RADIO «BODE Geestelijk £_,evën Verdraagzaamheid de V ries iaesaiB De AVRO-verrassing wordt aangesneden Centrale Verwarming Zaterdag 7 December 1935. Postrekening No. 23330 SCHAGER 79ste Jaargang. No. 9867 COURANT. Int. Telef. No. 20 Dit blad verschijnt 'dagelijks, behalve Vrijdags. Bij inzending tot 's morgens 8 uur, worden Advertentiën nog zooveel mogelijk in het eerstuitkomend nummer geplaatst. Uitgave der N.V. v.h. P. Trapman Co., Schagen 20 PAGINA'S. Prijs per 3 maanden f 1.80. Losse nummers 6 cent. ADVERTEN- TlëN van 1 tot 5 regels f0.85, iedere regel meer 15 cent (bewijsno. inbegrepen). Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. door Astor. HET lijkt een dwaasheid, nietwaar, om ln de zen tijd van verdraagzaamheid te spreken of daarover te schrijven. Wij zien immers boe de onverdraagzaamheid op allerlei terrein welig tiert. Ja, wij krijgen soms zelfs den indruk, dat in dezen tijd, waarin de stoffelijke en zedelijke nooden steeds grooter worden, waarin de economische en géestelijke verwarring toeneemt, deze onverdraag zaamheid tegelijkertijd scherper vormen aanneemt. Wij behoeven maar te letten op de felheid, waarmede politieke tegenstanders elkander te lijf gaan, om hiervan overtuigd te worden. Trouwens wat wij te zien krijgen op kerkelijk en godsdienstig terrein, doet ons dikwijls aan gansch iets anders denken dan aan verdraagzaamheid. En toch ga ik over dit onderwerp schrijven. De onmiddellijke aanleiding daartoe is een brief, dien ik ontving uit Nieuwe Niedorp. De lezers der Schager Courant zullen zich herinneren, dat mevr. T. GrootesKoorn een ingezonden stuk deed plaatsen (in het nummer van 28 October). Daarna kreeg zij een briefkaartje thuisgestuurd uit den Helder, en omdat ook Astor daarin werd genoemd, zond zij mij daarvan een afschrift. Ziehier wat er op te lezen stondt Den Helder, Oct. '35. Leelijk, gemeen, rood ondier. In de $chager Courant van 23 October vond ik je ingezonden stukje. Je had het daar over nationale moord. Wel, ik ben er op gesteld, dat mijn kinderen behoorlijk leeren schieten om zich later er tegen te kunnen verdedigen, dat zij en hun vrouw en kinderen niet als dolle honden weerloos zouden worden afgemaakt, als zulk tuig als jij, Astor of N. J. C. Schermerhorn en kornui ten eens baas mochten worden, wat God verhoede. Zie maar naar Rusland, waar zoowel vrouwen als kinderen weerloos zijn geslacht door het roode gespuis. Plaats dit als ingezonden stuk in de Schager Courant. Landsverdediger. De dappere landsverdediger heeft zijn zin. Het zal hem, dunkt mij, genoegen doen zijn vriendelijke woorden gedrukt te zien. Of zal hij er zich een beetje voor schamen? Het zou kunnen zijn, dat hij in een plotselinge haatopwelling had geschreven. En dan is hij nu waarschijnlijk wat gekalmeerd en is 't mis schien niet prettig voor hem, te worden herinnerd aan wat hij in onberedeneerde boosheid schreef. Hij trooste zich dan echter met de gedachte dat Astor niet alleen zijn goed humeur heeft behouden, bij 't lezen van de briefkaart, maar er zelfs om heeft gela chen en ik vermoed dat mevr. Grootes-Koorn of die vreeselijke Schermerhorn er zich ook niet veel van hebben aangetrokken. Maar ik vind dit briefkaartje om twee redenen in teressant en daarom geeft 't mij stof voor een „Gees telijk Leven". Ten eerste om het onverstand en het gebrek aan begrip, dat er uit spreekt. Ten tweede omdat het getuigt van een absoluut onvermogen om een tegenstander objectief, d.i. on bevooroordeeld te zien. Op het eerste ga ik niet nader in. Allen, die de stukken van Astor geregeld lezen en begrijpen, zul len den onzin van wat de landsverdediger schrijft, onmiddellijk inzien. Het tweede punt evenwel is mij aanleiding om over verdraagzaamheid het een en ander te schrij ven. Al terstond moeten wij tweeërlei verdraagzaamheid onderscheiden. Er bestaat nl. een soort van ver draagzaamheid, waaraan ik niet de minste waarde hecht. Wij vinden baar bij de nulliteiten, die alles kunnen aanhooren, alles kunnen lezen (voor zoo ver zij n.1. lezen) en die op niets reageeren en altijd onbewogen blijven. Zij nemen om zoo te zeggen al les voor kennisgeving aan om er verder niet op in te gaan. Zij kunnen dit doen, omdat zij zelf niets zijn, geen enkel beginsel belijden en volkomen ver stoken zijn van ieder idealisme. Het zijn de men- schen, die zich nergens iets van aantrekken. Ik houd niet van dat soort van menschen; ik mag ten slotte nog liever iemand als „landsverdediger", die echt kwaad en verontwaardigd kan worden. Dit wijst ten minste nog op een zeker soort van idealisme, al is het voor mij niet aantrekkelijk. Over deze verdraagzaamheid zwijgen we dus verder; het is verkapte lamlendigheid en niets anders, wan neer men beweert: het kan mij niets schelen wat de menschen denken, gelooven, doen, als zij mij maar vrij laten, zooals ik het hen doe en s als ik maar geen stoffelijke schade door hen ondervind. Dit laatste weegt altijd héél zwaar. Ik zeg daartegenover: het kan mij h e e veel schelen wat mijn medemenschen denken, gelooven of doen, want daarvan hangt hat wel en wee der menschheid af, daar door w o r de n de verhoudingen in demaatschappij bepaald. En daarom tracht ik dit denken en gelooven te be invloeden en daarom bestrijd ik al datgene, wat in mijn oog in tegenspraak is met de beginselen, welke, voor mij tot hoogste waarheid zijn geworden. Tegelijkertijd echter dwing ik mijzelf weer om nooit te vergeten, dat ik een menscb ben met be perkte kennis, dat ik daarom de dingen ook ver keerd kan zien en beoordeelen, dat ik als ieder an der vaak door duistere, diep in mij werkende drif ten word geleid en gestuwd, dat ik mij nooit abso luut zal kunnen losmaken van alle egoistiscbe nei gingen. Hieruit volgt terstond, dat wij dus verdraagzaam heid vóór alles hebben te beschouwen als een menschel ij ke deugd, omdat zij vóóronderstelt dat ook een andere meening recht van bestaan kén hebben. Maar wat van overwegend belang moet worden geacht is het volgende: Het ware wezen van zuivere verdraagzaamheid openbaart zich hierin, dat men nooit om verschil van inzicht een andei als m e n s c h veroordeelt, dat men hem om zijn overtuiging (als hij die heeft!) of om zijn opvattingen niet haat. En let nu eens op het schrijven van den landsver dediger. Hoe ver van alle verdraagzaamheid is zoo iemand verwijderd, die de medemensch, omdat deze anders denkt dan hij, aanduidt als leelijk, gemeen, rood ondier. Wie zooiets kan schrijven, veroordeelt daarmede alléén zichzelf; toont daardoor een bekrompenheid van geest, die bijna onbegrijpelijk is. Het moest nu toch eindelijk eens tot het bewust zijn van de menschen doordringen dat wij door ge meenschappelijk zoeken en door loyalen strijd slechts kunnen komen tot een hoogere levensfase. Ik ben juist begonnen met de lectuur van een boek, dat op het oogenblik in heel denkend Neder land zeer sterk de aandacht vraagt. Dit boek is ge schreven door prof. J. Huizinga en draagt als titel „In de schaduwen van morgen". Hier is een beza digd, ernstig wetenschappelijk man aan het woord. Prof. Huizinga is alles behalve een partijman. Hij beziet de werkelijkheid zooveel mogelijk objectief. En het is juist zijn objectieve kijk op de geweldige wereldcrisis, waarin we ons bevinden, welke hem doet zeggen: „Wij allen, hoe ook gezind of gericht, weten dit: wij kunnen niet terug, wij moeten er doorhee n." „Maar dit weten- wij: een algemeen terug Is er niet. Er is enkel vooruit, al duizelt het ons voor on bekende diepten en verten, al gaapt de naaste toe komst als een afgrond in nevel gehuld." En van m.i. groote beteekenis is zijn uitspraak: „Niet van een ingreep der ordenende machten is het heil te verwachten. De grondslagen van cultuur zijn van anderen aard, dan dat zij door gemeenschaps organen als zoodanig, hetzij volken, staten, kerken, scholen, partijen of genootschappen, zouden kunnen worden gelegd of in stand gehouden. Wat daartoe noodig is, is een inwendige loutering, die de indivi duen aangrijpt. De geestelijke habitus (houding) van de menschen zelf moet veranderen. De huidige wereld is op den weg van een alge- meene verloochening van absolute ethische normen ver voortgeschreden. Zij leeft nauwelijks meer in een overtuigde onderscheiding van goed en kwaad. Zij is geneigd, alle crisis, waarin deze beschaving verkeerd, louter te zien als een strijd tusschen te gengestelde strekkingen, als een machtsstrijd tus schen vijanden. En toch ligt de mogelijkheid van hoop enkel in de erkenning, dat in dien strijd de handelingen zich rangschikken naar een beginsel Stof Kolen Asch Rook in Uw woonvertrekken In een goed ingericht huis behoort een Wü installeeren Elk systeem of gewenschte uitvoering TTECHN. BUR. ALKMAAR TEL. 2197-3897. HONDERDEN Referenties Verrassing nummer 1Ieder die zich voor 'n halfjaar abon neert op de Radio Bode f 3.- waarvoor U zes maanden lang iedere week een prachtig Programma tijdschrift ontvangt), krijgt alle in De cember verschijnende nummers gratis. Verrassing nummer 2: Het magnifieke Kerstnummer, uitgevoerd in een weelde r van kleuren, met boeiende verhalen van Willy Corsari, Anne de Vries, Ted O. Sickens, T. Oeff e.a., met bijdragen van L. J. Jordaan, L. M. G. Arntzenius, Dr. J. C. A. Fetter, Dr. F. H. Fischer e.a. en tal van tekeningen, fraaie reproducties en prettige prijsvragen Verrassing nummer 3de beroemde AVRO-kalender, een uniek werk waaraan wederom 12 bekende Neder landse schilders hun medewerking gaven (indien U dit jaar nog geen abonné was). Dat alles voor f3.-! Stort ze direct! Op Giro 128.000, AVRO, Amsterdam; bij het Hoofdkantoor, Keizersgracht 107 Amsterdam, of bij een der AVRO-bijkantoren te: Rotterdam, 2e Weena straat 30; Den Haag, Toussaintkade 34; Utrecht, Oude Gracht 309; Haarlem, Koninginneweg 8; Groningen, Noor derhaven ZZ 18; Arnhem, Kastanjelaan 7; Leeuwarden, Hofplein 33; Nijmegen, van Broeckhuysenstraat 31; Zwolle, Deventerstraat 11 (tijdelijk); Middelburg, Lange Burg C. 93. Neêrlands nationaal radioblad. van volstrekt goed en volstrekt kwaad. Uit zulk een erkenning volgt, dat het heil niet kan besloten zijn binnen de zege van één staat, één volk, één ras, één klasse. Het blijft de uiterste verlaging van mensche- lijk verantwoordelijkheidsgevoel, wanneer men de normen van aanvaarding en verwerping onderge- schik maakt aan een doel, dat op egoïsme geba seerd is." Men kan het met deze uitspraken al of niet ge heel eens zijn, toegegeven zal moeten worden, dat de schrijver gelijk heeft, wanneer hij, door zijn ge- heele boek heen, betoogt zóó kan, zóó mag het niet langer. En het is ontwijfelbaar zeker dat geen duizenden, maar tienduizenden mèt hem van oordeel zijn, dat deze wereldcrisis ons tot taak oplegt te zoeken naar een oplossing. Of als dit voor de meesten (de gezichtskring van velen is beperkt en de massa is traag van geest) te bezwaarlijk is, dan toch zal van hen kunnen worden verwacht: belangstelling en waardeering voor den arbeid van hen, die zich met ernst stellen voor de vraag: waar is uitkomst uit den chaos, waarin wij verzonken zijn en hoe kunnen wij een hoogere cul tuur opbouwen? Hierbij komt 't in de eerste plaats er op aan, dat men zich stelt op het standpunt, dat ook zij, die een anderen weg meenen te moeten inslaan, dan die door ons gevolgd wordt, het volkomen eerlijk kunnen meenen. Heusch, de geschiedenis zal wel over de gevolgde wegen oordeelen; in den loop der historie voltrekt zich altijd een oordeel over het waardevolle en waardelooze. Als wij maar zoeken naar uitkomst. En die uit komst zal altijd tot voorwaarde hebben, dat zuiver zedelijke normen in de levensverhoudingen worden verwezenlijkt. Wat volgt hieruit? Dat wij allen (voor zoover wij werkelijk levende menschen en geen geestelijk dooden zijn) ons in spannen om een nieuwen geest te wekken, om die beginselen te propageeren, die naar ons beste weten het hoogste heil aan de menschheid beloven, wan neer zij tot de het leven-beheerschende beginselen worden. Ik wijs hier in de eerste plaats op het beginsel der rechtvaardigheid (om van dat der liefde maar te zwijgen). Met nadruk zeg ik dat wij dit allen moeten doen. Maar nu spreekt 't toch van zelf, dat zich daarbij verschillen zullen voordoen. Het is ondenkbaar dat alle menschen gelijk zouden denken, over de uit werking van het rechtvaardigheidsbeginsel. Immers duizenden zitten nog gevangen in hun levensbeschou wing en beseffen b.v. niet hoe door en door onrecht vaardig het is, dat men welvaart kan ophouwen op de grove exploitatie van medemenschen Ik noem dit maar op en behoef er wel niet nader op in te gaan. Iedere onderzoeke slechts zijn eigen geestelijke inventaris, om spoedig tot de over tuiging te komen, dat er nog heel wat aanwezig is, erfstuk uit het verleden, wat naar zedelijke maatstaf gemeten geen recht van bestaan meer heeft. Ik beschouw het als een voorrecht met veel men schen uit alle mogelijke kringen der maatschappij in aanraking te komen. Dit geeft mij de zekere.over tuiging dat overal de meeriing doordringt, dat als wij door blijven leven, gelijk wij 't tegenwoor dig doen, wij onherroepelijk tot steeds grooter bar barisme moeten vervallen en de ongeschreven zede lijke weten bij voortduring meer zullen worden overteden en genegeerd. Wij dienen hier scherp het onderscheid in het oog te houden tusschen twee stroomingen bij hen, die

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1935 | | pagina 1