VAN DIT EN VAN DAT f EN VAN ALLES WAT M ik hel) lief gehad..." VARIA Kabouter» Avon turen. Stan en Pol de kinderen. Bijvoegsel der Schager Courant van Zaterdag 16 Mei 1936. No. 9978. Een verhaal van smart en liefde leed, dóór SIROLF. (Nadruk verboden alle rechten voorbehouden). HET kan zijn, dat ik U reeds vele malen over mijn pril le liefden heb verteld. Maar in deze dagen van ontlui kend nieuw leven en liefde aller wegen, komen de herinneringen aan jonge liefde en prille liefde smart met verdubbelde kracht op zetten en hameren aan de poort van mijn hart... Wijze menschcn mogen afkeu rend het hoofd schudden en ver standige vaders mogen het blad, waarin deze liefdesbekentenis is afgedrukt, angstvallig voor de on bedorven oogen hunner kinderen wegstoppen, dat alles kan nieF ver helpen het onomstootelijke feit, dat ik veel heb liefgehad. En in mijn prille jeugd. En telkens, wanneer het winter is, en sneeuw dekt de aarde en het is koud en donker en de eieren kosten vijftien centen, dan moet ik denken aan die ééne, onvergetelijke liefde. Dan biggelt een traan langs mijn verweerde wang en dan moet ik denken aan katjesdrop. Deze liefde heette Paulientje. Maar do koude wereld noemde haar „Pauwtje". En zelfs waren er verblinden en gruwzamen, die haar „rooie biet" noemden. Want ze was rood. Vuurrood. Natuurlijk heb i k haar nooit zoo genoemd. Want ik beminde haar. En wat is rood haar, wanneer men een vrouw bemint? Onze liefde ontlook en bloeide op als een schoone idylle, een won derlijk mooie blom in heerlijk lenteweer. Het staat mij nog voor den geest, als de dag van gisteren, hoe ik haar liefde veroverde. En haar eerste woorden, de eerste, die ze rechtstreeks tot mij richtte, staan in mijn ziel gebrand. Het waren deze woorden: „Wat mot je, suffert?" Dat kwam zoo. We hadden „re kenen". En onze meester was een wantrouwend man. Die wilde niet gelooven, dat we alle rekenwe- tenschap, die hij ons bijbracht, ook werkelijk onthielden. En daar om liet hij ons, op zeer ongelegen tijden, onverwacht sommen ma ken. Lange sommen, met heele lange rijen cijfers. En in stede van dankbaar te zijn, wanneer wij daarmee heele leien vol schreven eischte hij ook nog, dat die som men goed zouden zijn, dat wil zeggen, een uitkomst zouden ge ven, die hij op een papiertje had staan en die door een gewoon leer ling natuurlijk slechts bij toeval bereikt werd. En was de uitkomst fout, dan moesten wij nablijven en honderd keer schrijven, dat we heter moesten opletten op school. Op zekeren dag was hij weer wan trouwend geweest en schreven we vele rijen cijfers op mooie schoon gemaakte leien. En achter mij zat Pauwtje. Pauwtje, die met een geheimzinnig gezicht zat te schrijven. Pauwtje, die bijna altijd haar sommen goed had. Kon ik weten, dat ze er een speciale han digheid in had, de antwoorden van het papiertje van onzen meester af te kijken? Kon ik weten hoe schan delijk ze dus bedroog? Ik weet alleen, dat ik mij omwendde, een lange blik op haar lei wierp, ge tallen in mijn hoofd prentte, die ik op haar lei zag, en die naarstig begon op te schrijven op de mijne. En toen sprak Pauwtje deze woor den zeer luide: „Wat mot je, suf fert?" Sedert dat onvergetelijke oogen- blik was ik haar gevangene. Het deerde mij niet, dat ik urenlang moest schoolblijven, vanwege haar afkijkbedrog. Zij, Pauwtje, had te gen mij gesproken. En van dien dag af legde ik al de bewijzen van mijn hulde aan haar voeten neer, of eigenlijk in haar klamme hand met de zwarte nagels. Zooals tooverballen, griffels, een doode kikker, een prachtig leeg zalfdoos- je, een stuiter, een kroontjespen, een rups, een meikever.. Eens bood ik haar een vierduitstuk aan En toen zei ze bestraffend: „Ik mag geen sente van vreemde an- neme van me moeder. Maar koop er maar negerballe voor!" Hetgeen ik deed. Ik hield niet van neger- ballen en ik houd er nog niet van. Maar Pauwtje vond ze „fijn om op te suige, en je hep er nèt soo lang an!" We spraken soms ook over de toekomst; trotsche, hoogmoedige dingen, zooals de jeugd kan doen. Dan gaf ik voor, dat ik later ad miraal zou worden, en als dat niet zou lukken, dan maar goot-uitkrab- ber. zoo'n man, die heerlijk met 'n lange stok-met-een-geutje-eraan, langs de tramrails liep en die rails uitschepte. Of wel, ik zou putjes schepper worden en met zoo'n kar retje rijden, voortgetrokken door een grijs ezeltje. En Pauwtje zou dan naast me mogen zitten, boven op het karretje! Ja, wat bedenkt men al niet, om begeerlijk en groot te schijnen, in de oogen der beminde? Soms ook trachtte zij mij de loef af te steken, in een edele wedstrijd, wie wel het belangrijkste was van ons tweeën. Dan zei Pauwtje: „As ik dood ga, rij ik lekker in een zwarte koes, met paarde met plui- me, met tien rijtuige er achter." Dit kon ik niet op mij laten zitten, en ik zei trotsch; „En as ik doodga, krijg ik lekker een krans met linte met „Rust zacht, lieve nicht"! Ik had een dergelijk opschrift juist den vorigen dag gelezen in een winkel van grafkransen, waar voor ik had staan kijken. Dit maakte indruk op Pauwtje. Ze keek me wangunstig aan en bedacht toen: „Nou, en as me va der begrave wordt, mag ik lekker' op de bok zitte en jij niet!" Dat was een nieuw gezichtspunt. Op den bok zitten was natuurlijk veel belangrijker dan een krans met „Rust zacht, lieve nicht". En wijl ik mij niets grooters kon in denken antwoordde ik nadrukkelijk „Stik!" Waarop Paulientje mij 's mid dags aanklaagde bij den meester, omdat ik haar uitgescholden had. Maar ze vertelde er niet bij, dat ze tegen mij had gezegd: „Dat ben je zelf, suffert!" Sedert dien was onze liefde ge broken, onherstelbaar. En toen ik mij den volgenden dag weer aan haar zijde wilde voegen, vond ik daar een ander, mijn vijand Bartje Pok, die, evenals Pauwtje, osten De zon tegemoet tatief op een dikke knoedel achter zijn kiezen kauwde. Ik keek Pauwtje verwijtend en vragend aan en ze sprak deze woorden, die me door de ziel sne den: „Ga weg, suffert, jij bent niet eens verkouwe en Bartje wèl!" Dit verklaarde veel. Want als je „verkouwe" was, mocht je op school drop eten. Er waren er on der ons, die vrijwel doorloopend om die reden verkouden waren. Maar om de maat nog vol te ma ken, spalkte Pauwtje haar mond wijd open, zoodat een knoedel van een zwart-bruine zelfstandigheid zichtbaar werd. Dan sloot ze haar oogen en zei: „Reusefijn. Katjes drop!" En liet mij staan. Met ge broken hart. Toen verkeerde mijn liefde in haat, en ik legde al mijri teleurgestelde en getripte liefde in deze woorden: „Ik lus lekker geeneens katjesdrop... rooie biet!" DE DUURSTE BRUID TER WERELD. Sensationeel huwelijk in Znid-Amerika. 200.000 gulden speldengeld per jaar. Is het mogelijk, dat een luim van het noodlot alle bekoorlijk heid der jeugd, alle betoovering van vrouwelijk schoon en daarbij nog de macht van het goud aan een enkele uitverkorene schenkt? De rijkste bruid van Zuid-Ameri- ka, die dezer dagen naar het altaar geleid werd heeft deze laatste gave zeker niet in haar wieg gevonden. Als in een romantische film der werkelijkheid, ving Helen Doherty als een doodarm meisje den triomf tocht van haar leven aan, die met haar huwelijk met een Deenschen sportsman zijn voorloopig hoogte punt bereikt heeft. Van haar kindsheid weet men eigenlijk niets. Helen moet een buitengewoon mooi, zeer zachtaar dig gevoelvol kind zijn geweest, indien men aan de verhalen van haar pleegvader, Henry L. Doherty geloof mag schenken. De bejaarde man geeft er de voorkeur aan, het verleden van zijn adoptief kind volledig in het duister te laten. Uit dat tijdperk vertelt hij niets of slechts aardigheidjes en anec- doten, waar men de vindingrijk heid en de fantasie van den vertel ler gemakkelijk uit kan proeven, zoodat men ook allicht aan 'n paar daartusschen liggende waarheden zou kunnen gaan twijfelen. „Helen was zóó mooi," pleegt Henry Doher ty te verzekeren, „dat het onmo gelijk was haar niet te adoptee- ren." Men weet in elk geval, dat hij. de leider van een industrieel concern met eenige milliarden dol lars kapitaal, reeds in zijn jeugd een groot philantroop was, en wie kan zeggen, of nu werkelijk de lieftalligheid der kleine Helen, of wel de ontroering over haar smar telijk kindernoodlot hemi bewogen heeft, het verlaten wicht als kind aan te nemen? Het eerste bal thuis. Helen groeide spoedig op tot de stralende schoonheid, die Doherty in haar kinderjaren in haar gezien had. Zij was en is niet van die soort beauties, die de massa van het bioscooppubliek zoo in geest drift kan brengen, ziji s naar een Hollywoodsch gezegde „an extra style", een klas op zich zelf, die haars gelijke niet gemak kelijk vinden zal. En de betoove ring van het goud, een zelfs voor Amerikaansche begrippen fabel achtige rijkdom, omstraalt haar se dert haar eerste stap in „society", die, als door een wonder betooverd, de thans twintigjarige als onom streden koningin der Zuid-Ameri- kaansche vrouwenwereld be schouwt. „Gelukkig de man, die de jonge godin als vrouw naar zijn huis kan voeren," schreef geest driftig, onder den onmiddellijken indruk, de verslaggever van een groot Zuid-Aimerikaansch dagblad in zijn lofzang over Helens eerste huisbal, dat als een groote gebeur tenis in de voorname wereld ge geven werd. Dat deze gelukkige, een eenvou dige sportsman, de Deen Theodoor William Wessel zou zijn, vermoed de destijds niemand. Ook van He- lens reis naar Denemarken, van den roman van haar jong liefdes geluk aan de zijde van haar ver loofde, drong niets tot de buiten- wereld door. Bruiloft uit de „Duizend en een nacht". Wat echter de glimlachende re gisseur van dit moderne sprookjes spel, Helens pleegvader aan praal en pracht presteerde bij de bruiloft van het jonge paar, stelde alle glans en schittering, die Helen in haar jong leven reeds gekend had, in de schaduw. Meer dan 2000 gasten waren uitgenoodigd. Velen hunner werden uit de verste deelen var het land met vliegtuigen af gehaald. Men ontwaarde onder de ;c-inviteerden ook eenvoudige klei ne burgers, ja zelfs armlastigen, de paupers dus, die Henry Doher ty uit zijn jarenlange philantropi- sche werkzaamheid kende en die hij juist bij deze gelegenheid niet wilde vergeten. Er werden ge schenken onder hen uitgedeeld, grijsaards voor de rest van hun leven bezorgd, jonge paren van een bruidschat en een uitzet voor zien. Iedere gast vond op zijn plaats aan den bruiloftsdisch naast het schier eindelooze menu, een programma van de voor dien avond vastgestelde feestelijkheden. Men heeft uitgerekend, dat niet minder dan 500 dollar aan iederen gast werd ten koste gelegd. Wat Helen, de duurste bruid ter wereld als bruidschat heeft gekre gen, is niet bekend geworden. Maar men weet wel, dat zij de eenige erfgename van Doherty's milliardenvermogen is, een ware mammoetrijkdom, die zelfs in het „Gouden Westen" een zeldzaam heid is. Alleen aan speldengeld werd haar een jaarlijksch bedrag van rond twee ton toegelegd. Nog gedurende den avond van haar trouwdag nam Helen af scheid van haar pleegvader, om een huwelijksreis naar Europa te maken. „De gelukkigste mensch van dezen avond is je oude „dad- dy", moet Henry L. Doherty haar dien avond als afscheidsgroet mee op weg gegeven hebben. VEGETARISME IN UITERSTE CONSEQUENTIE. Een der Engelsche bladen be vatte dezer dagen de volgende vermakelijke mededeeling in ver band met een vergadering van En- gelsche vegetariërs, die ten op zichte van niet-vegetariërs zoo on verdraagzaam mogelijk was. De groote meerderheid verwierp niet slechts alle personen, die vleesch en visch eten, maar ook allen, die voor hun kleeren, sieraden, of andere doeleinden, huiden, haar, veeren, enz. enz. van ge doode die ren gebruiken. ,Maar het leer!" bracht een der aanwezigen schuchter in het mid den. „Het menschdom kan niet buiten leer, al ware 't alleen maar voor 't schoeisel." Een der meest fanatieke gras wij bedoelen: planteneters, stond onmiddellijk op en riep met krach tige stem: „Leeren schoeisel is niets waard, niets, absoluut niets! Ik maak er van gras, die duizendmaal ver kieslijker zijn." Schoenen van gras!... De ver gadering siond verstomd. „Overigens ging de grasschoe- nenfabrikant voort heb ik er wat meegebx-acht, en het zal me aangenaam zijn die te geven aan degenen, die ze hier dadelijk wil len aantrekken." Eenige arme drommels traden vooruit en ontvingen ieder een paar grasbottines. (De lezer denke niet aan een grap. Er wordt inderdaad sinds eenigen tijd, en vooral in Amerika, een soort van substantie gemaakt, samengesteld van gi'as, op bijzon dere wijze behandeld en vervol gens geperst, geplet, enz.) i De vagebonden verklaarden zicli aanvankelijk opgetogen over de zonderlinge schoenen; maar een. van hen, den volgenden dag ge in terviewd, luchtte op bittere toon zijn teleui'stelling. Ziehier wat hij verhaalde: „De grasschoenen, die ik gistere® kreeg, zijn heel goed, heel zacht voor den voet, en zij zijn goed be stand tegen nattigheid. Ik ïxad nog nooit zulke beste schoenen aan mijn voeten gehad, en was heele- maal op mijn gemak er in. Den geheelen dag liep ik zonder de minste veiimoeienis te gevoelen^, en toen het avond was geworden, zocht ik meer uit gewoonte dan uit vermoeidheid mijn slaapkamer op. „Laat mij U zeggen, mijnheer de reportei-, dat is geen slaapka mer in den zin, welken de burgerij gemeenlijk aan het woord hecht, 't Is veeleer een plein waarvan ik U, om de onbescheidenheid van de mannen der politie, het adres niet kan openbai'en een soort van klein pai'k, waar ook eenige schapen hun nachtverblijf houden" „Het was goed weer, en reeds was ik weggezonken in een rustige® slaap, toen ik eensklaps een on dragelijke kitteling aan mijn voet zool gewaard werd.. Dus zeg ikj grasschoenen zijn aller aanbevelens waardigst, behalve in gevallen dat de heeren, die ze dragen, zich go- noodzaakt zien, de slaapzaal der plantenetcnde dieren te deelen"..,, WETENSWAARDIGHEDEN. Is het U bekend: dat men in Siberië soms in een wolkeloozen hemel den geheele® dag een regenboog kan zien? dat dit verooi-zaakt moet worde® door de weerkaatsing van het zon licht op heele fijne sneeuwdeeltjes in de lucht? dat in Engelsch Indië 200 ver* schillende talen gesproken worden?) dat het gebruik van poeder, lip penverf en rouge onder de school meisjes in Tsjecho-Slowakije zulke afmetingen had aangenomen, dat het gebruik nu bij de wet vei'bodenl is? dat van de 50 inwoners van het Fransche gehucht Aumone, er 20f zijn, die 80 jaar of ouder zijn? dat Denver, Colorado, de zonnig* ste plek ter wereld is? dat hier de zon 356 dagen van d^j 365 in een jaar schijnt? dat Mevrouw Suzuki, een Japan- sche, sedert 1905 (den dood van' haar echtgenoot) zijn zaken ovei> nam en in de afgeloopen 30 jaar een fortuin bijeen heeft gebi'achtj van f500 millioen? dat zij op 13-jarigen leeftijd met een man huwde, die een kleine! suikerraffinaderij begon? dat het in Japan niet de gewoon te is, dat vrouwen zich in zake® begeven? dat een Britsch-Indisch' kunste* naar op één rijstkorrel 400 letters kan schrijven? dat hij nu een wereldreis gaaï maken en rijstkorrels gaat. ver- koopen, waarop een gedicht ge schreven is? 136. De kabouters schoven nu het raam open, pakten het stoeltje met den jongen erin beet en vlogen het raam uit. Wat keek Freekje, zoo heette het jongetje zijn oogen uit Naar de bui tenkant der stad vlogen ze. Daar stonden groote fabrieken, het voorloopig einddoel van de reis. 137. Op het kozijn van een der ramen op de hoogste verdieping gingen ze staan. Freekje stond doodsangsten uit, dat hij zou vallen. Het was zoo hoog. Wees maar niet bang hoor, zei Stan. Hou ons maar stevig vast, dan kun Je niet vallen. 168. Door een der openstaande ramen zagen ze een heel groote machine. Stan begon uit te leggen dat daar draden mee gesponnen worden. Een heele massa menschen zagen ze daar aan den arbeid.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1936 | | pagina 18