enkele opmer
king dat nimmer behoefte is gevoeld om mijn secre
taris-instructie, volgens welke ik slechts 11 uur per
week op de secretarie moet zijn, in te zien. De sa
menwerking was goed. Wel is het mij in den eersten
tijd van mijn optreden als Burgemeester na het ver
wisselen van zetel wellicht als gevolg van ver
keerde gedachten over mijn persoon en bedoelingen
lastig gemaakt, doch naderhand werd het beter en
was het steeds een enkel geval uitgezonderd
prettig met den Raad samen te zijn en met de Wet
houders te vergaderen.
Het Bestuur vermeed persoonlijk te worden en
zag wat ik zelfs zoo graag deed door den bril
der zakelijkheid alleen naar het belang der ge
meente.
Ik heb hiervoor allen lof.
In gevallen, waar dit noodig bleek, had ik het be
stuur altoos naast mij staan. Wat tot stand is ge
bracht, wat in de gemeente op allerlei gebied is be
reikt, is de vrucht van goede samenwerking.
Ik betuig U, mijne heeren raadsleden mijn oprech
ten dank voor de verleende medewerking.
In het bijzonder geldt dit de Wethouders. Met
Wethouder Sybrands heb ik als zoodanig maar kort
samengewerkt.
De heer Koster is reeds 12 jaar Wethouder en het is
ook speciaal tot hem dat ik mij richt. Mijn heer
Koster er zijn jaren geweest, waarin wij elkander
niet verstonden; na Uw treden in het Dagelijksch
Bestuur kwamen wij in nauwer contact; het werd
een beter leeren kennen en beter begrijpen en ten
slotte vonden wij elkander. Onze inzichten over
maatschappelijk werk liepen in groote lijnen paral
lel en als gevolg daarvan heb ik in het college steun
aan U gehad. Ik betuig U wel mijn erkentelijkheid
daarvoor.
Van het geheele Bestuur kan ik in goede verstand
houding gaan scheiden.
Het is mij een groot genoegen, dat dit ook het ge
val is ten aanzien van het geheele tegenwoordige
personeel.
Ik kan moeilijk elk afzonderlijk toespreken. Toch
wil ik tot enkelen, in hoofdzaak tot hen, met wien
ik dagelijks omging, een woord richten: In de eerste
plaats dan tot den Ambtenaar ter Secretarie, tevens
gemeenteontvanger, Los.
Jij Wim, kwam als jongen hij mij. Op 18-jarigen
leeftijd behaalde jij je diploma gemeente-administra
tie. Na werkzaam te zijn geweest in Franeker en
Winkel, werd je hier ambtenaar en in die functie
heb je nu al ruim 10 jaren dagelijks met me samen
gewerkt. Buitengewoon goed schoten wij met elkander
op; je had mijn volle vertrouwen, je was mijn rech
terhand en zonder jou bekwame,ijverige en accurate
werken, had ik mij in veel moeten beperken. Niets
was je te veel, wat ik vroeg, ook al viel het buiten
kantoortijd, werd gedaan. Er is letterlijk nimmer iets
onaangenaams tusschen ons geweest. Ik dank je recht
hartelijk voor den mij verstrekten bijstand.
Jij, van den Brink, bent een veldwachter naar mijn
hart. Altijd stond je klaar, bereidwillig en met ijver
vervulde jij je functie. Ook jij maakte het mij gemak
kelijk, evenals ie zeer te waardeeren echtgenoote, die
in groote toewijding voor de bediening van de secre
tarie zorgde. Jelui beiden ook wel mijn besten dank.
Ook opzichter Groot, die uitstekend en in goede
harmonie met mij heeft gewerkt, zeg ik hartelijk
dank.
Vanmorgen hebben jelui met volontair Schellinger
me dank betuigd en mij een boekwerk „Noordholland
in beeld" met foto aangeboden. Geloof me, ik ben er
zeer door getroffen. Als Dijkgraaf blijf ik met jelui
in relatie en ik twijfel niet of onze verstandhouding
zal dezelfde blijven.
Het onderwijzend personeel en in het hijzonder den
heer Sieswerda, die zich beijveren om het onderwijs
op een zoo hoog mogelijk peil te brengen en met wien
ik zooveel belangen over school, onderwijs en leer
lingen had te bespreken, zeg ik mijn dank voor de
vriendschappelijke samenwerking.
Den leden van het Burgerlijk Armbestuur betuig ik
eveneens dank. Uw werk bad mijn volle instemming
en steeds was er tusschen ons bij het overleggen een
aangenomen toon. f
Dr. de Vries, U respecteer ik als gemeentegenees
heer. Heel vaak hebben wij overleg gepleegd over
zieken en armenpraktijk en immer ging dit op pret
tige wijze en naar ik meen naar ons beider genoegen.
Ik zeg u wel hartelijk dank daarvoor.
Alle anderen in dienst der gemeente hebben ook in
goede plichtsbetrachting tot mijn genoegen gewerkt.
Allen mijn dank.
Rijksveldwachter Semplonius, U weet, dat ik een
groot voorstander ben van samenwerking tusschen
Rijks- en gemeentenolitic. Deze heeft met U. die een
gezonde opvatting heeft over de taak der politie, niet
ontbroken. Ook U dank ik.
Fn dan de Pers. Ik heb mij nooit bezondigd aan
het maken van complimentjes. Toch had ik groote
waardeering voor een goed raadsversiar en opbou
wende crifiek. De Pers vormt het contact tusschen
Bestuur en Burgerij en kan grooten invloed uitoefe
nen. Ik dank u voor uw onpartijdigheid en voor het
goede, dat u bevorderde.
Ten slotte wil ik mij nog tot ééne wenden. Feite-
leijk had ik die aan allen moeten laten voorafgaan en
dat is mijn vrouw.
Bets, jij hebt als mijn geheel vertrouwde lief en
leed met mij gedeeld; je hebt me opgewekt als er
eens miskenning was, waar ik waardeering verdien
de; jij hebt me geremd als ik te hard van stapel liep;
je hebt geraden en bijgestaan steeds wanneer dit te
nas kwam. Innig dank ik je daarvoor. In zekeren zin
mocht ik je wel vergeving vragen dat ik zooveel van
mijn vrijen tijd ten bate van anderen aan jou en ons
gezin onttrok.
Ik zal mijn afscheidsrede sluiten en wel met uit
te spreken den uit den grond van mijn hart voort
komenden wensch: dat het bestuur de zelfstandigheid
voor onze gemeente zal mogen behouden, dat de al-
gemeene toestand spoedig zal verbeteren, de welvaart
ook hier weer zijn intrede zal doen en dat het onze
mooie Wieringerwaard, waarvoor ik met liefde mijn
werkkracht heb -gegeven, in lengte van dagen met
haar bevolking goed zal gaan.
Applaus.
't Is met groote ontroering dat Burgemeester deze
rede uitspreekt, een ontroering die hem meerdere
malen hot verder-spreken moeilijk maakte.
Wethouder Koster voert het woord.
De heer H. K. Koster, wethouder, verkrijgt vervol
gens het woord en zegt dat het hem bekend is dat
deze dag voor den burgemeester een zeer moeilijke
is. Spr. weet dat Burgemeester Hnringhuizen zijn
betrekking lief had en om dan dat alles over boord
te gooien is zeer moeilijk. Voldoening zal het even
wel schenken te weten dat Uw werk wordt gewaar
deerd, wat blijkt uit de groote schare van aanwe
zigen.
Toch, als de Burgemeester een blik over die schare
belangstellenden laat gaan, dan veronderstelt spr
dat hij er één zal missen, die hij toch gaarne hie
had willen zien, n.1. oud-wethouder Sleutel. Kor.
voor het oogenblik dat spr. naar deze vergadering
ging, bereikte hem de mededeeling dat de heer Sleu
tel door ongesteldheid hier niet aanwezig kan zijn
en werd hem verzocht een schrijven te willen voor
lezen, waarin de heer Sleutel in zeer h.vtelijke be
woordingen uiting geeft aan zijn groote waardeering
voor alles ,wat de heer Haringhuizen voor Wierin
gerwaard heeft gedaan. De heer Haringhuizen, al
dus oordeelt deze oud-wethouder is voor de gemeen
tenaren geweest een burgervader en hij wenscht den
Burgemeester en diens gezin nog vele jaren goede
gezondheid toe.
De heer Koster zegt overtuigd te zijn dat deze
woorden van den heer Sleutel weerklank zullen vin
den bij alle gemeentenaren. Spr. brengt in herinne
ring hoe in Mei 1896 de eerste kennismaking tus
schen den heer Haringhuizen en spr. plaats vond,
hoe zij daarna als leden van de gymnastiekvereeni-
ging meerdere malen met elkaar in aanraking kwa^
men en tenslotte op velerlei gebied samenwerkten.
Werd allereerst het ambt van secretaris vervuld, la-
ter bleek het den wensch van een groot gedeelte
der burgerij te zijn dat de heer Haringhuizen sol li-
teerde voor het ambt van burgemeester en steunde
de geheele raad die sollicitatie. Spr. schetst uitvoe
rig hoe de salarieering het noodig maakte dat de
heer Haringhuizen tal van andere functiën vervulde,
een opsomming ervan is spr. en zal ook den heer Ha
ringhuizen niet mogelijk zijn, maar met nadruk
wijst spr. erop dat het waarnemen van al die func-
ties geen afbreuk deed aan het werk, verbonden aan
de hoofdbetrekking. Immers zijn groote werkkracht
zorgde ervoor dat de bijbetrekkingen werden ver
vuld, zonder verwaarloozing van de hoofdbetrek
king.
Kan spr. dus al die verschillende functies niet
noemen, één ervan wil hij toch niet ongenoemd laten
en wel die van secretaris-boekhouder van de N.V,
Spoor (tram) weg WieringenSchagen. Spr. weet,
beter dan één der aanwezigen, wat aan dat ambt
verbonden is geweest. Spr. heeft als voorzitter van
die N.V. een inzicht gekregen van hetgeen vóór de
oprichting, tijdens het in leven zijn van den tram en
wat door den heer Haringhuizen gedaan is om de
tram te behouden, voor het behoud van de tram, die
voor de ontwikkeling van de gemeente noodig was
en die nog wordt gemist. Spr. weet dat voor den
heer Haringhuizen nooit een reis naar Utrecht en
Den Haag te ver was, en met zijn zin om wetten na
te gaan, is letterlijk niets door hem nagelaten om
te zien of de tram behouden kon blijven. Plet is niet
gelukt, maar menschelijker wijs kon door niemand
méér gedaan worden dan U heeft gedaan.
Het in een hand zijn van de ambten van secre
taris en burgemeester heeft in den aanvang tegen
kanting ondervonden, maar spr. zelf :s overtuigd, dat
het werk niet heter gedaan had kunnen worden,
wanneer de heide ambten in verschillende handeq
waren geweest.
Spr. memoreert de moeilijke omstandigheden die
den crisistijd meebracht, toen de overheidsbemoeiin
gen steeds grooter werden en het besturen der ge-
meente moeilijker maakten; toen de inkomsten ver
minderden, de uitgaven vermeerderden, het afschuif
systeem van de regeering steeds meer tot uiting
kwam. Dat alles maakte het voor U, die een zuinig,
goed finantieel beheer voorstond, uiterst moeilijk
om de zaak gaande te houden.
Ook memoreert spr., hoe in de voor den boeren
stand moeilijke negentiger jaren dc heer Haringhui
zen een andere plaats in de maatschappij trachtte in
te nemen, hij daarin is geslaagd en uit dien hoofde
ongetwijfeld een open oog voor het onderwijs had en
van oordeel was, dat het onderwijs zoo goed moge
lijk verzorgd moest zijn. Met het noemen van een
paar voorbeelden toont spr. dat aan. nl. de poging
hier een U.L.O.-school te krijgen en toen dat niet
lukte., tenminste een 8-jarige school met verplicht
Fransch. Waar in den crisistijd alles zoo onbepaald
is, wijst spr. op het feit, dat de wetenschap het eenige
onvervreemdbare bezit is en dat alle moeite dient te
worden gedaan zich dat bezit te verwerven. Spr,
noemt ook de stichting van de nieuwe school, de po
gingen die aangewend gijn om een gemeentelijk elec-
triciteitsbedrijf te krijgen en toen aan een toevallig
heid te wijten of te danken spr. wil dit in het
midden laten was, dat dit niet geschiedde, toen is
voor levering van clcctrischen stroom door de pro
vincie gezorgdè nE spr. wijst er dan verder op, hoe
allereerst de heer Haringhuizen alle moeite heeft ge
daan om de stroomleveringsvoorwaarden zoodanig to
krijgen, dat ze voor Wieringerwaard. een gemeente
ver van de bron, overeenkwamen met die voor de
omgeving van Bloemendaal.
Ook de aansluiting van de waterleiding noemt spr.,
tegen wier aansluiting zeer velen zich verzetten,
maar die men niet meer gemist wil zien. Het eenige
dat waterleiding tegen heeft is dat geld kost.
Met groote erkentelijkheid dient dan verder gewag
gemaakt te worden van de stichting van de nieuwe
school, aanleg van het sportterrein en het maken
van het daar achter gelegen gymnastieklokaal, een
geheel vormende, zooals blijkens het oordeel van des
kundigen, elders weinig aanwezig zal zijn. Het is me
de aan uw aanhouden te danken, dat Wieringer
waard zich gelukkig mag prijzen dit te bezitten.
Maar niet alle werkkracht en inzicht werd door u
aan de zaken in onze gemeente gegeven. Ook in
breederen kring werd daar gebruik van gemaakt
om gemeenschappelijke belangen te behartigen. Spr.
noemt de voorwaarden tot toelating van buitenleer
lingen tot de hoogere onderwijsinstellingen, de me-
dezeggingschap van het platteland in de stichting
het Centraat Ziekenhuis, de taaie vasthoudende
strijd t.a.v. de doktersfondsen, een strijd die reeds
gaande was onder het bestuur van den voorganger
van Burgemeester I-Iaringhuizen, Herinnerd wordt er
aan, dat de heer Haringbuizen jarenlang woord
voerder is geweest in de Vereeniging van Ned. Ge
meenten over de finantieele verhouding van rijk en
gemeenten en het zal aan zijn ziekte te wijten zijn
dat niet tijdig verschenen de bemerkingen op de
nieuwe regeling t.a.v. de werklnosheidszorg. Spr. acht
die regeling een ramp voor het platteland en is
overtuigd dat wanneer de opmerkingen van den heer
Haringhuizen eerder waren verschenen, meer re
kening met de naar voren gebrachte bezwaren was
gehouden.
Tenslotte roemt spr. de onpartijdige leiding van den
heer Haringhuizen, de meest, mogelijke soepelheid die
werd toegepast, opdat B. en W. een eenstemmig voor
stel aan den raad deden en de grondige voorberei
ding van de zaken, zoodat het raadslidmaatschap
gemakkelijk te vervullen is.
Spr. beaamt dat tusschen den Burgemeester en
spr. in den aanvang geen ideale verstandhouding
bestond, maar toen spr. zag dat bij den Burgemeester
het gemeentebelang altijd domineerde en dit ook bij
spr. voorzat, toen was het niet moeilijk elkaar te
vinden.
Namens den raad, namens de burgerij dankt spr.
tenslotte voor alles wat de heer Haringhuizen voor
de gemeente heeft gedaan. Dat het ontslag is ver
leend met dankbetuiging voor bewezen dienst, spr.
wijst er op dat dit geen holle phrase is, want meer
dere malen is hem gebleken hoe men met de mee
ning van den heer Haringhuizen in Haarlem en
Den Haag rekening hield. Moge dan volgens een
Fransch. spreekwoord, vertrekken een weinig sterven
zijn, en zal het afscheid weemoedig stemmen, be
vrediging zal het geven, omdat de burgemeester, zijn
werk ziende, zal kunnnen zeggen zijn best gedaan te
hebben. De algemeene opinie is: dat Burgemeester
Haringhuizen is geslaagd. Spr. denkt dat al zegt de
heer Haringhuizen dan ook, in de toekomst geen
deel meer te zullen nemen aan de publieke zaken,
er toch nog wel weinig zal gebeuren, zonder dat de
adem van Burgemeester Haringhuizen er over .ge-