Arrondissemeits-Rechtbank Gemeenteraad Z^pe. OOG PLAAIENDE Y LAMMEN te Alkmaar. ELINOR GLYN MEERVOUDIGE STRAFKAMER. Zitting van Dinsdag 14 Januari 1936. Alkmaar. EEN PAAR ZWERVENDE KRAAKJESMAKERS OP NACHTELIJKE EXCURSIE TE ALKMAAR. We begonnen heden met een paar inbrekers, de 30-jarige grondwerker Joh. H. en de 25-jarige schil der Petrus v. d. W., beiden thans in hechtenis, welke heeren in den nacht van 8 op 9 September in Alkmaar op stap waren geweest en toen, zon der daarvoor verlof te hebben gekregen, een kijkje hadden genomen in de sigarenfabriek van den heer P. A. v. d. Horst (firma Helling) in de Spanjaard- straat, en toen maar zoo vrij waren, zich zelf voor de genomen moeite te beloonen, door zich toe te eigenen f5, alsmede 3 flesschen coctail, 1 kruik jenever, 1 flesch Voorburg, 1 flesch half om half, 1 flesch Tripple Lec, een collectie sigaretten, pl.m. 100 sigaren en voorts nog 'n lepel, 'n vork, 'n tafel mes, pakjes Koffie Hag en eenige zakken thee. De beide verdachten erkenden dit feit, gaven toe communistisch gezind te zijn geweest en op 'n der gelijke minder aanbevelenswaardige manier dit be ginsel practisch te hebben toegepast. Overigens viel er niets meer te praten en kon de Officier c.q. mr. Hijmans, aan het woord komen, die allereerst verklapte, dat v. d. W. beschikte over een allerbe- denkelijkst strafblad, waarvan de details, de Offi cier maar voor zich hield om de moreele waarde van deze heer niet al te zeer te verzwakken. Tegen hem elschte de Officier anderhalf Jaar gev. en voor Joh. H., die er beter voorstond en nog 'n nieu weling was, 6 maanden gev. Mr. Winkel, pleiter voor Joh. H., dischte nog eenige punten op in het voordeel van zijn cliënt, ontleend aan zijn verleden. Het was hem erg te- gengeloopen met de werkverschaffing en de hem verschafte steun, f 8 was voor een huisgezin met een zieke vrouw en kinderen al heel weinig van beteekenis. In verband met deze omstandigheid wenschte pleiter zijn zeer sympathieke speech te eindigen met de clementie in te roepen met be trekking tot de op te leggen straf. Mr. N. van Leeuwen was de taak toebedeeld om als verdediger op te treden voor. den tweeden ver dachte v. d. W. Spr. wees op de droevige jeugd van zijn prodeaan, kind van een aan den drank verslaafde vader en een tactlooze moeder, nam hij op 14-jarigen leeftijd de beenen en ontliep de ouderlijke woning. Hij is sinds dien tijd geheel aan zich zelf overgelaten geweest en miste elke leiding of steun. In verband hiermede verzocht pleiter als nog een reclasseeringsrapport om te redden wat misschien nog te redden viel. Den Helder. ARTIKEL 239 WETB. VAN STRAFRECHT. De 35-jarige beroeplooze werklooze Willem Leen- dert M., wonende te Den Helder, stond met geslo ten deuren terecht ter zake het in art. 239 straf baar gestelde zedenmisdrijf, openbare schennis. Eisch 6 maanden gev. Mr. Schuurman, die deze prodeaan had te be dienen, refereerde zich. Wieringerwaard. DRIE GROOT-MOKUMMER SPECULANTEN OP DE SPEELZUCHT VAN JAN PUBLIEK. Op 8 September bevonden zich te Wieringer waard een drietal scharrelaars uit Amsterdam, de heeren Jacob Walg, Meijer Vierjra en Julius Adler, 'n te Essen geboren Dultscher. Deze drie avontu riers hadden zich voorgenomen om de boeren in den polder eens gezellig bezig te houden met een leuk gezelschapsspelletje en waren in het bezit van de noodlge ingrediënten, bestaande uit een tafeltje, 'n zeiltje, 'n tolletje en 'n getallenbord, welk spelletje zou worden gespeeld in het cafe van den heer v. d. Woude te Wieringerwaard. Het was wel de moeite waard aan dit spelletje deel te nemen, want men had kans 4 maal den inzet te rug te winnen. Om van te watertanden! Jammer, dat de rijksveldwachter Semplonius zoo gauw 'n spaak in dat wiel stak! Maar zóó zijn die wijs neuzen, ze gunnen niemand 'n aardigheidje! Maar ook was bij uitzondering de caféhouder niet gesteld op een dergelijk gezelschap en hij waar schuwde Semplonius, die men een dergelijke wenk niet voor de tweede maal behoefde te geven. Hij bespeurde weldra de heeren met hun wondertafel- tje en was zoo beleefd, om al spoedig het geheele zaakje, plus het voorhanden geld, f8.75, in beslag te nemen en tegen de ondernemers proces-verbaal op te maken. Er werd tegen deze „speellieden" in de minder gunstige beteekenis van het woord een vervolging met last tot instructie ingesteld en heden stonden de heeren dan ook terecht als verdacht, gelegen heid te hebben gegeven tot het deelnemen aan een hazardspel. Alle ingrediënten van het spel waren als corpora delicta aanwezig op het daarvoor be stemde tafeltje. De eerste deelnemer was echter destijds 'n gare rot, de timmerman en aanemer Fred. R. Rob, die 'n kwartje inzette, in het vertrouwen dat de gang maker wel zou winnen, welke veronderstelling juist bleek, want hij won 'n gulden! Dit succes verblindde echter den gelukkigen inzetter niet. Hij dacht: 'n klein winstje, 'n zoet en zeker winstje en het gelukte de heeren niet om dezen slimmeling zoo men het noemt, 'n „poot uit te trekken". Natuurlijk ontkenden de heeren verdachten als om strijd ieder boos opzet, maar hun strafrechter lijk verleden sprak ook al niet in hun voordeel. Ieder hunner was alreeds ter zake een dergelijk feit veroordeeld en de Officier aarzelde dan ook niet- tegen ieder hunner, hoewel hij alleen op in drukken moest af gaan, veroordeeling te requiree- ren en te vorderen tegen Jacob W. 1 maand gev., tegen Meijer Vierjra 3 maanden gev. en tegen Ju lius Adler f 100 boete of 25 dagen. Mr. Frankenhuis uit Amsterdam pleitte vrijspraak omdat niets was bewezen. Alkmaar. WEER EEN, WIEN HET TE ZWAAR VIEL, EERLLJK TE BLIJVEN. In de middagzitting stond terecht de 28-jarige koopman Doeke Veld, wonende te Alkmaar en thans aldaar gedetineerd, 'n persoon, die vermoe delijk zeer populair is, althans er was een vloedgolf van publiek op de tribune tegenwoordig. Toch waren de feiten, hem ten laste gelegd, nu niet zoo heel buitengewoon. In de eerste plaats zou hij ten nadeele van den kruidenier P. N. G. Buren 'n bakfiets, door hem in huurkoop bekomen, ten eigen bate hebben verkocht, voor dat het ver voermiddel hem in eigendom behoorde, dus ver duisterd en voorts had hij een rijwiel of frame, door een thans te Amsterdam gedetineerden getui ge, wederrechtelijk toegeëigend, hebben verborgen en zich voordeel hebben verschaft, door deze fiets te verkoopen. De bedoelde bakfiets was voor f22.50 verkocht aan een groentenhandelaar. Dit geld was door verdachte ten eigen bate aangewend. Ook had verdachte op 31 Aug. aan een rijwiel handelaar verkocht een damesrijwiel en het frame van een heerenrijwiel. Eindelijk had verdachte aan een anderen getuige verkocht een rijwiellantaarn voor 2 gülden. Ook was nog gekocht door verdachte aan 'n getuige 'n rijwiel voor f 3.50. De feiten werden erkend. Zijn verleden was niet ongunstig, dus maakte hij volgens den reclassee- ringsambtenaar Wiggers kans op een voorw. ver oordeeling. Hij had. toen hij in moeilijkheden dreigde te komen, zich al bij voorbaat gewend tot den heer Wiggers, wat een mooi gebaar werd ge noemd. Mr. Hijmans, de Officier, zeide kort te kunnen zijn en wilde, hoewel hij geen voorstander was van een voorw. straf in 't algemeen, aan een eventueele voorw. veroordeeling geen beletselen in den weg leggen, reden waarom hij requireerde 6 maanden gev. voorwaardelijk met 3 proefjaren. Mr. Dr. Buiskool, de verdediger, had niet veel te zeggen en refereerde zich gaarne aan dit requisi toir, genomen door een Officier, die geen persoon lijke voorstander is van een voorw. veroordeeling. Zijpe. DE KLEUMERIGE GALANT. De commensaal van zekeren heer Jan Modder, caféhouder te Zijpe, Hendr. K., thans gedetineerd en terecht staande, was zoo galant geweest het nichtje van den baas thuis te brengen en had, omdat het wat koud was, de jekker van zijn kost baas aangetrokken. Het scheen dat dit nachtelijk tochtje hem geheel van streek had gemaakt, al thans hij geraakte aan het dwalen naar Den Helder, al waar hij de bontjekker verkocht voor f5 aan den caféhouder S. Veenstra aldaar. Het reclasseeringsplan bestaat hem eventueel naar Hooghullen te zenden, om hem van zijn drankzucht te genezen. De Officier voelde hier niet veel voor een voorw. veroordeeling. Verdachte leek hem een nogal onverschillig heer en een opper vlakkige kennismaking met de gevangenis zou hem geen kwaad doen. Spreker vorderde dus in casu 1 maand gevangenisstraf. Mr. Dr. Buiskool, remplaceerende de niet ver schenen mr. Windhaus, kon zich met dit requisi toir, dat een voorw. veroordeeling uitschakelde, vereenigen. Hetb etrof hier niet in hoofdzaak het vermogensdelict, maar het feit, dat de jongen van zijn drankmisbruik zou worden genezen en des wege gecorrigeerd zou worden. Pleiter hoopte dus dat de rechtbank zich zou kunnen aansluiten bij het rapport van den heer Wiggers en refereerde zich aan diens conclusie. Vergadering van den Raad op Woensdag 15 Jan. 1936, des morgens half elf. Alle leden zijn aanwezig. Voorzitter de heer Mr. D. Breebaart Kz., burge meester; secretaris de heer J. A. de Boer. Bij de opening wenscht de Voorzitter den leden en de pers veel goeds toe in 1936, terwijl hij den wensch uit, dat 1936 voor de gemeente een zoo goed mogelijk jaar moge zijn. De notulen worden goedgekeurd. Diverse ingekomen stukken gaven geen aanleiding tot besproking. Mededeeling wordt gedaan van een verzonden brief betreffende verplaatsing van de transformatorzuil te Schagcrbrug, b.v. naar de plaats waar de voormalige gasfabriek heeft gestaan en welk perceel eigendom van de provincie is. Antwoord is nog niet ontvangen. De heer Bruin juicht de poging toe, maar had gaar ne gezien, dat hetzelfde was gepoogd ten aanzien van het transformatorgebouwtje te Burgerbrug. De Voorzitter zegt, dat er geen bezwaar is te trach ten die verplaatsing te krijgen, de door B. en W. ver zonden brief was een gevolg van het verzoek van de vereeniging „Algemeen Belang". Door B. en W. is voorts een brief verzonden be treffende het aan te leggen rijwielpad langs den rijksweg Alkmaar—Den Helder. B. en W. wijzen in dat schrijven op het bezwaar om het rijwielpad aan de Westzijde van den rijksweg aan te leggen, doch bepleiten aanleg aan de oostzijde en te 't Zand dan achter de boomen om, dus tusschen de boomen en het Noordhollandsch Kanaal. De hoofdingenieur van den Prov. Waterstaat wijst in zijn antwoord op het bezwaar dat als het rijwielpad langs de westzijde komt, de gebruikers van het pad in de kommen steeds den weg zullen moeten oversteken. De Voorzitter heeft na de opmeting den indruk ge kregen, dat het inderdaad niet zoo'n bezwaar zal zijn dat het rijwielpad aan de westzijde komt, maar B. en W. moeten zich nog over het antwoord van den hoofdingenieur beraden. Uit de opmerkingen die nu reeds worden gemaakt, blijkt wel, dat men verschilt van meening over de vraag of het pad aan de oost- dan wel aan de west zijde moet komen. Aan „Plaatselijk Belang" zal een afschrift van het schrijven van den Hoofdingenieur worden gezonden en dan zal worden afgewacht of deze vereeniging op dat schrijven ageert. B. en W. hebben aan den Minister van Sociale Zaken verzocht om het besluit dat t.a.v. het werk verschaffingsobject bij E. Bos is genomen, ook gel dig te verklaren t.a.v. andere dergelijke plannen. Het bagger- èn slootwerk van Zijpe en Hazepolder. De Voorzitter wijst er op dat gebleken is, dat er een misverstand bestond t.a.v. de tewerkstelling van arbeiders bij het bagger- en slootwerk van den Zijpe en Hazepolder. De meening bestond n.1., dat de ar beiders eerst bij de werkverschaffing te werk moesten zijn gesteld voor en aleer zij in aanmerking konden komen voor het bagger- en slootwerk. Spr. kan niet verhelen dat het hem heeft verwonderd dat het niet anders bekend was bij het polderbestuur, want uit de circulaire van den Minister bleek, dat de arbeiders wel degelijk kunnen worden aangesteld zonder eerst bij de werkverschaffing te werk gesteld geweest te zijn. De heer Dignum vindt het jammer, dat in dit op zicht geen voldoende gegevens door het polderbestuur zijn verstrekt. Overigens spreekt hij er zijn leedwe zen over uit, dat zoo laat met het bagger- en sloot werk is begonnen. Het is nu half Januari en nu zijn voor 't eerst arbeiders aangesteld. De Voorzitter zegt, dat de heer Dignum die opmer king moet maken in de vergadering van Hoofdinge landen, want B. en W. hebben alle spoed betracht, doch de uitvoering van de regeling is aan het polder bestuur. De heer Bruin deelt mede, dat stagnatie is ont staan, doordat de opzichter overbelast was met an dere werkzaamheden, met name het maken van een nieuwe leggerindeeling, werk dat eerst moest worden klaar gemaakt en dat hem van hoogerhand was op gelegd. De Voorzitter zegt ook geen aanmerking op de han delwijze van het polderbestuur te hebben gemaakt, spr. vindt het niet goed als het eene college aan merking maakt op hetgeen het andere college doet. Den heer Nannis heeft het gefrappeerd dat in de poldervergadering is gezegd dat geen voldoende ar beiders voor het bagger- en slootwerk aanwezig wa ren en de opmerking dat men geen klcer- en sigaren makers kon gebruiken, was een klap in 't aangezicht van de arbeiders. Het spijt spr., dat een dergelijke op merking werd gebruikt om het standpunt dat men innam, te verdedigen. De Voorzitter acht het niet goed dat hier bespro ken wordt wat in een ander college is behandeld, dat acht spr. niet bevorderlijk voor een goede samen werking. Het polderbestuur kan zich bovendien hier niet verdedigen. De heer Bruin zegt, dat toen de poldervergadering gehouden werd, wij niet beter wisten dan dat 48 man werkten in de bijslagregeling, later bleek dat niet zoo te zijn. Spr. heeft toen gezegd dat het slootwerk toen verricht kon worden door kleer- en sigarenma kers. Even later is den opzichter het maken van den legger opgedragen. De heer Dignum zegt, dat hij denkt op deze zaak in de vergadering van het polderbestuur terug te ko men. Spr. ziet deze zaak niet zooals de heer Nannis haar naar voren brengt. De heer Doorn vindt het jammer, dat naast de en kele arbeiders, ook de heer Nannis niet begrepen heeft, wat de heer Bruin in de poldervergadering heeft gezegd. De opmerking van den heer Bruin be- teekende in 't geheel niet een diskwalificatie van de arbeiders,want goede kleer- en sigarenmakers pas sen nog niet in slootwerk. Gelukkig is door 90 wel de bedoeling van den heer Bruin goed begrepen. De heer Nannis zegt dat toch vast staat dat er wel arbeiders voor het slootwerk beschikbaar waren. De lieer Dignum zegt, gezegd te hebben, dat er op dat moment, of een paar dagen te voren, geen ar beiders beschikbaar waren. De heer Blom zegt dat in Petten heel wat arbei ders waren, die bij het polderwerk geplaatst wensch- ten te worden. De Voorzitter hoopt, dat het polderbestuur zijn con clusie uit deze bespreking zal willen trekken en spr. hoopt dat de goede samenwerking tusschen polder en gemeentebestuur zal worden bestendigd. Inzake aanleg, onderhoud en verbetering van we gen te Petten, n.1. van den weg langs het perceel Blom en den weg over den Spreeuwendijk naar het Korfwater, zijn brieven gezonden naar de eigenaren, t.w. het Hoogheemraadschap, Staatsboschbeheer en de heer H. S. Erilcs. De heer Doedens merkt op, dat hij in 't algemeen geen vereerder is van het in eigendom overnemen van werken door het Hoogheemraadschap. Dat acht spr. niet in het belang van een categorie van inge zetenen. De Voorzitter is het niet met die meening eens, de ondervinding die spr. heeft, is van dien aard dat spr. het onderohud gaarne aan het Hoogheemraadschap zou overdragen. Het Hoogheemraadschap doet het in 't algemeen beter en niet duurder, omdat het Hoog heemraadschap er niet aan behoeft te winnen en een aannemer wel. De heer Doedens meent dat in 't algemeen aanbe steding goedkooper is, waarop de heer Jansma op merkt, dat dit dan gewoonlijk ten koste van den arbeider geschiedt. De heer Doedens weerspreekt dit, de meeste aan nemers zijn georganiseerd en zijn gebonden aan het arbeidscontract, waarbij de loonen hooger zijn dan bij het Hoogheemraadschap. De Voorzitter sluit de discussies. Een bekentenis. De Voorzitter deelt mede, dat B. en W. bekennen, dat zij ten aanzien van het geven van bijslag op de uitkeeringen uit de werkloozenkas, den Raad vorig maal verkeerd hebben ingelicht. Toen is gezegd, dat het geven van bijslag niet mocht, doch dit mag wél mits het den Minister is gevraagd en deze het heeft goedgevonden. B. en W. meenen echter dat het ge ven van bijslag hier niet noodig zal zijn, omdat de arbeiders zooveel mogelijk te werk worden gesteld. Benoemingen. Alvorens tot de benoeming van leden van het Bur gerlijk Armbestuur over te gaan, vraagt de heer Veld man of aan de voordracht een derde persoon mag worden toegevoegd. Spr. meent n.1., dat de arbeiders groep met het opmaken van de voordrachten te veel is gepasseerd. De Voorzitter zegt, dat steeds gestreefd wordt om de politiek buiten den Raad te houden en om die reden zijn voor de vacature-Komen twee katholieken voorgedragen. No. 2 van de voordracht beschouwen wij bovendien als figurant, omdat de aftredende ge schikt genoeg is. De heer Van der Sluijs merkt op, dat de arbeiders- vertegenwoordigers evengoed voldoende medezegging schap hebben op den gang van zaken van het B. A., wat straks wel zal uitkomen. Het R.K. Armbestuur staat in nauw verband met het B. A. Den heer Doedens frappeert het dat voor Oudesluis een katholiek zitting heeft in het B. A., voor 't Zand daarentegen een niet-katholiek. Misschien is daar in de toekomst verandering in te brengen. Spr. wil na tuurlijk geen aanmerking maken op de candidatuur- Komen. De heer Van der Sluijs zegt, dat de politiek, arbei ders of niet arbeiders nooit aan de orde komt in 't B. A., daar geldt alleen de armenzorg en die wordt zoo breed mogelijk genomen. Als leden van het B. A. worden vervolgens herko zen de heer J. Komen en mevr. L. Vader-IIopman, 2 stemmen werden blanco uitgebracht. Tot regent van het Algemeen Weeshuis wordt met H DOOR 20. Na met een bijna eerbiedig gebaar haar haren ge kust te hebben, trok John zich terug. Weer keerde hij echter om daar hij haar nog op den drempel zag staan. Hij boog zich heel dicht tot haar over en zei langzaam: „Bedenk dat je echtgenoot je liefheeft kindje". In zijn kamer aangekomen verborg hij zijn gezicht in de handen en er kwam een dof gekreun over zijn lip pen. En Anthea viel op haar bed neer en snikte alsof haar hart moest breken. Oh, welke toekomst wacht te haar? Welke afschuwelijke, geheimzinnige dingen zou ze onder de oogen hebben te zien? Hargreaves was in zijn stoel in slaap gevallen, met Caesar aan zijn voeten, toen de Hertog tegen de mor genschemering wakker werd. Het viel niet te looche nen dat hij zich al veel beter voelde. Wel is waar was hij zwak en lichtelijk duizelig, maar hij kon ge regelder nadenken. Behoedzaam stapte hij uit zijn bed, sloeg een chambercloak om en ging zijn ouden, trouwen be diende voorbij zonder hem wakker te maken. En in die oogenblikken begon hij zich af te vragen met welk doel Natasha hem een verdoovingsmiddel had toegediend. Geleidelijk ging het tot hem door dringen dat de documenten in zijn brandkast hier mede zonder twijfel iets uitstaande hadden en toen maakte eensklaps zulk een overweldigend gevoel van angst zich van hem meester, dat hij Hargreaves riep. „Wil je me even mijn sleutels brengen?" verzocht hij. Daarna begaf hij zich naar de bibliotheek en de brandkast. Toen Hargreaves met de sleutels bij hem kwam had hij de losse boekdeelen al terzijde geschoven. Met koortsachtige haast opende hij de brandkast en begon die te doorzoeken. De geheime formule was verdwenen Hij viel op een stoel neer, en het duurde eenige seconden voordat hij een woord kon uitbrengen. „Hargreaves", kreunde hij. „ze heeft me niet al leen half vermoord, doch ze stal ook een staats papier van het grootste belang. Bel onmiddellijk mijnheer Hammond op; je kent zijn telefoonnummer. Breng hem van alles op de hoogte; hij zal wel we ten wat er gedaan moet worden. En verzoek hem verder me zoo spoedig mogelijk in de „New Am- bassador" te ontmoeten. Ik kleed me dadelijk aan en ga naar Lord John." Courtenay keerde naar zijn kamer terug, en Har greaves liep haastig op het telefoontoestel toe. Voor dat zijn meester echter zijn kamer had. bereikt, zei de oude getrouwe: „Uwe Hoogheid zal toch niet vergeten, dat dat U nog Lord John is?" De Hertog lachte: een bitter, cynisch geluid. „Nee, dat zal ik niet vergeten, oude jongen." Welke afschuwelijke dingen waren er gebeurd? En moest John hiervoor ook de blaam dragen? Vaag herinnerde hij zich van Hargreaves gehoord te heb ben dat zijn broer zijn plaats als bruidegom had in genomen. Zijn plaats Ingenomen? En het was nu al ochtend! Een uur later werd Anthea, de Jonge bruid, juist wakker. De eerste zonnestralen vielen door het ge opende raam naar binnen en speelden op haar krul lend haar. Ze keek naar het andere bed: dit was niet besla pen geweest. Ze nam de bloemen op, welke de vliege niers, toen ze de kerk uitkwam voor haar hadden neer gestrooid, en die ze op een tafeltje vlak bij haar bed had gelegd. Ze waren slap en verwelkt, precies zooals ze zich zelf voelde. Weer drong het ten volle tot haar door dat er een mysterie aan haar huwelijk verbonden was. Waren er misschien vreeselijke complicaties ten opzichte van die andere vrouw ontstaan? Was Courtenay een leugenaar? Kon hij wellicht de echtgenoot van dat schepsel wezen en kwam z'e den vorigen nacht naar het hotel om haar rechten op hem te doen gelden? Was zij, Anthea, dus niet wettig getrouwd? En had Courtenay haar om die reden alleen gelaten? Ze moest oh, ze zou een verklaring van alles hebben. I Ze ging recht overeind zitten en onderscheidde het geluid van stemmen in de kamer van haar echt genoot. Ze liet zich uit het bed glijden, sloeg een kimono om en liep op de deur toe. John had eveneens een ellendigen nacht doorge bracht. Om vijf uur in den ochtend had Dick Ham mond hem getelefoneerd, gaf hem den trein op waar mede hij in Londen zou arriveeren, en vertelde hem tevens dat er onmiddellijk maatregelen ten opzichte van Natasha Boleska waren genomen. Haar gangen zouden nagegaan worden, en het hoofdkwartier van de bende waarbij ze betrokken was zou door een politiemacht worden afgezet. Hij kwam verder zoo gauw mogelijk naar de „New Am- bassadors". John kleedde zich dus haastig om Dick of Courtenay te kunnen ontvangen. Hij had zich dien nacht rusteloos op zijn bed heen en weer gegooid, hetgeen ook duidelijk merkbaar was aan den toestand waarin de lakens en dekens verkeerden. Er werd geklopt en een piccolo verscheen op den drempel. „Lord John Dayrè wilde graag zijn broeder, den Hertog spreken", kondigde hij aan. Later herinnerde de jongen zich dat de Lord er heel bezorgd had uitgezien. De Hertog sloot de deur zorgvuldig achter zich dicht voordat hij iets zei, en daarna liep John met uitgestrekte hand op hem toe. „Courtenay! Goddank dat je beter bent! Hoe gaat het er mee, oude jongen?" „Oh, ik ben weer in orde, maar, John er is iets verschrikkelijks gebeurd. Niet alleen werd mij een verdoovingsmiddel toegediend, doch terwijl ik sliep hebben ze mijn brandkast geopend, en de for mule in cijferschrift van het nieuwe ontploffingsmid del gestolen". John moest even steun tegen het bed zoeken, zóó heftig schrok hij. Hij had nimmer aan een dergelijke mogelijkheid gedacht. Hij veronderstelde slechts dat de jonge vrouw zijn broer een verdoovingsmiddel had ingegeven uit jaloezie tegenover haar mededingster, en om er voor te zorgen dat hij dien bewusten dag niet kon trouwen. Hij had er zelfs geen flauw vermoeden van gehad dat dit gewichtige document zich in de brandkast in zijn flat bevond. Wordt vervolgd. Feuilleton

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1936 | | pagina 6