oog
De B
rabantsche
Brief
van Dré.
W<jut is ctie nieuute HONIG'S KALFSSOEP
SCHAGER COURANT.
Vierde Blad. No. 9884
i^ÉnÉÉiii
O plaaiendeT lammen
ELINOR GLYN
Ulvenhout, 2 Januari 1936.
Menier,
De feestkeerskens
wat
zijn
gedoofd. En m'n oogen
knipperen 'n bietje on
wennig in den zuren,,
nuchteren Januaridag van
't prille jaar.
Ze zijn nog te veul 'ver
wend aan den gouwen
lichtpoeder, die dagenlang
om mijnen kop wemelde.
Aan den gouwen sche
mer, die er gloorde van 't
stalleke af, door geheel
den huis tot binnen in
oew zielement.
Zoo valt den nuchteren
Januari-dag wel wat hard op oew oogen. Wel
koud in oew borst.
Dagen en dagen wierd m'n ziel gewiegd op den
muziek van de gouden snaren, die gespannen ston
den aan de sleutels van keersenvlammekens en
dieën muziek wierd rauw afgebroken in den schril-
len krijt van 't kille daglicht op deuzen Januari-
morgen.
Den „Maandag" van 't Jaar.
En da's vandaag veul „Maandag", amico!
Als ge dan, lijk ik, zoo'n bietje „Maandaghouwer"
zijt van proffessie, want ik ben 'nen greten feest
ganger! dan, afijn
Den groentenwagol was zwaar, loodzwaar van den
morgen
Zwaarder dan vóór dc feestdagen, toen ie voor
drie en vier dagen gelajen was. Maar toen had
ik m'n baaske bij me, m'n ferme knechtje Da's
gisterenavond vertrokken.
Ja, de feestkeerskens zijn erg gedoofd,
In den vooravond zijn ze allemaal weer vertrok
ken, gisteren.
Stuk voor stuk wieren we aangeraakt door den
Plicht, die ons wakker maakte uit 'nen schoonen
millioennairsdroom van altij feest; feest onder kris-
talijnen muziek en gouden keersenglans gedragen in
de kunstig-gesnejen knuiskens van vergulden enge
len. Toen is ook onzen Dré en ons Wieske gegaan.
Met Dré III, Bartje en Truike.
Ik heb mijnen Kerst, mijn Oud- en Nieuwjaar,
ik heb heel m'n feest weggebracht met de sjees, naar
de statie.
Nog voel ik 't warme plekske teugen m'n been,
zoo zat mijn baaske dicht teugen me aan, achter
Bles.
Veul wierd niet meer gesproken. Nog droomden
we na.
En als 'k de rooie achterlichten van den trein had
zien vergaan in den killen-duister van den Nieuw
jaarsavond, dan pas wist ik zeker, dat thuis de
lichtjes uit waren. Dan ben ik rap 't statieplein op
gestapt, naar m'n wachtend Bleske,- dat hard zijnen
hoef stampte in de Zondagavondstilte, waarin hiel
en daar nog 'n rood Kerstlicht smeulde achter be
slagen ramen cn 'k ben alleen nou, in 't gerij ge
stapt. „Vort, Bles, rap naar de Vrouw, jongen."
Heel, heel wijd weg krijtte den scherpen fluittoon
van den trein, die nou de bocht omging
„Ze zijn alweer halverwege Tilburg-den Bosch, als
ik weer thuis ben", ging door mijnen kop.
Nog efkens keek ik naar de bleekgele ramen van
de stille statie en meteen maakte m'n sjees den
draai in de richting van Ulvenhout.
Hard ratelden Bles' ijzeren hoeven in de verlaten
straten van 't duisternatte stadje. En tusschen den
ijzeren roffel door, klengde 'n Kèrkklokske dreinprig
over 't moeie stedeke.
Ja, de feestelijke vlammekes waren heel erg ge
doofd op de storapkens keutelkeers met de zwarte
pitjes.
En als ik thuiskwam, m'n peerdje uitgespannen
en gestald had, z'n ruif voorzien van 'nen röyalen
greep uit de Zomermaand, van 'nen greep geurig
hooi, waarin nog nageurden de verdroogde veld-
blommekens, dan dan speurden m'n ooren naar
ennigt gerucht, uit de kamer naastaan. Naar 't
stemmeke van den altij zuigenden kleinen Bart;
naar 't geschuifel van de stoelen over de stroeve pla
vuizen; naar i t s naar *t binnen-rennen van den
kleinen Dré, die zoo geren in dén stal is, bij Bles
en Opa naar de stemmen, van m'n jongens, den rol
lenden lach van den Dré, 't hooge, Amsterdamsche
stemmeke van ons Wieske ik luisterde, maai
de leegte van de stilte waaide om m'nen kop.
En efkens, hier in den schemer bij den stallan
taarn, kneep ik m'n oogen dicht en 'k zag 't heel-'
spanneke wegrollen in d.e gele coupé, den duisteren
avond in. 'k Zag nog efkens den schim van Dré z'n
smoeltje, met de platgedouwde neus teugen 't be
slagen raamke en as ik dan m'n oogen maar rap
opendee, dan schoot 'nen krans van felle lichtpieken
uit 'h lantaarntje, daar in 't strooi.
Trui zat te dutten bij de plattebuis, heur armen
over malkaar, den kop moei, lijk 'n zware blom
aan den ranken stengel neerbungclend op den
schouwer.
God, wat was m'n goeie ouwe moei.
Als ze wakker schrok: „eh eh waar waar
zijn ze allema
„Ge hebt nog van allemaal de groeten Trui en 'k
moest oe vooral nie vergeten nog 's duuzend keer
te bedaanken
Heuren mond beefde 'n bietje; dwaas keek ze naar
de- buitendeur. Knikte, alsof ze zeggen wilde: „dus
ze zijn allemaal weg!"
Toen stond ze rap op, van heuren stoel, ging naar
't achterhuis en 'k hoorde veul lawijt van den voeier-
ketel voor de beesten.
Ik ging zitten.
Aan de tafel.
Trommelde met m'n vingers op die leege, die
groote tafel en vaneigens gingen m'n oogen weer
naar 't Kersthoekske, wat ze cd veertien dagen ge
wend waren te doen
Maar geen lichtpiekskes, geen lichtkranskens om
wiegende keerskens. 'n Verflenst boomke, met moeie
takskens. 'n Hol-zwart stalleke met steenen poppe-
kens, die 'k toch efkens van dichtbij ging bekijken.
Wat was er dan aan gebeurd
En ik nam den H. Jozef op en meteen viel 'n
leeg gat in 't stalleke en ik kost 'm er niet goed
meer neerzetten.
„Ja, doet da", klonk ineenen Trui heur stem.
„Eh eh watte, Trui?"
,Kuimt den rommel maar op".
,Zou zouwen we eigenlijk nie Trui, tot
Driekoningen
„Dré ruimt asteblieft die dingen op; wa motten
twee ouwe menschen-alleen
Toen ging ze weer naar 't achterhuis en rakelde
daar nijdig in t vuur.
Afijn, amico. Ik heb 'n stapeltje ouwe kranten
gehaald, de hoeiendoozen van 't opkamerke en 'k heb
de beeldekens voorzichtig in de kerstnommers ge
wikkeld. Tot volgend jaar, als Onzenlievenheer
't belieft
Als we teugenover malkaar zaten, na langen tijd
alleen weer, dan viel 'nen harden slag van de
steertklok door de lampsuizelende stilte van deuzen
tricstigen afscheidsavond.
„Nou zijn ze thuis", zei Trui, die altij „meereist'
als de kinders vertrokken zijn.
Ik knikte.
„Nou, eh Dré, nou kan ons Wieske d'r kinders
weer allemaal naar d'r eigen beddekens brengen
en ze zeivers toedekken, zooas ze lest schreef, witte
nog wel? Wa kan ze toch slecht wennen aan die
kostschool, 'k Mag lijen da ze gaauw 'nen grooten
brief schrijft!
Wa kan die meid toch gezellig schrijven, ee? Da
docht ik deus dagen nog, als ik met 'r zat te praten.
Dré 't was éénen, éénen grooten brief van Wies-
kes, al die dagen
Toen veegde ze even langs heur oogen.
„Wieske schrijft mergen al, Trui. Da riep ze nog,
as den trein rijen ging.
En zoo, samen met de kinders die vertrokken wa
ren, verging den avond in ons leege huiske, met het
leege „kerst"-hoekske.
Zoo doofden onze feestkeerskens.
Zoo verging den gouwen gloed die nog wat na
smeulde in ons zielement.
Nieuwjaar!
Brutaal, voornaam hangt daar weer den nieuwen
ZONDAG 5 JANUARI.
HILVERSUM (1875 M.)
8.55 VARA, 10.— VPRO, 12.— AVRO, 5.— VARA,
8.— AVRO. 8.55 Orgelspel; 9.00 Voetbalnieuws;
Tuinbouwpraatje; 9.30 Vervolg orgelconcert; 9.45
Lezing; 10.00 Zondagsschool; 10.30 Kerkdienst; 12.00
Filmpraatje; 12.30 AVRO-Aeolian-orkest; 1.15 Cau
serie; 1.35 Kovacs Lajos' orkest; 2.00 Boekbespreking
2.30 Zang en piano; 3.00 Radiotooneel; 4.15 Grampl.
4.30 Het Weesper Mannenkoor; 4.50 Sportnieuws,
gram.pl; 5.00 Grampl; 5.30 Voetbalpraatje, sport
nieuws en gram.pl; 6.00 Mignon-kwintet; 6.30 Ra
diotooneel; 7.00 De Flierefluiters en sol. 8.00 Om
roeporkest mmv. solist; 9.05 Radiojournaal; 9.20
Gram.pl; 9.40 Kovacs Lajos' orkest; 10.00 Voor
dracht; 10.20 Kovacs Lajos' orkest; 11.00 Berichten;
11.10—12.00 De AVRO-Decibels.
HILVERSUM (301 M.
8.30 Morgenwijding; 9.30 Gram.pl; 9.50 Geref. Kerk
dienst. Hierna gewijde muziek; 12.15 KRO-orkest,
lezing en gram.pl; 3.00 Causerie; 3.20 Gram.pl; 4.00
Ziekenlof; 5.00 Gewijde muziek; 5.30 Orgelspel; 6.00
Ned. Herv. Kerkdienst. Hierna orgelspel; 7.45 Sport
nieuws, voordracht, berichten. 8.20 Concert mmv.
solisten; koor en orkest 8.55 Grampl; 9.10 KRO-Or
kest; 9.45 Grampl; 9.55 KRO-Melodisten10.20 Gr.
pl; (Om 10.30 Berichten) 10.40—11.00 Epiloog.
DROITWICH (1500 M.)
12.50 Pianorecital; 1.20 BBC-Northern-Ireland-or-
kest mmv. sopraan; 2.20 Cellini-trio; 3.05 Mandoli
ne-orkest mmv. tenor; 3.35 Grampl; 4.05 BBC-Mili-
tair orkest; 4.50 Voor de kinderen; 5.10 Lezingen;
5.40 Pianokwartet en bariton; 7.05 Lezing; 7.20
Koor en cello; 8.20 Kerkdienst; 9.05 Liefdadigheids
oproep; 9.10 Berichten; 9.20 Callenders Senior Or
kest mmv, bariton; 10.05 A. Sandler's orkest mmv.
bariton; 11.05 Epiloog.
RADIO PARIJS (1648 M.)
7.20 en 8.20 Grampl; 11.20 Orkestconcert; 12.20 Or
gelconcert; 1.20 Vervolg orkestconcert; 2.35 Zang;
5.20 Populair concert; 7.20 Zang; 9.05 Radiotooneel
11.0512.35 Dansmuziek en populair concert.
BRUSSEL (322 en 484 M.)
322 M.: 9.20, en 10.20 Grampl; 11.20 Omroeporkest;
12.20 Grampl; 1.30.2.20 M. Alexys' orkest* 2.35 Ka
mermuziek; 3.35 Grampl; 4.20 Dansmuziek; 5.20
Populair concert; 6.20 Grampl; 7.20 Cellorecital;
8.20 Omroeporkest 9.05 Radiotooneel; 9.20 Omroep
orkest; 10.30 Kamermuziek; 11.20—12.20 Dansmu
ziek; 484 M.: 9.20 Grampl; 10.20 Omroeporkest;
11.20 Pianorecital; 11.35 Grampl; 12.20 M. Alexys'
orkest; 1.30 Orgelconcert; 2.00 Grampl; 2.50 Zang,
3.20 Grampl; 4.20 Populair concert; 5.20 Dansmu
ziek, 6.20 Grampl; 6.50 Zang; 7.35 Grampl; 8.20
Opera-uitzending; 11.5012.20 Grampl.
MAANDAG 6 JANUARI.
1
HILVERSUM (1875 M.J>
Algemeen programma, verzorgd door de VARA.
8.00 Grampl. en piano; 9.00 De Zonnekloppers;
10.00 VPRO: Morgenwijding; 10.15 Voordracht en
Orvitropia; 12.00 Gramofoonplaten12.30 De Fliere
fluiters en solist en gram.pl 3.00 Lezing; 3.30 Viool
en piano; 4.00 Orgelconcert; 4.30 Kinderuurtjej
5.00 De Notenkrakers en grampl; 6.15 Muzikale cau
serie met illustratie; 7.10 Lezing; 7.30 Zang, viool
en piano; 8.00 Berichten; 8.10 „De Stem des Volks"',
Utr. Sted. orkest en solisten; 9.00 Radiotooneel; 9.45
Grampl: 10.00 Dam-nieuws; 10.05 Berichten; 10.IQ
E. Walis' ensemble; 11.00—12.0 Gram.pl. en piano,
HILVERSUM (301 M.)
NCRV-uitzending. 8.00 Schriftlezing; 8.15—9.30
Grampl; 10.30 Morgendienst; 11.00 Chr. lectuur;
11.30 Grampl; 12.30 Orgelconcert; 2.00 Voor de
scholen; 2.30 Causerie; 3.15—3.45 Grampl; 4.00 Bij1
bellezing; 4.45 Grampl; 5.25 Tenor en piano; 6.30
Vragenuur; 7.00 Berichten; 7.15 Reportage; 7.30
Vragenuur 7.55 Causerie; 8.00 Berichten; 8.05 Ka
merorkest; 8.50 Causerie; 9.20 Vervolg kamerorkestl
10.05. Berichten; 10.10—11.30 Grampl.
DROITWICH (1500 M.)]
11.20 Gramof oonplaten; 12.05 Schotsch Studio*
orkest; 1.05 Grampl; 1.50 Orgelconcert; 2.35 Gram*
pl; 3.20 Jack Wilson's kwintet en solist; 4.20 Viola;
en piano; 4.50 Het Amington-orkest en conferencier]
5.35 Dansmuziek; 6.20 Berichten; 6.50 Pianorecital?
7.10 Lezingen; 8.10 Het BBC-orkest 8,50 Het BBG«
Mannenkoor en -theaterorkest; 9.50 Berichten; 10.20
Het Kutcher-strijkkwartet en solisten; 11.3512.20
Dansmuziek.
RADIO-PARIS (1648 M.)
7.20 en 8.^5 Gramofoonpl; 11.20 Orkestconcert; 2.50
Gramofoonpl; 4.20 Orkestconcert; 5.50 Dito; 8.20
Zang; 9.05 Strijkkwartet; zang en declamatie?
11.05—12.35 Populaire en dansmuziek.
KEULEN (456 M.)
5.50 en 9.30 Concert; 11.20 Nedersaks. symphonie-
orkest; 1.35 Gramof oonplaten2.20 Omroepklein-
orkest en solisten; 5.20 Gevarieerd concert; 8.05
Omroepkoor, -orkest en solisten; 9.40 Radiotooneel;
10.30—11.20 Orkestconcert.
BRUSSEL (322 en 484 M.)
322 M.: 12.20 Salonorkest; 1.30—2.20 Gramofoonpl.;
5.20 Omroeporkest; 6.35, 7.20 en 8.25 Gramofoonpl.;
9.20 Omroeporkest en radiotooneel; 10.30—11.20 Gr.
platen. 484 M.: 12.20 en 1.30—2.20 J. Schnijders'
orkest; 5.20 Populair concert; 5.50 Kamermuziek;
7.20 Gramofoonmuziek; 8.20 Militair concert; 10.30
11.20 Dansmuziek.
DEUTSCHLANDSENDER (1571 M.)
7.30 Het Omroeporkest, 8.30 Hoorspel met muziek;
9.20 Berichten; 9.50 Vocaal kwartet en piano; 10.05
Weerbericht; 10.2011.20 Dansmuziek.
kalenderblok, met zijnen burgemeestersbuik.
Driehonderdvijfenzestig dagen hangen daar weer
voor den pluk.
't Waren slechte jaren; de leste.
Dat hoeven we niet onder stoelen en tafels te
steken.
Ook '35 was 'n schraal jaar.
En toch toch heb ik mee 'n bietje weemoc.d het
weer zien vergaan in d'eeuwigheicl.
Toch was 't end weer schoon.
Ja, 't gaf me moed, moed voor 't nieuwe.
De menschheid frutselde z'n zorgskens in 't strooi
van 't kribbeke. Veul is gebeden bij 't Kindeke. Be-
eend zijn de biddende handen omhoog gegaan in
den gouden lichtgloed die er straalde uit 't Stalleke
van Bethlehem. v
Misschien
Ik heb in ieder geval uit het jaar-ende moed ge
put voor de moeilijkheden van 't nieuwe jaar.
En zoo, amico, zoo durf ik jou en al oew duuzen-
den lezers en lezereskes eerlijk cn welgemeend har
telijk en vertrouwend toe te roepen:
Zalig Nieuwjaar!
Laten we allemaal, al is 't dan mee 'n bietje
„Maandags-gevoel", toch onzen zwaren wagel weer
vortdouwen over de moeilijke wegels van ons be
staan. En dan zou nou en dan de herindeling aan 't
Iverstestalleke nog 'ns laten opglorcn in ons zielen
ment.
"n Bietje vree, 'n bietje vertrouwen, 't is alle
gaar olie in de assen van den zwaren wagel, dia
vort móét!
Vort, 't heele nieuwe jaar uit.
De Plicht heeft ons weer aangeraakt.
Den wagel is nog wat zwaar. Maar als ie eenmaal
rolt, dan wordt zijnen roffel over de oneffen wegels
weer 'n goeie maat om er 'n liedeke op te fluiten.
Vort! Vort door den zwaren tijd mee 'n bietje vree,
mee 'n bietje hoop, dat we verankerden aan de
schraag van 't heilig dierenruifkc.
Zoo wensch ik, ook namens Trui, uit den grond
van ons hart: „Zalig Nieuwjaar!"
Ik hoop m'n briefkes weer voor malkaar te krij
gen. 'n Teug lach, 'nen slok ernst, maar altij 'nen
gaven beker vol. Tweeënvijftig waarvan dit,
't eerste weer zoo dicht bij 't leste ligt
't Gaat zoo rap. De zware dagen gaan 't vlugst
voorbij! De jaren toch, ze vliegen,.
'n Bietje vree, 'n bietje vertrouwen en den wa
gel, hoe zwaar ook, hij rolt van eigens, op de maat
van 't fluitje! Allemaal, nog eens: Zalig, zalig Nieuw
jaar!
Veul groeten van Trui en als altij geen haarke
minder van oewen
toet a voe
DRé.
Feuilleton
11
DOOR
H.
...En op hetzelfde oogenblik hielden Caesar en
Hargraevcs in Londen bij hun geliefden meester de
wacht. Het gelaat van den Hertog had een paars-
roode kleur cn zijn ademhaling kwam met horten
en stooten.
De dokter had order gegeven dat zijn voeten warm
gehouden moesten worden, en Sarah, het tweede
meisje, verwisselde telkens de kruiken.
Het meerendeel der bedienden had vacantie gekre
gen, daar het bruidspaar den nacht in het „New Am-
bassadors Hotel" zou doorbrengen, en den volgen
den morgen naar Parijs reisde. Het was hun bekend
dat de Hertog laat in den middag per auto vertrok
ken was deze legende werd door Hargreaves ge
lanceerd en Lord John uit Indië was aangekomen.
Direct na het diner hetwelk Hargreaves naar boven
had gebracht, werd hij evenwel opgesteld en nu lag
hij te bed.
De oude, trouwe bediende had alles gedaan wat
slechts mogelijk was om John onbemerkt te kunnen
laten vertrekken. En John had met een opgewekten
glimlach gezegd: „Tob nergens over, Hargreaves, ik
zal vanavond de plaats van „Zijne Hoogheid" inne
men, totdat hij met den wagen komt. Zorg goed voor
hem en laat hij zoo gauw mogelijk naar Londen
vertrekken."
Sarah had diep medelijden met den knappen, jon
gen man. Ze had dikwijls over de groote gelijkenis
tusschen de broers hooren spreken. Het was toch
erg jammer dat de jongste ziek uit Indië moest
komen en nu de bruiloft niet kon meemaken.
Indien er slechts het vaagste gevoel van wantrou
wen bij haar had bestaan, dan had haar natuurlijk
het lichte verschil in uiterlijk tusschen de twee
broers moeten opvallen, doch het is verbazingwek
kend hoe weinig eigen opmerkingsgave men kan
bezitten, wanneer men onder een zekere suggestie
staat.
Er werd nu eenmaal verteld dat „Lord John" ziek
te bed lag, dus de goede vrouw kon er moeilijk aan
twijfelen dat dit niet zoo was. Zooals gezegd had ze
diep modelijden met hem en uitte dit op verschillen
de manieren. „Het is toch zonde en jammer dat die
aardige man het feest niet kan bij wónen", zei ze om
den haverklap, en dan schudde ze zoolang met haar
hoofd tot men bijna bang zou worden dat het van
haar romp kon vallen.
„Ik denk dat hij met malaria uit Indië is gekomen"
gaf Hargreaves met een ernstige uitdrukking in zijn
oogen te kennen. „Wanneer je die koortsen een
maal te pakken hebt weet je nooit hoe je ze weer
kwijt raakt."
„Mijn broer in Jamaica heeft het ook gekregen en
toen..." Hierna volgde een verhaal waaraan geen
einde leek te komen.
Hargreaves achtte het evenwel noodig haar in de
rede te vallen en zei eenigszins uit de hoogte: „Zoo
is het in orde, Sarah. Over een uur weer een warme
kruik."
„Ik zal er voor zorgen, mijnheer Hargreaves",
luidde het antwoord en zij verliet het vertrek.
De oude man wierp een blik op zijn bewusteloozen
jongen meester, en schudde met zijn grijs hoofd,.
„Vrouwen, die vervloekte vrouwen, Caesar!" zei hij,
toen de groote hond een van zijn dikke pooten op
het bed legde.
Het orgel liet den bruidsmarsch hooren, terwijl de
trouwstoet de kleine kapel verliet en langzaam het
breede grintpad opging dat naar het prachtige, oude
huis leidde.
En hoewel ze glimlachten, was het toch opmerke
lijk dat de bruid en bruidegom beiden zeer bleek
zagen. En geen wonder eigenlijk; de twee jonge
menschen hadden iets ontdekt wat een geweldige
ommekeer in hun leven te weeg zou brengen.
Terwijl Anthea's handje op John's arm rustte, ging
het heete bloed als vlammen door zijn aderen. Dit
mooie meisje aan zijn zijde wekte emoties bij hem
op, welke nog geen enkele vrouw te voorschijn had
kunnen roepen. Anthea was in werkelijkheid dc
bruid van zijn broer, en bij die gedachte kwam een
gevoel van wanhoop over hem.
En het hart van het jonge meisje bonsde ook met
toffe slagen, maar dit viel te wijten aan een gevoel
van verlegen vreugde, en vrede. Hoe was het mo
gelijk dat ze zich den vorigen avond zoo ongerust
'ïad gemaakt over de toekomst die haar wachtte?
Mies zou mooi en heerlijk worden, daarvan was ze
thans overtuigd.
Gedurende den korten tijd van hun verloving had
den ze eigenlijk nimmer een diepgaand gesprek ge
had en slechts over oppervlakkige algemeenheden
gepraat. Dat zou nu anders worden! En wat zag
Courtenay er knap uit. Ze moest liaar best doen te
verbergen wat er in haar omging en er verscheen
weer een glimlach om haar lippen.
De bruidegom glimlachte eveneens vol tevreden
heid, terwijl ze langzaam in de richting van het
huis gingen.
Voordat ze dit echter bereikt hadden, was een
vliegmachine boven hun hoofden verschenen, waar
uit een ruiker voor de bruid werd geworpen. De
bloemen kwamen vlak voor haar voeten terecht.
„Die zal ik vanavond op mijn mantelpak steken**,
riep Anthea uit, naar de galante gevers in het vlieg
tuig wuivend.
Daarna volgden de familieleden, de vorstelijke
personen, de groep allerbekoorlijkste bruidsmeisjes
en de overige gasten de in haar zilverkant japon ge-
hulden bruid naar binnen.
Terwijl Anthea en John bij den grooten schoor
steenmantel in het salon stonden om geluk geWenscht
te worden, sloeg Dick Hammond vanuit een hoek van
het vertrek het bruidspaar met een onrustige uit
drukking in zijn oogen gade. De vorstelijke personen
hadden hen toegesproken, en er was diep voor hen
gebogen; de bruidsmeisjes verdeelden zich in groep
jes en Dick voegde zich bij zijn verloofde.
„Lieveling", fluisterde hij haar in het oor, „ik dacht
dat je me verteld had hoe Anthea eigenlijk totaal
niets om Courtenay gaf."
„Dat is ook zoo: gisteravond beweerde ze zelfs nog
dat hij haar ijskoud liet." Daphne zag er dan ook
heel verwonderd uit terwijl ze naar haar nichtje
staarde, want Anthea keek haar bruidegom met een
blik van groote aanbidding in de oogen aan. „Het is
inderdaad vreemd. Kijk eens naar haar."
„Ik hoop dat alles nog goed mag gaan", zei Dick
onwillekeurig, en hij slaakte een diepen zucht.
„En waarom niet, beste jongen?" vroeg het meis
je verschrikt.
Dick herstelde zich onmiddellijk en glimlachte.
„Natuurlijk bedoelde ik er niets bijzonders mee,
liefste. Ik twijfel er geen oogenblik aan of ze zullen
volmaakt" gelukkig met elkander worden."
In een kleine kamer van het uiterst onschuldig
uitziende agentschap van een reisbureau aan het
Strand zaten drie mannen aan een tafel, In het ver
trek hing een lamp met groene kap, welke een vreem
den gloed op hun ongunstige gezichten wierp.