SGHAGEB COURANT. Vernietiging van het Raadsbesluit in strijd met de Wet? Wat is „algemeen belang" DE V RIES De secretaris-benoeming te Winkel Centrale Verwarming Wat anderen er van denken. Zaterdag 4 Januari 1936. Postrekening No. 23330 79ste Jaargang. No. 988 4 Int. Telef. No. 20 Pit blad verschijnt dagelijks, behalve Vrijdags. Bij Inzending tot 's morgens 8 uur, worden Advertentiën nog zooveel mogelijk in het eerstuitkomend nummer geplaatst. Uitgave der N.V. v.h. P. Trapman Co., Schagen 16 PAGINA'S. Prijs per 3 maanden f 1.80. Losse nummers 6 cent- ADVERTEN* TIëN van 1 tot 5 regels f0.85, iedere regel meer 15 cent (bewijsno. inbegrepen). Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Mocht de Kroon toch tot vernietiging over gaan, dan zal de strijd eerst recht beginnen I „Moge de beslissing van de Kroon recht en waar zijnl" Met zeer veel belangstelling nain ik kennis van 'de in Winkel gerezen kwestie betreffende de benoeming .van den nieuwen gemeentesecretaris. Deze aange legenheid is voor de betrokken personen niet bepaald aangenaam, en ik zou mij dan ook zeker van alle commentaar te dezer zake onthouden hebben, ware Ihet niet, dat in de Schager Courant reeds eenige mee rlingen te dezer zake tot uiting zijn gekomen. Het is nu eenmaal een lastige eigenschap van me, dat ik mij dan heelemaal niet meer stil kan houden, te meer, nu ik in het reeds gepubliceerde zoo wei nig „verheldering" heb gevonden, dat ik vrees, dat de zaak voor velen nog even duister is als in het begin. De heeren D. Kooiman en Mr. D. Breebaart ihebben beiden een zekere reserve in acht genomen, en zijn daardoor geen van fceiden voldoende diep op deze zaak ingegaan, wat weer tot gevolg heeft, dat zij in feite geen beslist oordeel uitspreken en wij nog moeten blijven raden, hoe de afloop wel zal zijn. Ten opzichte van den heer Kooiman is dit wel be grijpelijk, omdat hij nog geroepen is een officieel ad vies in deze zaak 'uit te bréngen, en zijn meening feitelijk de weergave van een interview is. Ten op zichte van het artikel van Mr. Br. is mij dit echter niet duidelijk, daar toch Mr. B. als voorzitter van de afdeeling Schagen van den Bond van Gemeenteamb tenaren, wel ter zake op de hoogte geacht moet wor den, en het niet uitspreken van een vast oordeel de vraag opwerpt, of die beschouwing dan niet beter geheel achterwege gelaten had kunnen worden, nu het geen voorlichting en geen verheldering bevat. Uit hun vertoogen blijkt echter wel,- dat zij ver nietiging van het raadsbesluit in ieder geval mogelijk en zelfs ook wel waarschijnlijk achten, uit een oog punt van strijd met het algemeen belang. Ik ben het daarmee volstrekt niet eens, althans niet, voorzoover 2ij van meening zijn, dat het zeer waarschijnlijk is, dat de Kroon mag en zal vernietigen en de zaak daarmee uit zal zijn. Ik sta op het standpunt, dat de Kroon, zoowel volgens geschreven als ongeschreven recht, niet mag vernietigen, en dat, als de Kroon toch vernietigt, de zaak daarmee nog niet behoeft uit te zijn. Deze materie wordt allereerst beheerscht door Grondwet artikel 145 en Gemeentewet artt. 102 en 185. Daarbij voegt zich nog de nieuwe wet ter verla ging der openbare uitgaven, welke nog in werking moest treden, toen het raadsbesluit werd genomen. Deze laatste wet was dus nog niet van kracht, toen de heer Korver tot secretaris werd benoemd. Wij zijn het er allen over eens, dat er dan ook geen strijd met de wet is, omdat ook in geen enkele an dere wet eenig verbod is te vinden, dat de benoe ming van den heer K. zou kunnen doen vernietigen. Nu redeneeren de vorige schrijvers aldus: Gij, ge meenteraad wist, dat binnen luttele dagen die nieu we wetsbepaling van kracht zou worden, en Gij hadt dus daarmee rekening kunnen, zoo niet moeten, houden. Nu Gij dat niet gedaan hebt, zou de Kroon bunnen en mogen- zeggen, dat Gij- in strijd met het algemeen belang hebt gehandeld door een ander dan den Burgemeester te benoemen, want het staatsbe lang eischte dat om finantieele redenen. Met die redeneering ben ik het niet eens, en wel om de navolgende redenen niet. Als het waar was, dat de Kroon de benoeming van den heer K. om finantieele redenen van staatsbelang zou kunnen vernietigen, op grond van strijd met al gemeen belang, dan had de Kroon dit ook kunnen doen zonder die nieuwe wetsbepaling. Naar mijn meening is dus juist het feit, dat de regeering wets wijziging heeft noodig geacht om het doel (combina tie ambten van burgemeester en secretaris) te berei ken, een bewijs, dat de aantasting van een benoe ming onder vigeur van de bestaande gemeentewet Een juridische beschouwing over de kwestie door Mr. Dr. Buiskool. niet mogelijk is met een beroep op het algemeen be lang. Indien toch de finantiën van de openbare licha men redenen kunnen geven om met een beroep op het algemeen belang een bij de wet aan den Raad toegekende benoemingsbevoegdheid waardeloos te maken, dan zou artikel 185 der gemeentewet altijd voldoende zijn geweest. Ik zie de zaak dus zoo, dat de regeering, juist omdat de Raad onder de bepalin gen der gemeentewet vrij was in de keuze van den persoon, zich niet bevoegd oordeelde om den Raad langs een omweg (vernietiging op grond algemeen belang) te dwingen den burgemeester tot secretaris te benoemen, en dat de regeering dus juist op grond van die onmacht een wijziging in de Gemeentewet heeft doen aanbrengen, om den Raad in de keuze van den persoon voortaan aan banden te leggen. Zou de Raad dan toch een ander dan den Burgemees ter benoemen, dan was er strijd met de wet, en ver nietiging was vanzelfsprekend, maar dan op grond van strijd met de wet. Het is dan ook mijn meening, dat de Raad van Winkel geen rekening behoefde te houden met die aanstaande wijziging van de gemeentewet, daar die wetswijziging nog niet van kracht was, en Winkel zelfs nog niet was aangewezen als gemeente, waar voor die combinatie dwingend zou zijn voorgeschre ven. Dat de Burgemeester in de raadsvergadering meedeelde, dat die wetsbepaling ook voor Winkel zou gaan gelden, doet naar mijn meening niets ter zake. Uit een dergelijke m^dedeeling kan, zooals uit bovenstaande volgt, ook geen beroep op het algemeen belang worden geconstrueerd, daar het algemeen be lang niets met deze benoeming te maken heeft. Dat is althans mijn opvatting, waarbij ik natuurlijk uitga van de stelling, dat op den heer K. overigens niets valt aan te merken, dat hem voor de waarneming van die functie minder geschikt of bekwaam zou doen zijn. Ik meen steun voor mijn opvatting te vinden in de tot heden door de Kroon genomen Administratief rechtelijke beslissingen. Zij, die zich de moeite wil len geven om de vele beslissingen na te slaan, zullen ervaren, dat de Kroon juist altijd 'het standpunt heeft ingenomen, dat de benoeming of het ontslag van een geschikt persoon niet ondergeschikt ge maakt mocht worden aan argumenten van finanti- eelen aard, vporal niet als de z.g. bezuiniging slechts eenige honderden guldens beteekenen zou. Daarom heeft de Kroon steeds ontslagbesluiten van gemeen teraden vernietigd, indien het ontslag was gegeven wegens redenen van finantieelen aard. Daarbij heeft de Kroon zich zonder twijfel steeds gesteld op het standpunt, dat bij de afweging der geïnteresseerde belangen het finantieele belang van de gemeente moest wijken voor de groote belangen van den be trokken persoon, op wien niets aan te merken was. De Kroon construeerde dus 't algemeen belang wel zeer duidelijk uit het belang van den persoon en de rechtszekerheid der benoeming. Dat was reeds zoo, zelfs in den tijd, dat de rechtspositie der ambtenaren nog niet was geregeld. Artikel 185 der gemeentewet was dus een veiligheidsklep voor de ambtenaren te gen willekeurig optreden van gemeentebesturen, en als zoodanig was het vernietigingsrecht van de Kroon zeer nuttig. Maar dit recht mag nimmer gebruikt worden om met een beroep op het algemeen belang een benoemingsrecht van den Raad waardeloos te maken, nu die benoeming zonder eenige beperking nóg rustte in handen van den Raad, en de Raad dus niets anders deed dan zijn wettelijke rechten uit oefenen, zooals deze op dat oogenblik nog van kracht waren. Zou de Kroon een dergelijk raadsbesluit ver nietigen, dan zou ik dit Kroonbesluit in strijd met de wet achten! Ten overvloede nog de vraag, of hier wel strijd met het algemeen belang is, gesteld al, dat een be roep daarop mogelijk ware. Wat is „algemeen belang?" Een begrip, zoo rek baar als kauwgom. Feitelijk is „algemeen belang" in dit verband niets meer of minder danhet oor deel van den minister van Binnenlandsche Zaken! Deze magistraat zal dus, bij ernstige afweging der belangen (wat hij ongetwijfeld wel zal doen), moeten beslissen, of los van de wet de benoeming van den heer K. van kracht moet blijven of weer ongedaan gemaakt moet worden. Ik ben blij, dat ik die minis ter niet ben. Als eenig motief tot vernietiging zou dan moeten gelden: het finantieel belang van staat en (of) gemeente Winkel. Nu kan ik niet beoordee- len, of de Burgemeester gelijk heeft, wanneer hij zegt, •dat er een hoogere uitgave zal komen, wanneer K. secretaris blijft, of dat de Raadsleden gelijk hebben, die zeggen, dat er bespaard wordt, als K. secretaris blijft. Het wil mij voorkomen, dat deze kwestie niet op den korten, maar op den langen baan bezien moet worden, in verband met periodieke verhoogin gen enz. in de naaste toekomst. Ook speelt de kwestie van een ambtenaar ter secretarie een rol. Het verhoogen van het salaris van den ambtenaar is niet onhandig gevonden! Maar of het veel invloed op de beoordeeling van den mi nister zal hebben, blijft twijfelachtig. Maar wel blijf ik van meening, dat de benoeming van den heer K. met algemeene stemmen van veel belang is. Een dergelijke benoeming toch moet den minister iets zeggen, ja zelfs zeer veel zeggen. Ik raak hier in geen enkel opzicht den persoon van den burgemeester. Ik ken den burgemeester in 't geheel niet, maar zijn benoeming tot burgemeester schenkt mij het vertrouwen, dat hij ook wel in staat zal zijn zich de voor het ambt van secretaris noodige routine en kennis eigen te maken. Voor mij staat de burgemeester dus geheel buiten de kwestie, al is zijn positie dan ook niet prettig, omdat het geval len besluit hem ongetwijfeld de overtuiging moet hebben geschonken, dat de heer K. algemeen in Win kel als „persona grata" is te beschouwen. Maar voor den persoon .van den burgemeester, die als „vreem deling" in Winkel is gekomen, en dan nog wel slechts betrekkelijk kort geleden, behoeft een derge lijke voorkeur voor den heer K. geen „odium" in te houden. De belangen van den heer K. staan dus wel vrij sterk, nu hij zich kan beroepen op algemeene uitverkoring, en dit feit speelt zeker een rol bij de vraag, wat hier „algemeen belang" is, vooral wan neer het finantieel verschil niet zoo groot zou blij ken te zijn. Gesteld nu, dat de Kroon toch (en naar mijn mee ning in strijd met de wet) de benoeming van den heer Iv. zou vernietigen, is de zaak daarmee dan uil? Ik meen van niet, en ga zelfs zoover te beweren, dat de strijd dan pas begint. Ik heb hier het oog op de Ambtenarenwet 1929 en het ter uitvoering van artikel 125 daarvan vastgestelde ambtenarenregle ment. Nog nergens las ik, dat men deze wet ook in 't geding acht, en toch lijkt het mij zeer de moeite waard de vraag te stellen, of deze wet ook nog een rol zal spelen. Dit zal zeker het geval kunnen zijn, indien men zich op het standpunt stelt, dat de heer Stof Kolen Asch Rook in Uw woonvertrekken In een goed ingericht huis behoort een Wij installeeren EIK systeem of gewenschte uitvoering TTECHN. BUR. ALKMAAR - TEL. 2197-3897. HONDERDEN Referenties iiiiiiraiiiKiiitiMiii K. op 't oogenblik reeds gemeentesecretaris is. Naar mij lis gebleken, is in het benoemingsbesluit niet opgenomen een tijdstip van ingang der benoeming. Waar hier voorzien werd in een vacature wegens overlijden, en de voordracht luidde tot voorziening in deze vacature, meen ik te mogen aannemen, dat de benoeming geacht moet worden te zijn geschied met ingang van den dag der benoeming zelve, nu geen anderen dag daarvoor is aangewezen. Uit het raads- verslag blijkt niet, dat art. 107 der gemeentewet al is toegepast (eedsaflegging). Dit artikel begint met de woorden: „Alvorens zijn bediening te aanvaarden, enz." Men zou nu kunnen twijfelen, of de heer K. dan wel secretaris is, maar men kan zich ook op het standpunt stellen, dat hij wel secretaris is, maar nog niet als zoodanig in dienst.is getreden. De woorden van artikel 107 doen mij besluiten deze laatste op vatting als de juiste aan te nemen, te meer ook, omdat aan de benoeming zelve geen hoogere goed keuring verbonden is. De benoemde is en blijft dan dus secretaris, tenzij later de Kroon die benoeming mocht vernietigen. Het raadsbesluit is dus van kracht, zoolang vernietiging niet is gevolgd. Ook de woorden van de artt. 186 en volgende der gemeentewet wijzen in deze richting, daar b.v. artikel 187 zegt, dat schorsing, hangende de kwestie der vernietiging, de werking van het besluit stuit. Gaan wij van 4eze opvatting uit, dan is het niet twijfelachtig, of de heer K. zal, indien de Kroon zijn benoeming mocht vernietigen, zich kunnen beroepen op het Ambtenarengerecht. En dan begint de strijd eerst recht. Immers „vernietigen" wil zeggen: iets, wat er al is, weer van de baan schuiven, stuk ma ken. Artikel 3 van de Ambtenarenwet geeft aan den ambtenaar, ten aanzien van wien eenig besluit is ge nomen, het recht zich op het Ambtenarengerecht te beroepen. Op grond van dit artikel zou de heer K. dus zelfs kunnen zeggen: de Kroon heeft ten aanzien van mij een onjuist besluit genomen, dus ik heb het recht mij tot dat gerecht te wenden. In deze ruimere opvatting is het beroepsrecht nog minder twijfelach tig, daar de heer K. in ieder geval ambtenaar is. Ik meen hiermee de voornaamste kwesties, welke rondom de secretaris-benoeming in Winkel hangen, onder oogen gezien te hebben. Natuurlijk kan de Kroon het genomen besluit vernietigen, maar ik hoop te hebben aangetoond, dat een dergelijk vernie- tigingsbesluit dan in strijd met de wet zal zijn. Ik sta in mijn opvatting wel ver af van de vorige schrij vers, die hun licht over deze aangelegenheid hebben doen schijnen, zelfs zoover, dat ik een vernietigings- besluit niet eens waarschijnlijk acht, omdat ik mij met den besten wil van de wereld niet kan indenken, dat de Kroon in deze zaak zoover zal gaan, dat zij naar een onjuist wapen als het „algemeen belang achterdeurtje" zal grijpen. De benoeming is op vol komen regelmatige wijze geschied, en dan behoort het tot de eerste taak van de regeering te toonen, dat de belangen van haar onderdanen, nog wel amb tenaren in dienst van het gezag, bij haar veilig zijn. „Jus en Veritas", is de spreuk van het weekblad van het Recht. Dat wil zeggen: „Recht en Waarheid". Moge de beslissing van de Kroon recht en waar zijn! Schagen, Nieuwjaar 1936. Mr. Dr. BUISKOOL. M. de R., Winkel, December 1935. Hoewel ik mij had voorgenomen, mij niet te men gen in de verschillende beschouwingen over de be noeming van een Gemeentesecretaris te Winkel, noopt mij het artikel van Mr. D. Breebaart, van dit voornemen af te zien, en terwille van de zaak waar het omgaat, mijn meening te laten hooren en te stellen tegenover die van Mr. Breebaart. Ik zal mij daarbij bepalen tot den practischen kant van de zaak, hopende dat er anderen zullen zijn, die op Staatsrechtelijke gronden het standpunt van den Raad van Winkel zullen weten te verdedigen. Waar Mr. Breebaart schrijft dat het buiten de grenzen van de strikte zakelijkheid van dit (zijn) betoog zou gaan, te overwegen in hoeverre het belang van de benoeming van iemand met het diploma gemeente-administratie opweegt, tegen de mogelijke bezuiniging bij cumulatie en of en in hoeverre niet de benoeming van iemand van wie al reeds door zijn functie mag worden aangenomen, dat hij zoodanige algemeene ontwikkeling en ken nis van gemeentezaken heeft, dat hij zich de rou tine en vooral de bekwaamheid, noodig voor de ge meente-administratie, binnen redelijken tijd eigen zou kunnen maken, daarbij weer een tegenkanter zou zijn. In verband met het stadium waarin deze zaak verkeert, wil ik op dit gedeelte van het be toog van Mr. Breebaart niet verder ingaan. Wel wil ik deze opmerking maken of het voor iemand als Mr. Breebaart, die over deze zaken schrijft, niet noodzakelijk zou zijn zich in die mate te oriënteeren, dat in zijn betoog de noodige ób- jectiviteit werd betracht. Mr. Breebaart meent dat de Raad der Gemeente Winkel zijn positie wel zeer verzwakt, n.1. door een verhoogd bedrag als jaarwedde van den ambtenaar ter secretarie op de begrooting uit te trekken, op grond van de overweging, dat deze zou moeten op komen, voor al het werk ter secrearie, ten einde aldus te kunnen becijferen, dat bezuiniging door combinatie der genoemde functies van weinig of geen beteekenis zou zijn. Hoe Mr. Breebaart dit durft te schrijven is mij een raadsel! Hij laat het voorkomen of dit is ge daan om te kunnen becijferen, dat bezuiniging, door

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1936 | | pagina 1