De reddings expeditie Bloembollen Engeland bestrijdt den Kinderhandel in het Verre Oosten. Kort verhaal Voor de afd. Winkel. N. Niedorp en Omstreken hield de heer D. v. Egmond Jr. van Hillegom voor een flinke schare opgekomen kweekers een lezing over de tulpencultuur. Spr. wees er allereerst op, van hoe groot belang het is de tulpen een goede schuurbehandeling te geven, wat het voornaamste middel is om vuur te voorkomen. Daarnaast bestaal er een middel om het vuur te voorkomen door mid del van bespuitingen. Er zijn 2 bespuitingsmiddelcn in den handel, n.1. Shirlan A.G. en Bayer. Het eer ste is een zeer goed middel zonder gevaar de tul pon te verbranden als het vakkundig en met kennis wordt aangewend. Bayer bevat een kopero'plossing en er bestaat bij een minder accurate behandeling kans op verbranding. Met beide middelen zijn uit stekende resultaten verkregen, alhoewel spr. Shir lan prefereerde, aangezien dit ongevaarlijk is en Bayer, dat. een koperoxiet is, meer risico met zich meebrengt. 2 Maal moet voor de bloei en 3 maal er na worden gespoten. Men dient echter niet alleen te spuiten als er al vuur is, neen het moet gebruikt worden als voorbehoedmiddel tegen vuur. Een vol ledige bespuiting (dus 5 maal) met Bayer kost per roe 2 ct. en met Shirlan 1014 ct. Spr. heeft ook resultaten gezien van bespuiting met Bayer, die af waren. Bespoten bedden en onbespoten van een partij Allard Pierson gaf 10 dagen verschil in het afsterven Ie zien. Er mag alleen gespoten worden als het donkerachtig weer is met een weinig wind en de tulpen moeten droog zijn. Als de tulpen nat zijn, bevroren of de zon schijnt sterk, dan moet de hespuiting niet plaats vinden. Hierna behandelde spr. het rooien der tulpen, de kweekers op het hart drukkende, de tulpon zooveel mogelijk op een natuurlijke wijze in den grond te laten afrijpen en nooit in zakken laten staan, waar door de tulpen voor de bróeierij worden bedorven en ook zeer nadeelig is voor het plantgoed. Spr. gaf hierna nog aan hoe de tulpen in de schuur dienen te worden behandeld. Hot plantgoed vraagt een voorbehandeling, een rustperiode en een nabehandeling. De 3 cardinale punten, die het plaat- goed vereischt zijn droge lucht, constante tempera tuur en versche lucht. De voorbehandeling, die plaats heeft tot begin Augustus, vereischt een tem peratuur van 75 graden Fahrenheit. Van begin tot eind Aug. is de rustperiode en wordt er niet ge stookt. Daarna begint men te stoken tot 75 graden, welke temperatuur men geleidelijk tot de plan Mijd laat terugloopen tot 70 en 65 graden. Wat de soorten van tulpen betreft, wijst spr. er op hoe de handel zich hij vroeger heeft gewijzigd. Voor heen werden vroege tulpen gevraagd voor polcul- tuur, thans vraagt men tulpen met lange stengels voor snijbloemen. De soorten die het meest gevraagd zijn en zullen blijven, zijn die welke vroeg broeien, in korten tijd in bloei zijn te trekken, lange stevige stengels bezitten met een goed gevormde bloem en een sprekende eenkleurige kleur en niet te veel on- derkruïd. Onder de mendeltulpen bevinden zich soorten met die kwaliteiten en spr. wees de kwee kers er op geleidelijk de kramen om te zetten en met zijn tijd mede te gaan, en soorten, die verou derd zijn aan kant te doen. Met niet te grootc kosten kan men langzamerhand zijn kraam verbeteren. Hierna gaf spr. nog een uiteenzetting omtrent huisbroei van tulpen. In de afd. zijn stemmen op gegaan voortaan een huisbroeitentoonstelling te houden, zooals dat ook op andere plaatsen met succes geschiedt. Spr. verklaarde dat met wat goede wil zeer zeker veel is te bereiken en toonde aan hoe leerzaam een en ander is en hoe hot de animo voor het trekken van bolgewassen bevordert. Uitreiking van tulpenbollen aan leerlingen van scholen heeft op andere plaatsen groote successen en men staat versteld van de resultaten die sommige leerlingen hebben met de huisbroei, vooral ook wanneer het onderwijzend personeel de leerlingen aanwijzingen geeft en de leerlingen animeert. Spr. deed toezeg ging dezen herfst aanwijzingen te zullen geven, wat moet worden gedaan om goede huisbroeiresul-taten te krijgen. Te zijner tijd zullen dan circulaires met wenken voor huisbroei bij kweekers en liefhebbers rondgaan in de hoop dat ook hier de belangstelling voor de huisbroei zal toenemen. Van de gelegenheid tot het stellen van vragen werd druk gebruik gemaakt, die zeker naar aller genoegen werden beantwoord Uit een en ander ileek wel hoezeer de adviezen en wenken van den heer Van Egmond hier op prijs worden gesteld. Aan het slot bracht de heer Amels als voorzitter den spr. hartelijk dank voor zijn zeer leerzame le zing, de wensch uitsprekende een volgend jaar den heer Van Egmond nog eens hier voor de bloembol lenkweekers te mogen zien optreden. WÏERTNGEV Coop. Boerenleenbank. Algcmcenc vergadering op Zaterdagavond 8 uur, in café S. Veerdig te Hippolytushoef. Aanwezig 54 leden. Bij de opening spreekt de heer C. J. Bosker zijn spijt er over uit, dat zoo weinig leden aanwezig zijn. Spr. wijst op de noodzakelijkheid dat de leden aan wezig moeten zijn. Spr. haalt verder in zijn ope ningsrede het credietwezen en de wisselwerking dei- bank aan. Het werk der bank is in het afgeloopen jaar goed geweest. De secr. der vorige verg. de heer P. de Graaf, leest de notulen dier vergadering. Namens de lcascommissie brengt de heer W. v. d. Krelce verslag uit. Deze brengt ter kennis dat alle bescheiden in keurige orde zijn bevonden. De heer W. Hermans wordt herkozen als bestuurs lid. De heer N. J. Poel wordt herkozen als lid van den raad van toezicht. Als plaatsv. bestuursleden worden wegens per. aftreding van de heeren A. Klein Sz. en D. Jac. Mulder herkozen bij acclamatie. Verslag jaarrekening. van den kassier, den heer L. Spaander. Ontv. f 890S11.57, uitg. f 890811.57. Bezittingen: inhoud kas 31 Dec. f 32232.97, uitst. voorschotten f 474945.05, te goed in loop. rekening f 569166.61, nog te vorderen rente f 3480.22, totaal f 1079824.85. Schulden: schuld a.d. spaarders f 97S273.06, schuld loop. rekening f 94342.72, saldo winst f 7209.06, totaal 1079824.85. Het winstsaldo wordt aan de reserve toegevoegd. Deze geeft tevens een uitgebreid jaaroverzicht. Het aantal leden bedraagt 353. Als leden der kascommissie worden benoemd: .T. Doves, Elft, C. Vermeulen, Westerland en mej. A. C. Brinkman te den Oever. Worden voorgelezen de namen der leden welke als lid wórden geroyeerd. Bestuur stelt voor art. 5 van het regl. te wijzigen. Dit betreft ledenoproep ter vergadering. Wordt, besloten het artikel zoo te wijzigen, dat de leden ter vergadering zullen worden opgeroepen per convocatie en door plaatsing van een advertentie in de plaatselijke bladen. Het salaris van den kassier wordt opnieuw ge steld op f 1500 met f 50 gratificatie en f 50 vergoe ding kantoorhuur. De rentevoet wordt vastgesteld op Deposito's en spaargelden 3 pet., voorschot hy potheek 4 pet., voorschot met borgstelling 4Vi pet., loopende rekening 4^4 pet., scheepshypotheek 5 pet. Voor eventueele wijziging in het loopende jaar hiervan vraagt het bestuur machtiging hiervoor, hetwelk door de vergadering gegeven wordt. De rondvraag levert niets op, waarna sluiting volgt. Z IJ PE 'T ZAND. Openbare vergadering Schermerhorn. Hallo, verhuizer, hier is ons kostbaar oud faroilieporcelein. Past u vooral op, dat er geen stukje van breekt! 1 Men kou kunnen vragen, waarom Menke niet op de brug van Anping zou staan, om. zijn landslieden te begroeten? Ja, ziet u, wij hadden van handels vrienden slechte berichten ontvangen. Menke was eenvoudig als vermist vermeld, ten tijde van een aardbeving. En wat deze vulkanische uitbarstingen op Taiwan (Formosa) aanrichten, daarvan hebt u geen vermoeden. „Weliswaar bipdt mijn bungalow niet al te veel Europcesch com fort, maar in elk geval vind je er de grootst mogelijke reinheid en hygiëne, die men bier met eenige moeite kan handhaven. Je bent mijn gast, Toffert, ik ben blij, weer eens met iemand te kunnen spre ken." Hij kwam hier 's avonds op terug, toen wij met een flesch wijn op de veranda van het houten huis gingen zitten. „Ik kan je zeggen", verklaarde hij mij, „het was een zonderlinge Toestand, waarin ik gekomen was. Hier op Taiwan gelooven de inboorlingen, dat een geweldige beer zich onder de aarde heeft terugge trokken, verschrikt en geergerd door de vreemde indringers. De groote beer is zooiets als de werkelij ke God of heerschap over dit eiland. Grommend heeft hij zich met de verspreide stammen der koppensnel lers in het. oerwoud en in het onherbergzame berg land verborgen, en wanneer hij uit zijn humeur is, draait hij Zich in zijn hol onder de kraters om, en schuimbekt hij daaruit ontstaan de aardbevingen en vulkanische uitbarstingen. Wij bier in het Westen hooren het lawaai, maar wij zijn net zoo machteloos als de beheerschers van het land, de Japanners, die reeds menig juist gereed Op Vrijdagavond 27 dezer hield de heer N. J. C. Schermerhorn zijn laatste spreekbeurt in dit seizoen bij den heer Schrieken. De groote zaal was geheel bezet met belangstellenden uit den geheelen omtrek uit alle lagen der bevolking. Als spr. opent met de woorden: „Mijne vrienden", zegt hij daarbij, dat hij optreedt als vriend voor zijn medemenschen. Zuiver menschelijke verhoudingen bestaan helaas echter thans niet. De menschen worden voortgedreven dooi den eisch om zich stoffelijk staande te houden. SpV. stelt scherp in het licht de tegenstelling lus- schen arm on rijk. In het tegenwoordig stelsel u-acht men van de eene klasse in de andere over te gaan en spr. noemt hierbij de namen van John. D. Rockcleffer, Henry Deterding en Mussolini, welke uit het proletariaat stammen. Ieder staat hierbij echter tegenover den ander, ook zelfs de zeer groo- ten staan economisch nog zeer scherp tegenover elkaar. Als men hierover met de groote massa spreekt, wordt altijd beweerd: O, dat komt omdat, de menschen zoo slecht zijn. Spr. ontkent dit laat- gekomen bouwwerk door den grooten beer zagen ver nietigen. Maanden geleden bereikte een van eenige afschrif ten voorzien schrijven van een katholieken missiona ris liet geciviliseerde deel van het land. De man schreef, dat het hem gelukt was, de helft van de Tayals tot het Christendom te bekeeren en hen van hun gewoonte om koppen te snellen, had afgebracht. Nu had de stam zich in twee elkaar vijandige groe pen gesplitst, en er dreigde een vreeselijke burger oorlog uit te breken, die slechts door het ingrijpen van de Japansche overheid te verhinderen zou zijn. Engelschen, Hollanders, Duitschers meldden zich aan bij de regeeringsinstellingen, verzochten om troe pen te zenden een glimlachje, een schouderophalen als betuiging van spijt. Niemand zou kunnen ver wachten, dat Japan zijn soldaten de bergen inzond en een tamelijk zekeren dood tegemoet liet gaan alleen terwille ,van een blanke. Telegrammen vlogen heen en weer met het ge volg, dat een half dozijn Europeanen goed uitgerust bijeen kwam, om tenminste den monnik uit de klauwen van de koppensnellers te bevrijden. Mijn buurman, Waterstraat, de theeplantagebezitter uit Rotterdam, Verdieu en nog drie anderen waren er bij. Drie weken waren we onderweg. Het eenige vas te kamp van den stam was verlaten. De koppen snellers hadden hun eigen hutten zonder pardon in brand gestoken en slechts een paar typische overblijfselen, een paar skeletten, achtergelaten. Aan een boom bevestigd, vonden wij een brief. „De Heer heeft mij de plicht en den moed gegeven om het offer te brengen. Wanneer gij me vindt, zal er bij den stam der Tayals geen enkele koppensneller meer zijn een offer zal alle schuld vereffenen." „Goede hemel!" zei Verdieu. „Honderd jaar gele den heeft een Japansche monnik den stam Tse van het koppensnellen ook door een groot offer willen bekeeren. Op de aangeduide plaats in het oerwoud zouden ze het vinden ze vonden een in een zak genaaiden man en sloegen hem het hoofd af. Het wis.de Japanner! Het klimaat maakt hier zelfs de geeltjes gek!-" Ik zal niet over de bijzonderheden van dien vree- onherbergzame bergland uitwijden kortom, na een langen dagmarsch zagen wij vuur door de boo- selijken strijd met het klimaat, het oerwoud, het men opvlammen, zagen wij, naderbij sluipend, af schuwelijk beschilderde krijgers dansen. Het duurde eenigen tijd, voordat wij konden, ontdekken, dat het VOOR 5 GULDEN EEN TIENJARIG MEISJEI WAAROM DE MOEI-TSAI NIET KAN UITSTERVEN HONKONG, Maart 1986. In het geheele Verre Oosten heeft het besluit van de Engelsche regeering, vol gens hetwelk op aandringen van het Ministerie van Koloniën een commissie tot afschaffing van de kinderslavernij in Hongkong en de Maleien is benoemd, groot opzien gebaard. Sinds tientallen jaren strijdt men verbitterd maar te vergeefs om de bevrijding van de Moei-Tsais, de arme „kleine broertjes en zusjes". Men was in Engeland hoogst verwonderd en on aangenaam getroffen, toen in het jaar 1882 lord Kimberley zijn waarlijk niet zachte stem verhief, om de aandacht van het Engelsche volk op een schandaligen toestand te vestigen. Had hij niet met eigen oogen gezien, dat er ïn Hongkong en andere Engelsche koloniën in het Ver re Oosten nog slaven waren, vooral kinderen, zeer jeugdige kinderen, die als slaven verhandeld werden? Zijn bemoeiingen leidden indertijd tot een benoeming van een commissie, die aan de verschrik kclijke toestanden in Hongkong een einde moest maken Van Churchill tot William Peel. De woorden van lord Kimberley werden vergeten. Af en toe werd noge ens door een of anderen afge vaardigde geïnterpelleerd, wat er eigenlijk uit die commissie, die een onderzoek naar de slavernij in Hongkong moest instellen, geworden was. Het duurde tot het jaar" 1921, voordat Winston Chur chill de regeering sommeerde, binnen den tijd van een jaar een einde te maken aan de slavernij in Hongkong, den schandelijken handel in jonj/je meisjes, die men in de „branche" moei-tsais, d.i. „kleine zusjes" noemt. Zeven jaren later moest echter lord Passfield vaststellen, dat de slavernij nog even welig tierde als 7 jaren geleden. Hij zond de regeering een Te legram, waarin hij uitdrukking aan zijn ontstelte nis gaf. Maar zoowel zijn telegram alsook de ver schillende rapporten werden aan de deskundige staatslieden van de regeering doorgestuurd en ste echter zeer stellig. In zijn hart kan niemand er behagen in scheppen om een concurrent eronder te trappen. Doch de omstandigheden dwingen ertoe. Spr. bouwt vervolgens zijn theorie op in andere richting: „Ieder heeft eigendomsrecht op datgene wat hij gemaakt beeft, zegt spr., maar alleen ma ken kunnen we niets, maar dan ook letterlijk niets. Daarbij hebben wij altijd gebruik te maken van de vruchten van den arbeid, verricht door anderen, soms van voorgeslachten reeds terug. Wat thans is, zegt spr. is allemaal de vrucht van den arbeid van duizenden menschen, na verloop van eenige ge slachten. Daaruit volgt, zegt spr., dat de rijkdom men, die de menschheid in de loop der tijden heeft geschapen, ook behoort aan die menschheid. Hoe komt het dan, dat er slechts enkelen zijn, die zich bezitters van het. bestaande noemen. Spr. gaat daartoe terug tot den oertijd. Zoodra de bodem waarde kreeg voor de menschen, werd de groote, de kardinale fout gemaakt., waaronder wij thans nog zuchten: de sterken en de sluvven maakten zich van dien bodem meester en lieten anderen voor hen werken. We leven thans in het tijdperk van de industri alisatie, de mechanisatie en de productiemiddelen zijn schier onbegrensd. Er wordt echter niet geke ken naar de behoefte van de menschheid, doch in de eerste plaats naar winst. Dat de oorlog een gevolg is van financieele be langen, gaat spr. vervolgens uitvoerig na. Prof. I-Iuizinga schrijft ook terecht in een zijner boeken over „De waanzin der wereld" en mede daardoor heeft wijlen Marcelles Eemans op zijn grafsteen - staan: „Beklaag nooit een mensch, die verlost is uit de waanzin waarin hij leefde". Ieder middelpunt niemand anders dan de zendeling was, want hij begon plotseling hardop te zingen. Onze hoop stellend in een onverwachten aanval, legden wij aan, vele malen knalden de zweepslagen van onze buksen het kamp in. Gedurende eenige minuten ontstond er een paniek. Toen strekte de monnik de arm uit en schreeuwde de inboorlingen in hun taal iets van een godsgericht toe. De psy chologie van dit menschenras te begrijpen, is voor ons Europeanen niet weggelegd. In ieder geval brul den vier of vijf mannen bevelen, en plotseling za gen wij ons geklemd tusschen het kamp en de zich in het oerwoud bevindende verdeelde posten, en het hagelde niet alleen pijlen, maar ook heel aardige kleine geweersalvo's, waarvoor wij ons wilden te rugtrekken en, steeds voor ons uit. schietend, een kleine troep der koppensnellere juist in de ar men liepen. En het leukste bij het vreugdegejoel naar aanlei ding van onze gevangenneming was, dat wij in een kring van krijgers ingesloten werden, wier speer punten als een doodclijke muur tegen ons gericht waren. De monnik vertelde ons in korte woorden, dat hij het vreedzame deel van den stam verlaten had, om zijn bekecringswerk nog eens bij de wilde Tayals te beginnen. Ze hadden geëischt, dat hij als zoenoffer de groote wilde beer zou uitleveren, dan zou nooit meer een sneljacht plaats hebben. Deze opgave kon hij niet vervullen, en nu moest hij er aan gelooven. Onze tegenwoordigheid was voor hen een geschenk van den heidenschen godheid. Moet ik nog de kleine folteringen beschrijven, waaraan wij allen waren blootgesteld, waarbij men ons met speren prikte, met brandende stukken hout de voetzolen verhitte vermoedelijk omdat Verdieu het vreeselijk koud gekregen had? Moet ik je ver tellen, hoe het mij te moede was, toen de hoofdman eerst den monnik, toen Verdieu die door zes man nen werden vastgehouden, netjes het hoofd afsloeg? Binnen eenige minuten zou ik eveneens op deze weinig aanlokkelijke wijze en volkomen onsymme trisch gehalveerd op den grond liggen en dood bloeden! Mijn buurman en ik werden tengevolge van een geheimzinnige rhyte voor een kwartier „gespaard". Er begon een ontzettende dans van de inboorlingen om het vuur en deze dans hield met een slag op. Vreeselijke schrik teekende zich af op de gezichten der zwartjes: nu werd het gerommel in de aarde sterker, nu wankelde de grond onder onze voeten! dan hoorde men er niets meer van. Eerst nu,, op oogenblik, dat William Peel, gouverneur van Hong kong, zijn witboek over de moei-tsai uitgewerkt heeft, is de regeering tot de overtuiging gekomen, dat een uiteindelijke beslissing niet meer uit den weg kon worden gegaan. 40 cent per jaar! Wie in Hongkong woont, behoeft het witboek van William Peel niet eerst door te lezen, om te weten, hoe de meisjeshandel hier plaatsvindt. Het is slechts noodig de oogen eens den kost te geven. Overigens worden er niet slechts jonge meisjes versjacherd, maar ook jongens, die men noodig heeft voor de bediening van de waterpompen op de rijstvelden. Een dergelijke knaap van ongeveer 10 jaar en krachtigen bouw is reeds voor tien gulden te krij gen. Een missionaris, die hier kort geleden uit het binnenland aankwam, vertelde, dat op het oogen blik als gemiddelde prijs voor de slaven 40 cent per levensjaar betaald wordt. Men kan dus bij voorbeeld een jong meisje, dat niets geleerd heeft en geen schoonheid is, voor rond vijf gulden koopen. Vanzelfsprekend gaan de ze kinderen niet rechtstreeks in de handen van den „consument" over. De tusschenhandelaars, ge slepen Chineezen, doen groote zaken, Slavenhouders-methoden. Overigens bestaan er in China evenals in andere landen, waar nog slavernij heerscht, genoeg inboor lingen en schandelijk genoeg zelfs. Europe anen die beweren, dat deze slaven het in hun sla vernij beter hebben dan in de vrijheid. Daarentegen kunnen de rapporteurs van de re geering en vooral onderwijzers en missionarissen, talrijke gevallen noemen, waarin de jonge slavinne tjes voor het minste vergrijp met heete ijzers wor den gebrand of een geheelen nacht aan armen en beenen werden opgehangen. En het meest verschrikkelijke daarbij is, dat er voor deze jonge menschenkinderen geen enkele kans bestaat, om het nog eens beter te krijgen ten zij dan de Britsche regeering en meer naar het noorden, in de zuiver Chineesche gebieden, het Chineesche bestuur krachtig ingrijpen, Millioenen moei-tsais. In Hongkong zelf is er al eens op aangedrongen, niet te wachten tot de nieuw benoemde commissie met haar werkzaamheden zal zijn gereed gekomen, doch reeds thans spijkers met koppen te slaan. Men wil door een of andere wet alle moei-tsai de vrij heid schenken en hun toestaan te gaan waarheen zij willen. Dit zou echter beteekenen, dat de toe stand bleef zooals hij is. De slavenhouders zouden er wel voor zorgen, dat hun „koopwaar" blijft, waar het is. In Hongkong heeft men al veel over de afschaf fing van de slavernij hooren spreken. Maar er zijn Chineezen en ook blanken, die beweren, dat er aan deze slavernij, geen einde kan worden gemaakt, om dat men alleen reeds in het Verre Oosten 3 milli« oen moei-tsai vindt. Zou inderdaad onze twintigste eeuw machteloos tegenover een dergelijk schandaal staan mensch vraagt zich nu dan ook af: ,zoo kan *t. niet langer". Hoe het dan wel moet, zal spr. na de pauze nader uiteen zetten. Na de pauze begint spr. over het algemeen ge zegde: Het is altijd zoo geweest en zal wel zoo blij ven. Er is'hier op aarde niets blijvends, we hebben rekening te houden met de eeuwige verandering. Ondanks de zeer moeilijke tijd van tegenwoordig, is er toch nog weer reden voor eenig optimisme. De tegenwoordige productiewijze -met zijn jacht naar winst moet worden vervangen door een, waarbij uit* sluitend naar de behoefte wordt gerekend. Een eerste eisch is, dat het privaatbezit van den bodem en de productiemiddelen wordt, opgeheven, en komt in handen der gemeenschap. Een tweede dat allen, maar dan ook een ieder, deelneemt aan het produtie- en distributieproces. Spr. wijst erop, dat velen thans van werkelijk produceercn zijn uit geschakeld. O.a. zij, die in het leger dienen, in de munitiefabrieken werken, employe's van het verze- kerings- en bankwezen enz. Misdaad zal dan zoo goed als niet voorkomen, daar thans om zich te verrijken wordt gestolen, gemoord, enz. De mensch beschikt over een bewonderenswaan- dig organisatievermogen, zegt spr. en noemt in dit verhand de groote petroleum-industrieën. Op dezelf de manier kunnen we de geproduceerde goederen over geheel de aarde distribueeren, Niet door geweld en door leugen, maar door waan» heid en redelijkheid wil spr. komen tot overgang naar een andere maatschappelijke orde. Onder dank voor de groote opkomst sluit spr, hierna zijn duidelijk verstaanbare en met enthou siasme uitgesproken redevoering. Boomen braken af het kraakte en dreunde el kaar verdringend, neertrappend wat hun in den weg kwam, vluchtten de Tayals: De groote onzicht bare beer bromde en sloeg met zijn klauwen om zich heen: de wereld moest ondergaan! Aardbeving! Zooeven was het vooruitzicht, aan de koppensnel lers uitgeleverd te zijn, ons als het vrecselijkst denk bare feit voorgekomen, nu vermoedden wij onder het hulpelooze stooten der aarde, welke ons om wierp, badreigd door over- en inclkaar vallende boo men, door aanstormende rotsen, -plotseling omringd door geweldige scheuren en diepe kloven, dat het lot ons nog iets heel anders had beschoren. Wij klemden ons aan een boom vast, wachtende op den volgende aardschok, toen Waterstaat mij toe schreeuwde: Weg daar, Menke! Ik sprong op zij, en hij deed eveneens een poging. Zijn sprong was veel korter en het. aanrollende rotsblok, waarvoor hij mij gered had, gleed eenvoudig over dat, wat eens Waterstraat was geweest, verder. Na eenige uren had ik me in de kroon van een omgevallen, tamelijk vrijliggende reusachtige boom verborgen, eenigszins beschut voor verdere overe vallen door afbrekende boomen en rollende rots blokken. Achtenveertig uur later, half van dorst omgeko men, werd ik door de Engelsche reddingsexpeditiq gevonden. Vier dagen na het begin van de aardbe ving lag ik met zenuwkoortsen in een hospitaal. Pas drie maanden later gelukte het den dokter, mijn naam en mijn afkomst vast te stellen en zooals je me nu hier ziet., ben ik slechts een deel van den man, die als majoor Menke de schrik van het geheele Hollandsche kampement was. Zie je", hij boog zijn hoofd wat naar het licht, „kaal maai» kunstmatig!" „Hoezoo kunstmatig?" wilde ik, verwonderd, we ten. Hij lachte zonderling. „Er zou iemand op het idee kunnen komen, te zeggen, dat ik uit angst wit was geworden. En ik kan je mijn eerewoord geven, het vaderland behoeft zich niet over mij te schamen: Ik was bereid, zonder iets te zeggen, te sterven. Ik had mij voor de messen der koppensnellers zonder meer aan den dood gewijd. lederen dag, dat. over dit nest, over deze modderige haven de zon opnieuw op gaat en mij nog eenige uren uit de schat der eeuwig heid toewerpt, neem ik daarom als een geschenk des hemels aan. Eveneens je bezoek, vriend, je groeten van thuis en deze fonkelende druppels druivensap! Laten wij daarop drinken!" Hij drukte mij de hand.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1936 | | pagina 11