Geestelijk L,evIn
KIJKEn i K00PEI1 t.j CLOECK
rits coltof
Waarheidszin.
meubileering
Zaterdag 29 Februari 1936.
Postrekening
No. 23330
SCHAGER
79ste Jaargang. No. 9924
COURANT.
Int. Telef.
No. 20
Dit blad verschijnt dagelijks, behalve Vrijdags. Bij Inzending tot
*s morgens 8 uur, worden Advertentiën nog zooveel mogelijk in het
eerstuitkomend nummer geplaatst
Uitgave der N.V. v.h. P. Trapman Co., Schagen
20 PAGINA'S.
Prijs per 3 maanden f 1.80. Losse nummers 6 cent. ADVERTEN.
TIëN van 1 tot 5 regels fO.85, iedere regel meer 15 cent (bewijsno.
inbegrepen). Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
door Astor.
DIT artikel is te beschouwen als een nabetrach
ting op de groote beweging, welke is veroor
zaakt binnen den kring der lezers van de
g. C. door wat ik schreef over Wuppertal.
Neen, waarde lezers, maakt u niet ongerust Over
.Wuppertal zal ik in dit artikel geen kik geven, ik
zal geen woord schrijven over het N.S.B.-regime in
Duitschland. Dit is, voorloopig althans, van de baan.
Maar ik heb over een en ander nagedacht en al
denkende, kwam ik tot de overpeinzing van de
vraag: hoe staat het toch met den zin voor waarheid
bij de menschen? En tegelijkertijd drong zich een
.andere gedachte aan mij op: wat is waarheid?
Het is een zeer eigenaardig verschijnsel, dat een
leder denkend mensch bekend is, dat hoe dieper
men over een vraagstuk nadenkt, hoe meer men
ook komt tot het inzicht, dat zulk een vraagstuk
veel meer omvat dan men oorspronkelijk heeft ver
moed.
Hieraan werd ik in sterke mate herinnerd, toen ik
over het probleem waarheid en waarheidszin ging
/denken.
Ik zal nu trachten mijne gedachten te ordenen en
neer te schrijven in den hoop dat ik hierdoor iets
bijdraag tot verheldering der inzichten.
Eerst zal ik spreken over: wat is waarheid?
idaarna over: waarheidszin.
Waarheid is wat in overeenstemming is met de
werkelijkheid. Dit 1 ij k t erg eenvoudig. Maar bij
nader inzien is hot toch niet zoo. Want we komen
terstond te staan voor de moeilijkheid: doet zich de
werkelijkheid aan ieder mensch op dezelfde wijze
yoor? Zien wij de dingen om ons heen, de gebeurte
nissen, welke zich afspelen, dat wat i n ons zelf zich
afspeelt, als onbevooroordeelde toeschouwer? Zien
wij dit alles steeds gelijk?
Neen. Wij kunnen opmerken, dat altijd het per
soonlijke, het subjectieve een rol speelt. Het waarne
mingsvermogen der menschen is bij allen niet ge
lijk. Iemand, die kleurenblind is, ziet de voorwerpen
anders dan de niet kleurenblinde. Waaruit al ter
stond volgt, dat de zintuigen een rol spelen. Maar
niet alleen de zintuigen (gehoor, gezicht, smaak,
reuk, gevoel), ook de innerlijke gesteldheid spreekt
een woordje mee. Vooral wanneer het gaat om een
waardeeringsoordeel. Dan is het uiterst moeilijk om
de waarheid, d.i. derhalve de werkelijkheid te loe
ren kennen of zelfs maar zoo dicht mogelijk te be
naderen.
Om zoo duidelijk mogelijk te zijn, wil ik een paar
Voorbeelden kiezen.
Er heeft een ongeval plaats: verschillende men
schen zijn er bij tegenwoordig. Zij geven allen ver
slag van het gebeurde. Toch zullen de verslagen in
de onderdeelen en vooral in de kleinigheden niet ge
heel met elkaar kloppen. Waarom niet? Omdat de
uitkomst der waarneming niet alleen afhanke
lijk is van het waargenomene, van datgene dus, dat
zich in werkelijkheid afspeelde, maar ook van
den toestand van den waarnemer, van diens vermo
gen om oogenblikkelijk scherp toe te zien, van diens
gemoedsstemming. Vandaar dan ook het algemeen
bekende verschijnsel, dat ooggetuigen van een ge
beurtenis soms verschillende verklaringen afleggen,
zelfs tegenstrijdige verklaringen, terwijl toch ieder
voor zich er volkomen van overtuigd kan zijn dat hij
de waarheid en niets dan de waarheid mededeelt.
Veel sterker is dit nog, wanneer een waardeerings
oordeel wordt uitgesproken.
Ook hierbij een voorbeeld ter verduidelijking.
Er wordt een voordracht gehouden. Aan, laat ons
zeggen: tien menschen wordt hun oordeel gevraagd.
Hoe hebt gij de voordracht gevonden? Was zij goed?
Een scherp criticus, die de techniek van voordragen
kent, zal verschillende aanmerkingen maken; een
tweede vond er niets aan, omdat hij den inhoud niet
begreep; een derde was de vertolking der woorden te
hoogdravend; een vierde was vooral getroffen door
een gemaakte vergissing (hebt gij wel eens opge
merkt hoe vaak het gebeurt, dat op menschen juist
alleen zulk een kleine fout den meest blijvenden
indruk maakt?); een vijfde had aanmerkingen op
de houding of de gelaatsuitdrukking van den voor
drager enz. enz. Het oordeel der tien menschen is
niet gelijkluidend, kan het niet zijn, omdat die tien
menschen onderling verschillen en daarom niet ge
lijke maatstaven ter beoordeeling aanleggen.
(Wie heeft zich wel niet eens geërgerd bij een
tooneeluitvoering, wanneer stompzinnige menschen
gingen lachen bij de ernstigste speelscènes? Ja, maar
die lachers voelden den ernst niet, daarom was
bet mogelijk dat zij in staat waren om te lachen!)
Wat is nu de waarheid?
Wie zal-dit zeggen?
Wij moeten hier onderscheid maken tusschen ob
jectieve en subjectieve waarheid.
Objectieve waarheid is die welke als zoodanig
wordt erkend buiten alle subjectieve, d.i. persoon
lijke, overwegingen om.
Objectief waar is dat twee maal twee vier is, dat
lood zwaarder Is dan hout. Niemand heeft bezwaar
dit te erkennen, menschelijke eigenschappen, nei
gingen, begeerten, spelen hierbij geen rol.
Subjectieve waarheid is die, welke afhankelijk is
van menschelijk oordeel en waarbij dus het element
der waardeering zich doet gelden, evenals de in
nerlijke gesteldheid en de verstandelijke ontwikke
ling.
Zoo is voor duizenden menschen een waarheid, dat
er een persoonlijke godheid bestaat, een almachtige
wereldheerscher. Zij twijfelen daaraan geen oogen-
blik, zij zouden zich diep rampzalig gevoelen als zij
deze waarheid niet hadden als den grootsten steun
in hun leven.
Maar er zijn tegelijkertijd ook duizenden menschen
voor wie het geloof in een persoonlijke godheid vol
komen ongerijmd en in strijd met de feiten, met de
werkelijkheid is.
Hieruit blijkt wel zonneklaar, dat het toch heusch
niet zoo eenvoudig is om de waarheid te lee-
ren kennen.
Mag ik een beeld gebruiken?
Dan zou ik het zóó willen voorstellen. De waarheid
is een helderstralend licht, maar dat licht is om
huld door een nevelgordijn, dat niet overal even
dicht is. Om dat nevelgordijn staan de menschen en
zij trachten zooveel mogelijk daardoor heen te zien.
En allen zien zij wel iets van den gloed en den glans
van het licht, maar niemand ziet 't in volle glorie.
Maar wat hij er van ziet met zijn onvolmaakte orga
nen, dat is voor hem d e waarheid.
Bij dieper doordenken zal hij echter steeds weer
tot de overtuiging komen, dat het hem als mensch,
die beschikt over een begrensd waarnemingsvermo
gen, vooralsnog niet gegeven is om z ij n d.i. de
ubjectieve waarheid, als objectieve
waarheid te aanvaarden.
En hij zal altijd bereid moeten zijn om zijn
waarheid prijs te geven, wanneer scherpere waar
neming der werkelijkheid hem daartoe dwingt.
En hiermede zijn wij vanzelf genaderd tot het
voornaamste, tot de bespreking van den zin
voor waarheid.
Aan niemand kan de eisch worden gesteld, dat hij j
de waarheid moet kennen. Want ieder mensch
is afhankelijk van zijn eigen tekortkomingen. Daar
om is het subjectieve en dus het dwalen niet uitge
sloten.
Maar onverbiddelijk komt tot ieder, die zich den
naam van mensch toekent, de eisch dat hij naar waar
heid moet trachten, dat hij de waarheid, ook al is zij
hem om welke reden dan ook onaangenaam, moet
erkennen en aanvaarden, wanneer zij hem inderdaad
tot waarheid is geworden. Dit verstaan wij onder
waarheidszin.
En nu moet mij de bekentenis uit het hart, dat mijn
ervaring me heeft geleerd, dat bij zeer velen aan
dien waarheidszin nogal het een en ander ontbreekt.
Het is eigenlijk ^treurig het te moeten neerschrij
ven, maar het is voor mij een vaststaand feit, dat
misschien wel de meerderheid der menschen een
onoverwinnelijke neiging vertoont om zich kramp
achtig vast te blijven houden aan een eenmaal aan
vaard standpunt en weigert dit aan voortdurende
kritiek te onderwerpen. Dit wijst op een geestelijke
verstarring, welke niet anders dan noodlottig ge
noemd moet worden. Dit doet den mensch de oogen
sluiten voor de waarheid. Hierin schuilt een groote
hoeveelheid onbewuste vrees. Immers men heeft zich
in een bepaalde opvatting ingeleefd, men heeft daar
vrede mee, men voelt zich erdoor gesterkt en men
suggereert zich zelf dat die opvatting de waarheid
is, d.w.z. men maakt dat zichzelf wijs, omdat men
bang is zijn steunsel te verliezen.
Laten wij maar eens spreken met menschen, die
streng dogmatisch-godsdienstig zijn opgevoed en la
ter tot ander inzicht zijn gekomen. Zij kunnen ons
vertellen, hoe zwaar de strijd is geweest om te bre
ken met het oude en eenmaal als waarheid erkende.
Jaren lang heeft het soms geduurd, éér zij dat oude
konden verwerpen om het nieuwet te aanvaarden.
Maar liefde tot waarheid dwong hen daar ten laat
ste toe.
De eertijds zoo bekende Nicolaas Beets, de schrij
ver van de Camera Obscura, heeft eens gezegd: Wees
waai', o mensch, en gij zult groot zijn en goed.
Een prachtig woord.
Niet hij is groot, d.i. sterk menschelijk, die zich
vastklemt aan wat hem ééns is geleerd of wat hij
ééns door eigen onderzoek zich heeft verworven,
maar hij die ten allen tijde bereid is zichzelf te
herzien, die altijd opnieuw het aandurft om zijn le
vensbeschouwing te wijzigen wanneer de feiten, wan
neer de werkelijkheid hem daartoe brengt.
Wij hebben hierbij te rekenen met het menschelijk
conservatisme ,met de behoudzucht, met de geeste
lijke traagheid, waarvan wellicht niemand gehéél vrij
is.
Wij kunnen dit constateeren op elk terrein van
het zoo veelzijdige leven.
Het sterkst op het gebied van godsdienst (en kerk)
en van politiek.
Men behoort eenmaal tot een bepaalde groep en...
blijft daar gewoonlijk bij. Sommigen gaan zelfs zoo
ver dat zij van wat er in andere politieke of gods
dienstige groepen leeft, niet de'minste notitie willen
nemen. Ze sluiten zich hermetisch af tegen elke be
ïnvloeding van andere richtingen.
Ze vergeten hoe eens volkomen terecht is gezegd,
dat uit de botsing der meeningen de waarheid te
voorschijn komt.
Zij ontloopen die botsing juist. Zij doen zooals de
Chineézen deden; zij bouwen een geweldige muur om
zich. heen en sluiten de buitenwereld af. En het ge
volg? Geestelijk versterf!
En dit. niet alléén. Ook fanatisme, d.i. dweperij.
Want de fanaticus is de mensch, die zich heeft
blind gestaard op wat hij zich verbeeldde d e waar
heid te zijn en het is hem niet meer mogelijk om te
denken, dat anderen als eerlijke menschen anders
kunnen denken dan hij. Zijn kracht is zijn eenzijdig
heid, zijn doldriftig ijveren voor zijn subjectieve
waarheid. Hij wordt daardoor gedreven tot gedra
gingen, die lijnrecht ingaan tegen de eerste normen
der zedelijkheid.
Men denke aan de godsdienstoorlogen, aan de in
quisitie, aan al de onmenschelijkheden, welke daar
mede gepaard gingen.
Men denke niet minder aan den politieken strijd.
Zou er ooit meer gelogen worden dan in de dagen
der verkiezingen, wanneer die strijd wordt uitge
vochten?
De felle partijganger wil niet rustig onderzoeken.
Hij wil zegevieren over zijn tegenstanders en hij
wordt oneerlijk. Oneerlijk tegenover anderen en on-
eerlijk tegenover zichzelf.
Tegenover anderen, die hij met alle middelen af
breuk tracht te doen, wier kleinste fout hij reusach
tig vergroot, wier bedoelingen hij miskent.
Tegenover zichzelf ook. Immers hij weet in zichzelf
heel goed, dat er in zijn streven om te triumfeeren,
voor
kanaalweg 155
den helder - n. casino
Moderne foto's en vergrootingen
==^=j van buitengewone kwaliteit
Geopend dagelijks, ook Zondags
Fotogr. Atelier Arpad Moldovan
Nieuwe N ie dorp
veel onzuivers is, dat het niet alleen gaat om de
menschelijke samenleving hooger op te voeren, maar
dat er een flinke dosis eerzucht, machtsbegeerte en
zelfs lage zelfzucht in aanwezig is. Maar dit alles
tracht hij weg te moffelen onder schoonklinkende
frasen en knallende leuzen.
Ik wil hiermede niet. gezegd hebben dat ik de
lauwheid of onverschillgheid in bescherming wensch
te nemen .Deze komt ook veelvuldig voor, maar zij
is mij nog minder sympathiek dan het fanatisme met
alles wat er aan vastzit.
Ik bedoel de lauwheid en de onverschilligheid van
hen, die schijnbaar ruim van opvatting gewoon zijn
zich te uiten in dezen geest: „Wat raakt mij al die
drukte en al dat meeningsverschil, ik denk maar:;
ik heb liever het vleesch dan de beenen."
Zoo kunnen alleen de nullen praten, zoo uit zicli
slechts de mensch, die alleen maar bekommerd is
om eigen stoffelijk welzijn, zoo kan alleen de koud-
zelfzuchtige spreken in wien niets aanwezig is van
waarachtige menschelijke solidariteit.
Neen, dan maar liever den eenzijdigen dweper, die
lééft tenminste met intensiteit, die heeft een ideaal
en is daarom boven het platte, practische materialis
me uitgeheven.
Maar hoog boven alles staat de mensch met waar
heidszin.
Dat is niet de voor andere ideeën en meeningen
afgeslotene, maar dat is de open mensch.
Daar heb ik, naar ik meen, al schrijvende de juiste
uitdrukking gevonden.
Wij moeten trachten open menschen te zijn,
d.w.z. menschen die zich niet afsluiten voor anderen,
die bereid zijn kennis te nemen van afwijkende moe-
ningen en daarnaar de eigene kritisch te beoordeelen
en als 't moette verwerpen.
Hieruit volgt terstond dat de mensch met waar
heidszin het niet gemakkelijk heeft; hij komt geeste
lijk nooit tot rust, hij heeft te vechten tegen eigen
neiging tot conservatisme, tegen ijdelheid, tegen
hoogmoed en dit is zwaar en pijnlijk vaak. Maar
daartegenover staat één ding van onuitsprekelijke
beteekenis: hij weet dat hij lééft en zijn stille ziele-
vreugde is gelegen in het besef dat hij langzaam
nadert tot haar, die de liefde heeft van zijn hart?
de waarheid.
ASTOR.
INGEZONDEN
/TUKKEN
Hooggeachte Redactie.
Daar U met het opnieuw plaatsen van een lang
stuk van J. S. te K., de reeds gesloten discussie over
„Wuppertal" voortgezet hebt, zult U naar ik hoop,
ook het onderstaande wel willen plaatsen.
Dit laatste stuk van J. S. opent geen nieuwe ge
zichtspunten. Een groot deel wijdt hij aan allerlei
over Rusland, wat niet bewezen wordt, terwijl hij
aan den anderen kant zegt, dat datgene, wat over
Duitschland gezegd werd, gelogen is. Zoo kan men
aan den gang blijven. De beide stukken van J." S.
moeten dienen tot propaganda voor het fascisme.
Dat ik hier op inga is, om zoo mogelijk te voorko
men, dat ook andere onnadenkenden onder den in
druk zouden komen van al het schoons over Duitsch
land en alle frazen over: „bonzen, die carrière
maken over de arbeidersruggen" en „tuchtelooze vrij
heidsschreeuwers", „schorremorrie", „gewetenlooze
anti-fascisten", ach, ik hoef ze verder niet aan te wij
zen: 't zijn bekende, van „innerlijke beschaving" ge
tuigende zinsneden, die ons uit den mond van Na-
tionaal-socialisten plegen tegen te klinken.
't Lijkt zoo aardig, als men hoort: „door eerlijke
prettige, kameraadschappelijke samenwerking ko
men tot een grootere productie en dan die productie
volgens practisch christelijk beginsel e e r 1 ij k ver
deden, dat was en is de eenig mogelijke oplos
sing om te komen tot grootere welvaart voor ieder
een", en dan „wij willen socialisme, dat is: recht voor
allen". Ja, dat klinkt heel mooi en men kan 't zich
voorstellen dat de massa in Duitschland daar inge-
loopen is en nu is men aan handen en voeten ge
bonden en geen terugkeer is mogelijk. Maar een
gewaarschuwd mensch geldt voor twee. De vraag,
die we ons willen stellen is dus: baant het Nat.-soc.
den weg, die tot de hierboven voorgespiegelde toe
komst leidt? „Zeker", zegt J. S., „want dat wil den
verzuimden tijd i n h a 1 e n, de klok terugzetten"
Wie wijs is, keert hem dan reeds den rug toe, want
dié weet, dat het struisvogelpolitiek is, om klokken
terug te zetten, als men tijd verzuimd heeft en dat
alleen dubbel zoo hard verder werken kan hel
pen. We moeten voort en alles wat was, was
noodig tot verderen groei.
Maar de onnadenkende hoort verder spreken over
het glorieuse voorbeeld van over de grens en de ar-
geloozen zeggen: „Kèè-je?! Dat moeten we hebben!"
als hun verteld wordt, dat werkplaatsen, daar mooi
en helder gemaakt worden, dat men voor arbeiders
vacantiereizen organiseert enz. Want ze wéten niet,
dat dit zoo de gewone manier is om de lui te „be
schwindeln" en dat men dat alles al lang in Rusland
vindt, ja, nóg „prachtiger".
Vervolgens vertelt J. S. dat in Duitschland de
werkloosheid teruggebracht is op van het aantal,
van voor den aanvang van dit regiem en hij laat
daar doodleuk op volgen, dat de winterhulp aldaar
ieder jaar meer opbrengt, de laatste maal zelfs
300.000.000 Mark. En deze goede Vaderlander, die een
film als Heldcnkermis verafschuwt, omdat daarin
een klein loopje genomen wordt met de heldhaftig
heid der vroede voorvaderen, schroomt niet te zeg
gen: „doe dat nu eens bij ons, dat kan hier niet,
Hier is niet die Christelijke offervaardigheid". Maar
hij vergeet in z'n ijver om een vreemd land op te he
melen ten koste van het eigene, dat hij zelf zoo juist
gezegd heeft, dat het Nat. Soc. het geproduceerde vol
gens practisch Christelijk beginsel, eerlijk wil ver-
deelen. En is er dan, nadat dit stelsel meer dan 3
jaar onbeperkt geheerscht heeft, zoo groote liefdadig
heid noodig? En ieder jaar meer? En dat terwijl 't
aantal werlcloozen zóó vermindert, dat 's volgens J.S.
in 1936 heelemaal verdwenen zal zijn??!!
Men staat, als men iets verder doordenkt voor een
reeks vraagteekens
Maar goed, het geregistreerde aantal werlcloozen
is dan in Duitschland dalend. En desondanks wil de
eerlijke, vrijgevochten, gastvrije, verdraagzame, pien
tere nazaat der Bataven, dit niet langs dezen weg
bereiken? Vreemd!Neen toch niet, want die
weet, dat de toestand er niet gezond door wordt, als
men Joden, socialisten, pacifisten, „liberalisten" en
allen, die niet naar den zin zijn der heerschers, uit
hun werk stoot en niet steunt en werlcloozen, die
tot de broeders behooren, i n die baantjes plaatst en
dus van de lijsten schrapt; als men daarenboven
werklooze Joden enz. geen steun geeft, zoodat die
niet. meer op de lijsten voorkomen. (De Joden worden
in dit land, dat een voorbeeld van Christelijke offer
vaardigheid heet, ook van de winterhulp uitgeslo
ten, die mogen „verrecken"!)
Is de werkloosheid nog niet genoeg verminderd?
Goed, dan gaan we ons weer een leger en vloot aan
schaffen. Vóór 3 jaar, deed men daar in Duitschland
niets aan, nu heeft 't een van de best geoutileerde
oorlogsapparaten. Men heeft oorlogsschepen, kanon
nen, vliegtuigen gebouwd, heerwegen, bruggen, bom
vrije kelders aangelegd, gassen, maskers, munitie ge
haakt. Als men dit alles zoo nagaat, snapt men niet,
dat er niet reeds lang handen te kort schieten.
En is dat nu de grootere productie, waartoe vol-
£?ns Nat. Soc. wil lcomen en die het eer
lijk wil verdeelen? Nu dan pas ik maar voor mijn
deel. D i t blijkt wel zeker, de uitkomst, die het Nat.
Soc. belooft, brengt het niet. En dat is, waarvoor de
cogen van de massa geopend moeten worden, voor
ze zich overlevert aan de groote Nazi-bonzen. Want
ook dit is niet in vervulling gegaan: de bonsjes en
bonzen van vroeger zijn wel verdwenen, doch alleen
om plaats te maken voor grootere, voor ongekend
groote, voor reuzenbonzen.
En hoe komt dit, niettegenstaande veel Nat. Socia
listen het (evenals ongetwijfeld J. S.). goed bedoe
len? Omdat het door J. S. gestelde ideaal door
niemand bereikt zal kunnen worden, die niet vol
komen afrekent met het particuliere winstsysteem
Dat moet met wortel en tak uitgeroeid worden, want
de mensch is van nature egoïst. Misschien is dit
voorshands wel goed, als drijfveer om vooruit te
komen. Maar 't is een kracht, die we in goede ba
nen moeten leiden. We moeten meer waard willen
zijn dan een ander en niet meer willen hebben
En daar onze natuur ons 't laatste ook inblaast,
moet ons dit onmogelijk gemaakt worden. Evenals
de electriciteit een zegen lcan zijn, indien goed ge
leid, maar anders dood en verderf moet brengen,
zóó zal ook ons ingeschapen egoisme, zoolang 't. par
ticuliere winstmaken niet onmogelijk gemaakt
wordt, moeten leiden tot moordende concurren
tie, dwang van kapitalisten op 't volk, walgelijke
weelde met uitspattingen ter eenre, vreeselijke ar
moede en ontbering ter andere zijde, tot naqver,