VAN DITEN VAN DAT f EN VAN ALLES WAT Het kostbare Avontuur. VARIA Kabouter=Avonturen. Stan en Pol bij de kinderen. Bijvoegsel der Schager Courant van Zaterdag 23 Mei 1936. No. 9982. Ben zonderlinge historie, naverteld door SIROLF. (Nadruk verboden —alle rechten voorbehouden). IN den harren winternacht, door den jagenden sneeuw storm, raasde een snelle luxe auto, door oen een zaam reiziger bestuurd, over den ibreeden gladden auto-heirweg, die van Brussel naar Parijs leidt, te midden van donkere, zwijgende bosschen, over steile heuvelen en door kleine provincie-stadjes, als Guise, St. Quentin, Ham, enzoo- voort. Op ongeveer 40 K.M. afstand van Parijs ligt het kleine plaatsje Senlis. Daar wordt de gladde as- faltbaan even onderbroken door 'n ontzettend slechte kei-bestrating. En daar was het, dat de voortra zende auto opeens zijn vaart moest minderen, om ongelukken te voor komen. Het stadje lag natuurlijk in volkomen duisternis en was als bet ware uitgestorven. De zoek lichten van den prachtigen wagen baanden zich een ruime weg er doorheen. Even buiten het stadje, juist toen de schitterende autoweg weer in het gezicht kwam, stopte de wagen plotseling. De bestuur der, een rijzig heer, in een kost bare pelsjas gehuld, sprong er uit, betastte even den ï'echtervoorband en uitte dan een verwensching. De band was leeg! Lek! En door een bijzondere samenloop van omstan digheden had hij geen reserveband bij zich. Natuurlijk bevond zich in den wagen een volledige doos met reparatiemiddelen, maar de rijke meneer Jean Ducat had zijn leven lang nog niet gewerkt en vertikte het, in den sneeuwjacht zijn keurig verzorgde handen te gaan mishan delen, door te pogen, een kolossa len autoband van een velg te sjor ren, en een binnenband te gaan re- pareeren. Hij ging nog net zoo lief in zijn auto, op de zachte, niet kostbaar pluche bekleede kussens liggen slapen, om den dag af te wachten. Meneer Ducat keek even rond. Hij was aan den kant van den weg blijven staan en eerst nu zag {I hij, dat hij zich op enkele tientallen meters afstand van een groot, blijkbaar zeer vervallen huis be vond. Het was een van die groote, kasteelachtige villa's uit een vori ge eeuw, zooals men er wel meer langs den weg, in de omstreken van Parijs, aantreft. Maar het zonderlingste was, dat er één ven ster van het groote sombere ge bouw, achter het enorme traliehek, verlicht was. Als een lichtend oog, dat hem bespieddeJean Du cat stond nog in beraad, of hij in zijn eigen wagen zou gaan slapen, of trachten den bewoner van de villa aan het verstand te brengen, dat hij wel den nacht bij hem zou willen doorbrengen, toen ergens in het huis een deur piepend open ging en een lange gestalte, met een stallantaarn gewapend, naar buiten trad Toen de figuur dich terbij kwam en door het hek naar huiten trad, zag Jean Ducat, dat het een lange, eenigszins gebogen oude heer was, met eerbiedwaar dige lange, grijze lokken, die van onder den zwarten slappen hoed uitgolfden. „Ik zag, vanuit mijn venster, dat U stilhield. Is er iets gebeurd en kan ik U misschien ergens mee vhn dienst zijn?," zei dc oude heer met een beschaafde, eenigszins trillende stem. Jean Ducat vertelde in twee woorden wat er gebeurd was, en dat hij wel graag de nacht in de villa zou doorbrengen. „Het zal me een eer zijn, me neer", zei de oude heer, „U in mijn woning te ontvangen, wanneer U met den eenvoud van een arm man genoegen wilt nemen. Mag ik U voorgaan?" Jean Ducat volgde onet stijgende verwondering de gebogen gestalte van den blijkbaar verarmden aris tocraat. Hun schreden door het huis klonken hol. Het leek wel, of het heele huis leeg stond. Einde lijk kwamen ze in een vrij ruime zijkamer, waar een petroleumlamp brandde. Een dun gordijn hing voor het venster het lichtende oog. Nadat Jean Ducat op een wan kele stoel, dien zijn zonderlinge gastheer hem aanbood, had plaats genomen, keek hij rond. Het ver trek was spaarzaam gemeubeld, met eenige antieke stukken, een tafel, een kast, wat stoelen, een rustbank, een leuningstoel. In den haard brandde een helder vuurtje. Maar wat het meest opviel, was, dat op den breeden schoorsteen, boven den haard eenige blauwe vazen prijkten, vijf stuks, en die in het midden was een kolossaal stuk. Het licht was tamelijk on zeker, maar zoo op het oog te zien, moesten het eenige zeer kostelijke antieke vazen zijn, die een klein vermogen vertegenwoordigden. Zijn gastheer had blijkbaar zijn ver wonderde blikken gevolgd en zei op droefgeestigen toon: „Ik begrijp meneer, dat U een weinig ver baasd is. Ik hen U ook wel eenige verklaring schuldig, misschien. Kom. drink een glas wijn met mij, en als U lust heeft, naar het ver haal van een aran, oud man te luisteren, voordat ge U ter ruste legt op dien "rustbank daar, dan is het mij wel." Toen volgde een verhaal van de tegenspoeden van een ouden aris tocraat, verlaten van vrienden en familie, lastig gevallen door schuld- eischers, die tenslotte al zijn kost bare antiquiteiten en al zijn meu belen deden verkoopen. En nu woonde hij hier, te midden van het laatste restantje van zijn bezittin gen, een oud, vervallen huis, in één enkele kamer, met eenige an tieke stukken, waaraan hij het meest gehecht was. „Ik weet het wel, meneer, die vazen, daar op den schoorsteen, vooral die mid delste groote vaas, kunstwerken van beroemde oude meesters, die de roem van een museum zouden uitmaken, ze zijn een klein vermo gen waard. Als ik ze zou verkoo pen, zou ik het einde mijner dagen rustig kunnen afwachten in weelde maar liever leef ik hier als een arme kluizenaar, dan afstand te doen van die dingen. Ze vormen het laatste van mijn bezit, ze zijn eeuwen in onze familie geweest en ik kan er niet van scheiden, er zijn zooveel lieve herinneringen aan verbonden Totdat, nu ja, totdat misschien eens toch Touristen bekijken een paleis. Gids: ..en in dit bed heeft de koning de laatste jaren van zijn leven geslapenI Tourtet: Hmmm! Dat zou mij toch heusch te ongemakkelijk zijn, om ieder en avond over dat touw te moeten klimmen! de handelaar in antiek het ding zal wegsleepen, omdat ik toch eten moet.." Jean Ducat zag, dat de tranen in de oogen van den ouden man stonden. Meneer Ducat was niet erg sentimenteel aangelegd, maar het aandoenlijk verhaal van den armen verlaten man, had wel in druk op hem gemaakt. Bovendien had hij een zwak voor antiek en vooral als hij meende, er voor een zacht prijsje aan te kunnen komen. Dus zeide hij: „Komkom, oude heer, U moet niet zoo in het verleden wroeten, wat geeft het? Het verleden is dood. En waarom zoudt U die blauwe vaas niet ver koopen aan een liefhebber, die er zeker twee keer zooveel voor geven zal, als een handelaar Ik moet U eerlijk bekennen, ik ben verzame laar van antiek en ik zou die vaas graag koopen. Ik heb er wel een 50.000 francs voor over!" De oude man glimlachte weemoe dig: „Het verleden is dood... jaja, dood... ik zou het liever niet doen, maar... vijftigduizend francs., heeft U het bedrag bij U? Och ja, het doet er ook niet toe., maal ais ik het doe... dan liever met een, dadelijk., en dat U de vaas meteen morgenochtend meeneemt, zoodat ik hem niet meer zie., hij daglicht., ik zou het niet... kun nen verdragen... mijn lievelingen in de hand van een vreemde... U neemt mij niet kwalijk...? te zien wegdragen. Toen de morgen begon te sche meren, pakte Jean Ducat zorgvul dig de blauwe vaas inDe oude man had de kamer verlaten. Zoo voor zichtig mogelijk bergde hij de vaas in den auto, en ging dan naar het stadje, ome en autoreperateur op te scharrelen, die in een half uur tje den hand maakte. Een uurtje later bewonderde meneeer Jean Ducat in zijn weelderige ap partementen aan de Avenue du Bois de Boulogne zijn nieuwe aan winst voor zijn antiquiteitenverza- meling. 's Middags kwam een vriend hem opzoeken, meneer Eugène Partour, een bekend kunstkenner. Natuur lijk viel zijn oog dadelijk op de kolossale vaas. Met een uitroep van verbazing liep hij er toe, zette dan zijn lorgnet op, nam de vaas op, bekeek hem zorgvuldig en vroeg dan op verwonderden toon; „Hoe kom je erbij, Ducat, om zoo'n prul bij je prachtverzameling te zet ten?" „Prul?!" barstte Jean Ducat los, „Man, je weet niet wat je zegt, dat prachtstuk heb ik met vijftigdui zend francs betaald, al is hij zeker het dubbele waard!" En hij ver telde in geuren en kleuren zijn nachtelijk avontuur. Toen het ver haal uit was, klopte Eugène Par tour hem medelijdend op den schouder en zei: „Jean, arme jon gen, je bent er in gevlogen. Het is een oude truc van een berucht oplichter. Maar troost je, je bent de eerste niet, hij heeft al meer slachtoffers gemaakt. Hij nestelt zich in een of ander verlaten hee renhuis, aan een autoweg, vlak bij een slecht stuk, en strooit daar tegen den nacht spijkers of scher ven. Vangt hij op die manier een automobilist, die hem rijk genoeg toeschijnt, dan haalt hij hem bin nen en doet hem het prachtige ver haal en verkoopt hem tenslotte met tranen in de oogen ©en waar deloos stuk aardewerk voor een enoime prijs... Als de politie komt, is hij natuurlijk gevlogen, om er gens anders, onder een andere vermomming, zijn truc te herha len..." Zoo werd het geheim van de blauwe vaas onthuld. De blauwe vaas overleefde het niet lang. Want een kwartier later lag het gemeene ding in duizend gruze lementen op een plaats, waar men gewoonlijk geen antiquiteiten be waart. Namelijk., in de vuilnis bak. DE SECONDE DES DOODS. Van ©en vlieger, die den dood in de oogen keek! Een der moeilijkste opdrachten, welke een piloot kan krijgen, is het probeeren van een nieuw model vliegtuig. Hiervan weet de Duitsche vlieger. Bob Slrife, mee te spreken. Deze vlieger moest kort geleden een nieuw aeroplan- model de lucht in voeren. 2000 M. steeg hij op om dan, voor de oogen van honderden menschcn, in snelle vaart naar omlaag te vliegen. Hij zou het toestel naar omlaag laten glijden tot op tweehonderd meter, en dan rustig landen. Bij zijn manoeuvres brak een der vleugels van de acroplaan en vloog al draaiend naar omlaag. Het vliegtuig werd uit het even wicht gebracht en vloog zigzags- gewijze naar den aardbodem te rug. Op hetzelfde oogenhlik, dat iedereen den koenen piloot en zijn vliegtuig verloren waande geschied de het wonder: hel vliegtuig, met zijn éénen vleugel, landde onge deerd met zijn bestuurder op het veld. Eerst toen de piloot van den schrik was bekomen, begon liij te vertellen: „Toen de vleugel afbrak, begon de machine de zonderlingste wen dingen te maken en gleed toen snel naar beneden. Ontzetting benam mij het ademhalen. Redding was voor mij onmogelijk. Ik zag den dood in de oogen en stond op dat moment een doodsangst uit, die ik niet licht zal vergeten! „En van de gedachte, dat ik le vend zou verbranden, zoodra de machine op den aardbodem zou storten! Gedurende mijn val kon ik gemakkelijk de menschen onder mij onderscheiden. Als waanzin nig riep ik den naam van mijn vrouw, die zich misschien onder de toeschouwers zou bevinden, doch op hetzelfde moment herin nerde ik mij, dat zij verhinderd was naar mijn demonstraties te komen zien. Ik dankte God, dat zij verhinderd was! Een afschuwelijk idee, als men zijn lijk uit het brandend vliegtuig sleepte en zij was daarbij tegenwoordig. „Steeds grooter werden de men- schen, steeds dichter kwam de aarde naar mij toe.. Ik probeerde aan het instrumentenbord te prut sen; wat ik er mee deed, weet ik niet meer. Ik handelde onbewust. Ik wilde op dat moment zoo dol graag nog wat langer leven dan acht en twintig jaar. Ik dorst den dood nog niet in te gaan... „En dan die dolzinnige vreugde, die mij overviel, toen ik bemerkte, dat ik veilig op de aarde was ge: land! Slechts een paar schram men en een snede in mijn linker hand.. ik leefde! Den tijd, die ik in het naar omlaag stortende vliegtuig had doorgebracht, leek mij uren. Het waren niet meer dan enkele seconden. Hoe is het mogelijk, dat een mensch in doods gevaar zooveel kan denken! Toen ik naar mijn chronometer zag, be merkte ik, dat de geheele val slechts twee seconden had geduurd Maar in die twee seconden heb ik den dood gezien. Die twee seconden waren voor mij de vreeselijkste, die ik ooit heb beleefd!" WOLVEN ALS PIRATEN. Het gebeurde dezen winter in Hongarije, in een streek, waar door'een zijrivier van den Donau stroomt. Een matrozenschip, gela den met voedingsmiddelen, bleef steken in de ijsmassa en de opva renden waren genoodzaakt aan wal te gaan. Plotseling hooren de matrozen een gehuil van hongerige wolven en een oogenhlik later kwamen een vijftal volwassen wolven op het schip aangestormd. Een landarbeider, die de dieren achterna was gegaan, slaagde er in een van de wolven met behulp van zijn spade te dooden, doch werd door een 'ander dier in den rug aangevallen en gedood. Op het geschreeuw der mannen was een boer te paard naderbij gekomen, doch toen hij de wolven zag, maak te hij met zijn rijdier rechtsom keert. De wolven gingen den vluchteling achterna en slaagden er in, den ruiter in te halen. De man en het paard werden door de wolven verscheurd. Van de dieren werd later geen spoor meer gevon den. DE WRAAK VAN EEN PAARD. De 77-jarige landbouwer Greco uit Pianeto nabij Tortona - (Italië)' wilde zijn veulen, dat sederli eenige maanden bij de merrie op stal stond, verkoopen. Op zekeroit dag kwamen eigenaar cn koopei'. in den stal om over den koop te onderhandelen. Deze werd gesloten: en de nieuwe eigenaar reed met het veulen weg. Toen Greco een half uur later in den stal terug keerde, om het oude paard, dat onrustig was geworden, te t roos* ten, gaf het dier den man zulk eeiH hevige trap, dat de landbouwer bew wusteloos ineenzeeg. Dit was het woest geworden paard schijnbaar nog niet genoeg, het rukte zicli van het muurtouw los en trapte den oude dood. De zoon van Grecol die na eenigen tijd in den stal! kwam, vond zijn vader deerlijk! verminkt op den grond liggen. DE EIKEL ALS VOORWERP VAN! BIJGELOOF. Sedert eeuwen is de eikel eeaj voorwerp van het bijgeloof der vol- keren. Zeelieden nemen vaak een! eikel mee, wanneer zij uitvaren* Ook de aviateurs nemen dikwijl» een eikeltje mee in den zak. In! sommige streken van Duitschlandi sieren eikels de muren der wonin- gen, niet zoozeer om het aanzien; van het huis te verfraaien, daaij wel om onheil af te weren. Da Russische landarbeiders zijn vaail meening, dat de eilcel den bliksemi weet te weren. Vele Russische vootf werpen worden dan ook in den! vorm van een eikel gemaakt. HUMOR. Bij een zekere spoorwegmaatschap pij was een directeur, een heeÜ klein, driftig mannetje. Hij had! klachten ontvangen, dat een hen paalde, goederentrein de gewoonta had, juist voor een overweg ta stopen, waardoor telkens het ver keer geruimen tijd gestremd werd'. Hij gaf order, dat zulks beslisti niet meer mocht gebeuren, maaïj de klachten bleven aanhouden. Op een goeden dag, ging bijl persoonlijk een kijkje bij den over weg nemen cn zag, dat daar vlak, voor weer oen goederentrein stil stond De machinist, die hem per soonlijk niet kende, hing lui oveu den rand van zijn machine. Rij die trein een eind verder! brulde de directeur hem toe. Gai van dien overweg af, dat da menschen erdoor kunnen, rij op!, De machinist nam het kleine driftige mannetje eens van top toti teen op en zei dan langzaamj Loop naar de maan, jij bent klein) genoeg, om er onder door te krui pen, vlieg! Een heer werd aangereden dooij een auto, die door een dame be stuurd werd. Zij deed haar best, om den man ervan tc overtuigen, dat het ongeluk geheel en al zijn eigen schuld was. U heeft, zeitlö zij, bepaald heel onvoorzichtig ge- loopen, want ik ben toevallig een: heel voorzichtig rijder, ik rijd at tien jaar! Mijn beste mevrouwtje, zeide do aangeredenc, terwijl hij zijn botjes bijeen veegde. Ik loop al 47 jaar! Dc oude dame was heslist heel erg1 lastig in de kunstwinkel. „Hier", snauwde ze diep mïiv achtend, „dat is ook weer een van: die afschuwelijke leelijke portret ten, die jelui kunst noemen." Pardon, mevrouw, zei de bedien de beleefd, maar dat is een spie gel!- 139. Stan begon Freekje uit te leggen, dat de dra den gemaakt werden van de wol die van het schaap afkomstig is. Dat had Frtekje op school wel eens ge hoord. Alleen begreep Freek het verband nog niet tusschen deze (machine «n zijn broekje. 340. „Dat komt nog wel zei Pol. Stap maar in, dan gaan we verder. Freekje stapte in zijn stoeltje en pijlsnel gingen ze naar omlaag. Freekje dacht dat liij viel en hij gaf een harde schreeuw. De kabouters stelden hem echter gerust. 141. Op een kozijn van een raam gelijkvloers gin gen ze nu zitten. Freekje keek naar binnen en zag hier ook een groote machine staan die ontzettend veel leven maakte. De draden die hij boven had ge zien werden hier tot groote lappen geweven. Het was thans net zulke stof als waarvan zijn broekje was gemaakt.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1936 | | pagina 19