Rond de Secretaris-benoeming te Winkel. Bij de Nederl. Ambulance in Abessinië. KIJKEIl is KOOPEf) bijCLOECK Dinsdag 7 Januari 1936. SCHAGER COURANT. Tweede Blad. No. 9886 Beangstigende was van de Fransche rivieren. Wegwerker door den trein gegrepen. Auto door een brug gezakt. Het beste uitgerust. De Juridische beschouwing van Mr. Buiskool en het ingezonden stuk van den heer Van Zoonen, Wethouder van Winkel, geven mij aanleiding tot het maken van enkele opmerkingen. Laat ik beginnen met het stuk van den heer Van Zoonen, omdat dit, naar het mij voorkomt, onge motiveerd, het meest persoonlijk is opgezet. Moge iik U, mijnheer Van Zoonen, zij het dan zonder per soonlijk te worden, in dezelfde trant antwoorden. De bedoeling van mijn betoog is U, mijnheer Van Zoo men, niet duidelijk geworden, maar ik mag U daar (van geen verwijt maken, want het is evengoed moge lijk, dat ik dit niet goed gesteld heb, als dat U het niet goed gelezen of begrepen hebt en uit de opmer king van Mr. Buiskool, dat het geen verheldering be- jvat, zou jk welhaast tot het eerste moeten conclu- ideeren. Uit Uw stuk dan maak ik op of heb ik dit misschien nu verkeerd gelezen of hebt U het onjuist gezegd? dat U mij ervan verdenkt mij partij te hebben gesteld en voor vernietiging van het raads besluit zou 2ijn geporteerd, omdat ik de mogelijk heid daarvan wegens strijd met het algemeen belang onder oogen heb gezien. Niets is minder waar! De innerlijke waarde van het benoemingsbesluit, 'de wcnschelijkheid daarvan voor de gemeente, de moreele zijde van het geval en het al of niet juiste rvan de handelwijze van den burgemeester heb ik geheel en al buiten beschouwing gelaten en ik z$l mij daaraan houden, want ik meen, dat dit staat aan de beoordeeling van de ingezetenen der gemeente Winkel. Dit gaat mij als buitenstaander niet aan en daarom heb ik mij alleen bepaald tot den staatsrech telijken kant, in aanmerking nemende de feiten, zoo- kis deze nu eenmaal lagen, omdat het benoemingsbe sluit in dit opzicht op een belangstelling en beschou wing recht heeft, die ver buiten de grenzen der ge meente winkel gaat. U zegt, mijnheer Van Zoonen, dat het voorstel tot jverhooging van de jaarwedde van den ambtenaar ter secretarie niet is gedaan om te kunnen becijfe ren, dat bij combinatie burgemeester-secretaris geen bezuiniging wordt verkregen. Dat heb ik toch ook niet beweerd. Alleen blijkt uit het raadsverslag, dat het mogelijk niet door U toch als argument werd gebruikt.. Dit achtte ik bedenkelijk en dat i§ heel wat anders, dan U mij in de schoenen schuift. Voorts is het U niet duidelijk, mijnheer Van Zoo nen, hoe de voorzitter van „Het Noorden thans aan merking maakt op verhooging van. het salaris van den ambtenaar ter secretaris, waar hijzelf de verhoo ging indertijd adviseerde. Nu wil ik mij er niet af maken met de goedkoope opmerking, dat niet ik, maar het onderafdeelingsbestuur adviseerde en mijn handteekening onder dit advies ambtshalve voorkwam, zooals weieens geschiedt, doch ik neem daarvoor de volle verantwoordelijkheid en dan vraag ik, mijnheer Van Zoonen: hoe komt U bij deze ver onderstelling? Ik meen toch duidelijk genoeg te hebben betoogd, <lat verhooging van het salaris onder de gegeven om standigheden, n.1. dat het dan later als argument zou kunnen worden gebruikt, dat geen bezuiniging was verkregen, minder gelukkig was, maar dat dit niet zeggen wilde, dat er geen andere argumenten zijn, die verhooging van t salaris zouden rechtvaar digen. Daarop sloeg het door U aangehaalde advies. Nu zijn deze argumenten er gelukkig, dus is dit in orde. Waar blijft dan de inconsequentie mijner zijds? Nu U toch mijn kwaliteit als voorzitter van ge noemde vereeniging, hoewel deze er niets mede te inaken had, naar voren hebt gebracht, wil ik over deze salarisberekening nog wel iets zeggen. Het komt mij n.1. eigenaardig voor, dat onder den helaas ito vroeg overleden gemeentesecretaris, den heer de Ridder, blijkbaar wel een volslagen ambtenaar ter secretarie, voor wien een jaarwedde van f 1100.— eigenlijk te laag was, noodig was naast den secretaris en het nu opeens voldoende zou zijn om het met een secretaris alleen te redden. Nietwaar, U beredeneert ide financieele zijde van het vraagstuk aldus: Burgemeester, tevens secretaris plus ambtenaar ter Secretarie resp. f 1900.f 1500.en f 1100.of in [totaal f 4500. Burgemeester en secretaris f 1900.plus f 1900. pf in totaal f 3800. Afgezien van het feit, dat het voor een goede be rekening juister is de eindsalarissen te nemen, meen Ik toch, dat bij dezen opzet de werkkracht van den overleden secretaris in het geding komt en die was boven allen lof verheven. De door dezen vervulde bij betrekkingen mag men toch niet in aanmerking ne- imen, want zij worden vervuld in den vrijen tijd en mogen geen nadeeligen invloed hebben op de vervul ling van de hoofdbetrekking. Door het niet aanstel len van een ambtenaar ter secretarie naast den secre taris haalt U het secretarisambt naar beneden en idat is toch blijkens de gestelde eischen van be kwaamheid niet de bedoeling van den Raad. De secretaris heeft belangrijker werk te doen, dan notu len te tikken, bevolkingsboekhouding bij te houden en nog veel meer van dergelijk routinewerk te ver richten, waaraan hij zijn tijd zou moeten besteden zonder hulp. Ik ga hierop thans niet verder in, maar ik hoop in bovenaangehaalde kwaliteit in een onder- boud met het college van B. en W. te mogen aantoo- aen, dat aanstelling van een ambtenaar ter secre tarie in een gemeente als Winkel een absolute eisch is en in dit verband meen ik dan wel het gebied, spe ciaal van de gemeente Winkel te mogen betreden, juist mede in belang van degene, die dan als secre taris zal fungeeren, wanneer de combinatie burge- imeester-secretaris niet tot stand zou komen. De door U aangevoerde becijfering kan ik dus niet hls deugdelijk aanvaarden. De Raad der gemeente Winkel en dat heb ik toch wel laten blijken beeft waarlijk wel sterkere troeven in handen. Wan neer ik mij daarin niet heb begeven en ik doel hier op de eisch van het diploma dan is dit, om dat het niet paste in het staatsrechtelijk kader van mijn betoog. Hierbij zullen andere criteria een rol spelen ter beoordeeling aan de Regeering. Tenslotte zegt U, mijnheer Van Zoonen: „Aan U mede de taak aan te toonen, dat met dit besluit de raad der gemeente Winkel heeft gehandeld in strijd met het algemeen belang of met het gemeentebe lang." Zoo ik er nog aan twijfelde, dan blijkt uit deze ontboezeming, dat U de strekking van mijn stukje .toch wel heel slecht hebt begrepen. Neen, mijnheer Van Zoonen, die taak' had ik mij niet gesteld, want ik heb heelemaal niet beweerd, dat de Raad van Winkel in strijd met het gemeen tebelang zou hebben gehandeld, ik heb alleen maar willen aantoonen op welke gronden de Regeering eventueel aan de hand van het staatsrecht, strijd met het algemeen belang zou kunnen construeeren. .Voelt U hier het groote verschil? Thans nog een enkel woord over de beschouwing van Mr. Buiskool. Daarop zou ik niet zijn ingegaan, ware het niet, dat hij mijn artikeltje aan een nu niet zoo erg waardeerende critiek zou hebben onderwor pen. De strekking daarvan is: „Had Je mond maar ge houden". Zou Mr. Buiskool dit oordeel hebben ge grond op de overweging, dat mijn beweringen nogal onbenullig en oppervlakkig waren zonder meer, dan zou ik hebben geantwoord: „dank je voor je com pliment" en daarmede basta, maar komt daar boven dien nog bij, dat een beschouwing, waarin geen par tij wordt gekozen, slechts min of meer voor de hand liggende mogelijkheden worden besproken, geen waarde heeft en niet „verhelderend" werkt, dan meen ik toch in alle bescheidenheid te mogen op merken, dat een betoog met een zoo positieve strek king als het zijne, terwijl het nog lang niet vaststaat, dat het eindresultaat daarmede in overeenstemming zal zijn, toch ook meer theoretisch, dan practische waarde bezit. De heer Buiskool gaat te ver, wanneer hij meent, dat ik vernietiging van het raadsbesluit wegens strijd met het algemeen belang waarschijnlijk zou achten; alleen de mogelijkheid is onder oogen gezien. Het contra-betoog heeft mij daarvan niet afgebracht. Het zou werkelijk te veel van de kolommen van de Schager Courant vergen, het betoog van Mr. Buis kool op den voet te volgen. Liever zal ik dat eens in een particulier gesprek en een vriendschappelijk praatje doen. Slechts dit wil ik opmerken, dat ook Mr. Buiskool den strijd blijkt aan te binden met een stelling, die ik heelemaal niet heb geponeerd in dien vorm en met die strekking, die de geachte inzender er aan geeft, n.1. „strijd met het algemeen belang om finan cieele redenen." Het verband tusschen het verheffen tot wet van een wetsontwerp, terwijl deze wet nog niet in wer king was getreden en het algemeen belang was an ders gelegd, meer in algemeenen zin en niet in di rect verband met het onderhavige financieele belang. Door mij is dan ook geenszins betoogd, zooals de heer Buiskool opmerkt, dat vernietiging van het raadsbesluit mogelijk zou zijn om redenen van fi- nancieelen aard, doch omdat een reeds aangenomen, zij het dan nog niet in werking getreden wet een bepaald object tot een algemeen belang had bestem peld, daargelaten of deze wetsbepaling zelve om re denen van financieelen aard in het leven is ge roepen. Overigens kan iK het betoog van Mr. Buiskool zeer waardeeren in zijn originaliteit en wetenschap- pelijken durf, doch een fout blijft, dat het uitgaat van een beschouwing, voor een deel mijnerzijds, zoo als deze niet was neergeschreven, waar bovendien volkomen te onpas en onnoodig het voorzitterschap van de onderafdeeling „Het Noorden" (niet Schagen) van den Bond van Gemeente-ambtenaren werd bij gehaald. Tenslotte de ambtenarenwet. Ik behoef wel niet te betoogen, dat deze wet mij na aan bét hart ligt, maar of zij in dit geval kan worden toegepast, meen ik vooralsnog te moeten be twijfelen. Zeer terecht merkt Mr. Buiskool op, dat dit sa- menllangt met het feit, of de benoemde nu reeds gemeentesecretaris is of niet. Aan de hand van do gemeentewet tracht hij aan te toonen, dat dit wel het geval is, Aan de hand van dezelfde wet meen ik, dat dit niet zoo is. De beer K. is niet inderdaad secretaris, d.w.z. hij kan /liet als zoodanig optreden (het „waarnemend" zijn blijft buiten beschouwing), hij is niet beëedigd en kan niet als zoodanig een sa laris ontvangen, waarmede zijn pensioensaanspra ken samenhangen. Het komt mij voor. dat hier het onderscheid tusschen „benoemd secretaris" en „se cretaris" uit het oog wordt verloren. Ik moge mij tenslotte aansluiten bij het „Jus et Veritas" aan het slot van het betoog van Mr. Buls kool, in de hoop, dat thans ook de bedoeling van het geen ik heb geschreven „naar waarheid" moge wor den opgevat. Bij het stuk van den heer Van Zoonen komt het mij voor, dat de wensch de vader van de gedachte is. Ik heb getracht elk verband tusschen mogelijke wenschen en de gedachte bij mijn betoog te ver breken. Mocht men dit niet inzien, dan meen ik toch hier mede te kunnen volstaan. D. BREEBAART. Tengevolge van de enorme regenval zijn talrijke plaatsen in Engeland overstroomd. Hierboven een der plaatsen, waar de straten in kanalen cijn herschapen. Een bijzonder ondernemende jongedame benut deze „gelegenheid" om een, voor dezen tijd van het Jaar niet bepaald aan lokkelijk, bad te nemen. Vele dorpen rijzen als eenzame eilanden uit het water op. Parijs. Van dag tot dag nemen de overstroo mingen van de Fransche rivieren een ernstiger vorm aan. Uit alle provincies wordt materieele schade ge meld en voorloopig schijnt nog geen kans te bestaan, dat de was zal verminderen. Te Chateaubourg, nabij Rennes, werd een klein meisje door het water meegesleurd, het kind is ver dronken. Overal is vee omgekomen; in verscheidene deelen des lands staat het water tot aan de eerste verdieping van de huizen, vele dorpen rijzen als eenzame eilan den uit het water op en zijn geheel van de buiten wereld afgesloten. Vooral in oost- en zuidoost Frankrijk is de toe stand gevaarlijk de; Loire staat bij Nantes meer dan SVu meter hoog, de fabrieken in de omgeving zullen vermoedelijk hun deuren moeten sluiten. Nabij Rochefort sur Mer is een stuwdam bezwe ken, waardoor uitgestrekte landerijen overstroomd zijn. De bewoners van talrijke plaatsen moesten in aller ijl hun woningen verlaten en konden slechts met moeite het naakte leven redden. Sedert 1910 heeft men een dergelijke ramp niet meer meege maakt. De materieele schade bedraagt enkele millioenen. Ook in Normandië is de toestand hopeloos. In de omgeving van Orbec moesten alle fabrieken worden stopgezet tehgevolge van de overstrooming van de electrische centrale. Pontaudemer is van de buiten wereld afgesloten, alle toegangswegen zijn over stroomd. Het riviertje Bisle is herschapen in een woesten stroom, die honderden vaten wijn en veel vei dronken vee naar zee sleept. Uit Lyon luiden de berichten iets gunstiger, de Rhone is sinds gisteren gevallen. De Seine daarente gen wast en in Parijs heerscht een alarmtoestand, de kaden zijn vrijgemaakt van alle hier opgesta pelde waren. Sdervende op de rails gevonden. Heerlen. Gistermorgen te omstreeks acht uur werd op de spoorlijn tusschen station Heerlen en Schaesberg, ter hoogte van „Leenhof" een man ster vende op de rails gevonden. Vermoed wordt dat de man, zekere K. uit Heerlen, wegwerker bij de Neder landsche Spoorwegen, gistermorgen, op weg naar zijn werk, door een trein gegrepen is. Een andere wegwerker, die even later dezelfde weg passeerde, ontdekte het ongeluk. Nadat de politie gewaarschuwd was, heeft men den man naar het ziekenhuis te Heerlen overgebracht, waar hij is overleden. Het slachtoffer was 28 jaar oud en ongehuwd. Geheele lading in het kanaal verdwenen. Inzittenden wisten zich (te redden. Hellendoorn. Gistermorgen te vijf uur zakte een vrachtauto met aanhangwagen geladen met gerst, op weg van Groningen naar Loehem, vermoedelijk tengevolge van het feit, dat. de wagen te zwaar ge laden was, door de vlotbrug in het Överijselschka- naal te Marle onder Hellendoorn. De wagen kantelde en de geheele lading verdween in het kanaal. De inzittenden, de chauffeur en een passagier, wisten zich spoedig uil de cabine te bevrijden en op het droge te komen. De brug werd geheel vernield, terwijl het weg- en scheepvaartverkeer geheel gestremd is. De schade is aanzienlijk. De lading was niet ver zekerd. ITALIë KOOPT OUDE TANKSCHEPEN. Houston (Texas). Naar verluidt heeft een Ita- liaansche onderneming een oud Amerikaansch tank schip gekocht. Er wordt nog onderhandeld over den verkoop van vier andere oude schepen. Het ligt in de bedoeling, deze zeewaardig te maken, waarna zij met ladingen petroleum naar Italië zullen vertrek ken. Na aankomst daar zullen zij worden gesloopt. (Van onzen rei zend en correspondent.) Djibouti, 23 December. TE Dirédawa had ik van den Franschen con sul vernomen, dat een Nederlandsche am bulance op weg was naar Abessinië en en kele dagen later vond ik dit in de officieel© berich ten van de Abessijnsche regeering bevestigd, doch toen ik, te Djibouti aangekomen, op inlichtingen uit ging, kon ik nergens, bij geen scheepvaartbureau, na dere bijzonderheden te weten komen. Volgens de of ficieel© Abessijnsche berichten zou de ambulance de reis naar Djibouti maken met een Nederlandsch schip, doch de naam van dit schip was in het offi- cieele bericht hopeloos verminkt. Ten einde raad wendde ik me tot het bureau van den Franschen gouverneur, waar ik sprak met den kabinetschef van den gouverneur, die me ook geen uitsluitsel kon ge ven, doch beloofde voor me te zullen navragen. Nog denzelfden dag kreeg ik van hem de schriftelijke me- dedeeling, dat de ambulance op 22 December kon wor den verwacht, waardoor ik tenslotte zekerheid had. Aan eenige Somali's, die zich steeds aan de haven bevinden, gaf ik de opdracht me te waarschuwen, wanneer het schip in het gezicht zou zijn en dien 22en December, nog voor het opgaan van de zon, kwam een der Somali's me met veel lawaai waar schuwen, dat het Nederlandsche schip in het gezicht was. Een kwartier later bevond ik me op weg naar de haven, waar het Nederlandsche motorschip de „Kotaradjah" juist binnenliep. Honderden Somali's waren reeds op weg naar de haven, want de aankomst van een schip in de haven beteekent voor hen de mogelijkheid een paar duiten te verdienen, hetzij door te helpen bij het lossen en laden, of bij het wegwijzen aan passagiers, dan wel door den verkoop van allerlei artikelen. Een barkas bracht me aan boord, waar de ne gen heeren van de ambulance, van wie zes docto ren en twee verplegers zijn, zich reeds gereed maak ten aan wal te gaan. Het negende lid van de am bulance is de administratieve leider, de heer De Vries, een ingenieur, die jaren in Abessinië werk zaam was, en reeds te Djbouti op bekend terrein kwam. Met de lossing van het materiaal, dozijnen kisten en eenige automobielen, werd dadelijk begon nen, en nog lang voor het middaguur was alles aan land. Voor de Nederlandsche ambulance kwamen reeds een Engelsche, een Zweedsche en een Egyptische ambulance aan, maar wat uitrusting aangaat wor den alle deze door de Nederlandsche ambulance overtroffen. De leden der ambulance namen hun intrek in hetzelfde hotel waar ik woon en tezamen met hen nam ik de maaltijden en gedurende ruim vier-en- twintig uur kon ik weder een mijn eigen moeder taal spreken, een weelde, waarvan de beteekenis al leen kan worden beseft door menschen, die veel in het buitenland rond zwierven en soms maanden, soms jaren hun eigen taal niet te hooren kregen. Slechts één nacht bleven de Nederlanders te Dji bouti om daarna de reis voort te zetten naar Addis Abeba en wel met een directen trein, die 's nachts doorrijdt. Daar de treintjes op smalspoor geen slaap wagens hebben, is dit een zeer vermoeiende tocht, waarbij men meer dan 2500 meter stijgt. Djibouti ligt namelijk slechts enkele meters hooger dan de zee, Addis Abeba 2600 meter boven den zeespiegel. Mijn plan was aanvankelijk geweest tezamen met de ambulance de reis naar Addis Abeba te maken, maar verschillende omstandigheden houden me nög enkele dagen te Djibouti terug. Spoedig hoop ik echter de ambulance terug te vinden, en wel in volle werkzaamheid, want werk is er in overvloed voor de Nederlanders. Het Abessijnsche leger immers heeft geen eigen geneeskundigen dienst en het aan tal geneesheeren .in Abessinië is buitengewoon ge ring, bedraagt hoogstens enkele tientallen. Bovendien, op denzelfden dag, dat de Nederland sche ambulance te Djibouti aankwam op weg naar Abessinië, arriveerde daar ook een Egyptische am bulance op den terugweg naar huis. Deze ambulance is niet meer dan hoogstens twee maanden in Abes sinië geweest, aanmerkelijk korter dan het plan was. Leider dezer ambulance was een Egyptische prins, die voor zich, als zijnde een vorstelijke per soon, de hoogste eischen stelde en overal een vorste lijk onderkomen verwachtte. Van den aanvang aa.n gaf dit aanleiding tot wrijving. Maar het ergste voor de Egyptenaren was, dat de gewonde Abes- siniërs een groote voorliefde betoonden voor de En gelsche en Zweedsche doctoren en ambulances. De Abessiniërs hadden over het algemeen niet veel ver trouwen in de Egyptische doctoren en geheel zon der grond is dit niet. Vele dezer doctoren hebben gestudeerd aan hoogescholen, waar de anatomie in de practijk niet wordt onderwezen, daar de Mohame- daansche godsdienst dit verbiedt. Alles wat ze weten van anatomie hebben ze geleerd van platen en gips modellen. Deze houding van vele Abessiniërs heeft bij de Egyptenaren veel kwaad bloed gezet en ontevreden en verbitterd keeren ze naar hun land terug. Voor de Nederlandsche ambulance is het natuur lijk anders. De Nederlandsche doctoren kunnen als Europeanen met Europeesche opleiding op het volle vertrouwen der menschen rekenen. J. K. BREDERODE.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1936 | | pagina 5