Geestelijk Leven Paschen V V Wij gaan trouwen KlJKEn is KOOPEn oij CLOECK V Nieuw- of Verbouw: de De Vries voor Verwarming M. KLERCQ, SPOOR's MOSTERD Spoor's gestampte- Muisjes Spoor Paaschfeest Zaterdag 11 April 1936. Postrekening No. 23330 SCHAGER 79ste Jaargang. No. 9954 COURANT. Int. Telef. No. 20 Pit blad verschijnt dagelijks, behalve Vrijdags. Bij Inzending tot *S morgens 8 uur, worden Advertentiën nog zooveel mogelijk in het eerstuitkomend nummer geplaatst. Uitgave der N.V. v.b. P. Trapman Co., Schagen 22 PAGINA'S. Prijs per 3 maanden f 1.80. Losse nummers 6 cent. AD VERTEN» TIëN van 1 tot 5 regels f0.85, iedere regel meer 15 cent (bewijsno. inbegrepen). Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. door Astor. WANT HET PAASCH- FEEST IS AANGEBROKEN. HET FEEST VAN HET ONTLUIKENDE LEVEN. EN ALLES SPREEKT ééN TAAL TOT ONS; ALLES ROEPT ONS TOE WIJ LE VEN, WIJ LEVEN! WIJ leven verbijsterend snel tegen woordig. Het heeft den schijn of het tempo van ons leven steeds vlugger wordt. In razende vaart volgen de beurtenissen elkander op. Het is bijna niet meer mogelijk om er, al is 't maar kort, bij te blijven stilstaan; om wat plaats grijpt rustig te ana lyseeren en te verklaren. Want telkens vraagt iets anders onze aandacht. En wanneer wij behooren tot de menschen, die niet alleen letten op de gebeurte nissen, die als in een Kaleidoscoop aan ons voorbij trekken, maar die ook zich eenigermate op de hoogte willen houden van wat door anderen ge dacht en geschreven wordt, dan begint 't ons vaak te duizelen, dan staan wij soms in verbijstering stil en we gevoelen ons als in een chaotisch gewirwar van ideeën en gedachten op elk gebied van het gees telijk leven. En 't is of wij in een doolhof rondgaan, .waaruit we geen weg ter ontkoming kunnen vinden. Ik krijg heel veel lectuur van allerlei richting on der de oogen, lectuur over godsdienst, over filoso fie, over psychologie, lectuur over het brandende maatschappelijke vraagstuk. En het is me dan soms wel eens of ik een stuurloos schip ben. Soms! Ge lukkig niet altijd. Mij dunkt de veronderstelling is niet al te ge waagd, dat ik in die verwarring of) geestelijk en maatschappelijk gebied een verklaring zie van het feit, dat zeer velen uit een soort van innerlijke ver moeidheid er toe komen om te vervallen tot een le ven, waarin zij alléén beheerscht worden door de vraag: hoe kunnen wij ons stoffelijk staande hou den en waarin zij aan het den mensch ingeboren verlangen ons zélf te zoeken en zich zelf een levens beschouwing te veroveren, een einde trachten te maken door zich oude dogma's als waar te sugge- reeren of zich volkomen over te geven aan het gees telijk gezag van anderen. Het is de behoefte aan rust, welke dan zich oppermachtig doet gelden! Als ik aan die boven aangeduide verbijsterende snelheid denk, dan komt de gedachte bij mij op dat het toch gelukkig is, dat er dagen zijn, waarop wij van ouds ons bepalen bij datgene, wat door al le eeuwen heen door de menschen als een feest is beleefd, bij de herleving der natuur. Juist vanmorgen ontving ik een brief van een vriend en geestverwant, waarin hij o.a. schreef: „ge niet maar volop van de heerlijke buitenlucht, oude jongen, daar blijft een mensch kwiek van. En dat willen jullie toch immers. De longen doorspoeld met heerlijke frischheid en het gemoed gestemd door 't veelzijdige teere kleurenspel, dat komen gaat." Toen ik dien brief gelezen had wist ik terstond Waarover ik in mijn Paaschartikel zou schrijven. Die vriendenwoorden, zoo goed bedoeld en zoo dankbaar gelezen, hebben mij er toe gebracht voor Voor Uw plannen inzake Alkmaar „Honderden referenties" u, mijne lezers te schrijven in den geest, welke daardoor in mij is gewekt. In wil met u gaan in de natuur en ik wil u spre ken van de stemming, welke zij ons kan brengen. Ik doe dit met temeer opgewektheid, omdat die natuur voor ieder openstaat. De boomen en plan ten, de wolken en de zon zijn, kunnen zijn althans, voor iedereen tot een rijk genot. Daarom zal ik in dit artikel nu eens niet spreken over de dingen, die mij gewoonlijk vervullen, over zedelijke en daarmede verband houdende maat schappelijke vragen. Ik lal zwijgen over wat mij er gert en bedroeft, wat mij kan doen toornen en wat mij opstandig maakt. Ik wil voor een oogenblik de wereld en al haar misère vergeten en ik hoop, dat het mij eenigszins gelukken zal om dit ook bij de lezers te bewerken. Want het Paaschfeest is aangebroken. Het feest van het ontluikende leven. Welk een belofte ligt in dat woord opgesloten. En wij gaan onzen tuin door of maken een wan deling langs groenende weiden, over de heide of door het bosch. Daar zijn reeds heesters, die bloeien. Als een hel gele ruiker zie ik de Forsythia. Met tallooze roode bloemtrosjes lacht mij de ribes aan. De knoppen van de linde zwellen met den dag, het teere berkenloof staat op doorbreken. En in de weiden wagen reeds enkele madeliefjes het om hun gouden hartje door de zon te laten koesteren. De narcissen bloeien, nog enkele late sneeuwklokjes staan als witte sterretjes boven de zwarte aarde. Een frissche voorjaarslucht waait ons tegen. Zij brengt ons de berichten uit alle streken. Zij vertelt ons van de koude uit de noordelijke landen of zij fluistert ons in dat uit het Zuiden de warmte na dert of uit het Westen de begeerde regen of uit het Oosten de droogte. En alles spreekt één taal tot ons; alles roept ons toe wij leven, wij leven! Het was maar schijn dat wij dood waren. Wij heb ben slechts gerust om straks opnieuw in volle pracht de aarde, uw aarde, o mensch, mooi te maken. En wij weven sluiers, witte en groene, roode en paar se, gouden en zilveren om onze bruid mee te tooien, onze heerlijke bruid: de natuur. Het wordt weldra feest. Een bruiloft is in voorbe reiding. Hoort ge niet hoe enkele voorloopers onder de vogels reeds hun oefeningen houden, opdat zij straks hun minnelied goed zullen kunnen zingen, dat als een jubel zal schallen door de lucht? Ik heb 't stemmetje, hoog en fijn van het geestige, oolijke winterkoninkje reeds gehoord. In de drink bak, vlak voor het raam van mijn studeerkamer ko men reeds spreeuwen en lijsters om zich te baden. Wat hebben ze een plezier. Zij klapperen met de vleugels, zoodat het water om hen heen opspat en grappig zich bewegend gaat de kop telkens naar omlaag. Eergisteren werd ik van mijn werk afgeleid door een voortdurend piepend geluid. Ik keek naar bui ten. Acht jonge eendjes, leuke donzige bolletjes, maakten een wandeling door mijn tuin. Als door één wil gedreven bleven zij soms even zitten om spoedig weer achter elkaar voort te dribbelen. De kraaien maken zich klaar voor de toekomstige huishouding en vader en moeder sjouwen takjes aan om een nest te bouwen voor het gezin, waarop zij. hopen. Nog maar kort zal het duren of de hertenfamilie wordt vermeerderd en de konijntjes kunnen zich verheugen in een nieuw kroost, waarvoor mama heeft te zorgen. DE GROOTSTE LENS TER WERELD. Voor de sterrenwacht te Mount Palomar in Californië is de zer dagen de lens voor den nieuwen kijker aangeko men; de grootste lens, welke ooit gegoten is. Hier boven ziet men het onderzoek van dit kostbare stuk glas na de aankomst in Mount Palomar. en koopen onze geheele Meubi leering bij Spoorstraat 8-10 Tel. 206 Den Helder, daar hebben ze de grootste keuze tegen de laagste prijzen. De grootste speciaalzaak v.Noordholland Meer dan 100 toonkamers. Als wij goed opletten en er gevoel voor hebben, brengt elke dag ons iets nieuws. Ik ga geregeld mijn tuin door. Ik ken ze alle mijn bloemen en planten en ik heb soms de kinderlijke gedachte dat ze mij ook kennen. En ik houd ook wel eens een praatje met hen. Zoo jongen, jij bloeit al vroeg, zeide ik enkele dagen geleden tot een conifeer, die overdekt was met duizenden purperkleurige bloemetjes aan de uiteinden der takken. En een andermaal vraag ik aan een struik of plant die wat achterlijk is: hoe gaat het? Is het te guur of is er gebrek aan voedsel? Wacht, vriendje, ik zal je helpen en dan ga ik naar mijn tuinschuurtje om wat kunstmest te halen. Maar denk er om, dan ook je best doen en mooi bloeien! En dan voel ik mij een oogenblik een gelukkig menschenkind, dan ben ik los van alle sombere ge dachten. De intieme omgang met de natuur is een heerlijk heid voor den mensch. Zaaien, planten, verzorgen, is een werk dat altijd voldoening geeft en veel zor gen doet vergeten. Daarom heb ik zulk een plezier als ik in den trein zit en in de buurt van Amsterdam langs de volks tuintjes rijd. Met welk een toewijding kunnen de menschen daar bezig zijn. Ik sprak eens met een gepensioneerd ambtenaar, die ook zoo'n tuintje heeft. Dat enthousiasme, waar mede hij over zijn hoekje grond sprak. En eiken Zondag, als het weer goed was, trok hij met vrouw en dochter naar zijn buitenplaats. Brood werd mede genomen. In het eenvoudige tuinhuisje was alles aanwezig om thee te drinken en dan, zoo zeide hij, dan hebben wij een prachtdag. En hij geraakte niet uitgepraat over het stille genot, dat hun zoo'n dag temidden van de natuur schonk. Daar was iets van natuurlijke, onbedorven, kinderlijke vreugde in hem. En de man was toch al ruim zeventig jaar oud. Zou dat niet zoo wezen, omdat er altijd een mystieke band blijft bestaan tusschen den mensch in de natuur? Zou dat niet zoowezen, omdat juist het leven, het groeien zulk een bekoring voor ons heeft? Kunstbloemen kunnen verbazend mooi zijn, maar wat vervelen ze spoedig. Volkomen begrijpelijk. Ze veranderen nooit. Maar in de levende natuur zien wij de wording. De knop, die zwelt; de tak, die zich verlengt, de bloem, die zich ontplooit. En dat is 't waarin voor ons de groote aantrekkelijkheid schuilt en waar door wij telkens weer bekoord worden. Daarom is het bijna onbegrijpelijk, dat er nog menschen zijn die niet van de natuur houden en door haar afwisselende pracht niet worden bekoord. B ij n a onbegrijpelijk zeg ik. In werkelijkheid is het wel te verklaren. De omstandigheden, waaronder de menschen leven, de opeenhooping in nare dood- sche straten, het wonen in sombere kasernehuizen. Maar stil! Daar wil ik nu niets over zeggen. Ik wil uw stemming en de mijne niet bederven. Daar komt plotseling iets uit mijn geheugen te voorschijn. In zijn beroemde Faust komt in 't begin een ge deelte voor, waarin deze ernstige en teleurgestelde zoeker naar waarheid de Paaschklokken hoort lui den. Hij was juist op het punt om door vergif een einde aan zijn leven te maken. Maar dan hoort hy het lied des levens. Dat is zijn redding en met zijn dienaar Wagner gaat hij naar het feest, dat de boe ren buiten onder de lindeboomen vieren en hij ge niet van de levensvreugde, welke spreekt uit dans en gezang. En dan dicht Goethe dit echte natuurlied: De herder tooide zich ten dans, In 't bonte buis, met lint en krans, Zoo kwam hij aangetogen, Rondom de linde was 't al vol, En alles danste reeds als dol. Hoezee! Hoezee! Hopheisa! heisa! he! Van 't veed'len opgetogen. Hij sprong meteen maar in den kring, Daar stiet hij tege' een aardig ding Met zijne ellebogen; De frissche meid, die keert zich om En zeide: nou, dat vind ik dom! Hoezee! Hoezee! Hopheisa! heisa! he! Dat kan ik niet gedoogen. Moderne foto's en vergrootingen van buitengewone kwalite it Geopenddagelijks, ook Zondags Fotogr. Atelier Arpad Moldovan Nieuwe N ie dor p Szwitsersche Kaas CPnnB'S SPECERIJEN OlWWlX |N STROOIBUSJES Maar lustig ging het er van leer; Zij dansten heen, zij dansten weer, En alle rokken vlogen. Zij werden rood, zij werden warm En rustten hijgend arm in arm, Hoezee! Hoezee! Hopheisa! heisa! he! En heupe' aan ellebogen. En haal me nu geen grappen uit! Hoe menigeen heeft niet zijn bruid Belogen en bedrogen! Hij troonde haar toch mee op zij, En van de linde klonk het blij: Hoezee! Hoezee! Hopheisa! heisa! he! Wat waren ze opgetogen. Zegt nu niét, mijn waarde lezers, dat er een zin nelijk element schuilt in dit Paaschlied van Goethe en keur het daarom niet af. Want daar is een zinnelijkheid, die zuiver en na tuurlijk is en daaraan heeft de dichter gedacht. Daar is 'n zinnelijkheid bij den 't leven liefhebben den mensch, die louter en gaaf genoemd moet wor den. Het is de zinnelijkheid, welke niet "laag genie ten zoekt, maar haar oorsprong vindt in den eeuwi gen drang van het leven om zich steeds te vernieu wen. Het is zich opgenomen weten in dit leven de lijn van dit leven doorzetten d.i. den dood overwin nen, is de prediking van de natuur om ons heen. En is die natuur niet de manifestatie van den geest, die er de drijvende kracht van is? ASTOR. 't Is Paschen en de voorjaarsbloemen bloeien, De boomen botten en een feestgeluid Van 't jonge leven gaat tot schoonheid groeien, Het teere groen der heesters loopt weer uit! 't Is overal een harmonie van kleuren, Zich wevend tot een wonder ver-gezicht, Nu wendt het al zich tot een grootsch gebeuren, Vervuld van kracht, bij 't levend lentelicht! 't Is Paschen! Wat ook eerst het hart benauwde, De zon breekt door, nu wordt het blij en goed, En alles, wat zich stralende ontvouwde, Geeft ook ons hart weer nieuwen levensmoed! Weer nieuwen opgang tot een sterker streven, Dat naar de kern van heel ons kunnen vraagt, Weer nieuwe opgang naar een rijker leven, Dat in zijn vreugde nieuwe vruchten draagt! Daar is geen dood, die 't al kan overwinnen, De kiem behoudt haar ingeboren kracht, En sluimert slechts, als om zich te bezinnen Tot nieuwe schoonheid, nieuwe levenspracht! En 't groote Wonder, dat voor vele jaren Den dood verwon, omstraald van zonneschijn, Zal zegenend ook door de harten varen Van hen, die tijd'lijk neergebogen zijn! 't Is Paschen en de voorjaarsbloemen bloeien, O, wereld, die dit alles slechts kan zien Door stille vrees, die twijfel uit doet groeien, En antwoordt met een aarzelendmisschien". Voor alle volk'ren kwam de Paaschgedachte, Waarlangs de weg van 't lot ook moge gaan, Steeds leeft ze voort, slechts in dit langverwachte Kan 't nieuwe leven waarlijk opengaan!! Paschen 1936. KROES. (Nadruk verboden).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1936 | | pagina 1