Een vrouw neemt wraak. Be wijze Koning Kabouter»Avonturen. Stan en Pol bij de kinderen. Bijvoegsel der Schager Courant van Zaterdag 26 October 1935. No. 9837. ZATERDAGAVONDSCHETS Vrij bewerkt naar het Engelsch, door SIROLF. (Nadruk verboden alle rechten voorbehouden). TOEN Scotland Yard de tele fonische boodschap kreeg van Miss Ramona Desde- mona, alias Miss Jane Perkins, een goede bekende van de politie en juist terug van een logeerpar tijtje op kosten van den staat we gens zekere overtredingen van het mijn en dijn, had men eerst wat sceptisch gestaan. Ramona had be weerd, zekere informaties te be zitten omtrent Victor Marino, een Italiaan, die reeds lang voor tal van misdrijven gezocht werd, doch die telkens weer wegens gebrek aan bewijs aan de gerechtigheid ontsnapt was. Hoe nu, dacht men op Scotland Yard, was Ramona in eens eerlijk geworden en gaf ze nu de politie tips? Niettemin stuurde men een man netje naar Ramona Desdemona om eens poolshoogte te nemen, Zooals al verwacht werd, speelde Ramona haar rol van bekeerde voortreffelijk. Doch ze stak het niet onder stoelen of banken, dat het hier tevens een persoonlijke Wraakneming betrof. De laatste zaak een chantage-affaire waarvoor ze op kosten van vader tje Staat negen maanden logies en volle kost had gekregen was feitelijk door Victor Marino op touw gezet, doch zij had voor de rechtbank alle schuld op zich ge nomen. Victor Marino had beloofd als ze vrij kwam, haar een zeker bedrag te geven. En nu ontkende hij dat. Kom het maar halen, had hij gezegd. Dit nu was de reden, waarom Ramona Victor Marino zou verraden. De politieman die het verhaal aanhoorde, was een beetje in twee strijd. Zeker, het verhaal klonk waarschijnlijk genoeg, Alleen ver moede hij, dat er wel wat anders achter zou zitten. Victor Marino zou zich intusschen wel een ande re vriendin hebben aangeschaft, en nu was het Ramona's wraak natuurlijk om den ontrouwen minnaar de das om te doen. Doch dat kon de politie verder weinig schelen. Men legde maar al te gaarne de hand op Victor Marino. En wat Ramona vertelde en liet zien was interessant ge noeg. Marino vermoedde nog niets van haar wraak. Hij had haar nog een briefje geschreven, waarin stond: „Donderdagavond elf uur, Cromwell Road, hoek Maln Street, zooals afgesproken." Ramona toonde dit briefje aan den politieman. En vertelde ver der, dat Marino weer zoo'n win keldiefstal had beraamd, door middel van het inslaan van een winkelruit, snel een greep, en dan weg, in een gereedstaande snelle auto. En op den hoek van Crom well Road en Main street was. een juwelierswinkel. Dien bewusten Donderdagavond om half elf was er een cordon van politie-mannen in uniform, zoowel als in burger, rondom de winkel samengetrokken, onzicht baar voor den toevalligen voorbij ganger. Vlak bij stond een onoog lijke, aftandsche auto. Zoo eentje, waarvan men zou denken, dat hij elk oogenblik van ouderdomszwak te in elkaar zou vallen. Maar waar in de politie een heel sterke, zwa re motor had gebouwd, waardoor de auto een zeer groote snelheid kon behalen, sneller dan de nieuwste, mooiste, moderne auto. Tegen elf uur reed een fraaie roode race-auto uit Mainstreet den hoek van Cromwell Road om en stopte vlak voor den juweliers winkel. En jawel, de verscholen politiemannen zagen, dat Victor Marino uitstapte, langzaam een cigaret opstak en voor den winkel ging staan kijken, oogenschijnlijk verdiept in de beschouwing der juweelen. Toen het scheen, dat Marino een verdachte beweging maakte, alsof hij met een glas snijder langs de ruit kraste in werkelijkheid stak hij zijn siga renaansteker aan, omdat zijn si garet was uitgegaan klonk er een schel fluitje en even later was Marino omringd door politieman nen in burger en uniform. Marino toonde zich zeer ver baasd. Hij vertelde den inspecteur die met de leiding belast was, dat hij zoo juist uit Liverpool was aangekomen, omdat hij van Ra mona een briefje had gekregen, dat ze hem voor een zeer belang rijke zaak wilde spreken, hier op den hoek van Cromwell Road. In derdaad toonde hij, een dergelijk briefje. „U denkt toch niet," ging Marino voort,, dat ik gek ben ge worden? Kijkt U eens naar mijn benzine, ik heb bijna niets meer. Als ik hier iets wilde uitvoeren, denkt U dan dat ik zonder ben zine in mijn auto zou wegrijden?" Daar uit het onderzoek bleek, dat er geen krasje op de winkel ruit te bekennen viel, en men dus geen bewijs van Marino's schuld had, liet men hem gaan, met de mededeeling, dat hij zich ter be schikking van de politie in Lon den moest houden. Zijn adres in de stad was bekend. Als men hem noodig had zou hij wel ontboden worden. Intusschen was er minstens een uur met het onderzoek en het ver hoor verstreken en moedeloos gingen de politiemannen heen. Hij was hun weer te glad af geweest. Het onaangename was verder nog dat de beambte, die Ramona thuis bezocht had, en die inmiddels weer naar haar woning gestuurd was, om nadere inlichtingen, met de boodschap terugkwam, dat Miss Jane Perkins spoorloos ver dwenen was. Nauwelijks waren de politieman nen op Scotland Yard terugge keerd, of de inspecteur werd opge beld door Victor Marino. Een woe dend scheldend en vloekende Vic tor Marino, die onmiddellijk om rechercheurs vroeg. Hij was besto len! Dezelfde inspecteur met eenige manschappen begaf zich naar Marino's woning. Toen de inspec teur binnentrad was Marino bui ten zich zelf van woede. „Kijk daar eens!", riep hij den inspec teur toe, op een openstaande klei ne safe in den muur wijzend, „dat heeft Ramona me geflikt! Daar lag voor een waarde van duizend pond in! Ze heeft ons allebei er- tusschen gehad!" Aan de safe deur hing een stuk papier, waar op een vrouwenhand geschreven had: „Stommeling! Ik hoop dat je een prettig praatje met de po litie hegt gehad, 't Zijn nette lui, ze hebben me aardig geholpen. Ik heb gedaan, wat je me zei: „Kom het maar halen!" Ramona." Een Abessijnsche vertelling. De oude koning van Tigré, een der zelfstandige provincies van Abessinië, zat met de landsgrooten om recht te spreken over een moordenaar. Het gansche volk nam levendig deel in het lot van den aange klaagde. Ajelas was een der schoonste en dapperste jonge mannen van Tigré. Op den leeu wenjacht was hij altijd de eerste. Hij bezat vele rijkversierde krach tige muildieren. Zijn welstand stelde hem in staat de armen in hun nood bij te staan. Enkele da gen vóór hij een moordenaar werd had hij een zeer schoon meisje, dat hij reeds lang beminde, als zijn jonge vrouw naar huis geleid. Hij was de eenige zoon van Verdraaid! Daar moest ik me nu juist inbreken bij den wereldrecordhouder in hardloop en. .1 een blinden grijsaard, die in het geheele land de grootste hoogach ting genoot. De steun van zijn ouden vader. „Jammer van den sympathieken jongeman met zooveel rijkdom men en voorrechten", zeiden de lieden. „Jammer voor de jonge vrouw." „En wat zal er nu van den ouden vader worden", vroegen an deren, ,a,ls Ajelas ter dood ver oordeeld wordt? Het verdriet zal hem spoedig in het graf brengen." Men beklaagde den oude nog meer dan den zoon. die na het voltrekken van de doodstraf uit zijn lijden verlost zou zijn. En zijn jonge en rijke vrouw, dacht men, zou niet lang op een ander be hoeven te wachten. Allen wisten, dat de Abessijnsche wet onverbiddelijk is. De moorde naar moest sterven, om het even onder welke omstandigheden de daad was geschied. Oog om oog, tand bm tand. Ook kende men de ijzeren gestrengheid van den ko ning. De wet moest gehoorzaamd worden, thans evengoed als ten tijde der voorvaderen. Tengevolge van de strenge handhaving der wet, was het ook met de openbare veiligheid in het land zoo goed gesteld. Ajelas was op een dag, nadat hij rijkelijk gegeten en gedronken had met eenige vrienden aan 't hout hakken gegaan. Hij klom in een hoogen boom en zette zich op een dikken tak om hem af te .zagen. Omdat hij dronken was, lette hij er niet op, dat hij verkeerd, na melijk met den rug naar buiten inplaats van naar binnen, naar den stam toegekeerd op den tak zat. Hij behoefde heelemaal niet lang te zagen, en het gedeelte van den tak, waarop hij zat, stortte met hem naar beneden op een der houthakkers, die dood bleef liggen. Hij zelf bleef, als door een won der, ongedeerd. Een onvrijwillige doodslag, die echter volgens de wet van het land gestraft moet worden. Oog om oog, tand om tand. De ach teloosheid geldt in Tigré niet als een verzachtende omstandigheid. In dit land, waar geen spoortrei nen, tramwegen of automobielen zijn en er dus ook geen verkeers ongevallen voorkomen, maakt men geen onderscheid tusschen onvrij willigen doodslag en moord met voorbedachten rade. Maar toch was het strafrecht van Tigré, in de wijze van vol trekking tenminste, elastisch. lede re moordenaar of doodslager kon zich met geld vrijkoopen, indien de bloedverwanten van het slacht offer daarmee accoord gingen. De ze mogelijkheid was in ons geval echter uitgesloten, want de broe der van den verongelukte haatte Ajelas, wiens vrouw hij eens te- vergeefsch het hof gemaakt had, Het proces begon, onder presidi um van den koning, met het ver hoor der getuigen. Snikkend woonden vader, vrouw en vrien den van den aangeklaagde de zit ting bij van het hooge gerecht. Ajelas kreeg het woord tot zijn verdediging. Hij schilderde kort en naar waarheid hoe het ongeval zich had toegedragen. Hij ver klaarde, dat hij het gebeurde op recht betreurde. Tenslotte zei hij tot den koning, dat hij bereid was de volle gestrengheid der wet te ondergaan; alleen verzocht hij 't vonnis zoo spoedig mogelijk aan hem te voltrekken, daar het hem onmogelijk was, zijn vader en zijn vrouw, die hij beiden zoo teer be minde, zoo vreeselijk te zien lij den. Allen waren door de woorden van den aangeklaagde diep ge roerd. Maar de koning liet zich niet beinvloeden; hij veroordeelde in overeenstemming met den Raad Ajelas ter dood. Op alle gezichten stond diepe smart te lezen, maar het gelaat van den broeder bleef onbewogen. De oude koning vroeg hem: „Stemt ge er in toe, dat Ajelas zich van U losknoopt en dat hij hem dan het leven schenkt?" De broeder van den gedoode stond er echter op, dat hij hem moest wreken en dat hij eischte, dat Ajelas aan hem overgeleverd werd om persoonlijk aan hem de doodstraf te voltrekken, op grond van de oeroude wet, die de fami lie van het slachtoffer het recht geeft het door het Gerecht gevel de vonnis ten uitvoer te brengen, Toen verhief de koning zich van zijn troon en zich tot de me nigte wendende, riep op stren?? gen toon uit: „Ajelas wordt U overgeleverd, en gij hebt het recht hem te dooden. Ajelas heeft ge-? dood dus moet hij zijn leven laten. Maar gij zult hem op de-? zelfde wijze ombrengen, als hij Uw broeder heeft gedood. Ik zal een hoogen boom uitzoeken. Daar zult gij in klimmen en met den tak, dien gijmoet afzagen uit den boom vallen. Onder den boom zal Ajelas staan en op hem zult gij neervallen.. Dan geschiedde Gods wil. Maar ge moogt niet vergeten dat Ajelas als door een wonder ge red werd. Ik weet evenwel niet of gij hetzelfde geluk zult hebben.. Ik vraag U dus ten tweede male: Verhardt gij in Uw hardnekkig besluit?" Bij deze woorden van den ko ning werd het gelaat van Ajela's têgenstander aschgrauw. Met het hem dreigende gevaar voor oogen haastte hij zich zijn vorst met be vende stem te verklaren, dat hij er de voorkeur aan schonk het losgeld van Ajelas aan te nemen en hem het leven te schenken. DIMITROS NIKOLOPOELOSy. HUMOR. Jaap ging een petten winkel in de stad binnen en vroeg naar een pet. Hij paste er een paar op_ maar kon geen keus maken. Toen hij ten slotte alle petten uit den winkel had opgepast, riep de win kelier wanhopig uit: Maar me neer, wat voor soort pet zoekt U dan eigenlijk? Jaap krabde zich achter het oor en zei: Ja, ziet U, ik heb zoo pas een motorfiets gekocht en nou wou ik een pet hebben met de klep van achteren! Haar uitverkorene: Meneer, ik, hm, ikke, wij hm, heeft U er iets op tegen dat ik met Uw dochter trouw? Haar vader: Beste jongen, je bent pas 21 jaar en zij is 27, waar om wacht je niet een paar jaar, tot jullie zoo wat even oud bent? Hij had ernstig het plan haar ten huwelijk te vragen, doch wilde eerst zeker weten, of ze een goede huisvrouw was. Daarom vroeg hij: Kun je borden wasschen? O ja, zei ze blozend, kun jij goed afdrogen? Hij vroeg haar niet ten huwe lijk. Een zeer deftig bezoeker van 'n krankzinnigengesticht wilde even telefoneeren, doch kon maar niet 't juiste nummer krijgen. Hij ging hevig tegen de telefoonjuffrouw te keer en brulde: Zeg eens, juffrouw, weet U wel wie ik ben? Nee, was het antwoord, maar ilc weet wel waar U bent... '2. „Griezelig", huiverde de moeder. Ik zou het voor geen geld willen opeten. „Ik wel," grootspraak te Piet. „Geef hem een stukje," fluisterde Stan, en toen Piet zijn hand uitstak, kon hij het partje aan pakken, dat hij meteen in zijn mond stak. 53. ,Het smaakt heerlijk hoor," zei Piet tot de menschen, die hem vol bewondering aanzagen, daar hij zoo'n stukje tooverappel zoo maar had durven opeten. Ze verwachtten nu niet anders of er zou wat met den Jongen gebeuren. Maar neen hoor, er gebeurde niets. 54. stan en Pol hadden ook Ieder een partje op- gegten en er bleef nu nog een over. Dit werd ver lokkend voor Piet heen en weer gezwaaid. „Let op, zei Piet tot de menschen, zooeven meende ik toen ik het partje pakte een klein handje te voe len, als ik dit partje nu pak, zal ik meteen het handje zien te grijpen. Net wou hij het pakken, toen het partje op den grond viel. Stok en para- Plu dansten verder. Piet keek erg beteuterd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1935 | | pagina 19