ïende behoeften van deze laatste !n de hoogst mo
gelijke mate te voldoen.
Dit alles, zoowel verscheidene als Intensieve pro
ductie, onderstelt eenige voorwaarden. Bijzonder de
bekwaamheid der werkrachten. Alhoewel voor som
mige teelten voorzeker nog vooruitgang op technisch
gebied mogelijk is, mag België en Vlaanderen vooral,
itoch onder dit opzicht bevoordeeld heeten,
Volgens de statistieken van het Internationaal
Landbouwinstituut van Rome, is de opbrengst, per
eenheid oppervlakte, althans voor sommige teelten
(graangewassen en aardappelen, n.1.) in België het
hoogst opgedreven. Dit valt o.m. hieraan toe te
schrijven dat het Belgisch landbouwbedrijf een fami
liebedrijf is, waarbij de werkkrachten bijgevolg per
soonlijk levendig belang stellen in den uitslag van
de exploitatie, te meer daar 34 van de Belgische
boeren eigenaar zijn van hunne hoeve. Die familie
bedrijvigheid, samen met de noeste arbeidskracht en
de onvermoeidheid van onze landbouwbevolking is
wellicht de stevigste waarborg van de levenskracht
van den landbouw. Zij laat toe producten van bij
zonder goede hoedanigheid voort te brengen, vermits
de teelten bijzonder goed verzorgd worden en geen
arbeid er aan gespaard blijft. Anderzijds komt de
technische vorming van den landbouwer hier even
eens in aanmerking. Onder dit oogpunt heeft de land
bouwbevolking, inzonderheid tijdens de jongste jaren,
aanzienlijke vorderingen gemaakt.
Ziehier de grootte der bedrijven:
li 5 Ha.
Nederland
België
60.610
191.833
5 a 10 Ha.
44.468
49.065
10 a 20 Ha.
33.076
28.151
20 k 50 Ha.
22.183
12.950
50 a 100 Ha.
2.229
2.666
163.075
285.584
Van de 2 mlllioen Ha. bouwgrond zouden er 1.275.000
In pacht cn 650.000 in eigendom geëxploiteerd wor
den.
DE TEELT- EN VEETEELTUITBREIDING
IN BELGIË.
a) De groenteteelt. De teeltuitbreiding
van groenten, in Ha. uitgedrukt, bedraagt:
Nederland
1913 1930
81.640 115.694
2.550
België
1910 1930
106.345 110.226
463 748
142
109
Totaal:
glas
kassen
warenhuizen
handelskweek 10.800 18.000
Deskundigen meenen dat de tuinbouw in België
meer is toegenomen dan de officieele cijfers aange
ven. Mogelijk werd bij de telling van 1910, buiten
handelsteelt, ook rekening gehouden met de gewone
tuinen.
De Belgische tuinbouw heeft dus sedert 1910 een
uitbreiding genomen van 3.6, de groenteteelt van 6 en
de glasteelt van 63 (In Nederland is de totale uit
gestrektheid sedert 1913 toegenomen met 30 en de
oppervlakte handelsgroenten met 40 Daardoor
nam het exportcijfer van 1930, vergeleken met dit
van 1913, met 46 toe.)
b) De fruitteelt. Deze beslaat In België
een oppervlakte van pl.m. 80.000 Ha., waaronder
60.350 Ha. boomgaard. De glasteelt omvat 20.000 drui
ven- en perzikkassen. De druiventeelt omvatte vóór
1914, 140 Ha. (in Nederland 67) thans 340 Ha. (in
Nederland 390). De jaarproductiewaarde wordt ge
raamd op 400 millioen Kg.
c) De bloementeelt. Deze teelt kan in
drie groepen worden ingedeeld:
a. snij bloemen (Brussel, Antwerpen, Aalst)
de serreoppervlakte is ongeveer 60.000 M2.
b. pot- en sierplanten: oppervl. serre:
1.680.000 M2. plus 375 Ha. in open lucht.
c. sierheesters en sierboomeni
5.700 Ha.
d) Akkerbouwgewassen. Vergenoegen wij
ons met een bloote opsomming van de oppervlakte
in Ha. en de totale opbrengst in kwintalen in 1934.
Landbonwstatlstlek voor het Jaar 1934.
OPPERVLAKTE EN OPBRENGST DER TEELTEN.
Aard der teelten.
A. Bijzondere teelten. Aard
van den
1'. Graangewassen en meelvruchten. oogst
Wintertarwe Graan
Zomertarwe
Spelt
Masteluin
Rogge
Vroege gerst of wintergerst (in het najaar gezaaid)
Haver
Boekweit t,:
Zomergerst (in de lente gezaaid)
2. Peulvruchten voor het voort
brengen der zaden.
Paardeboonen
Erwten
3. Nijverheldsplanten.
Hennep
Oppervlakte
hec
taren
147.589
2.508
14.564
3.213
213.793
31.133
293.914
854
6.497
Totale op
brengst
centenaars
4.331.723
59.347
325.858
68.089
5.64-4.562
894.944
8.065.415
14.309
159.482
Vlas
Koolzaad
Tabak
Hop
Bitterpeeën
Suikerbeeten
4. Wortelplanten.
Voederbeeten
Wortels als voornaamste teelt
Rapen, koolrapen en steekrapen (rutabagas)
als voornaamste teelt (in de lente gezaaid)
Aardappelen
5. Voedergewassen.
Inkarnaat klaver (roodentop of Fransche klaver)
Gewone klaver
Andere klavers (coucou, minette, bastaardklaver,
alleen of gemengd)
Lucerne
Esparcette (hanekamklaver)
Boomgaarden (de weiden niet inbegrepen) (1)
Hooiland (2)
Weiland (de boomgaarden niet inbegrepen) (2)
Baygras en liesgras
Gemengd voeder van peulgewassen en graange
wassen, mengsel van een graangewas (rogge,
haver), en een of verscheidene peulgewassen
(voederwikke, erwten, paardeboonen)
Algemeen totaal der voornaamste teelten;
B. Tnssenteelten:
Rapen (na rogge, gerst, enz.)
Wortels (na rogge, gerst, enz.)
Spurrie (na rogge, gerst, enz.)
Algemeen totaal der tnsschenteelten:
Zaad
14.976
368.452
9.724
277.684
Zaad
121
Gehekeld
17
153
Zaad
72.657
Gehekeld
14.279
218.504
Zaad
51
657
Gedr. bladeren
3.101
73.766
Gedr. bollen
878
12.811
Wortels
4.319
1.431.220
54.964
16.897.230
Wortels
87.171
54.541.540
965
298.075
7.441
2.164.095
Knollen
160.457
32.618.565
Groenvoeder
11.229
2.218,530
Hooi
84.354
3.950.477
21.593
733.522
11.729
670.010
3.961
188.20-4
66.657
Hooi
238127
8.427.957
309.975
Hooi
8.637
332.224
6.932
1.835.602
Wortels
141.620
22 870.189
6.698
777.919
Groenvoeder
1.045.881
158.65
(1) De hooilanden of weilanden met fruitboomen beplant en onder de rubriek „boomgaarden" aan
gegeven, moeten niet meer onder de rubriek „hooilanden" of „weilanden" vermeld worden.
(2) Een weide, die na een eerste snede afgegraasd wordt, moet onder de rubriek „hooilanden' opge
nomen worden.
LIJST DER DIEREN VAN DE HOEVE.
Soorten en klassen:
T.P aarden benuttigd v. d. landbouw:
Van 3 jaar en ouder: hengsten
merries
ruinen
Jonger dan 3 jaar:
hengsten en veulens
merries en merrieveulcns
ruinen
Getal dieren
op
31 December
2.483
92.615
45.502
13.959
52.442
24.798
Totaal: 231.799
II. Hoornbeesten:
.Van 2 jaar en ouder:
springstieren 8.531
melkkoeien 963.030
trekossen 22.709
dieren die vetgemest worden 83.077
Jonger dan 2 jaar: jonge stieren
(voor den springdienst gebruikte 13.838
(niet voor den springdienst gebruikte
(en kalveren 124.202
Vaarzen en kuien 537.160
jonge ossen 87.134
Totaal: 1.1
III. Varken*
Van 6 maanden en ouder:
beeren
fokzeugen
varkens voor de vetmesting
Jonger dan zes maanden
3.9995
142.694
422.485
688.684
Totaal: 1.257.858
f) Hoenderteelt. Het aantal kippen
in België kan geraamd worden op 22 millioen dieren
met een eierproductie van 2 3 milliard stuks.
Voegen wij hier nog aan toe dat in België de bin-
nenlandsche markt het belangrijkste afzetgebied is
voor zijn land- en tuinbouwproducten: 95 van de
productie vindt er afzet terwijl wij nog 23 van
die voortbrenging moeten importeeren. Dit groote
voordeel is niet te ontkennen: het is immers veel
eenvoudiger de binnenlandsche markt te beschermen,
dan een buitenlandsche te veroveren of zelfs te be
houden.
Kan dit overzicht geen aanspraak maken op vol
ledigheid, toch meen ik U een gedachte te hebben
gevormd van de land- en tuinbouwbedrijvigheid in
België.
Ile DEEL
DE TOESTAND VAN DEN LANDBOUW
*IN BELGIË.
Om over den toestand van den landbouw te oordee-
len, maken wij gebruik van het landbouwindexcij-
fer. Dit indexcijfer kan enkelvoudig zijn of geponde-
reerd, d.w.z. of we kunnen de tegenwoordige prij
zen van de landbouwproducten en de productiekos
ten vergelijken met prijzen en onkosten genomen op
basis van een zekere periode voor 1914 en dan be
komen wij de enkelvoudige indexcijfers, ofwel kun
nen wij gepondereerde indexnummers samenstellen
door de enkelvoudige te vermenigvuldigen. De ver
menigvuldigers worden aldus gekomen: wij stellen
de som der ontvangsten voor door het cijfer 100 en be
rekenen elk procent van de heele som, door elk pro
duct opgebracht worden. Het fruit wordt niet meege
rekend omdat 't practisch niet mogelijk is indexen en
vermenigvuldigers benaderend te bepalen: hop en
tabak omdat zij in bepaalde streken worden ge
teeld; hooi, omdat er zeer weinig door eigenlijke
boeren verkocht wordt.
En zoo wordt bekomen dat op 100 fr. Inkomsten op
oen doorsneebedrijf, er 6 komen van tarwe of 6
1 van rogge
4 van haver
1 van gerst
2 van stroo
2 van vlas
1 van su ikerij wortelen
4 van suikerbeet
10,5 van aardappelen
tosamen 31,5 van akkerbouwgewassen
2 van paarden
22 van boter
15,5 van mestvee
15 van zwijnen
14 van eieren
tesamen 68,5 van veeteeltproducten.
Akkerbouw en veeteelt (31,5 68,5) 100.
Op zelfde wijze werden de vermenigvuldigers vast
gesteld van de productiekosten, van de uitgaven.
Op 10Q fr., door een doorsneebedrijf uitgegeven,
gaan er:
21 voor pacht
31 voor loonen
9,5 voor meststoffen
19 voor veevoeders
1.5 voor planten en zaden
4,75 voor materieel
6,75 voor belastingen
6,75 voor algemeene onkosten
tesamen 100
DE DEFLATIEPERIODE EN DE BELGISCHE
LANDBOUW.
Deze periode werd genaamd die van het goedkoop
leven, dit „goedkoop leven" moest verkregen worden
zooals de definitie van deflatie aanduidt door
de verlaging van de productiekosten en door een sa
neering van een ongezond of van een te fel ontwik
keld bedrijfsleven. Het was dus de tijd van de con-
junctuurdeflatie.
De kostprijzen dienden dus verlaagd en. zonder
twijfel, indien alle elementen, die den productieprijs
beinvloeden't zij het over producten gaat, over
handenarbeid of alel andere diensten in eenzelf
de verhouding gedaald waren als de landbouwpro
ducten, dan zou mogelijk de deflatie voldoende uit
slagen hebben opgeleverd om de onaantastbaarheid
van den Belgischen frank te verzekeren. In de „Bul
letin officieel de la Chambre de Commerce Belgo-
Luxembourgeoise en Suisse" April 1935, vinden wij
onder den titel: ..La crise de confiance' (conférence
de M. Gustave Léo Gérard) „De landbouwers bekla
gen zich over den toestand, zij zijn echter minder "be
proefd. In normale tijdsomstandigheden bereikt hun
uitvoer 5 van de productie."
En in ditzelfde bulletin, vinden wij een artikel van
S. E. M. Gutt, onder den titel: „La politique écono-
mique du Gouvernement beige", sprekende over het
brood dit is in prijs verlaagd met 38 volle
melk met 40 hoevebotcr met 39 ossenvleesch
met 34 inlandsch spek met 65 en het al
gemeen indexcijfer met 28 in vergelijking met
1929.
De gemiddelde daling der landbouwproducten was
40 en die der niet-1 andbouwproducten slechts met
21
Er is echter meer; de daling van de landbouwproduc
ten werd vastgesteld bij den handelaar; bij den pro
ducent bedroeg zij 50 Weliswaar is er ook een ver
mindering geweest van de productiekosten, zij be
droeg echter slechts 37
Duidelijk bewijsmateriaal dat de landbouw ruim
schoots zijn deel heeft bijgedragen om een politiek
van goedkoop leven te doen gelukken. Van de boe
ren werd te veel gevraagd, vele bedrijven, na de
reserves te hebben opgebruikt, kwamen in een waren
noodtoestand.
Het verschil tusschen productiekosten en verkoop
prijzen bedroeg nagenoeg 200 punten. Het ongeluk
kig wedervaren van het spaargeld van de boerenbe
volking verergerde nog den toestand. Hard werken
en wroeten van den vroegen morgen den laten
avond hielp niet meer en men zal begrijpen dat ae
landbouwers ontmoedigd er het bijltje bij groten -neer»
leggen. Land- en tuinbouw schenen door con ieder
verlaten. Zelfs het Ministerie van Landbouw had geen
titularis meer, daar Minister Van GauwclaeiV ont
slag genomen had als gevolg van een hatelijke laster
campagne tegen hem ingezet. Ondertusschen blevcni
de verdachtmakingen tegenover den landbouw niet
uit. De contiQgenteeringen van de landbouwproduc
ten waren de schuld van de mislukking der deflatie-
politiek!
Ook de tuinbouw verkeerde in gevaar; vooral de
groenteteelt werd in haar bestaan bedreigd. Voor bloe
men- en fruitteelt was de toekomst al even somber;
alle landen, zonder uitzondering, intensificerden nog"
hun beschermingspolitiek en de dumpingsmethodes,
het autarkisch streven en het economisch nationa
lisme namen scherpere vormen aan.-Men verloor uit
het oog, dat de ondergang van den tuinbouw hot
werkloozenleger nog met tienduizenden zou aanvul
len en inderdaad, in verhouding tot de industrie, be
nut de tuinbouw meer werkkrachten. In den kost
prijs van witlof b.v. komt de handenarbeid er in
voor 55 terwijl het procent voor de industrie der
bewerkte metalen slechts 29 bedraagt; voor de glas
nijverheid 33 voor de textielnijverheid 30 en
voor de scheikundige producten 15
Kortom, België werd in zijn economisch landbouw
bedrijfsleven ernstig bedreigd. De dcflatiepolitiek
werd gevoerd op den rug van de boeren. Er moest
wat gebeuren. Een koerswijziging was onvermijdelijk.
Deze werd voorgesteld en doorgevoerd door het hui
dig Kabinet Van Zeeland. In de Kamerzitting van
29 Maart 1935 werd door den Eersten Minister de
diagnose uiteengezet van den toestand onzer nati
onale economie na lange maanden van een oneven
wichtige dcflatiepolitiek. Het land stond aan de rand
van den afgrond; do bankstructure, hoeksteen van
het kredietwezen, dreigde met luid gekraak in te stor
ten; industrieele en handelsondernemingen gingen
uitgeput hun poorten sluiten na een hopeloozen prij-
zenstrijd tegen vreemde en inheemsche concurrentie.
De Belgische munt werd gevlucht, het goud, de secu
riteitsbasis van ons muntwezen, vloeide weg als
sneeuw onder de zon uit de Nationale Bank.
Het Parlement schonk aan de nieuwe Regeering
die zich noemde die van economische heropbeuring
de noodige volmachten; maatregelen werden' geno
men: devaluatie van den goudinhoud van den Bel
gischen frank met 28 als compensatie voor de dis
pariteit van de koopkracht van de nationale munt in
binnen- en buitenland; controle op krediet- en bank
wezen; conversie van de renten; ruime en goedkoope
kredietverstrekking; verhooging van de groothandel-
prijzen om aan de ondernemingen een winstmarge
terug te bezorgen; uitvoering van openbare werken.
DE DEVALVATIEPERIODE EN DE BELGISCHE
LANDBOUW.
De nieuwe economische politieke richting werd
door de landbouwers niet betreurd, de geestesgesteld
heid was immers die der ontmoedigden het kon
niet slechter meer gaan. Weldra ondervonden wij een
verbetering in den toestand; wij mochten ons even
eens verheugen in een grootere belangstelling van
wege de openbare besturen; er werd gewerkt voor den
landbouw; de nieuwe Minister van Landbouw legde
een ware bedrijvigheid aan den dag; een grondige
studie van de binnen- en buitenlandsche markt werd
aangepakt. De landbouwpolitiek van de nieuwe Re
geering is zooals de heer Minister de Schrijver het
nog verklaarde ter gelegenheid van de Studiedagen
van den Belgischen Boerenbond, einde December
1935: 1. maatregelen nemen tot verdediging van de
binnenlandsche markt; 2. maatregelen nemen tot aan
moediging van de landbouweconomie. Voor dit twee
de punt stelt zich het groote vraagstuk van het even
wicht tusschen den veeteelt en de dierlijke produc
ten eenerzijds, de graanteelt en den tuinbouw ander
zijds. Belangrijk vraagstuk voor het behoud van het
evenwicht tusschen beide landbouwbedrijfstakken en
het behoud van gansch de economische structure van
den Belgischen landbouw.
Maar gaan wij de uitslagen na eerst op den alge-
meenen toestand van den landbouw en vervolgens
op eiken bedrijfstak afzonderlijk.
Jan,
Maart
Mei—Juli
Sept.
Nov.
Jan.
Maart
Mei—
Juli
Sept.
Nov.
1934
1934
Tarwe
300
287
289
317
333
319
305
299
379
328
430
457
rogge
271
274
279
370
438
415
405
379
448
375
436
424
haver
298
290
293
326
342
345
353
356
432
441
417
474
gerst
301
301
312
333
403
410
418
403
451
372
416
417
stroo
258
264
257
266
294
304
310
310
321
321
292
322
vlas
392
412
378
414
454
427
492
510
612
516
502
528
suikerijb.
247
218
248
265
369
327
275
239
274
244
322
315
aard.
328
337
363
457
536
471
414
354
499
596
503
550
suiker
501
462
455
433
399
436
443
423
476
471
449
548
paarden
453
385
432
401
407
464
455
308
422
411
411
452
boter
613
555
538
539
612
618
612
478
543
526
610
651
mestvee
633
603
607
682
536
563
524
503
535
565
558
541
zwijnen
470
416
347
434
393
398
366
369
440
503
636
687
eieren
488
373
361
370
473
546
423
349
386
5C0
535
588
pacht
560
550
550
550
550
550
550
530
540
550
560
570
loonen
750
750
750
750
750
750
750
730
730
730
735
750
pl. zad.
4-19
510
451
524
906
906
807
798
798
798
798
798
mater.
740
735
730
730
730
725
725
705
705
720
740
755
belast.
1313
1313
1343
1343
1343
1343
1037
1037
1037
1037
1037
1037
alg. onk.
740
735
730
730
730
725
725
705
705
720
730
740
nitraat
402
394
397
407
399
417
422
417
436
442
436
440
ara. sulf.
257
258
261
262
250
257
263
267
270
272
273
300
superphosph.
504
486
492
503
463
466
430
396
435
478
447
454
metaalsl.
528
520
477
477
514
491
446
436
480
467
481
514
kaïniet
520
459
459
387
357
352
347
331
404
437
592
610
kalk
858
855
855
893
871
871
794
782
7S2
816
772
755
voederk.
448
417
412
438
465
463
464
374
454
432
441
430
zemelen
414
373
338
410
474
461
436
393
431
430
474
524
maïs
351
368
341
394
421
409
400
357
412
420
412
411
Afzonderlijke landbouwindexcijfers:
A: van de inkomsten.
B: van de uitgaven
I. De algemeene toestand van den landbouw.
Zooals blijkt uit een graphische voorstelling van de
beweging der landbouwindexcijfers, is de algemeene
toestand van den landbouw, sedert de devalvatie, aan
zienlijk verbeterd. Deze verbetering is echter niet uit
sluitend te wijten aan de waardevermindering van
den frank, nog andere factoren hebben 't hunne daar
toe bijgedragen, zooals een algemeene stijging van
zeker producten op de wereldmarkt als granen (tarwe
vooral), vleesch (bijzonder varkensvleesch), enz.
Wat leert ons dit diagram?
Landbouwindexcijfers.
1934
1935
Jan. Maart
Mei
Juli
Sept.
Nov.
Jan.
Maart
Mei
Juli
Sept,
Nov.
Akkerbouwprod.
335
331
338
383
422
400
383
358
450
462
447
492
veeteeltprod.
556
493
472
510
512
538
495
428
483
521
582
615
akker, en veet.
486
442
430
470
484
495
460
406
m
502
540
576
productiekost.
648
641
635
645
658
656
632
606
618
625
634
647
verschil
162
199
205
175
174
161
172
200
145
123
90
71
Verschil in punten en
in
percentage per
maand (1934—1935):
Jan.
Maart
Mei
Juli
Sopt.
Oct.
Nov.
p.
p.
P
P.
P.
P.
P.
akkerbouw
prod. +48+14
27 8,1 +112
33
79
20,6 25
6
60
14
92
23
veeteeltpr.
akkerb.
en veet.
productie
kosten
-61—11
26 -
5,3 36
13,8 11
8+72
2,1 11
16,7 32
13,1 70 13,3 73 13,6 77 14,3
7 +56 11.6
16,4
13,8 81
16 2,6 35 5,4 10 1,5 20 3,1 24 3,6 13 2 9 1,3
a) Het verschil tusschen productiekosten en pro
ductieprijzen bedroeg in Maart 1934: 199 punten, in
Vlaart 1935: 200 punten; in November 1934: 161 pun
ten: in November 1935: 71 punten.
b) De stijging van productiekosten is langzaam,
terwijl de stijging van de productenprijzen sneller
was. En in vergelijking met de overeenstemmende
maanden 19341935 is er enkel slijging vast te stel
len voor de productenprijzen en daling van de pro
ductiekosten.
In November stonden de:
akkerbouwproducten; 23 liooger dan in Nov. 1934}