De klip der duizend droamER
g| RUISENDE T
•PEUGD
Kantongerecht te Alkmaar.
Zitting van Vrijdag 22 Nov. 1935.
UITSPRAKEN VORIGE ZITTING.
P. Blom, Enkhuizen. Aanrijding te Zijpe, f 25 boe
te of 15 dagen en 2 maanden ontzegging rijbewijs.
T. J. Veld, Alkmaar. Tegen een spoorboom gere
den aan den Bergcrweg, f 8 boete of 6 dagen.
A. Driesma en A. Kranenburg. Amsterdam. Balda
digheid. Vrijgesproken.
F. J. v. Zwol, politieagent te Amsterdam. Onder de
spoorboomen doorgereden, f 8 boete of 6 dagen.
Alkmaar.
DE POLITIEMAN WON DE MATCH.
De voortgezette zaak tegen de amateur baarsjes
mepper Jan de H., die met 2 hengels zonder acte zijn
geluk in het brakke nat had beproefd, eindigde na
verhoor van verbalisant Heijdcnrijk met een smade
lijke nederlaag op punten, hoewel Jan zich tot het
uiterste verweerde en werd opgelegd in totaal 7
gulden boete of 5 dagen, plus verbeurd verklaring
van de hengels ten behoeve van de Zuiderzeesteun-
wet.
Bergen.
EEN ZAAK OM ZEEZrEK VAN TE WORDEN.
De behandeling van de tweede zaak bracht de
emotie in een slaapzaal teweeg. Het betrof hie
een nogal ernstige aanrijding op 24 Sept., in de krui-
zing van Voorstraat en P. 11.-straat te Egmond aan
Zee, waa een zaïulauto, bestuurd door Willem
Hoogenboom uit Heiloo, in aanrijding kwam met
den motorrijder M. Kager, 'n monteur, die op zijn
motor aan rijdend, aan Hoogenboom op de kruis
punt den voorrang niet zou hebben verleend, waar
door hij in hevige botsing kwam met bet spatbord
van den zand wagen, en zoo hevig weid gekwetst,
dat zijn onmiddellijke opname in een ziekenhuis te
Alkmaar noodig bleek Thans vertoefde Kager weer
in zijn woning, doch lag nog in gipsverband en kan
dus persoonlijk niet verschijnen. Hij werd alsnu
vertegenwoordigd door mr Schenkeveld als ge
machtigde, inaar die was gekleed in vol ornaat, met
gebruikmaking van de lessenaar, dus met de allu
res van een verdediger.
Er was dan ook voorhanden de gebruikelijke si-
tuatieteekening, 'n foto van de plaats des onheils,
alsmede 3 getuigen a charge en 3 idem décharge
van den verdediger, pardon, gemachtigde, waaron
der een deskundige, in den persoon van den garage
houder Pauwels.
Het ging hier natuurlijk om, of de schuldvraag
ten voor- of ten nadeele van den monteur moest wor
den beantwoord en had derhalve mr. Schenkeveld
alle zeilen bijgezet om te bewerken, dat zijn princi
paal uit het gedrang kwam.
Nadat daaraan zoo ongeveer 'n uur of 1% was
zoek geraakt en de meest ingewikkelde theoriën,
waaronder zelfs 'n „schrik seconde" waren gedebi
teerd, kwam men tot de conclusie dat men het bui
ten den speler van de hoofdrol in casu de aange
reden monteur Kager niet zou kunnen redden en
werd in de hoop op diens spoedig algeheel herstel,
de zaak voor onbepaalden tijd in den pekel gezet
Alkmaar.
HET GESPREK VAN DEN DAG.
Natuurlijk waren verder nog diverse aanrijdin
gen die aan de orde van den dag zijn, op de zittings-
rol geplaatst. Onder meer tegen den chauffeur Jan
B., die op 29 September het recht van voorrang
geven aan rechts had verwaarloosd bij de Koor
straat—Laat—Heul en toen een Nassautaxi had ge
torpedeerd. Opgelegd werd f 10 boete of 5 dagen.
Voorts was het Joh. Jac H., 'n ontfandige motor
rijder, die op denzelfden dag op e«n motor van de
Fabrieksgracht tuffend 'n carambole had gemaakt
met een voor de Berger spoorboomen wachtende
autobus en veroordeeld werd tot f15 boete of 10 d.
ZES CONTROLEURS VIJF BOLLEN.
Het bekende Alkmaarsche spreekwoord: 5 pillen,
C doozen, mag ook wel m toepassing worden ge
bracht op de faits et gestes van de Sierteeltcentrale,
want in de 7 bollenzaakjes, waren zoo ongeveer 5
controleurs in 't geweer geoepen.
De pogeroepen comparanten waren trouwens alle
bollcnkweekers van den kouden grond met een on
beduidend kraampje, dat volgens hun gezichtspunt
aleen diende voor wat snijbloemetjes voor de kerk,
familie, vrienden en buren.
Een hunner 'n triestige oude heer uit het Zand,
gesierd met een in het bollenland bij uitnemend
heid onder Haarlem welbekende groot-kweekers-
naam, thans 'n armoedig bestaan* lijdend te 't Zand,
trachtte daar zijn sober leven te rekken door het
opknappen van tuintjes. Hij gebruikte dan tulpen
bollen als siermateriaal, die hij dan later weer
rooide en terug nam. Voorts gaf hij wat snijbloe
men bij kerkelijke feesten of altaarversiering. Voila
Tout!
Ook deze oude stakker met 'n bagatel van 2 Aren
teeltgrond werd beschouwd als een volwaardig
kweelcer en de controleur, die zelf nog een goed
woordje sprak voor het zielige oude heertje, dat ken
nelijk betere dagen had gekend, wilde spreken, be
vestigde zijn verklaring.
Onze ambtenaar dreigde met oprooien van de bol
len en verbeurd verklaring en verzocht voorts uit
stel van alle zaken, teneinde behalve de contro
leurs,, ook nog een deskundige van de Siercentrale
te hooren. De oude tuinder uit 't Zand vroeg of hij
ook nog moest terug komen, gelet op den treu-
rigen toestand van zijn portemonnaie. Hij had nu
ook al een rijksdaalder voor reisgeld moeten leenen.
De saneering wordt wel flink consequent en zonder
aanzien des persoons doorgevoerd.
Op 29 Nov. reprise in alle Sierteeltbollen sanee-
ringszaken met mobilisatie van alle geïnteresseerde
controleurs en deskundigen.
Alkmaar.
LEDIGHEID IS DES DUIVELS OORKUSSEN.
De 19-jarige bakker P. v. Z. en de 21-jarige schil
der Klaas P. te Alkmaar, beiden zonder metier, had
den hun ledigen tijd bedorven door op een transfor
matorhuisje op den Schermerweg wat bombasti
sche onzin te kladderen. Bovendien had na ontdek
king van het feit op heeterdaad, de heer P. aan
agent Staats nog 'n verkeerde naam opgegeven, voor
welk heldenfeit hij natuurlijk ook werd te graze
genomen.
De beide heeren, thans terecht staande, verklaar
den in hun werkelooze ontstemming op boven om
schreven wijze de aandacht te hebben willen vesti
gen op de tegenwoordige misstanden! Of daarvoor
'n transformatorbuisje nog noodig is!
Ze kwamen er natuurlijk met 'n vermaning alléén
niet af en werden veroordeeld Klaas tot 8 en 6 pop
boete of 4 en 3 dagen en Piet, die direct klare wijn
had geschonken, tot f6 boete of 3 dagen.
AFDEELING VISSCHERIJ-ARTIKELEN.
Diverse overtreders van de Jacht- en Visscherij-
wét waren heden ter audiëntie uitgenoodigd,. In de
eerste plaats verschenen de heeren H. A. en Piet
de M., die zich hadden schuldig" gemaakt aan ver
voer van een aalreep, welk instrument slecht bij de
justitie staat genoteerd.
De heeren waren zoo vrij het feit te ontkennen en
de aandacht van hun persoon af te leiden met het
nieuwste snufje, dat er in Uitgeest zoo bar ge
stroopt werd. Aangehouden tot 3 Dec., teneinde
rijksveldwachter Tilstra daaromtrent eens te inter
viewen. Hij kan dan meteen de heeren eens voor
lichten omtrent de betrouwbaarheid van de heeren
Kees P. en Teun B„ die zonder vischacte of vergun
ning met levende visch zouden geopereerd hebben.
RUBRIEK: STRIKKENZETTERS, LICHT-
BRANDERS EN DELVERS.
Het spreekt van zelf. dat Egmond zich op deze zit
ting ook niet onbetuigd liet. We ontmoetten daar
weer Leendert B., die ook al zijn diploma summa
cum laude heeft behaald en nu weer wegens het
wild strööpen met behulp van de venijnige strikken
werd veroordeeld tot f25 boete of 20 dagen.
Dan volgde Albert Zw., voor 'n dergelijk delict,
maar omdat hij zwoer bij kus en kaas niet met
strikken in de duinen te zijn geweest zal de ver
balisant eens worden gehoord. Je moet voor ie goeie
klanten wat over hebben.
Onze habitué Arie R. had met zijn honden een
duininspectie gemaakt, die voor de konijnen niet
veel goeds beloofde. Als gewoonlijk stal hier Arie
weer aller harten door zijn „belesprit" en wist den
Kantonrechter te bewegen, van de 10 gevraagde da
gen hechtenis nog 3 af te (rekken.
Vervolgens trad voor het voetlicht Jacob V. Arie-
zoon, die in zijn eigen strikken verstrikt werd en
tot f 15 boete of 10 dagen veroordeeld.
Albert Sch., exposeerde met het zelfde watertje
en verzocht een lichte straf, omdat Diemeer hem al
'n portie lange haver in voorschot zou hebben gege
ven. De Kantonrechter trok als nu 50 procent van
den eisch af en legde f 10 boete of 5 dagen op. Punt!
DE METAMORPHOSE VAN EEN MOTOR EN EEN
BAKFIETS.
De arbeider Corn. L., te Egmond a. Zee, stond te
rechte op grond van de omstandigheid, dat hij op
een motor had gereden, die niet voorzien was van
een duidelijk verlicht letter- en nummerbord.
'k Vraag ekskuus, zei Kees, 't was geen motor,
maar 'n bakmotorfiets. Best, zeide de ambtenaar,
dan maken we er een bakfiets van: 4 gulden boete
of 4 dagen. Goed geraden, meende de Kantonrech
ter, maar ik maak er 2 gulden of 2 dagen van.
HONGERDOOD IN DE GOUDEN HEL. IN HET
BINNENLAND VAN HET AUSTRALISCHE
CONTINENT.
OVER EENTGE DAGEN ZAL EEN
GROOTE, MODERN UITGERUS
TE EXPEDITIE T BINNENLAND
VAN AUSTRALIë VEROVEREN,
OM DE BEROEMDE GOUDKLIP
VAN DE SCHATGRAVER LASSE-
TER TE ONDERZOEKEN.
Weer klinkt de naam van Lasseter als een lok
roep van belofte door de gloeiende woestijn en
vurige savannah van Australië.
Voor de eerste maal dook deze eigenaardige man
op, dertig jaar geleden, aan de kust van het vijfde
werelddeel. Het was in den tijd van de „groote
roes", toen avonturiers met een paar stuivers in de
versleten broekzak uittrokken om met paard, wa
gen en bedienden in livrei naar Sydney of Mel-
bourne terug te keeren. Dat waren schatgravers,
wie het geluk toegelachen had, uitverkorenen uit
een groot leger van avonturiers, welks soldaten bij
honderdduizenden van honger, dorst en uitputting
omkwamen.
Het goud stroomde de kuststreken binnen, bracht
ze tot nieuwe rijkdom, tot nieuwe bloei. Het bin
nenste deel echter van het continent waar de rijke
vindplaatsen waren, bleef leeg en troosteloos.
De geluksridder Lasseter doorkruiste ze in den
goudroes. Op een dag stootte hij op een ader, die
hem vermoeden deed, dat op deze plaats sprookjes
achtige rijke, goudvelden voorhanden moesten zijn.
Hij zette eenige claims af en keerde tot de men-
schen terug.
Het zou hem, zoo meende hij, wel niet moeilijk
vallen, een Croesus te vinden, die hem de vereischte
geldmiddelen kon voorschieten.
Zijn hoop zou echter spoedig in bittere teleurstel
ling veranderen. Tevergeefs rende Lasseter van den
eenen financier naar den anderen, tevergeefs schil
derde hij hen in gloeiende kleuren de geweldige mo
gelijkheden voor, die een goudzoeker in „zijn ge
bied" zou blijken te hebben. De menschen-van-geld
lieten zich kaarten en schetsen voorleggen, vroegen
het een en ander en haalden spijtig de schouders
op. Tusschen de kust en de goudhoudende klippen
lagen uitgestrekte zandwoestijnen en steenvelden
woest „niemands land", waarin reeds talloozen
omgekomen waren. Nee, er waren andere moge
lijkheden genoeg, zijn geld op voordeelige wijze te
beleggen. Lasseters verhalen klonken ook te fan
tastisch om bij serieuze zakenmenschen geloof te
vinden. Met het bittere bewustzijn, bezitter van
onbereikbare millioenen te zijn, moest Lasseter een
betrekking als verzekeringsagent aannemen. Dertig
jaar leefde hij zoo in Sydney, de droom van zijn
gouden klip in het hart, in de nimmer stervende
hoop, dat ook voor hem eenmaal het uur van het
groote succes zou slaan.
Twee jaar geleden scheen zijn gouddroom einde
lijk in vervulling te zullen gaan. Het was Lasseter
gelukt bij een bekende bankier in Sydney gehoor
te krijgen.
Alle bedenkingen die men vroeger tegen zijn plan
nen had geuit, waren in de eenw van de radio en
'het vliegtuig niet meer steekhoudend. Reusachtige
afstanden konden in eenige uren overbrugd wor
den, men zou het goud over woestijnen en bergen
heen in de stad kunnen brengen.
De geldman liet zich overreden, hij stelde Lasse
ter een groot bedrag ter beschikking. Een expeditie
werd uitgerust, twee moderne woestijnauto's, een
Alkmaar.
TWEE ZWARE MISDADIGERS AAN DE FINISH.
De schippersknecht Corn. Z. had op een lichtlooze
fiets de Voormeer bepeddeld. f2.50 of 2 dagen en de
slagersknecht Piet van W. uit Bergen had links de
van den Boschstraatbocht genomen, welke verkeers-
ontwrichting hem berekend werd op f3 boete of 2
dagen.
licht vliegtüig werd op de eene auto geladen. Inge»
nieurs en arbeiders gingen met den goudzoeker mee,
Lasseter was vol illusie. Daar ginder, in die koste»
lijke maar troostelooze wildernis, achter de glinste
rende bergtoppen lag zijn paradijs. De gouden klip
zijner droomen.
Wekenlang baande de karavaan zich een weg
door de waterlooze woestijn. Dagenlang moest men
in de verzengende zonnegloed de zware wagens
door doornstruiken en over heete steenen sleepen.
Eindelijk werd een plateau gevonden, dat als ge
brekkige startplaats voor de vliegmachine kon
dienen.
De machine werd gemonteerd, en bestegen door
de piloten en Lasseter. Spookachtig dreunde het
ratelen van de propeller door de stille wildernis.
Een, twee uren ver loopen ligt het kamp adhter
hen, de benzine raakt op. Op een afstand van nau
welijks eenige kilometers verheft zich een groep
wonderlijk gevormde rotsen. Lasseter jubelt: tus-"
schen deze rotsen ligt zijn rif, liggen de onuitgtN-
graven schatten.
Ze vliegen over de groote bergen en dan komt
de teleurstelling, het is niet de gezochte plek, voor
hun blikken duiken steeds nieuwe bergtoppen en
verheffingen op, van gelijken vorm en kleur. De
brandstof is ten einde en de piloot moet tot een
noodlanding besluiten.
Het landingsgestel breekt op den rotsbodem in
stukken, als door een wonder brengen de inzitten
den van het vliegtuig het leven er af. Zij probeeren
nu het kamp te voet te bereiken. Een tocht vol ont
bering begint, een ontzettende marsch door de
gloeiende, schaduwlooze hel. Zij marcheeren onon
derbroken, geleid door 't kompas verder. Hun oogen
glanzen koortsachtig, hun voeten zijn gevoellooze
machines; hallucinatie# van de dorst kwellen hen.
Eindelijk bereiken ze, twee tuimelende, door ver
moeienis en ontberingen uitgsholde spookverschij
ningen, het kamp.
De tocht wordt verder door het ongeluk vervolgd.
Na eenige andere voorvallen hebben ook de overige
deelnemers genoeg van de expeditie. Ze beginnen
de terugtocht.
Maar Lasseter raast, hij wil niets weten van te
ruggaan; „Jullie zijn geen mannen!" schreeuwt hij
zijn metgezellen toe, „maar verwende moeders
zoontjes. Ik heb de moed, ik zal het alleen wel
klaar spelen."
De kameraden moeten hem nu wel achterlaten,
men kan hem slechts een beperkte hoeveelheid pro
viand en water geven, het andere moet voor den
terugweg blijven.
Lasseter blijft achter, om alleen zijn klip te zoe
ken. Geen bericht komt er meer van hem. Kenners
van het land beweren dat hij al lang verhongerd
moet zijn. Het zoeken met Vliegtuigen blijft nutte
loos.
Bob Buck, de oude Australische spoorzoeker, wil
de verdwenen geluksjager weer opsporen. Hij rust
een expeditie uit, vindt eindelijk met veel moeite
het spoor van Lasseter. Buck volgt het en ontdekt
een overblijfsel van een vuurtje, dat vermoedelijk
van Lasseter stamt. Inderdaad ligt onder een
steen een brief van den vermisten man. Lasseter
schrijft, dat hij zijn klip heeft gevonden en op
een vliegtuig wacht, anders zou hij verloren zijn,
zoolang zou hij probeeren bij de inboorlingen een
onderkomen te vinden.
Bob Buck zoekt de inboorlingen. Het is een for-
meele vervolgingsjacht en tenslotte lukt het hem,
een nederzetting van zwarten te vinden.
Hij vindt vrouwen, die strooken film als sieraad
in het haar dragen. Lasseter had films bij ziöh! De
inboorlingen ontkennen, maar Bucks strenge toon
breekt eindelijk hun zwijgen. Een witte man was bij
hen geweest, zeggen ze.
Hij had voortdurend over een groote vogel ge
sproken, die door de lucht zou komen en rijke ge
schenken brengen. Een tijdlang brachten ze den
witten man hagedissen en wortels waar hij zijn
leven mee verlengde. Dan echter toen de witte vo
gel niet verscheen, hadden ze hem aan zijn lot
overgelaten.
De zwarten voerden Buck naar een hol, waarin
Lasseter gewoond had. Men vond zijn lijk. Geen
verwonding was te bespeuren. De goudzoeker was
eenvoudig verhongerd. De Inboorlingen volgen eigen
wetten. De wreede schraalheid der natuur nood
zaakt hen, onnuttige eters aan zichzelf over te la
ten. Lasseter had zijn schatten gevonden en in dö
buurt van zijn rif, in de schaduw van zijn millioe-
nendroom was hij verhongerd.
De reddingsexpeditie moest onverrichterzake de
terugmarsch beginnen. Maar het bericht van Las
seters zeldzaam zoeken en sterven springt als een
electrische vonk van hart tot hart, en doet duizend
wenschen ontvlammen.
Lasseters klip is vrij, men weet de ligging zoo
ongeveer, en de gelukkige, die het als eerste berei
ken zal, mag zich rijkdommen oogsten.
Als het niet een fata morgana, een visioen van
een koortsachtige geest is geweest, die Lasseter den
berg der belofte liet zien, dan zal het sprookje van
het verdwenen goud eenmaal werkelijkheid worden.
MARGARET PEDDLER. •PI
Feuilleton
38.
Dit zou zelfs nu nog gebeuren, indien de volle
waarheid hem bekend was. Daarvan was ze over
tuigd.. En juist om die reden mocht hij het niet we
ten. Gevoelens van eer en dankbaarheid moesten
haar lippen gesloten houden. Ilij had zoo onbeschrij
felijk veel voor haar en haar familieleden gedaan,
dat ze daardoor voor altijd aan hem gebonden was.
Zelfs al wilde ze er toe overgaan haar verloving te
verbreken, dan zou het eeuwige zelfverwijt haar tref
fen Piers', Budge's en Venetia's toekomst verwoest te
hebben. Slechts tegen dien prijs kon ze Terry's liefde
aanvaarden.
Een dof gekreun ontsnapte aan haar lippen. Nu
ze Terry terug gezien had, was haar jonge liefde weer
met hooge vlammen opgelaaid en hetgeen ze als
asch had beschouwd, bleek nog vuur te zijn. Alles in
haar verlangde naar hem. Maar de ongeschreven wet
ten hadden zich tusschen hen gesteld.
In die vroege morgenuren streed Phil een wan-
hopigen strijd, en het resultaat van haar overpein
zingen was, dat ze begreep met geen mogelijkheid met
Timothy te kunnen breken. Ze had een zeker iets op
haar schouders geladen, wat ze moest blijven dra
gen. Het maakte geenerlei verschil dat die last haar
thans zwaarder bleek te zijn dan ze aanvankelijk
gedacht had. Kalm moest ze nu de toekomst in de
oogen zien en met denzolfden moed waarmede ze na
Guy Wctherby's dood de moeilijkheden had aan
vaard de moed die haar zwijgend had doen
lijden toen ze meende dat Terry niet .langer van
haar hield, liet haar nu ook de feiten rustig onder
de oogen zien.
Toen ze aan het ontbijt verscheen, viel er niets bij
zonders aan haar uiterlijk en optreden waar te ne
men en geen sterveling 'had kunnen vermoe
den, wat ze enkele uren terug had doorgemaakt. Nie
mand wist dat ze een besluit had genomen, dat over
haar heele volgende leven besliste.
Ze was zelfs in staat vroolijk te glimlachen toen
er een aardigheid werd verteld en kalm te spreken
over Terry's bezoek.
„Het is jammer dat we allemaal uit waren toen
hij kwam", merkte Budge op, terwijl hij zich nog
eens van de marmelade bediende. „Ik veronderstel
echter dat hij nog wel eens aan zal komen, net zoo als
vroeger."
„Ja, dat denk ik ook", antwoordde Phil. Diep in
haar hart hoopte ze echter dat hij zoo gauw mogelijk
naar Londen terug zou keeren.
„Je zult hem stellig heel aardig vinden, Timothy",
zei Budge ineens. „Ik heb altijd het gevoel dat hij
eigenlijk tot de familie behoort, omdat we hem nog
juist bijtijds voor verdrinken konden behoeden."
Nadat de twee mannen elkander in den loop van
den dag evenwel ontmoetten, had het Phil allerminst
verwonderd, indien Timothy een zekeren afkeer van
Terry had gekregen. Terry gedroeg zich namelijk op
zulk een kille, arrogante wijze, dat een blos van
ergernis naar haar wangen steeg.
Timothy's vriendelijkheid, welke spontaan allen
kennissen der Wetherby's werd aangeboden, werd
met een zekere onbeschaamdheid beantwoord en zoo
dra Phil met Terry alleen was, kon ze ook niet na
laten hem hierop te wijzen. Hij glimlachte slechts en
zei:
„Wat had je anders verwacht? Je moet toch waar
lijk wel begrijpen dat ik neiging kreeg zijn nek om
te draaien! Mijn eenige voldoening is dat het niet
lang meer kan duren, of hij zal lust hebben hetzelfde
bij mij te doen."
Ze kon hem eenvoudig niet begrijpen. Hij verkeerde
zonder twijfel in een uiterst gevaarlijke stemming
en het was moeilijk onder deze omstandigheden met
hem te praten. Het leek er veel op alsof de nacht
die hadr onderworpenheid had gebracht, hem op
standiger had gemaakt.
„Terry, je blijft hier toch niet?" vroeg ze angstig.
„Zeer zeker dat wil zeggen totdat mijn verlof
verstreken is. En ik veronderstel dat we dan alle
maal in Londen gaan wonen, terwijl de „Grange" ge
restaureerd wordt, nietwaar? Daar kunnen we dan de
kennismaking voortzetten", eindigde hij spottend.
Ze maakte een gebaar van wanhoop met haar han
den.
„Maar het helpt niets", smeekte ze. „Niets kan
nu meer veranderd worden. Het het doet ons
beiden maar pijn, als je blijft."
Hij nam haar handen in de zijne en hield die ste
vig omvat.
„Het zou ons beiden oneindig veel meer pijn doen,
als ik wegging", zei hij kalm. „En dat weet je zelf
ook wel.
Ze trilde bij zijn aanraking. Hetgeen hij zei was
tot op zekere hoogte waar. Niettegenstaande alles....
niettegenstaande het vooruitzicht dat ze nooit sa
men konden komen, dat ze onvermijdelijk geschei
den moesten blijven wist ze dat zijn tegenwoor
digheid, de wetenschap dat hij in Torrenby was, haar
gelukkig maakte, al had elk gevoel van rust haar
dan ook verlaten.
„Laat me nu gaan, Terry", vroeg ze zacht, en
trachtte zich uit zijn armen los te maken. Hij deed
wat ze vroeg, doch daarna boog hij zich dicht tot
haar over en zei met een vreemden gloed in zijn
oogen:
„In orde. Ik zal je nu loslaten maar per slot
van rekening zal er toch geen verandering komen.
Zelfs niet wanneer je Wing's vrouw al was. Maar
dat zul je nooit zijn. Je behoort mij toe."
HOOFDSTUK XXV.
Doode liefde.
Drie menschen zagen hen weggaan. Timothy van
uit een van de ramen van zijn étage, Budge en Phil
vanuit het vertrek dat den schoonen. naam .van
„Kantoor" had gekregen.
De twee laatsten zaten hierin te werken. In het
begin was het Piers' baantje geweest de boekhouding
te verzorgen, doch hij trok er zich den laatsten tijd
bitter weinig van aan en ging dien dag met Elspeth
in Fairbeach doorbrengen. Ze wilden daar zwemmen
en van het schoone gezicht vanaf de rotsen genie
ten.
Voor de bewuste gelegenheid had Piers een auto
laten voorkomen. Nu er geld op de bank stond
het geld dat als een molensteen om Phil's hals hing
bewees Piers maar al te zeer hoe goed hij het kon
uitgeven. Tonkins bracht een lunchmand met de noo
dige lekkernijen in den wagen, en daarna stapte Piers
met Elspeth in.
Er verscheen een paar diepe rimpels in Phil's
voorhoofd, terwijl ze hen nazag. Daarna keerde ze
zich met een ruk om en begon haar werk.
„Sommige menschen worden al heel gauw verliefd",
merkte ze met ongewone scherpte op. „En Piers be
hoort tot één daarvan."
Budge keek haar vragend aan. Wat bedoel je daar
mee?"
„Ik bedoel dat vanaf het oogenblik dat Elspeth
hier haar intrek heeft genomen, er vrijwel niemand
anders meer voor Piers op aarde bestaan heeft. Hij
hoeft enkel en alleen teekeningen van hdér gemaakt,
en hij voert verder niets meer uit."
Wordt vervolgd