gewijzigd. Einde van Jnhn Barrymnres carrière Begrooting P.T.T, aangenomen De laatste Dag. Ook het cumulatie-ontwerp aanvaard. De storm op de Zwarte Zee. Minister Oud antwoordt de Tweede Kamer. DE DREIGENDE MIJNSTAKING IN ENGELAND. De Arbeiderspartij in Noorwegen. De Bilt seint Kort verhaal Tweede Kamer. Nadat gisterenmiddag allereerst de begrooting van Buitenlandsche Zaken met slechts de stem men der communn. en den heer Sneevliet tegen is aangenomen, wordt voortgezet de begrooting P.T.T. De heeren de Visser (c.p.) en Arts (k.d.p.) en Sneevliet (r.s.) achten de werktijd van de brieven bestellers te lang, temeer omdat het bedrijf groote winsten maakt, dus gemakelijker de loonlast van meer personeel zou kunnen dragen. Een kortere werktijd zou hier werkverruiming beteekenen. De heer Schaepman r.k. spreekt er zijn afkeuring overu it, dat de post reclame van kwakzalversmid delen huis aan huis bezorgt, terwijl de pers de an- noncen daarvan weigert in haar kolommen op te nemen. De radio. Tusschen de heeren Drop (s.d.) en Boon (lib.) ontspint zich dan een debat over de uitzending op nationale feestdagen. De heer Drop acht het on billijk dat de V.A.R.A. deze dagen moet afstaan, zonder dat zij deze zendtijd vergoed krijgt. Zoowel de heer Teulings (r.k.) als de heer Boon (lib.) hop endat een goede regeling zal tot stand komen in de geschillen die loopen tusschen radio en pers. Minister De Wilde aan het woord. De Minister van Binnenlandsche Zaken, de heer de Wilde, zegt dat er erg weinig voor noodig is om de 5 1/2 winst van P.T.T. te doen omslaan in een verlies. Spreker vreest dat velen er nog een rijk familielid in zien, waarop men heerlijk kan steunen. Als men die richting op wil. zal het be drijf niet heel lang meer welvarend zijn. Spreker acht de werkweek van 51 uur voor het lagere personeel niet te lang. Intuschen zal hij de zaak nog eens met den Directeur-Generaal bespre ken. De regeling der hoogtijdagen kan moeilijk an ders terwijl over de verhouding radiopers onder handelingen loopen, zoodat hierover thans beter niet kan worden gesproken. De heer IJsselmuiden (r.k.) dient een motie in, waarin de Kamer uitspreekt, dat elke redelijke kans op verruiming van werkgelegenheid moet worden gebruikt, en de regeering uitnoodigt, te be vorderen, dat geleidelijk bij het staatsbedrijf der P.T.T. de arbeidsduur buiten noodzaak de 48 uur per week niet zal overschrijden. Minister de Wilde heeft geen bezwaar tegen deze motie, als zij wordt opgevat in dezen zin, dat hij me£ den directeur-generaal zal spreken en zal on derzoeken, wat mogelijk is. De Motie de Visser (c.p.) tegen uitbrei ding van het personeel met arbeidscontractanten en ten gunste van een 48-urige werkweek wordt met 56 tegen 24 stemmen verworpen, de moties IJssel muiden aangenomen, waarna de begrooting z. h. s. met aanteekening dat de heer Sneevliet tegen is, aangenomen. Het cumulatie-ontwerp. De vertegenwoordigers der kleine partijen: Zandt (s.g.), Lingbeek (h.g.), Vervoorne (platteland) en Van Houten (c.d.) becritiseeren het ontwerp als te weinig ingrijpend. Men spaart veel te veel tal van functionarissen in openbare lichamen. Op de hooge pensioenen van wethouders, gedeputeerden en mi nisters brengen zij scherpe critiek uit. De heer Albarda s.d.) zou het onjuist achten dat menschen, die zich veelal groote opofferingen getroos ten om vertegenwoordigende of bestuursfuncties te aanvaarden geen pensioen zouden genieten. De heeren Sneevliet en de Visser (c.p.) daarentegen gispen de grove onbillijkheden, die het mogelijk ma ken, dat een jeugdig man na eenige jaren wethou der van den Haag te zijn geweest, heengaat met een levenslang pensioen van f 3500, of dat iemand 25 jaar Kamerlid is en daarenboven ook gedurende dien tijd non-activiteitstractement geniet In Rusland bestaan zulke misstanden niet. De hoogste functionaris heeft daar een inkomen, waar de heeren hier het niet voor zouden willen doen. De heer Westerman (n.h.): Litwinof heeft den mooistcn auto, die er bestaat. De heer De Visser( c.p.): Die auto behoort aan de gemeenschap. Rede van Minister de Wilde. De minister van binnenlandsche zaken, de heer De Wilde, zegt, dat men in Nederland, in tegenstelling tot andere landen, van de politiek niet rijk wordt. Reeds sedert 1922 zijn maatregelen genomen tegen cumulatie. De heer Albarda zei, dat het wetsontwerp niet ver genoeg gaat, maar wat de sociaal-democraten voor stellen, strekt, het minder ver te laten gaan. Overi gens wil spr. de gemeentebesturen vrij laten om reeds verleende pensioenen te verlagen. Bij de arti- kelgewijze behandeling wil spr. wel dieper op de zaak ingaan. De heer Van Braambeek (s.d.) verdedigt een amen dement om te bepalen dat hij die op 13 Juni 1935 in het genot was van pensioen als gewezen lid van Ge deputeerde Staten of als gewezen wethouder en die sindsdien doch vóór 19 November 1935 opnieuw als lid van Gedeputeerde Staten der zelfde provincie of als wethouder der zelfde gemeente is opgetreden, als hij wederom aftreedt, de rechten behoudt, die hij kon kon ontleenen aan de verordeningen, zooals deze. op 13 Juni 1935 van kracht waren. Minister De Wilde acht dit amendement een ver betering, mits eraan worde toegevoegd, „wanneer er door de tijdsomstandigheden geen wijziging in wordt gebracht." De heer Van Braambeek brengt die toevoeging aan. De Minister neemt het amendement over. De Kamer keurt het wetsontwerp zonder hoofdelij ke stemming goed. De vergadering wordt tegen zes uur verdaagd. Twee Grieksche schepen In gevaar. Uit Novoprossiisk wordt gemeld, dat de storm op de Zwarte Zee onverminderd voortduurt. Het Griek sche schip Nereida verkeert in een gevaarlijke situa tie, daar het in de richting van de kust wordt ge dreven. In verband met den hevigen wind kunnen de sleepbooten het afdrijvende schip niet bereiken. Een ander Grieksch schip, de Afroessi, is op de kust geworpen, j - - - AANZIENLIJKE VEREENVOUDIGING IN DE UIT VOERING DER WERKZAAMHEDEN. Aan de Memorie van Antwoord aan de Tweede Ka mer betreffende de begrooting van financiën voor 1936, wordt het volgende ontleend. Als gevolg van het streven om de uitvoering van belastingwetten zoo eenvoudig mogelijk te doen zijn, is een wijziging van de omzetbelastingwet, welke een aanzienlijke vereenvoudiging in de uitvoering der werkzaamheden zal medebrengen, in gevorderden staat van voorbereiding. Concrete voornemens in zake het treffen van maat regelen tegen belastingontduiking bestaan er op dit oogenblik bij den minister niet. Wel is bij hem in overweging de vraag, of eenige wijziging der Succes siewet met betrekking tot de belasting van nalaten schappen van hen, die het Rijk metterwoon hebben verlaten, gewenscht moet worden geacht. Personeele belasting. De meening van verscheidene leden, dat het aantal klassen waarin de gemeenten voor de heffing van de belasting naar de eerste twee grondslagen verdeeld zijn, verminderd dient te wor den, onderschrijft de minister geenszins. Hij is, in tegendeel overtuigd, dat de bestaande indeeling in 9 klassen ook onder de tegenwoordige omstandighe den aan hare bedoeling beantwoordt. De doode hand. In de omstandigheid, dat de opbrengst van de be lastingen op goederen in de doode hand beneden de verwachting is gebleven, ziet de minister geen grond haar afschaffing te bevorderen. De vraag, of de hef fing na 1938 dient te worden voortgezet, zal te zijner tijd onder de oogen moeten worden gezien. Een voor stel tot uitbreiding van de in de wet opgenomen vrij stellingen is van den minister niet te verwachten. Omzetbelasting. De minister deelt niet in de meening, dat de teleur stellende opbrengst van de omzetbelasting een gevolg is van aanzienlijke ontduiking, welke door het stel sel van de wet in de hand zou worden gewerkt. Hij blijft vooralsnog van oordeel, dat in het aangehaalde onderdeel van de Millioenennota de juiste oorzaken van de bij de raming ten achter gebleven opbrengst zijn aangegeven. Tegef. ontduiking op belangrijke schaal werkt het recht tot navordering overeenkom stig artikel 28 der wet als een krachtig voorbehoeds middel. Middenstandscrediet. Bepaalde voornemens tot verderen uitbouw van het eigenlijke middenstandscrediet heeft de minister niet. Wel wordt door den Minister van Handel, Nij verheid en Scheepvaart een regeling voorbereid, wel ke beoogt het Rijk te doen participeeren in het risico verbonden aan de verleening van rentegevende voor schotten aan kleine middenstanders, die niet voldoen aan de voorwaarden, welke de Middenstandsbank ge houden is voor verstrekking van credieten uit hoofde van de bestaande regeling te stellen. Een man had zijn heele leven lang hard gewerkt en was zonder vrouw en zonder kinderen oud ge worden. Op een nacht het werd langzamerhand al lich ter voelde hij een heftige beklemming in zijn borst en zijn hart stokte. Met trillende handen greep hij naar zijn hals en rochelde. Toen kwam er opeens een groote stilte over hem heen, en in die stilte trad de Dood aan zijn bed. Hoog en vol majesteit stond hij zwijgend daar, ge huld in een langen donkerblauwen mantel en hij droeg een ijzeren kroon op het hoofd. De oude zag hem langen tijd aan, en zei toen mat lachend: „Dus je bent nu gekomen?" De Dood stond er groot en hoog en zweeg. „Dus nu ben je geko men" zeide oude nog eens. „Ik heb je ver wacht en toch niet aan je geloofd. Wat blijft me nu over, nu alles ten einde is? Mijt jeugd was lang en mooi, maar gleed weg uit mijn herinnering. En de latere jaren gin gen snel voorhij, om dat ze gevuld waren met werk, met teleurstelling, maar ook met geluk. Maar de laatste jaren waren als een droom. Of ze maar een weck geduurd hebben, Zoo is mijn leven voorbij gegaan, en ligt voor jou als een leeg en waardeloos „Niets", en hij streek met een vermoeid gebaar over zijn voorhoofd. „Waarom heb ik eigenlijk geleefd?" vroeg hij. „Ben je bereid?" vroeg de Dood, en zijn stem klonk ernstig en senoor. De oude dacht een tijdlang na en zei toen: „Wat ilc gedaan heb, zal misschien door anderen voortgezet worden, wanneer ik er niet meer zal zijn Doch wanneer ik nog één dag te leven zou hebben, zou ik iets willen doen, dat niet op deze aarde blijft, niet achter mij in het Niets verzinkt, wanneer jij me niet af kunt nemen, dat met mij meegaat als een niet los te maken deel van mijzelf. Dat met mij meegaat dóórheen, waarover ik nu zelf nog niets weet.' „Goed dan", zei de Dood. „Dan zal ik Je nog een dag schenken, tot de zon ondergaat. Een dag! Ge bruik hem goed." De Dood wendde zich om en ging heen, en de oude viel in een diepen slaap. Toen het morgen werd, ontwaakte hij en begroet te dankbaar zijn laatsten dag. Hij kleedde zich aan en ging naar een opkooper, aan wien hij al zijn be zittingen verkocht. Het duurde lang voor zij *t eens waren, maar ten slotte stond de oude dan tocli op straat met een aanzienlijk bedrag in zijn zak. Het was intusschen middag geworden. De oude begaf zich nu naar. een 93 pet. der mijnwerkers spreken zich vóór de staking uit. - Mogelijk na Kerstmis het werk algemeen neergelegd. Reuter meldt uit Londen: Het nationaal bestuur van de federatie van mijn werkers is te Barnsley bijeengekomen. Een lid van het bestuur verklaarde, dat het niet twijfelachtig is, dat er een overweldigende meerder heid, meer nog dan de noodige twee derden, voor nationale staking is. Het is mogelijk, zoo voegde de spreker er aan toe, dat men zich opnieuw tot de regeering wendt, met het oog op hervatting der onderhandelingen op na tionale basis, doch wij weten, wat de houding der mijneigenaren zal zijn: zij zullen blijven aanhouden, en er is geen sprake van onderhandelingen, behou dens destrictsgewijze onderhandelingen. Een bestuurslid van de federatie verklaarde: „Wij willen geen staking, doch wij zijn in een impasse geraakt. Wij hopen, dat de regeering een uitweg weet; wij zuilen ons niet overhaasten en de toestand zal nauwkeurig worden overwogen." Nader uit Londen: Bij het referendum van de mijnwerkers stemden 409.351 voor staken, 29.215 tegen. De meerderheid bedraagt dus 93 procent. Nu de stakers zich met deze meerderheid voor staking hebben uitgesproken, voor het geval de mijneigenaren hun eischen niet mochten inwilligen, zal, indien de interventie der regeering zonder resul taat blijft, rekening moeten worden gehouden met de mogelijkheid van een algemeene staking na Kerst mis. De betrekkingen tot andere partijen. Men meldt uit Stockholm aan de N.R.Crt.r De laatste dagen heeft het algemeen landelijk be stuur van de Noorsche Arbeiderspartij te Oslo ver gaderd om tezamen met de regeering den politieken toestand en de politieke gedragslijnen voor het ko mende jaar te bespreken en om verschillende orga nisatorische vraagstukken te behandelen. Na eenig debat is met algemeene stemmen beslo ten niet langer lid te blijven van het internationale bureau voor samenwerking tusschen revolutionair socialistische partijen, daar voorwaarde van de Noorsche Arbeiderspartij voor deelneming aan deze samenwerking was, dat men zou trachten de geheele internationale arbeidersbeweging in één internatio nale samen te brengen, terwijl 't bureau zich den laat sten tijd al meer en meer tot een afzonderlijke in ternationale organisatie met een eigen program en met plannen voor de vorming van een vierde inter nationale heeft ontwikkeld. Eveneens is met algemeene stemmen besloten het hoofdbestuur te machtigen tot het voeren van onder handelingen met de Noorsche communistische partij, wanneer deze de mogelijkheid van vorming van één partij zonder georganiseerde fracties en op grondslag van de beginselen der Noorsche Arbeiderspartij zou willen bespreken. De Arbeiderspartij heeft sedert de scheuring voortdurend de noodzakelijkheid van het vormen van een organisatorische eenheid be toogd en in de correspondentie, die de laatste weken met de communistische partij is gevoerd, is van deze zijde hetzelfde verklaard. De door de communisten gestelde voorwaarden zijn voor de Arbeiderspartij echter onaanvaardbaar, de socialisten willen geen eenheidsfront, maar organisatorische eenheid. vriend, die veel schulden had, en aan wien hij zijn geld wilde geven. Maar de vriend wilde het niet aannemen. „Ik wil niemand dank verschuldigd zijn" zei hij. De oude probeerde hem op te vroolijken. „Kom," zei hij glimlachend. „Er gebeurt toch niets alleen ter wille van dank." „Dat weet ik wel", ant woordde de vriend," ik wil alleen geen aalmoes krij gen, en zeker van jou niet. Ik zou er mij altijd voor blijven schamen, dat ik het aangenomen zou hebben." „Het geld komt heelemaal niet van mij", zei de oude toen. „Ik breng het jou in opdracht van een, die niet genoemd wenscht te worden.". Maar de vriend schudde rustig zijn hoofd en zei: ..Wie dan ook de gever mag zijn, hij krijgt door zijn handelen eer van mij. Ik verlies eer, wanneer ik het aanneem. Daarom kocht hij mijn eer met geld. Dat wil hij tenminste. Breng het hem echter terug, en laat mij de eer!" Moedeloos ging de oude weg. Hij zag in, dat hij met zijn geld niets waardevols kon krijgen, en daarom ging hij naar een bosch en begroef daar 't geld. „Al mijn goed geef ik weg, en ik win er niets mee, niets dan mèt mij als een niet los te maken deel van mijzelf mee zal gaan. Zóó is het goed". En hij verliet de plek en voelde zich tevreden. Toen hij uit het bosch kwam, zag hij een rook wolk van achter een paar boomen komen. Het dak erheen, en zag een huis in brand staan. Het dak was al ingestort. Er werd juist een vrouw uitge dragen, die luid schreide en riep: „Mijn kind is er nog in! Mijn kind, mijn kind!" Een paar jonge mannen waren onmiddellijk bereid om naar binnen te gaan. maar de oude trad nader en zei: ,Laat mijIk ben oud en heb niets meer van het leven te verwachten. Jullie zijn jong!" En reeds was hij in het huis verdwenen. Hij haastte zich de trap op, liep een kamer binnen. Daar het kind daar niet was, wilde hij weer weggaan en liep naar de deur. Doch bij de deur stond de Dood, hoog en groot in een donkerblauwen mantel en met een ijzeren kroon op het hoofd. En weer was er de stilte van die nacht. „Wat wil je!" riep de oude grimmig. „Je bent te vroeg. Laat mij door." „Wanneer een mensch zijn leven offert, dan dwingt hij mij te verschijnen. Kijk, de balk, die je schedel in zal slaan, hangt boven je." „Maar het kind!" riep de oude vertwijfeld. „Ze zullen mij vervloeken wanneer ik het hun niet breng." Daarop sloeg de Dood zijn mantel open, en daaronder stond het kind, de handen gevouwen en met groote oogen staarde het in de verte. „Je komt te laat," zei de Dood. „Dus mijn offer was ver geefs", jammerde de oude. Maar dan vouwde hij vroom zijn handen, als het kind, en zei glimlachend „Ja, tevergeefs! Nu heb ik mijn goed en mijn leven gegeven, en noch dank, noch roem, noch eer daar mee geoogst. In de oogen der menschen tenminste, In mijn eigen oogen, en inde oogen van jou en van den Allerhoogsten, wiens dienaren wij zijn, heb ik echter wél eer geoogst. Eer, die onafschei delijk met mij verbonden is, die bij mij blijft, hoe wel de Dood over mij komt, en die mij zal kronen daar, waarheen wij zullen gaan." De Dood knikte ernstig en vroeg: „Ben je bereid?" „Ja!" antwoordde de oude blij. De Dood sloeg den donkerblauwen mantel om hem heen. Verwachting: Matige Zuidoostelijke tot OostellJ» ken wind, zwaar bewolkt tot betrokken, mef tijdelijke opklaringen, weinig of geen regen, iets kouder. Verdere vooruitziehte n: geleidelijk kou der. BAROMETERSTAND VAN HEDENMORGEN 8 UUR: 760. Het dunne pijltje geeft den vorigen stand aan. .TEMPERATUUR 5 gr. C. 40.5 gr. F. EEN FOTOALBUM is een aardig St.-Nicolaasgeschenk. Een ruime keuze ervan reeds vanaf 25 ets. vindt U in TERLEP'S DROGISTERIJ EN FOTOHANDEL, Hoogzijde 103 Schagen, OPGENOMEN IN EEN SANATORIUM. De bekende Amerikaansche acteur Johnj Barrymore, is zoo overspannen geworden, dat hij in een sanatorium moest wordeh opgenomen. Na Buster Keaton's psychische ineenstorting, heeft thans een andere beroemdheid uit Holly- wood zijn psychisch evenwicht verloren. Dit keeq is het geen komiek, maar een acteur, die naam verworven heeft door het spelen van tragische rol-* len. Tijdens de opnamen werd John Barrymor* het slachtoffer van een toeval, zoodat hij onmid- dellijk naar een zenuwgesticht moest worden over gebracht. Men betwijfelt of hij wel ooit in staat zal zijn, zijn werk voor de camera te hervatten. Deza twee gevallen werpen wel een fel licht op het film paradijs Hollywood. Het is zeer zeker een paradij^ maar een waar de menschen het slachtoffer wor* den van hun zenuwsloopende arbeid. John Barrymore was een der helderste sterreii aan de hemel van Hollywood. Hij was de „mooi* man" van het Amerikaansche theater en de Ame rikaansche film. Hij was de lieveling van het pu bliek. Maar hij was ook een groot acteur. Ab| spruit van de beroemde tooneelspelersfamilie Bar rymore beschikte hij over een ongemeen groot ta lent. Europa leerde hem en zijn broer Lionel pa* kennen door de film en vooral door de sprekend* film. Het Is thans ongeveer twee jaar geleden dat men John Barrymore in een zijner prachtrollen kon be wonderen als de partner van Greta Garbo in da film „Menschen in een hotel'. In deze film speel den „stars" gelijk Joan Crawford, Lionel Barrymore, Wallece Beery en Lewis Stone. John speelde de rol van den aan lager wal. geraakten baron en maakt* van deze moeilijke figuur een levende persoonlijk heid. Het was zeker een van zijn prachtigste rollen, Misschien nog overweldigender was hij in de film» die nog niet zoo lang geleden ook in ons land draaide, „Dinner at eight", waarin hij speelde met Jean Harlow en de thans overleden Mary Dresii- ler. Zijn rol was die van den acteur, die reeds lang over het hoogtepunt van zijn kunnen heen is, maar die meent nog steeds zijn oude glorie te be* zitten. De ontzetting die hem vervult, wanneer hif tot het inzicht komt, dat hij niets meer is, dat men hem passeert, werd op waarlijk eenige wijze uitge beeld. Misschien heeft Barrymore hier wel een stuK uit zijn eigen leven weergegeven. Jong is hij niet meer. Hij werd in 1886 geboren. Glans en ellende in Hollywood. Hier is het gelijk op de geheele wereld te spreken. Maar bo« grijpt men ook, welke verantwoordelijkheid hier* door op de schouders van de kunstenaars gelegd wordt? De geringste fout, die zij maken kan de in druk van hun geheele rol bederven. Dingen, dis men op het tooneel ongestraft zou kunnen doen worden door de lens niet getolereerd. Hierdoor wordt het werken voor de camera ook zoo sloo- pend, hierdoor is de film ook een „menscheneter". Zeker de honoraria zijn enorm. Men wordt wereld beroemd, woont in een paleis, beschikt over een flinke bankrekening en leidt het leven van een grandseigneur. Maar is dit laatste wel waar? In werkelijkheid heeft men geen eigen leven: dat geeft men aan de gulzige celluloidstrook. Maar daarvan beseft het publiek niets. Dat krijgt door de reclamebureaux alleen de aardige, leuke, prettige dingen te hooren. Slechts af en toe, wanneer der gelijke gevallen bekend worden, kan het een Mijl slaan op de schaduwzijde van Hollywood. r>

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1935 | | pagina 8