De klip der duizend droamER g| RUISENDE T •PEUGD Kantongerecht te Alkmaar. Zitting van Vrijdag 22 Nov. 1935. UITSPRAKEN VORIGE ZITTING. P. Blom, Enkhuizen. Aanrijding te Zijpe, f 25 boe te of 15 dagen en 2 maanden ontzegging rijbewijs. T. J. Veld, Alkmaar. Tegen een spoorboom gere den aan den Bergcrweg, f 8 boete of 6 dagen. A. Driesma en A. Kranenburg. Amsterdam. Balda digheid. Vrijgesproken. F. J. v. Zwol, politieagent te Amsterdam. Onder de spoorboomen doorgereden, f 8 boete of 6 dagen. Alkmaar. DE POLITIEMAN WON DE MATCH. De voortgezette zaak tegen de amateur baarsjes mepper Jan de H., die met 2 hengels zonder acte zijn geluk in het brakke nat had beproefd, eindigde na verhoor van verbalisant Heijdcnrijk met een smade lijke nederlaag op punten, hoewel Jan zich tot het uiterste verweerde en werd opgelegd in totaal 7 gulden boete of 5 dagen, plus verbeurd verklaring van de hengels ten behoeve van de Zuiderzeesteun- wet. Bergen. EEN ZAAK OM ZEEZrEK VAN TE WORDEN. De behandeling van de tweede zaak bracht de emotie in een slaapzaal teweeg. Het betrof hie een nogal ernstige aanrijding op 24 Sept., in de krui- zing van Voorstraat en P. 11.-straat te Egmond aan Zee, waa een zaïulauto, bestuurd door Willem Hoogenboom uit Heiloo, in aanrijding kwam met den motorrijder M. Kager, 'n monteur, die op zijn motor aan rijdend, aan Hoogenboom op de kruis punt den voorrang niet zou hebben verleend, waar door hij in hevige botsing kwam met bet spatbord van den zand wagen, en zoo hevig weid gekwetst, dat zijn onmiddellijke opname in een ziekenhuis te Alkmaar noodig bleek Thans vertoefde Kager weer in zijn woning, doch lag nog in gipsverband en kan dus persoonlijk niet verschijnen. Hij werd alsnu vertegenwoordigd door mr Schenkeveld als ge machtigde, inaar die was gekleed in vol ornaat, met gebruikmaking van de lessenaar, dus met de allu res van een verdediger. Er was dan ook voorhanden de gebruikelijke si- tuatieteekening, 'n foto van de plaats des onheils, alsmede 3 getuigen a charge en 3 idem décharge van den verdediger, pardon, gemachtigde, waaron der een deskundige, in den persoon van den garage houder Pauwels. Het ging hier natuurlijk om, of de schuldvraag ten voor- of ten nadeele van den monteur moest wor den beantwoord en had derhalve mr. Schenkeveld alle zeilen bijgezet om te bewerken, dat zijn princi paal uit het gedrang kwam. Nadat daaraan zoo ongeveer 'n uur of 1% was zoek geraakt en de meest ingewikkelde theoriën, waaronder zelfs 'n „schrik seconde" waren gedebi teerd, kwam men tot de conclusie dat men het bui ten den speler van de hoofdrol in casu de aange reden monteur Kager niet zou kunnen redden en werd in de hoop op diens spoedig algeheel herstel, de zaak voor onbepaalden tijd in den pekel gezet Alkmaar. HET GESPREK VAN DEN DAG. Natuurlijk waren verder nog diverse aanrijdin gen die aan de orde van den dag zijn, op de zittings- rol geplaatst. Onder meer tegen den chauffeur Jan B., die op 29 September het recht van voorrang geven aan rechts had verwaarloosd bij de Koor straat—Laat—Heul en toen een Nassautaxi had ge torpedeerd. Opgelegd werd f 10 boete of 5 dagen. Voorts was het Joh. Jac H., 'n ontfandige motor rijder, die op denzelfden dag op e«n motor van de Fabrieksgracht tuffend 'n carambole had gemaakt met een voor de Berger spoorboomen wachtende autobus en veroordeeld werd tot f15 boete of 10 d. ZES CONTROLEURS VIJF BOLLEN. Het bekende Alkmaarsche spreekwoord: 5 pillen, C doozen, mag ook wel m toepassing worden ge bracht op de faits et gestes van de Sierteeltcentrale, want in de 7 bollenzaakjes, waren zoo ongeveer 5 controleurs in 't geweer geoepen. De pogeroepen comparanten waren trouwens alle bollcnkweekers van den kouden grond met een on beduidend kraampje, dat volgens hun gezichtspunt aleen diende voor wat snijbloemetjes voor de kerk, familie, vrienden en buren. Een hunner 'n triestige oude heer uit het Zand, gesierd met een in het bollenland bij uitnemend heid onder Haarlem welbekende groot-kweekers- naam, thans 'n armoedig bestaan* lijdend te 't Zand, trachtte daar zijn sober leven te rekken door het opknappen van tuintjes. Hij gebruikte dan tulpen bollen als siermateriaal, die hij dan later weer rooide en terug nam. Voorts gaf hij wat snijbloe men bij kerkelijke feesten of altaarversiering. Voila Tout! Ook deze oude stakker met 'n bagatel van 2 Aren teeltgrond werd beschouwd als een volwaardig kweelcer en de controleur, die zelf nog een goed woordje sprak voor het zielige oude heertje, dat ken nelijk betere dagen had gekend, wilde spreken, be vestigde zijn verklaring. Onze ambtenaar dreigde met oprooien van de bol len en verbeurd verklaring en verzocht voorts uit stel van alle zaken, teneinde behalve de contro leurs,, ook nog een deskundige van de Siercentrale te hooren. De oude tuinder uit 't Zand vroeg of hij ook nog moest terug komen, gelet op den treu- rigen toestand van zijn portemonnaie. Hij had nu ook al een rijksdaalder voor reisgeld moeten leenen. De saneering wordt wel flink consequent en zonder aanzien des persoons doorgevoerd. Op 29 Nov. reprise in alle Sierteeltbollen sanee- ringszaken met mobilisatie van alle geïnteresseerde controleurs en deskundigen. Alkmaar. LEDIGHEID IS DES DUIVELS OORKUSSEN. De 19-jarige bakker P. v. Z. en de 21-jarige schil der Klaas P. te Alkmaar, beiden zonder metier, had den hun ledigen tijd bedorven door op een transfor matorhuisje op den Schermerweg wat bombasti sche onzin te kladderen. Bovendien had na ontdek king van het feit op heeterdaad, de heer P. aan agent Staats nog 'n verkeerde naam opgegeven, voor welk heldenfeit hij natuurlijk ook werd te graze genomen. De beide heeren, thans terecht staande, verklaar den in hun werkelooze ontstemming op boven om schreven wijze de aandacht te hebben willen vesti gen op de tegenwoordige misstanden! Of daarvoor 'n transformatorbuisje nog noodig is! Ze kwamen er natuurlijk met 'n vermaning alléén niet af en werden veroordeeld Klaas tot 8 en 6 pop boete of 4 en 3 dagen en Piet, die direct klare wijn had geschonken, tot f6 boete of 3 dagen. AFDEELING VISSCHERIJ-ARTIKELEN. Diverse overtreders van de Jacht- en Visscherij- wét waren heden ter audiëntie uitgenoodigd,. In de eerste plaats verschenen de heeren H. A. en Piet de M., die zich hadden schuldig" gemaakt aan ver voer van een aalreep, welk instrument slecht bij de justitie staat genoteerd. De heeren waren zoo vrij het feit te ontkennen en de aandacht van hun persoon af te leiden met het nieuwste snufje, dat er in Uitgeest zoo bar ge stroopt werd. Aangehouden tot 3 Dec., teneinde rijksveldwachter Tilstra daaromtrent eens te inter viewen. Hij kan dan meteen de heeren eens voor lichten omtrent de betrouwbaarheid van de heeren Kees P. en Teun B„ die zonder vischacte of vergun ning met levende visch zouden geopereerd hebben. RUBRIEK: STRIKKENZETTERS, LICHT- BRANDERS EN DELVERS. Het spreekt van zelf. dat Egmond zich op deze zit ting ook niet onbetuigd liet. We ontmoetten daar weer Leendert B., die ook al zijn diploma summa cum laude heeft behaald en nu weer wegens het wild strööpen met behulp van de venijnige strikken werd veroordeeld tot f25 boete of 20 dagen. Dan volgde Albert Zw., voor 'n dergelijk delict, maar omdat hij zwoer bij kus en kaas niet met strikken in de duinen te zijn geweest zal de ver balisant eens worden gehoord. Je moet voor ie goeie klanten wat over hebben. Onze habitué Arie R. had met zijn honden een duininspectie gemaakt, die voor de konijnen niet veel goeds beloofde. Als gewoonlijk stal hier Arie weer aller harten door zijn „belesprit" en wist den Kantonrechter te bewegen, van de 10 gevraagde da gen hechtenis nog 3 af te (rekken. Vervolgens trad voor het voetlicht Jacob V. Arie- zoon, die in zijn eigen strikken verstrikt werd en tot f 15 boete of 10 dagen veroordeeld. Albert Sch., exposeerde met het zelfde watertje en verzocht een lichte straf, omdat Diemeer hem al 'n portie lange haver in voorschot zou hebben gege ven. De Kantonrechter trok als nu 50 procent van den eisch af en legde f 10 boete of 5 dagen op. Punt! DE METAMORPHOSE VAN EEN MOTOR EN EEN BAKFIETS. De arbeider Corn. L., te Egmond a. Zee, stond te rechte op grond van de omstandigheid, dat hij op een motor had gereden, die niet voorzien was van een duidelijk verlicht letter- en nummerbord. 'k Vraag ekskuus, zei Kees, 't was geen motor, maar 'n bakmotorfiets. Best, zeide de ambtenaar, dan maken we er een bakfiets van: 4 gulden boete of 4 dagen. Goed geraden, meende de Kantonrech ter, maar ik maak er 2 gulden of 2 dagen van. HONGERDOOD IN DE GOUDEN HEL. IN HET BINNENLAND VAN HET AUSTRALISCHE CONTINENT. OVER EENTGE DAGEN ZAL EEN GROOTE, MODERN UITGERUS TE EXPEDITIE T BINNENLAND VAN AUSTRALIë VEROVEREN, OM DE BEROEMDE GOUDKLIP VAN DE SCHATGRAVER LASSE- TER TE ONDERZOEKEN. Weer klinkt de naam van Lasseter als een lok roep van belofte door de gloeiende woestijn en vurige savannah van Australië. Voor de eerste maal dook deze eigenaardige man op, dertig jaar geleden, aan de kust van het vijfde werelddeel. Het was in den tijd van de „groote roes", toen avonturiers met een paar stuivers in de versleten broekzak uittrokken om met paard, wa gen en bedienden in livrei naar Sydney of Mel- bourne terug te keeren. Dat waren schatgravers, wie het geluk toegelachen had, uitverkorenen uit een groot leger van avonturiers, welks soldaten bij honderdduizenden van honger, dorst en uitputting omkwamen. Het goud stroomde de kuststreken binnen, bracht ze tot nieuwe rijkdom, tot nieuwe bloei. Het bin nenste deel echter van het continent waar de rijke vindplaatsen waren, bleef leeg en troosteloos. De geluksridder Lasseter doorkruiste ze in den goudroes. Op een dag stootte hij op een ader, die hem vermoeden deed, dat op deze plaats sprookjes achtige rijke, goudvelden voorhanden moesten zijn. Hij zette eenige claims af en keerde tot de men- schen terug. Het zou hem, zoo meende hij, wel niet moeilijk vallen, een Croesus te vinden, die hem de vereischte geldmiddelen kon voorschieten. Zijn hoop zou echter spoedig in bittere teleurstel ling veranderen. Tevergeefs rende Lasseter van den eenen financier naar den anderen, tevergeefs schil derde hij hen in gloeiende kleuren de geweldige mo gelijkheden voor, die een goudzoeker in „zijn ge bied" zou blijken te hebben. De menschen-van-geld lieten zich kaarten en schetsen voorleggen, vroegen het een en ander en haalden spijtig de schouders op. Tusschen de kust en de goudhoudende klippen lagen uitgestrekte zandwoestijnen en steenvelden woest „niemands land", waarin reeds talloozen omgekomen waren. Nee, er waren andere moge lijkheden genoeg, zijn geld op voordeelige wijze te beleggen. Lasseters verhalen klonken ook te fan tastisch om bij serieuze zakenmenschen geloof te vinden. Met het bittere bewustzijn, bezitter van onbereikbare millioenen te zijn, moest Lasseter een betrekking als verzekeringsagent aannemen. Dertig jaar leefde hij zoo in Sydney, de droom van zijn gouden klip in het hart, in de nimmer stervende hoop, dat ook voor hem eenmaal het uur van het groote succes zou slaan. Twee jaar geleden scheen zijn gouddroom einde lijk in vervulling te zullen gaan. Het was Lasseter gelukt bij een bekende bankier in Sydney gehoor te krijgen. Alle bedenkingen die men vroeger tegen zijn plan nen had geuit, waren in de eenw van de radio en 'het vliegtuig niet meer steekhoudend. Reusachtige afstanden konden in eenige uren overbrugd wor den, men zou het goud over woestijnen en bergen heen in de stad kunnen brengen. De geldman liet zich overreden, hij stelde Lasse ter een groot bedrag ter beschikking. Een expeditie werd uitgerust, twee moderne woestijnauto's, een Alkmaar. TWEE ZWARE MISDADIGERS AAN DE FINISH. De schippersknecht Corn. Z. had op een lichtlooze fiets de Voormeer bepeddeld. f2.50 of 2 dagen en de slagersknecht Piet van W. uit Bergen had links de van den Boschstraatbocht genomen, welke verkeers- ontwrichting hem berekend werd op f3 boete of 2 dagen. licht vliegtüig werd op de eene auto geladen. Inge» nieurs en arbeiders gingen met den goudzoeker mee, Lasseter was vol illusie. Daar ginder, in die koste» lijke maar troostelooze wildernis, achter de glinste rende bergtoppen lag zijn paradijs. De gouden klip zijner droomen. Wekenlang baande de karavaan zich een weg door de waterlooze woestijn. Dagenlang moest men in de verzengende zonnegloed de zware wagens door doornstruiken en over heete steenen sleepen. Eindelijk werd een plateau gevonden, dat als ge brekkige startplaats voor de vliegmachine kon dienen. De machine werd gemonteerd, en bestegen door de piloten en Lasseter. Spookachtig dreunde het ratelen van de propeller door de stille wildernis. Een, twee uren ver loopen ligt het kamp adhter hen, de benzine raakt op. Op een afstand van nau welijks eenige kilometers verheft zich een groep wonderlijk gevormde rotsen. Lasseter jubelt: tus-" schen deze rotsen ligt zijn rif, liggen de onuitgtN- graven schatten. Ze vliegen over de groote bergen en dan komt de teleurstelling, het is niet de gezochte plek, voor hun blikken duiken steeds nieuwe bergtoppen en verheffingen op, van gelijken vorm en kleur. De brandstof is ten einde en de piloot moet tot een noodlanding besluiten. Het landingsgestel breekt op den rotsbodem in stukken, als door een wonder brengen de inzitten den van het vliegtuig het leven er af. Zij probeeren nu het kamp te voet te bereiken. Een tocht vol ont bering begint, een ontzettende marsch door de gloeiende, schaduwlooze hel. Zij marcheeren onon derbroken, geleid door 't kompas verder. Hun oogen glanzen koortsachtig, hun voeten zijn gevoellooze machines; hallucinatie# van de dorst kwellen hen. Eindelijk bereiken ze, twee tuimelende, door ver moeienis en ontberingen uitgsholde spookverschij ningen, het kamp. De tocht wordt verder door het ongeluk vervolgd. Na eenige andere voorvallen hebben ook de overige deelnemers genoeg van de expeditie. Ze beginnen de terugtocht. Maar Lasseter raast, hij wil niets weten van te ruggaan; „Jullie zijn geen mannen!" schreeuwt hij zijn metgezellen toe, „maar verwende moeders zoontjes. Ik heb de moed, ik zal het alleen wel klaar spelen." De kameraden moeten hem nu wel achterlaten, men kan hem slechts een beperkte hoeveelheid pro viand en water geven, het andere moet voor den terugweg blijven. Lasseter blijft achter, om alleen zijn klip te zoe ken. Geen bericht komt er meer van hem. Kenners van het land beweren dat hij al lang verhongerd moet zijn. Het zoeken met Vliegtuigen blijft nutte loos. Bob Buck, de oude Australische spoorzoeker, wil de verdwenen geluksjager weer opsporen. Hij rust een expeditie uit, vindt eindelijk met veel moeite het spoor van Lasseter. Buck volgt het en ontdekt een overblijfsel van een vuurtje, dat vermoedelijk van Lasseter stamt. Inderdaad ligt onder een steen een brief van den vermisten man. Lasseter schrijft, dat hij zijn klip heeft gevonden en op een vliegtuig wacht, anders zou hij verloren zijn, zoolang zou hij probeeren bij de inboorlingen een onderkomen te vinden. Bob Buck zoekt de inboorlingen. Het is een for- meele vervolgingsjacht en tenslotte lukt het hem, een nederzetting van zwarten te vinden. Hij vindt vrouwen, die strooken film als sieraad in het haar dragen. Lasseter had films bij ziöh! De inboorlingen ontkennen, maar Bucks strenge toon breekt eindelijk hun zwijgen. Een witte man was bij hen geweest, zeggen ze. Hij had voortdurend over een groote vogel ge sproken, die door de lucht zou komen en rijke ge schenken brengen. Een tijdlang brachten ze den witten man hagedissen en wortels waar hij zijn leven mee verlengde. Dan echter toen de witte vo gel niet verscheen, hadden ze hem aan zijn lot overgelaten. De zwarten voerden Buck naar een hol, waarin Lasseter gewoond had. Men vond zijn lijk. Geen verwonding was te bespeuren. De goudzoeker was eenvoudig verhongerd. De Inboorlingen volgen eigen wetten. De wreede schraalheid der natuur nood zaakt hen, onnuttige eters aan zichzelf over te la ten. Lasseter had zijn schatten gevonden en in dö buurt van zijn rif, in de schaduw van zijn millioe- nendroom was hij verhongerd. De reddingsexpeditie moest onverrichterzake de terugmarsch beginnen. Maar het bericht van Las seters zeldzaam zoeken en sterven springt als een electrische vonk van hart tot hart, en doet duizend wenschen ontvlammen. Lasseters klip is vrij, men weet de ligging zoo ongeveer, en de gelukkige, die het als eerste berei ken zal, mag zich rijkdommen oogsten. Als het niet een fata morgana, een visioen van een koortsachtige geest is geweest, die Lasseter den berg der belofte liet zien, dan zal het sprookje van het verdwenen goud eenmaal werkelijkheid worden. MARGARET PEDDLER. •PI Feuilleton 38. Dit zou zelfs nu nog gebeuren, indien de volle waarheid hem bekend was. Daarvan was ze over tuigd.. En juist om die reden mocht hij het niet we ten. Gevoelens van eer en dankbaarheid moesten haar lippen gesloten houden. Ilij had zoo onbeschrij felijk veel voor haar en haar familieleden gedaan, dat ze daardoor voor altijd aan hem gebonden was. Zelfs al wilde ze er toe overgaan haar verloving te verbreken, dan zou het eeuwige zelfverwijt haar tref fen Piers', Budge's en Venetia's toekomst verwoest te hebben. Slechts tegen dien prijs kon ze Terry's liefde aanvaarden. Een dof gekreun ontsnapte aan haar lippen. Nu ze Terry terug gezien had, was haar jonge liefde weer met hooge vlammen opgelaaid en hetgeen ze als asch had beschouwd, bleek nog vuur te zijn. Alles in haar verlangde naar hem. Maar de ongeschreven wet ten hadden zich tusschen hen gesteld. In die vroege morgenuren streed Phil een wan- hopigen strijd, en het resultaat van haar overpein zingen was, dat ze begreep met geen mogelijkheid met Timothy te kunnen breken. Ze had een zeker iets op haar schouders geladen, wat ze moest blijven dra gen. Het maakte geenerlei verschil dat die last haar thans zwaarder bleek te zijn dan ze aanvankelijk gedacht had. Kalm moest ze nu de toekomst in de oogen zien en met denzolfden moed waarmede ze na Guy Wctherby's dood de moeilijkheden had aan vaard de moed die haar zwijgend had doen lijden toen ze meende dat Terry niet .langer van haar hield, liet haar nu ook de feiten rustig onder de oogen zien. Toen ze aan het ontbijt verscheen, viel er niets bij zonders aan haar uiterlijk en optreden waar te ne men en geen sterveling 'had kunnen vermoe den, wat ze enkele uren terug had doorgemaakt. Nie mand wist dat ze een besluit had genomen, dat over haar heele volgende leven besliste. Ze was zelfs in staat vroolijk te glimlachen toen er een aardigheid werd verteld en kalm te spreken over Terry's bezoek. „Het is jammer dat we allemaal uit waren toen hij kwam", merkte Budge op, terwijl hij zich nog eens van de marmelade bediende. „Ik veronderstel echter dat hij nog wel eens aan zal komen, net zoo als vroeger." „Ja, dat denk ik ook", antwoordde Phil. Diep in haar hart hoopte ze echter dat hij zoo gauw mogelijk naar Londen terug zou keeren. „Je zult hem stellig heel aardig vinden, Timothy", zei Budge ineens. „Ik heb altijd het gevoel dat hij eigenlijk tot de familie behoort, omdat we hem nog juist bijtijds voor verdrinken konden behoeden." Nadat de twee mannen elkander in den loop van den dag evenwel ontmoetten, had het Phil allerminst verwonderd, indien Timothy een zekeren afkeer van Terry had gekregen. Terry gedroeg zich namelijk op zulk een kille, arrogante wijze, dat een blos van ergernis naar haar wangen steeg. Timothy's vriendelijkheid, welke spontaan allen kennissen der Wetherby's werd aangeboden, werd met een zekere onbeschaamdheid beantwoord en zoo dra Phil met Terry alleen was, kon ze ook niet na laten hem hierop te wijzen. Hij glimlachte slechts en zei: „Wat had je anders verwacht? Je moet toch waar lijk wel begrijpen dat ik neiging kreeg zijn nek om te draaien! Mijn eenige voldoening is dat het niet lang meer kan duren, of hij zal lust hebben hetzelfde bij mij te doen." Ze kon hem eenvoudig niet begrijpen. Hij verkeerde zonder twijfel in een uiterst gevaarlijke stemming en het was moeilijk onder deze omstandigheden met hem te praten. Het leek er veel op alsof de nacht die hadr onderworpenheid had gebracht, hem op standiger had gemaakt. „Terry, je blijft hier toch niet?" vroeg ze angstig. „Zeer zeker dat wil zeggen totdat mijn verlof verstreken is. En ik veronderstel dat we dan alle maal in Londen gaan wonen, terwijl de „Grange" ge restaureerd wordt, nietwaar? Daar kunnen we dan de kennismaking voortzetten", eindigde hij spottend. Ze maakte een gebaar van wanhoop met haar han den. „Maar het helpt niets", smeekte ze. „Niets kan nu meer veranderd worden. Het het doet ons beiden maar pijn, als je blijft." Hij nam haar handen in de zijne en hield die ste vig omvat. „Het zou ons beiden oneindig veel meer pijn doen, als ik wegging", zei hij kalm. „En dat weet je zelf ook wel. Ze trilde bij zijn aanraking. Hetgeen hij zei was tot op zekere hoogte waar. Niettegenstaande alles.... niettegenstaande het vooruitzicht dat ze nooit sa men konden komen, dat ze onvermijdelijk geschei den moesten blijven wist ze dat zijn tegenwoor digheid, de wetenschap dat hij in Torrenby was, haar gelukkig maakte, al had elk gevoel van rust haar dan ook verlaten. „Laat me nu gaan, Terry", vroeg ze zacht, en trachtte zich uit zijn armen los te maken. Hij deed wat ze vroeg, doch daarna boog hij zich dicht tot haar over en zei met een vreemden gloed in zijn oogen: „In orde. Ik zal je nu loslaten maar per slot van rekening zal er toch geen verandering komen. Zelfs niet wanneer je Wing's vrouw al was. Maar dat zul je nooit zijn. Je behoort mij toe." HOOFDSTUK XXV. Doode liefde. Drie menschen zagen hen weggaan. Timothy van uit een van de ramen van zijn étage, Budge en Phil vanuit het vertrek dat den schoonen. naam .van „Kantoor" had gekregen. De twee laatsten zaten hierin te werken. In het begin was het Piers' baantje geweest de boekhouding te verzorgen, doch hij trok er zich den laatsten tijd bitter weinig van aan en ging dien dag met Elspeth in Fairbeach doorbrengen. Ze wilden daar zwemmen en van het schoone gezicht vanaf de rotsen genie ten. Voor de bewuste gelegenheid had Piers een auto laten voorkomen. Nu er geld op de bank stond het geld dat als een molensteen om Phil's hals hing bewees Piers maar al te zeer hoe goed hij het kon uitgeven. Tonkins bracht een lunchmand met de noo dige lekkernijen in den wagen, en daarna stapte Piers met Elspeth in. Er verscheen een paar diepe rimpels in Phil's voorhoofd, terwijl ze hen nazag. Daarna keerde ze zich met een ruk om en begon haar werk. „Sommige menschen worden al heel gauw verliefd", merkte ze met ongewone scherpte op. „En Piers be hoort tot één daarvan." Budge keek haar vragend aan. Wat bedoel je daar mee?" „Ik bedoel dat vanaf het oogenblik dat Elspeth hier haar intrek heeft genomen, er vrijwel niemand anders meer voor Piers op aarde bestaan heeft. Hij hoeft enkel en alleen teekeningen van hdér gemaakt, en hij voert verder niets meer uit." Wordt vervolgd

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1935 | | pagina 2