Arrondissemeits-Rechtbank
Gemeenteraad Z^pe.
OOG
PLAAIENDE Y LAMMEN
te Alkmaar.
ELINOR GLYN
MEERVOUDIGE STRAFKAMER.
Zitting van Dinsdag 14 Januari 1936.
Alkmaar.
EEN PAAR ZWERVENDE KRAAKJESMAKERS
OP NACHTELIJKE EXCURSIE TE ALKMAAR.
We begonnen heden met een paar inbrekers, de
30-jarige grondwerker Joh. H. en de 25-jarige schil
der Petrus v. d. W., beiden thans in hechtenis,
welke heeren in den nacht van 8 op 9 September
in Alkmaar op stap waren geweest en toen, zon
der daarvoor verlof te hebben gekregen, een kijkje
hadden genomen in de sigarenfabriek van den heer
P. A. v. d. Horst (firma Helling) in de Spanjaard-
straat, en toen maar zoo vrij waren, zich zelf
voor de genomen moeite te beloonen, door zich toe
te eigenen f5, alsmede 3 flesschen coctail, 1 kruik
jenever, 1 flesch Voorburg, 1 flesch half om half,
1 flesch Tripple Lec, een collectie sigaretten, pl.m.
100 sigaren en voorts nog 'n lepel, 'n vork, 'n tafel
mes, pakjes Koffie Hag en eenige zakken thee.
De beide verdachten erkenden dit feit, gaven toe
communistisch gezind te zijn geweest en op 'n der
gelijke minder aanbevelenswaardige manier dit be
ginsel practisch te hebben toegepast. Overigens
viel er niets meer te praten en kon de Officier c.q.
mr. Hijmans, aan het woord komen, die allereerst
verklapte, dat v. d. W. beschikte over een allerbe-
denkelijkst strafblad, waarvan de details, de Offi
cier maar voor zich hield om de moreele waarde
van deze heer niet al te zeer te verzwakken. Tegen
hem elschte de Officier anderhalf Jaar gev. en
voor Joh. H., die er beter voorstond en nog 'n nieu
weling was, 6 maanden gev.
Mr. Winkel, pleiter voor Joh. H., dischte nog
eenige punten op in het voordeel van zijn cliënt,
ontleend aan zijn verleden. Het was hem erg te-
gengeloopen met de werkverschaffing en de hem
verschafte steun, f 8 was voor een huisgezin met
een zieke vrouw en kinderen al heel weinig van
beteekenis. In verband met deze omstandigheid
wenschte pleiter zijn zeer sympathieke speech te
eindigen met de clementie in te roepen met be
trekking tot de op te leggen straf.
Mr. N. van Leeuwen was de taak toebedeeld om
als verdediger op te treden voor. den tweeden ver
dachte v. d. W. Spr. wees op de droevige jeugd
van zijn prodeaan, kind van een aan den drank
verslaafde vader en een tactlooze moeder, nam hij
op 14-jarigen leeftijd de beenen en ontliep de
ouderlijke woning. Hij is sinds dien tijd geheel aan
zich zelf overgelaten geweest en miste elke leiding
of steun. In verband hiermede verzocht pleiter als
nog een reclasseeringsrapport om te redden wat
misschien nog te redden viel.
Den Helder.
ARTIKEL 239 WETB. VAN STRAFRECHT.
De 35-jarige beroeplooze werklooze Willem Leen-
dert M., wonende te Den Helder, stond met geslo
ten deuren terecht ter zake het in art. 239 straf
baar gestelde zedenmisdrijf, openbare schennis.
Eisch 6 maanden gev.
Mr. Schuurman, die deze prodeaan had te be
dienen, refereerde zich.
Wieringerwaard.
DRIE GROOT-MOKUMMER SPECULANTEN OP
DE SPEELZUCHT VAN JAN PUBLIEK.
Op 8 September bevonden zich te Wieringer
waard een drietal scharrelaars uit Amsterdam, de
heeren Jacob Walg, Meijer Vierjra en Julius Adler,
'n te Essen geboren Dultscher. Deze drie avontu
riers hadden zich voorgenomen om de boeren in
den polder eens gezellig bezig te houden met een
leuk gezelschapsspelletje en waren in het bezit
van de noodlge ingrediënten, bestaande uit een
tafeltje, 'n zeiltje, 'n tolletje en 'n getallenbord,
welk spelletje zou worden gespeeld in het cafe
van den heer v. d. Woude te Wieringerwaard. Het
was wel de moeite waard aan dit spelletje deel te
nemen, want men had kans 4 maal den inzet te
rug te winnen. Om van te watertanden! Jammer,
dat de rijksveldwachter Semplonius zoo gauw 'n
spaak in dat wiel stak! Maar zóó zijn die wijs
neuzen, ze gunnen niemand 'n aardigheidje!
Maar ook was bij uitzondering de caféhouder niet
gesteld op een dergelijk gezelschap en hij waar
schuwde Semplonius, die men een dergelijke wenk
niet voor de tweede maal behoefde te geven. Hij
bespeurde weldra de heeren met hun wondertafel-
tje en was zoo beleefd, om al spoedig het geheele
zaakje, plus het voorhanden geld, f8.75, in beslag
te nemen en tegen de ondernemers proces-verbaal
op te maken.
Er werd tegen deze „speellieden" in de minder
gunstige beteekenis van het woord een vervolging
met last tot instructie ingesteld en heden stonden
de heeren dan ook terecht als verdacht, gelegen
heid te hebben gegeven tot het deelnemen aan een
hazardspel. Alle ingrediënten van het spel waren
als corpora delicta aanwezig op het daarvoor be
stemde tafeltje.
De eerste deelnemer was echter destijds 'n gare
rot, de timmerman en aanemer Fred. R. Rob, die
'n kwartje inzette, in het vertrouwen dat de gang
maker wel zou winnen, welke veronderstelling
juist bleek, want hij won 'n gulden! Dit succes
verblindde echter den gelukkigen inzetter niet. Hij
dacht: 'n klein winstje, 'n zoet en zeker winstje
en het gelukte de heeren niet om dezen slimmeling
zoo men het noemt, 'n „poot uit te trekken".
Natuurlijk ontkenden de heeren verdachten als
om strijd ieder boos opzet, maar hun strafrechter
lijk verleden sprak ook al niet in hun voordeel.
Ieder hunner was alreeds ter zake een dergelijk
feit veroordeeld en de Officier aarzelde dan ook
niet- tegen ieder hunner, hoewel hij alleen op in
drukken moest af gaan, veroordeeling te requiree-
ren en te vorderen tegen Jacob W. 1 maand gev.,
tegen Meijer Vierjra 3 maanden gev. en tegen Ju
lius Adler f 100 boete of 25 dagen.
Mr. Frankenhuis uit Amsterdam pleitte vrijspraak
omdat niets was bewezen.
Alkmaar.
WEER EEN, WIEN HET TE ZWAAR VIEL,
EERLLJK TE BLIJVEN.
In de middagzitting stond terecht de 28-jarige
koopman Doeke Veld, wonende te Alkmaar en
thans aldaar gedetineerd, 'n persoon, die vermoe
delijk zeer populair is, althans er was een vloedgolf
van publiek op de tribune tegenwoordig.
Toch waren de feiten, hem ten laste gelegd, nu
niet zoo heel buitengewoon. In de eerste plaats zou
hij ten nadeele van den kruidenier P. N. G. Buren
'n bakfiets, door hem in huurkoop bekomen, ten
eigen bate hebben verkocht, voor dat het ver
voermiddel hem in eigendom behoorde, dus ver
duisterd en voorts had hij een rijwiel of frame,
door een thans te Amsterdam gedetineerden getui
ge, wederrechtelijk toegeëigend, hebben verborgen
en zich voordeel hebben verschaft, door deze fiets
te verkoopen.
De bedoelde bakfiets was voor f22.50 verkocht
aan een groentenhandelaar. Dit geld was door
verdachte ten eigen bate aangewend.
Ook had verdachte op 31 Aug. aan een rijwiel
handelaar verkocht een damesrijwiel en het frame
van een heerenrijwiel.
Eindelijk had verdachte aan een anderen getuige
verkocht een rijwiellantaarn voor 2 gülden. Ook
was nog gekocht door verdachte aan 'n getuige 'n
rijwiel voor f 3.50.
De feiten werden erkend. Zijn verleden was niet
ongunstig, dus maakte hij volgens den reclassee-
ringsambtenaar Wiggers kans op een voorw. ver
oordeeling. Hij had. toen hij in moeilijkheden
dreigde te komen, zich al bij voorbaat gewend tot
den heer Wiggers, wat een mooi gebaar werd ge
noemd.
Mr. Hijmans, de Officier, zeide kort te kunnen
zijn en wilde, hoewel hij geen voorstander was
van een voorw. straf in 't algemeen, aan een
eventueele voorw. veroordeeling geen beletselen in
den weg leggen, reden waarom hij requireerde 6
maanden gev. voorwaardelijk met 3 proefjaren.
Mr. Dr. Buiskool, de verdediger, had niet veel te
zeggen en refereerde zich gaarne aan dit requisi
toir, genomen door een Officier, die geen persoon
lijke voorstander is van een voorw. veroordeeling.
Zijpe.
DE KLEUMERIGE GALANT.
De commensaal van zekeren heer Jan Modder,
caféhouder te Zijpe, Hendr. K., thans gedetineerd
en terecht staande, was zoo galant geweest het
nichtje van den baas thuis te brengen en had,
omdat het wat koud was, de jekker van zijn kost
baas aangetrokken. Het scheen dat dit nachtelijk
tochtje hem geheel van streek had gemaakt, al
thans hij geraakte aan het dwalen naar Den
Helder, al waar hij de bontjekker verkocht voor
f5 aan den caféhouder S. Veenstra aldaar.
Het reclasseeringsplan bestaat hem eventueel
naar Hooghullen te zenden, om hem van zijn
drankzucht te genezen. De Officier voelde hier niet
veel voor een voorw. veroordeeling. Verdachte leek
hem een nogal onverschillig heer en een opper
vlakkige kennismaking met de gevangenis zou hem
geen kwaad doen. Spreker vorderde dus in casu 1
maand gevangenisstraf.
Mr. Dr. Buiskool, remplaceerende de niet ver
schenen mr. Windhaus, kon zich met dit requisi
toir, dat een voorw. veroordeeling uitschakelde,
vereenigen. Hetb etrof hier niet in hoofdzaak het
vermogensdelict, maar het feit, dat de jongen van
zijn drankmisbruik zou worden genezen en des
wege gecorrigeerd zou worden. Pleiter hoopte dus
dat de rechtbank zich zou kunnen aansluiten bij
het rapport van den heer Wiggers en refereerde
zich aan diens conclusie.
Vergadering van den Raad op Woensdag 15 Jan.
1936, des morgens half elf. Alle leden zijn aanwezig.
Voorzitter de heer Mr. D. Breebaart Kz., burge
meester; secretaris de heer J. A. de Boer.
Bij de opening wenscht de Voorzitter den leden en
de pers veel goeds toe in 1936, terwijl hij den wensch
uit, dat 1936 voor de gemeente een zoo goed mogelijk
jaar moge zijn.
De notulen worden goedgekeurd.
Diverse ingekomen stukken gaven geen aanleiding
tot besproking.
Mededeeling wordt gedaan van een verzonden brief
betreffende verplaatsing van de transformatorzuil te
Schagcrbrug, b.v. naar de plaats waar de voormalige
gasfabriek heeft gestaan en welk perceel eigendom
van de provincie is. Antwoord is nog niet ontvangen.
De heer Bruin juicht de poging toe, maar had gaar
ne gezien, dat hetzelfde was gepoogd ten aanzien
van het transformatorgebouwtje te Burgerbrug.
De Voorzitter zegt, dat er geen bezwaar is te trach
ten die verplaatsing te krijgen, de door B. en W. ver
zonden brief was een gevolg van het verzoek van de
vereeniging „Algemeen Belang".
Door B. en W. is voorts een brief verzonden be
treffende het aan te leggen rijwielpad langs den
rijksweg Alkmaar—Den Helder. B. en W. wijzen in
dat schrijven op het bezwaar om het rijwielpad aan
de Westzijde van den rijksweg aan te leggen, doch
bepleiten aanleg aan de oostzijde en te 't Zand dan
achter de boomen om, dus tusschen de boomen en
het Noordhollandsch Kanaal. De hoofdingenieur van
den Prov. Waterstaat wijst in zijn antwoord op het
bezwaar dat als het rijwielpad langs de westzijde
komt, de gebruikers van het pad in de kommen
steeds den weg zullen moeten oversteken.
De Voorzitter heeft na de opmeting den indruk ge
kregen, dat het inderdaad niet zoo'n bezwaar zal zijn
dat het rijwielpad aan de westzijde komt, maar B.
en W. moeten zich nog over het antwoord van den
hoofdingenieur beraden.
Uit de opmerkingen die nu reeds worden gemaakt,
blijkt wel, dat men verschilt van meening over de
vraag of het pad aan de oost- dan wel aan de west
zijde moet komen. Aan „Plaatselijk Belang" zal een
afschrift van het schrijven van den Hoofdingenieur
worden gezonden en dan zal worden afgewacht of
deze vereeniging op dat schrijven ageert.
B. en W. hebben aan den Minister van Sociale
Zaken verzocht om het besluit dat t.a.v. het werk
verschaffingsobject bij E. Bos is genomen, ook gel
dig te verklaren t.a.v. andere dergelijke plannen.
Het bagger- èn slootwerk van Zijpe en
Hazepolder.
De Voorzitter wijst er op dat gebleken is, dat er
een misverstand bestond t.a.v. de tewerkstelling van
arbeiders bij het bagger- en slootwerk van den Zijpe
en Hazepolder. De meening bestond n.1., dat de ar
beiders eerst bij de werkverschaffing te werk moesten
zijn gesteld voor en aleer zij in aanmerking konden
komen voor het bagger- en slootwerk. Spr. kan niet
verhelen dat het hem heeft verwonderd dat het niet
anders bekend was bij het polderbestuur, want uit
de circulaire van den Minister bleek, dat de arbeiders
wel degelijk kunnen worden aangesteld zonder eerst
bij de werkverschaffing te werk gesteld geweest te
zijn.
De heer Dignum vindt het jammer, dat in dit op
zicht geen voldoende gegevens door het polderbestuur
zijn verstrekt. Overigens spreekt hij er zijn leedwe
zen over uit, dat zoo laat met het bagger- en sloot
werk is begonnen. Het is nu half Januari en nu zijn
voor 't eerst arbeiders aangesteld.
De Voorzitter zegt, dat de heer Dignum die opmer
king moet maken in de vergadering van Hoofdinge
landen, want B. en W. hebben alle spoed betracht,
doch de uitvoering van de regeling is aan het polder
bestuur.
De heer Bruin deelt mede, dat stagnatie is ont
staan, doordat de opzichter overbelast was met an
dere werkzaamheden, met name het maken van een
nieuwe leggerindeeling, werk dat eerst moest worden
klaar gemaakt en dat hem van hoogerhand was op
gelegd.
De Voorzitter zegt ook geen aanmerking op de han
delwijze van het polderbestuur te hebben gemaakt,
spr. vindt het niet goed als het eene college aan
merking maakt op hetgeen het andere college doet.
Den heer Nannis heeft het gefrappeerd dat in de
poldervergadering is gezegd dat geen voldoende ar
beiders voor het bagger- en slootwerk aanwezig wa
ren en de opmerking dat men geen klcer- en sigaren
makers kon gebruiken, was een klap in 't aangezicht
van de arbeiders. Het spijt spr., dat een dergelijke op
merking werd gebruikt om het standpunt dat men
innam, te verdedigen.
De Voorzitter acht het niet goed dat hier bespro
ken wordt wat in een ander college is behandeld,
dat acht spr. niet bevorderlijk voor een goede samen
werking. Het polderbestuur kan zich bovendien hier
niet verdedigen.
De heer Bruin zegt, dat toen de poldervergadering
gehouden werd, wij niet beter wisten dan dat 48 man
werkten in de bijslagregeling, later bleek dat niet
zoo te zijn. Spr. heeft toen gezegd dat het slootwerk
toen verricht kon worden door kleer- en sigarenma
kers. Even later is den opzichter het maken van den
legger opgedragen.
De heer Dignum zegt, dat hij denkt op deze zaak
in de vergadering van het polderbestuur terug te ko
men. Spr. ziet deze zaak niet zooals de heer Nannis
haar naar voren brengt.
De heer Doorn vindt het jammer, dat naast de en
kele arbeiders, ook de heer Nannis niet begrepen
heeft, wat de heer Bruin in de poldervergadering
heeft gezegd. De opmerking van den heer Bruin be-
teekende in 't geheel niet een diskwalificatie van
de arbeiders,want goede kleer- en sigarenmakers pas
sen nog niet in slootwerk. Gelukkig is door 90 wel
de bedoeling van den heer Bruin goed begrepen.
De heer Nannis zegt dat toch vast staat dat er
wel arbeiders voor het slootwerk beschikbaar waren.
De lieer Dignum zegt, gezegd te hebben, dat er op
dat moment, of een paar dagen te voren, geen ar
beiders beschikbaar waren.
De heer Blom zegt dat in Petten heel wat arbei
ders waren, die bij het polderwerk geplaatst wensch-
ten te worden.
De Voorzitter hoopt, dat het polderbestuur zijn con
clusie uit deze bespreking zal willen trekken en spr.
hoopt dat de goede samenwerking tusschen polder
en gemeentebestuur zal worden bestendigd.
Inzake aanleg, onderhoud en verbetering van we
gen te Petten, n.1. van den weg langs het perceel
Blom en den weg over den Spreeuwendijk naar het
Korfwater, zijn brieven gezonden naar de eigenaren,
t.w. het Hoogheemraadschap, Staatsboschbeheer en
de heer H. S. Erilcs.
De heer Doedens merkt op, dat hij in 't algemeen
geen vereerder is van het in eigendom overnemen
van werken door het Hoogheemraadschap. Dat acht
spr. niet in het belang van een categorie van inge
zetenen.
De Voorzitter is het niet met die meening eens, de
ondervinding die spr. heeft, is van dien aard dat spr.
het onderohud gaarne aan het Hoogheemraadschap
zou overdragen. Het Hoogheemraadschap doet het in
't algemeen beter en niet duurder, omdat het Hoog
heemraadschap er niet aan behoeft te winnen en een
aannemer wel.
De heer Doedens meent dat in 't algemeen aanbe
steding goedkooper is, waarop de heer Jansma op
merkt, dat dit dan gewoonlijk ten koste van den
arbeider geschiedt.
De heer Doedens weerspreekt dit, de meeste aan
nemers zijn georganiseerd en zijn gebonden aan het
arbeidscontract, waarbij de loonen hooger zijn dan bij
het Hoogheemraadschap.
De Voorzitter sluit de discussies.
Een bekentenis.
De Voorzitter deelt mede, dat B. en W. bekennen,
dat zij ten aanzien van het geven van bijslag op de
uitkeeringen uit de werkloozenkas, den Raad vorig
maal verkeerd hebben ingelicht. Toen is gezegd, dat
het geven van bijslag niet mocht, doch dit mag wél
mits het den Minister is gevraagd en deze het heeft
goedgevonden. B. en W. meenen echter dat het ge
ven van bijslag hier niet noodig zal zijn, omdat de
arbeiders zooveel mogelijk te werk worden gesteld.
Benoemingen.
Alvorens tot de benoeming van leden van het Bur
gerlijk Armbestuur over te gaan, vraagt de heer Veld
man of aan de voordracht een derde persoon mag
worden toegevoegd. Spr. meent n.1., dat de arbeiders
groep met het opmaken van de voordrachten te veel
is gepasseerd.
De Voorzitter zegt, dat steeds gestreefd wordt om
de politiek buiten den Raad te houden en om die
reden zijn voor de vacature-Komen twee katholieken
voorgedragen. No. 2 van de voordracht beschouwen
wij bovendien als figurant, omdat de aftredende ge
schikt genoeg is.
De heer Van der Sluijs merkt op, dat de arbeiders-
vertegenwoordigers evengoed voldoende medezegging
schap hebben op den gang van zaken van het B. A.,
wat straks wel zal uitkomen. Het R.K. Armbestuur
staat in nauw verband met het B. A.
Den heer Doedens frappeert het dat voor Oudesluis
een katholiek zitting heeft in het B. A., voor 't Zand
daarentegen een niet-katholiek. Misschien is daar in
de toekomst verandering in te brengen. Spr. wil na
tuurlijk geen aanmerking maken op de candidatuur-
Komen.
De heer Van der Sluijs zegt, dat de politiek, arbei
ders of niet arbeiders nooit aan de orde komt in 't
B. A., daar geldt alleen de armenzorg en die wordt
zoo breed mogelijk genomen.
Als leden van het B. A. worden vervolgens herko
zen de heer J. Komen en mevr. L. Vader-IIopman, 2
stemmen werden blanco uitgebracht.
Tot regent van het Algemeen Weeshuis wordt met
H
DOOR
20.
Na met een bijna eerbiedig gebaar haar haren ge
kust te hebben, trok John zich terug. Weer keerde
hij echter om daar hij haar nog op den drempel zag
staan. Hij boog zich heel dicht tot haar over en zei
langzaam:
„Bedenk dat je echtgenoot je liefheeft kindje". In
zijn kamer aangekomen verborg hij zijn gezicht in de
handen en er kwam een dof gekreun over zijn lip
pen.
En Anthea viel op haar bed neer en snikte alsof
haar hart moest breken. Oh, welke toekomst wacht
te haar? Welke afschuwelijke, geheimzinnige dingen
zou ze onder de oogen hebben te zien?
Hargreaves was in zijn stoel in slaap gevallen, met
Caesar aan zijn voeten, toen de Hertog tegen de mor
genschemering wakker werd. Het viel niet te looche
nen dat hij zich al veel beter voelde. Wel is waar
was hij zwak en lichtelijk duizelig, maar hij kon ge
regelder nadenken.
Behoedzaam stapte hij uit zijn bed, sloeg een
chambercloak om en ging zijn ouden, trouwen be
diende voorbij zonder hem wakker te maken.
En in die oogenblikken begon hij zich af te vragen
met welk doel Natasha hem een verdoovingsmiddel
had toegediend. Geleidelijk ging het tot hem door
dringen dat de documenten in zijn brandkast hier
mede zonder twijfel iets uitstaande hadden en toen
maakte eensklaps zulk een overweldigend gevoel
van angst zich van hem meester, dat hij Hargreaves
riep.
„Wil je me even mijn sleutels brengen?" verzocht
hij. Daarna begaf hij zich naar de bibliotheek en
de brandkast. Toen Hargreaves met de sleutels bij
hem kwam had hij de losse boekdeelen al terzijde
geschoven. Met koortsachtige haast opende hij de
brandkast en begon die te doorzoeken.
De geheime formule was verdwenen
Hij viel op een stoel neer, en het duurde eenige
seconden voordat hij een woord kon uitbrengen.
„Hargreaves", kreunde hij. „ze heeft me niet al
leen half vermoord, doch ze stal ook een staats
papier van het grootste belang. Bel onmiddellijk
mijnheer Hammond op; je kent zijn telefoonnummer.
Breng hem van alles op de hoogte; hij zal wel we
ten wat er gedaan moet worden. En verzoek hem
verder me zoo spoedig mogelijk in de „New Am-
bassador" te ontmoeten. Ik kleed me dadelijk aan
en ga naar Lord John."
Courtenay keerde naar zijn kamer terug, en Har
greaves liep haastig op het telefoontoestel toe. Voor
dat zijn meester echter zijn kamer had. bereikt, zei
de oude getrouwe:
„Uwe Hoogheid zal toch niet vergeten, dat
dat U nog Lord John is?"
De Hertog lachte: een bitter, cynisch geluid. „Nee,
dat zal ik niet vergeten, oude jongen."
Welke afschuwelijke dingen waren er gebeurd?
En moest John hiervoor ook de blaam dragen? Vaag
herinnerde hij zich van Hargreaves gehoord te heb
ben dat zijn broer zijn plaats als bruidegom had in
genomen.
Zijn plaats Ingenomen? En het was nu al ochtend!
Een uur later werd Anthea, de Jonge bruid, juist
wakker. De eerste zonnestralen vielen door het ge
opende raam naar binnen en speelden op haar krul
lend haar.
Ze keek naar het andere bed: dit was niet besla
pen geweest. Ze nam de bloemen op, welke de vliege
niers, toen ze de kerk uitkwam voor haar hadden
neer gestrooid, en die ze op een tafeltje vlak bij haar
bed had gelegd.
Ze waren slap en verwelkt, precies zooals ze zich
zelf voelde. Weer drong het ten volle tot haar door
dat er een mysterie aan haar huwelijk verbonden
was. Waren er misschien vreeselijke complicaties ten
opzichte van die andere vrouw ontstaan?
Was Courtenay een leugenaar? Kon hij wellicht de
echtgenoot van dat schepsel wezen en kwam z'e den
vorigen nacht naar het hotel om haar rechten op
hem te doen gelden?
Was zij, Anthea, dus niet wettig getrouwd? En
had Courtenay haar om die reden alleen gelaten?
Ze moest oh, ze zou een verklaring van alles
hebben. I
Ze ging recht overeind zitten en onderscheidde
het geluid van stemmen in de kamer van haar echt
genoot. Ze liet zich uit het bed glijden, sloeg een
kimono om en liep op de deur toe.
John had eveneens een ellendigen nacht doorge
bracht. Om vijf uur in den ochtend had Dick Ham
mond hem getelefoneerd, gaf hem den trein op waar
mede hij in Londen zou arriveeren, en vertelde hem
tevens dat er onmiddellijk maatregelen ten opzichte
van Natasha Boleska waren genomen.
Haar gangen zouden nagegaan worden, en het
hoofdkwartier van de bende waarbij ze betrokken
was zou door een politiemacht worden afgezet. Hij
kwam verder zoo gauw mogelijk naar de „New Am-
bassadors". John kleedde zich dus haastig om Dick
of Courtenay te kunnen ontvangen.
Hij had zich dien nacht rusteloos op zijn bed heen
en weer gegooid, hetgeen ook duidelijk merkbaar
was aan den toestand waarin de lakens en dekens
verkeerden.
Er werd geklopt en een piccolo verscheen op den
drempel. „Lord John Dayrè wilde graag zijn broeder,
den Hertog spreken", kondigde hij aan.
Later herinnerde de jongen zich dat de Lord er
heel bezorgd had uitgezien.
De Hertog sloot de deur zorgvuldig achter zich
dicht voordat hij iets zei, en daarna liep John met
uitgestrekte hand op hem toe. „Courtenay! Goddank
dat je beter bent! Hoe gaat het er mee, oude jongen?"
„Oh, ik ben weer in orde, maar, John er is
iets verschrikkelijks gebeurd. Niet alleen werd mij
een verdoovingsmiddel toegediend, doch terwijl ik
sliep hebben ze mijn brandkast geopend, en de for
mule in cijferschrift van het nieuwe ontploffingsmid
del gestolen".
John moest even steun tegen het bed zoeken, zóó
heftig schrok hij. Hij had nimmer aan een dergelijke
mogelijkheid gedacht. Hij veronderstelde slechts dat
de jonge vrouw zijn broer een verdoovingsmiddel had
ingegeven uit jaloezie tegenover haar mededingster,
en om er voor te zorgen dat hij dien bewusten dag
niet kon trouwen.
Hij had er zelfs geen flauw vermoeden van gehad
dat dit gewichtige document zich in de brandkast
in zijn flat bevond.
Wordt vervolgd.
Feuilleton