oog De B rabantsche Brief van Dré. W<jut is ctie nieuute HONIG'S KALFSSOEP SCHAGER COURANT. Vierde Blad. No. 9884 i^ÉnÉÉiii O plaaiendeT lammen ELINOR GLYN Ulvenhout, 2 Januari 1936. Menier, De feestkeerskens wat zijn gedoofd. En m'n oogen knipperen 'n bietje on wennig in den zuren,, nuchteren Januaridag van 't prille jaar. Ze zijn nog te veul 'ver wend aan den gouwen lichtpoeder, die dagenlang om mijnen kop wemelde. Aan den gouwen sche mer, die er gloorde van 't stalleke af, door geheel den huis tot binnen in oew zielement. Zoo valt den nuchteren Januari-dag wel wat hard op oew oogen. Wel koud in oew borst. Dagen en dagen wierd m'n ziel gewiegd op den muziek van de gouden snaren, die gespannen ston den aan de sleutels van keersenvlammekens en dieën muziek wierd rauw afgebroken in den schril- len krijt van 't kille daglicht op deuzen Januari- morgen. Den „Maandag" van 't Jaar. En da's vandaag veul „Maandag", amico! Als ge dan, lijk ik, zoo'n bietje „Maandaghouwer" zijt van proffessie, want ik ben 'nen greten feest ganger! dan, afijn Den groentenwagol was zwaar, loodzwaar van den morgen Zwaarder dan vóór dc feestdagen, toen ie voor drie en vier dagen gelajen was. Maar toen had ik m'n baaske bij me, m'n ferme knechtje Da's gisterenavond vertrokken. Ja, de feestkeerskens zijn erg gedoofd, In den vooravond zijn ze allemaal weer vertrok ken, gisteren. Stuk voor stuk wieren we aangeraakt door den Plicht, die ons wakker maakte uit 'nen schoonen millioennairsdroom van altij feest; feest onder kris- talijnen muziek en gouden keersenglans gedragen in de kunstig-gesnejen knuiskens van vergulden enge len. Toen is ook onzen Dré en ons Wieske gegaan. Met Dré III, Bartje en Truike. Ik heb mijnen Kerst, mijn Oud- en Nieuwjaar, ik heb heel m'n feest weggebracht met de sjees, naar de statie. Nog voel ik 't warme plekske teugen m'n been, zoo zat mijn baaske dicht teugen me aan, achter Bles. Veul wierd niet meer gesproken. Nog droomden we na. En als 'k de rooie achterlichten van den trein had zien vergaan in den killen-duister van den Nieuw jaarsavond, dan pas wist ik zeker, dat thuis de lichtjes uit waren. Dan ben ik rap 't statieplein op gestapt, naar m'n wachtend Bleske,- dat hard zijnen hoef stampte in de Zondagavondstilte, waarin hiel en daar nog 'n rood Kerstlicht smeulde achter be slagen ramen cn 'k ben alleen nou, in 't gerij ge stapt. „Vort, Bles, rap naar de Vrouw, jongen." Heel, heel wijd weg krijtte den scherpen fluittoon van den trein, die nou de bocht omging „Ze zijn alweer halverwege Tilburg-den Bosch, als ik weer thuis ben", ging door mijnen kop. Nog efkens keek ik naar de bleekgele ramen van de stille statie en meteen maakte m'n sjees den draai in de richting van Ulvenhout. Hard ratelden Bles' ijzeren hoeven in de verlaten straten van 't duisternatte stadje. En tusschen den ijzeren roffel door, klengde 'n Kèrkklokske dreinprig over 't moeie stedeke. Ja, de feestelijke vlammekes waren heel erg ge doofd op de storapkens keutelkeers met de zwarte pitjes. En als ik thuiskwam, m'n peerdje uitgespannen en gestald had, z'n ruif voorzien van 'nen röyalen greep uit de Zomermaand, van 'nen greep geurig hooi, waarin nog nageurden de verdroogde veld- blommekens, dan dan speurden m'n ooren naar ennigt gerucht, uit de kamer naastaan. Naar 't stemmeke van den altij zuigenden kleinen Bart; naar 't geschuifel van de stoelen over de stroeve pla vuizen; naar i t s naar *t binnen-rennen van den kleinen Dré, die zoo geren in dén stal is, bij Bles en Opa naar de stemmen, van m'n jongens, den rol lenden lach van den Dré, 't hooge, Amsterdamsche stemmeke van ons Wieske ik luisterde, maai de leegte van de stilte waaide om m'nen kop. En efkens, hier in den schemer bij den stallan taarn, kneep ik m'n oogen dicht en 'k zag 't heel-' spanneke wegrollen in d.e gele coupé, den duisteren avond in. 'k Zag nog efkens den schim van Dré z'n smoeltje, met de platgedouwde neus teugen 't be slagen raamke en as ik dan m'n oogen maar rap opendee, dan schoot 'nen krans van felle lichtpieken uit 'h lantaarntje, daar in 't strooi. Trui zat te dutten bij de plattebuis, heur armen over malkaar, den kop moei, lijk 'n zware blom aan den ranken stengel neerbungclend op den schouwer. God, wat was m'n goeie ouwe moei. Als ze wakker schrok: „eh eh waar waar zijn ze allema „Ge hebt nog van allemaal de groeten Trui en 'k moest oe vooral nie vergeten nog 's duuzend keer te bedaanken Heuren mond beefde 'n bietje; dwaas keek ze naar de- buitendeur. Knikte, alsof ze zeggen wilde: „dus ze zijn allemaal weg!" Toen stond ze rap op, van heuren stoel, ging naar 't achterhuis en 'k hoorde veul lawijt van den voeier- ketel voor de beesten. Ik ging zitten. Aan de tafel. Trommelde met m'n vingers op die leege, die groote tafel en vaneigens gingen m'n oogen weer naar 't Kersthoekske, wat ze cd veertien dagen ge wend waren te doen Maar geen lichtpiekskes, geen lichtkranskens om wiegende keerskens. 'n Verflenst boomke, met moeie takskens. 'n Hol-zwart stalleke met steenen poppe- kens, die 'k toch efkens van dichtbij ging bekijken. Wat was er dan aan gebeurd En ik nam den H. Jozef op en meteen viel 'n leeg gat in 't stalleke en ik kost 'm er niet goed meer neerzetten. „Ja, doet da", klonk ineenen Trui heur stem. „Eh eh watte, Trui?" ,Kuimt den rommel maar op". ,Zou zouwen we eigenlijk nie Trui, tot Driekoningen „Dré ruimt asteblieft die dingen op; wa motten twee ouwe menschen-alleen Toen ging ze weer naar 't achterhuis en rakelde daar nijdig in t vuur. Afijn, amico. Ik heb 'n stapeltje ouwe kranten gehaald, de hoeiendoozen van 't opkamerke en 'k heb de beeldekens voorzichtig in de kerstnommers ge wikkeld. Tot volgend jaar, als Onzenlievenheer 't belieft Als we teugenover malkaar zaten, na langen tijd alleen weer, dan viel 'nen harden slag van de steertklok door de lampsuizelende stilte van deuzen tricstigen afscheidsavond. „Nou zijn ze thuis", zei Trui, die altij „meereist' als de kinders vertrokken zijn. Ik knikte. „Nou, eh Dré, nou kan ons Wieske d'r kinders weer allemaal naar d'r eigen beddekens brengen en ze zeivers toedekken, zooas ze lest schreef, witte nog wel? Wa kan ze toch slecht wennen aan die kostschool, 'k Mag lijen da ze gaauw 'nen grooten brief schrijft! Wa kan die meid toch gezellig schrijven, ee? Da docht ik deus dagen nog, als ik met 'r zat te praten. Dré 't was éénen, éénen grooten brief van Wies- kes, al die dagen Toen veegde ze even langs heur oogen. „Wieske schrijft mergen al, Trui. Da riep ze nog, as den trein rijen ging. En zoo, samen met de kinders die vertrokken wa ren, verging den avond in ons leege huiske, met het leege „kerst"-hoekske. Zoo doofden onze feestkeerskens. Zoo verging den gouwen gloed die nog wat na smeulde in ons zielement. Nieuwjaar! Brutaal, voornaam hangt daar weer den nieuwen ZONDAG 5 JANUARI. HILVERSUM (1875 M.) 8.55 VARA, 10.— VPRO, 12.— AVRO, 5.— VARA, 8.— AVRO. 8.55 Orgelspel; 9.00 Voetbalnieuws; Tuinbouwpraatje; 9.30 Vervolg orgelconcert; 9.45 Lezing; 10.00 Zondagsschool; 10.30 Kerkdienst; 12.00 Filmpraatje; 12.30 AVRO-Aeolian-orkest; 1.15 Cau serie; 1.35 Kovacs Lajos' orkest; 2.00 Boekbespreking 2.30 Zang en piano; 3.00 Radiotooneel; 4.15 Grampl. 4.30 Het Weesper Mannenkoor; 4.50 Sportnieuws, gram.pl; 5.00 Grampl; 5.30 Voetbalpraatje, sport nieuws en gram.pl; 6.00 Mignon-kwintet; 6.30 Ra diotooneel; 7.00 De Flierefluiters en sol. 8.00 Om roeporkest mmv. solist; 9.05 Radiojournaal; 9.20 Gram.pl; 9.40 Kovacs Lajos' orkest; 10.00 Voor dracht; 10.20 Kovacs Lajos' orkest; 11.00 Berichten; 11.10—12.00 De AVRO-Decibels. HILVERSUM (301 M. 8.30 Morgenwijding; 9.30 Gram.pl; 9.50 Geref. Kerk dienst. Hierna gewijde muziek; 12.15 KRO-orkest, lezing en gram.pl; 3.00 Causerie; 3.20 Gram.pl; 4.00 Ziekenlof; 5.00 Gewijde muziek; 5.30 Orgelspel; 6.00 Ned. Herv. Kerkdienst. Hierna orgelspel; 7.45 Sport nieuws, voordracht, berichten. 8.20 Concert mmv. solisten; koor en orkest 8.55 Grampl; 9.10 KRO-Or kest; 9.45 Grampl; 9.55 KRO-Melodisten10.20 Gr. pl; (Om 10.30 Berichten) 10.40—11.00 Epiloog. DROITWICH (1500 M.) 12.50 Pianorecital; 1.20 BBC-Northern-Ireland-or- kest mmv. sopraan; 2.20 Cellini-trio; 3.05 Mandoli ne-orkest mmv. tenor; 3.35 Grampl; 4.05 BBC-Mili- tair orkest; 4.50 Voor de kinderen; 5.10 Lezingen; 5.40 Pianokwartet en bariton; 7.05 Lezing; 7.20 Koor en cello; 8.20 Kerkdienst; 9.05 Liefdadigheids oproep; 9.10 Berichten; 9.20 Callenders Senior Or kest mmv, bariton; 10.05 A. Sandler's orkest mmv. bariton; 11.05 Epiloog. RADIO PARIJS (1648 M.) 7.20 en 8.20 Grampl; 11.20 Orkestconcert; 12.20 Or gelconcert; 1.20 Vervolg orkestconcert; 2.35 Zang; 5.20 Populair concert; 7.20 Zang; 9.05 Radiotooneel 11.0512.35 Dansmuziek en populair concert. BRUSSEL (322 en 484 M.) 322 M.: 9.20, en 10.20 Grampl; 11.20 Omroeporkest; 12.20 Grampl; 1.30.2.20 M. Alexys' orkest* 2.35 Ka mermuziek; 3.35 Grampl; 4.20 Dansmuziek; 5.20 Populair concert; 6.20 Grampl; 7.20 Cellorecital; 8.20 Omroeporkest 9.05 Radiotooneel; 9.20 Omroep orkest; 10.30 Kamermuziek; 11.20—12.20 Dansmu ziek; 484 M.: 9.20 Grampl; 10.20 Omroeporkest; 11.20 Pianorecital; 11.35 Grampl; 12.20 M. Alexys' orkest; 1.30 Orgelconcert; 2.00 Grampl; 2.50 Zang, 3.20 Grampl; 4.20 Populair concert; 5.20 Dansmu ziek, 6.20 Grampl; 6.50 Zang; 7.35 Grampl; 8.20 Opera-uitzending; 11.5012.20 Grampl. MAANDAG 6 JANUARI. 1 HILVERSUM (1875 M.J> Algemeen programma, verzorgd door de VARA. 8.00 Grampl. en piano; 9.00 De Zonnekloppers; 10.00 VPRO: Morgenwijding; 10.15 Voordracht en Orvitropia; 12.00 Gramofoonplaten12.30 De Fliere fluiters en solist en gram.pl 3.00 Lezing; 3.30 Viool en piano; 4.00 Orgelconcert; 4.30 Kinderuurtjej 5.00 De Notenkrakers en grampl; 6.15 Muzikale cau serie met illustratie; 7.10 Lezing; 7.30 Zang, viool en piano; 8.00 Berichten; 8.10 „De Stem des Volks"', Utr. Sted. orkest en solisten; 9.00 Radiotooneel; 9.45 Grampl: 10.00 Dam-nieuws; 10.05 Berichten; 10.IQ E. Walis' ensemble; 11.00—12.0 Gram.pl. en piano, HILVERSUM (301 M.) NCRV-uitzending. 8.00 Schriftlezing; 8.15—9.30 Grampl; 10.30 Morgendienst; 11.00 Chr. lectuur; 11.30 Grampl; 12.30 Orgelconcert; 2.00 Voor de scholen; 2.30 Causerie; 3.15—3.45 Grampl; 4.00 Bij1 bellezing; 4.45 Grampl; 5.25 Tenor en piano; 6.30 Vragenuur; 7.00 Berichten; 7.15 Reportage; 7.30 Vragenuur 7.55 Causerie; 8.00 Berichten; 8.05 Ka merorkest; 8.50 Causerie; 9.20 Vervolg kamerorkestl 10.05. Berichten; 10.10—11.30 Grampl. DROITWICH (1500 M.)] 11.20 Gramof oonplaten; 12.05 Schotsch Studio* orkest; 1.05 Grampl; 1.50 Orgelconcert; 2.35 Gram* pl; 3.20 Jack Wilson's kwintet en solist; 4.20 Viola; en piano; 4.50 Het Amington-orkest en conferencier] 5.35 Dansmuziek; 6.20 Berichten; 6.50 Pianorecital? 7.10 Lezingen; 8.10 Het BBC-orkest 8,50 Het BBG« Mannenkoor en -theaterorkest; 9.50 Berichten; 10.20 Het Kutcher-strijkkwartet en solisten; 11.3512.20 Dansmuziek. RADIO-PARIS (1648 M.) 7.20 en 8.^5 Gramofoonpl; 11.20 Orkestconcert; 2.50 Gramofoonpl; 4.20 Orkestconcert; 5.50 Dito; 8.20 Zang; 9.05 Strijkkwartet; zang en declamatie? 11.05—12.35 Populaire en dansmuziek. KEULEN (456 M.) 5.50 en 9.30 Concert; 11.20 Nedersaks. symphonie- orkest; 1.35 Gramof oonplaten2.20 Omroepklein- orkest en solisten; 5.20 Gevarieerd concert; 8.05 Omroepkoor, -orkest en solisten; 9.40 Radiotooneel; 10.30—11.20 Orkestconcert. BRUSSEL (322 en 484 M.) 322 M.: 12.20 Salonorkest; 1.30—2.20 Gramofoonpl.; 5.20 Omroeporkest; 6.35, 7.20 en 8.25 Gramofoonpl.; 9.20 Omroeporkest en radiotooneel; 10.30—11.20 Gr. platen. 484 M.: 12.20 en 1.30—2.20 J. Schnijders' orkest; 5.20 Populair concert; 5.50 Kamermuziek; 7.20 Gramofoonmuziek; 8.20 Militair concert; 10.30 11.20 Dansmuziek. DEUTSCHLANDSENDER (1571 M.) 7.30 Het Omroeporkest, 8.30 Hoorspel met muziek; 9.20 Berichten; 9.50 Vocaal kwartet en piano; 10.05 Weerbericht; 10.2011.20 Dansmuziek. kalenderblok, met zijnen burgemeestersbuik. Driehonderdvijfenzestig dagen hangen daar weer voor den pluk. 't Waren slechte jaren; de leste. Dat hoeven we niet onder stoelen en tafels te steken. Ook '35 was 'n schraal jaar. En toch toch heb ik mee 'n bietje weemoc.d het weer zien vergaan in d'eeuwigheicl. Toch was 't end weer schoon. Ja, 't gaf me moed, moed voor 't nieuwe. De menschheid frutselde z'n zorgskens in 't strooi van 't kribbeke. Veul is gebeden bij 't Kindeke. Be- eend zijn de biddende handen omhoog gegaan in den gouden lichtgloed die er straalde uit 't Stalleke van Bethlehem. v Misschien Ik heb in ieder geval uit het jaar-ende moed ge put voor de moeilijkheden van 't nieuwe jaar. En zoo, amico, zoo durf ik jou en al oew duuzen- den lezers en lezereskes eerlijk cn welgemeend har telijk en vertrouwend toe te roepen: Zalig Nieuwjaar! Laten we allemaal, al is 't dan mee 'n bietje „Maandags-gevoel", toch onzen zwaren wagel weer vortdouwen over de moeilijke wegels van ons be staan. En dan zou nou en dan de herindeling aan 't Iverstestalleke nog 'ns laten opglorcn in ons zielen ment. "n Bietje vree, 'n bietje vertrouwen, 't is alle gaar olie in de assen van den zwaren wagel, dia vort móét! Vort, 't heele nieuwe jaar uit. De Plicht heeft ons weer aangeraakt. Den wagel is nog wat zwaar. Maar als ie eenmaal rolt, dan wordt zijnen roffel over de oneffen wegels weer 'n goeie maat om er 'n liedeke op te fluiten. Vort! Vort door den zwaren tijd mee 'n bietje vree, mee 'n bietje hoop, dat we verankerden aan de schraag van 't heilig dierenruifkc. Zoo wensch ik, ook namens Trui, uit den grond van ons hart: „Zalig Nieuwjaar!" Ik hoop m'n briefkes weer voor malkaar te krij gen. 'n Teug lach, 'nen slok ernst, maar altij 'nen gaven beker vol. Tweeënvijftig waarvan dit, 't eerste weer zoo dicht bij 't leste ligt 't Gaat zoo rap. De zware dagen gaan 't vlugst voorbij! De jaren toch, ze vliegen,. 'n Bietje vree, 'n bietje vertrouwen en den wa gel, hoe zwaar ook, hij rolt van eigens, op de maat van 't fluitje! Allemaal, nog eens: Zalig, zalig Nieuw jaar! Veul groeten van Trui en als altij geen haarke minder van oewen toet a voe DRé. Feuilleton 11 DOOR H. ...En op hetzelfde oogenblik hielden Caesar en Hargraevcs in Londen bij hun geliefden meester de wacht. Het gelaat van den Hertog had een paars- roode kleur cn zijn ademhaling kwam met horten en stooten. De dokter had order gegeven dat zijn voeten warm gehouden moesten worden, en Sarah, het tweede meisje, verwisselde telkens de kruiken. Het meerendeel der bedienden had vacantie gekre gen, daar het bruidspaar den nacht in het „New Am- bassadors Hotel" zou doorbrengen, en den volgen den morgen naar Parijs reisde. Het was hun bekend dat de Hertog laat in den middag per auto vertrok ken was deze legende werd door Hargreaves ge lanceerd en Lord John uit Indië was aangekomen. Direct na het diner hetwelk Hargreaves naar boven had gebracht, werd hij evenwel opgesteld en nu lag hij te bed. De oude, trouwe bediende had alles gedaan wat slechts mogelijk was om John onbemerkt te kunnen laten vertrekken. En John had met een opgewekten glimlach gezegd: „Tob nergens over, Hargreaves, ik zal vanavond de plaats van „Zijne Hoogheid" inne men, totdat hij met den wagen komt. Zorg goed voor hem en laat hij zoo gauw mogelijk naar Londen vertrekken." Sarah had diep medelijden met den knappen, jon gen man. Ze had dikwijls over de groote gelijkenis tusschen de broers hooren spreken. Het was toch erg jammer dat de jongste ziek uit Indië moest komen en nu de bruiloft niet kon meemaken. Indien er slechts het vaagste gevoel van wantrou wen bij haar had bestaan, dan had haar natuurlijk het lichte verschil in uiterlijk tusschen de twee broers moeten opvallen, doch het is verbazingwek kend hoe weinig eigen opmerkingsgave men kan bezitten, wanneer men onder een zekere suggestie staat. Er werd nu eenmaal verteld dat „Lord John" ziek te bed lag, dus de goede vrouw kon er moeilijk aan twijfelen dat dit niet zoo was. Zooals gezegd had ze diep modelijden met hem en uitte dit op verschillen de manieren. „Het is toch zonde en jammer dat die aardige man het feest niet kan bij wónen", zei ze om den haverklap, en dan schudde ze zoolang met haar hoofd tot men bijna bang zou worden dat het van haar romp kon vallen. „Ik denk dat hij met malaria uit Indië is gekomen" gaf Hargreaves met een ernstige uitdrukking in zijn oogen te kennen. „Wanneer je die koortsen een maal te pakken hebt weet je nooit hoe je ze weer kwijt raakt." „Mijn broer in Jamaica heeft het ook gekregen en toen..." Hierna volgde een verhaal waaraan geen einde leek te komen. Hargreaves achtte het evenwel noodig haar in de rede te vallen en zei eenigszins uit de hoogte: „Zoo is het in orde, Sarah. Over een uur weer een warme kruik." „Ik zal er voor zorgen, mijnheer Hargreaves", luidde het antwoord en zij verliet het vertrek. De oude man wierp een blik op zijn bewusteloozen jongen meester, en schudde met zijn grijs hoofd,. „Vrouwen, die vervloekte vrouwen, Caesar!" zei hij, toen de groote hond een van zijn dikke pooten op het bed legde. Het orgel liet den bruidsmarsch hooren, terwijl de trouwstoet de kleine kapel verliet en langzaam het breede grintpad opging dat naar het prachtige, oude huis leidde. En hoewel ze glimlachten, was het toch opmerke lijk dat de bruid en bruidegom beiden zeer bleek zagen. En geen wonder eigenlijk; de twee jonge menschen hadden iets ontdekt wat een geweldige ommekeer in hun leven te weeg zou brengen. Terwijl Anthea's handje op John's arm rustte, ging het heete bloed als vlammen door zijn aderen. Dit mooie meisje aan zijn zijde wekte emoties bij hem op, welke nog geen enkele vrouw te voorschijn had kunnen roepen. Anthea was in werkelijkheid dc bruid van zijn broer, en bij die gedachte kwam een gevoel van wanhoop over hem. En het hart van het jonge meisje bonsde ook met toffe slagen, maar dit viel te wijten aan een gevoel van verlegen vreugde, en vrede. Hoe was het mo gelijk dat ze zich den vorigen avond zoo ongerust 'ïad gemaakt over de toekomst die haar wachtte? Mies zou mooi en heerlijk worden, daarvan was ze thans overtuigd. Gedurende den korten tijd van hun verloving had den ze eigenlijk nimmer een diepgaand gesprek ge had en slechts over oppervlakkige algemeenheden gepraat. Dat zou nu anders worden! En wat zag Courtenay er knap uit. Ze moest liaar best doen te verbergen wat er in haar omging en er verscheen weer een glimlach om haar lippen. De bruidegom glimlachte eveneens vol tevreden heid, terwijl ze langzaam in de richting van het huis gingen. Voordat ze dit echter bereikt hadden, was een vliegmachine boven hun hoofden verschenen, waar uit een ruiker voor de bruid werd geworpen. De bloemen kwamen vlak voor haar voeten terecht. „Die zal ik vanavond op mijn mantelpak steken**, riep Anthea uit, naar de galante gevers in het vlieg tuig wuivend. Daarna volgden de familieleden, de vorstelijke personen, de groep allerbekoorlijkste bruidsmeisjes en de overige gasten de in haar zilverkant japon ge- hulden bruid naar binnen. Terwijl Anthea en John bij den grooten schoor steenmantel in het salon stonden om geluk geWenscht te worden, sloeg Dick Hammond vanuit een hoek van het vertrek het bruidspaar met een onrustige uit drukking in zijn oogen gade. De vorstelijke personen hadden hen toegesproken, en er was diep voor hen gebogen; de bruidsmeisjes verdeelden zich in groep jes en Dick voegde zich bij zijn verloofde. „Lieveling", fluisterde hij haar in het oor, „ik dacht dat je me verteld had hoe Anthea eigenlijk totaal niets om Courtenay gaf." „Dat is ook zoo: gisteravond beweerde ze zelfs nog dat hij haar ijskoud liet." Daphne zag er dan ook heel verwonderd uit terwijl ze naar haar nichtje staarde, want Anthea keek haar bruidegom met een blik van groote aanbidding in de oogen aan. „Het is inderdaad vreemd. Kijk eens naar haar." „Ik hoop dat alles nog goed mag gaan", zei Dick onwillekeurig, en hij slaakte een diepen zucht. „En waarom niet, beste jongen?" vroeg het meis je verschrikt. Dick herstelde zich onmiddellijk en glimlachte. „Natuurlijk bedoelde ik er niets bijzonders mee, liefste. Ik twijfel er geen oogenblik aan of ze zullen volmaakt" gelukkig met elkander worden." In een kleine kamer van het uiterst onschuldig uitziende agentschap van een reisbureau aan het Strand zaten drie mannen aan een tafel, In het ver trek hing een lamp met groene kap, welke een vreem den gloed op hun ongunstige gezichten wierp.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1936 | | pagina 13