Jan Both Waar en hoe de peper groeit SCH LACHT* Herman maakt het soms wel al te bont, Hector ziet het, neemt de vlucht, Hier werpt hij een steen naar den En de steen suist door de lucht, armen hond. WAAR IS DE VLIE GENIER? De vliegenier is den weg kwijt geraakt, maar gelukkig ziet hij ergens een bord staan. Hij vliegt een beetje laag en kijkt nu gauw, hoe de plaats heet, waarover hij vliegt. Zouden jullie den naam ook kunnen vin den? ZIJN VERDIENDE LOON Id zoo'n geval. Professor: Hier zie je nu een patiënt, wiens eene been korter is dan het andere en die daardoor hinkt. Wat zoudt U 'in zoo'n geval doen? Student: Ook hinken, professor. OPLOSSING: Waar is de vliegenier? Op het prentje zie je eerst: regen, dan een S en dan een burgt. De naam van de plaats heet dus: Regensburg(t), de „t" laat hij natuurlijk vervallen, want de man is veel te blij, dat hij bijna thuis is» Oplossing: de wegwijzer: Leiden, Haarlem, Amsterdam. had gehouden, was ontroostbaar en wilde niet langer meer in Venetië, de stad, waar de beide mannen hadden geleefd en ge werkt, blijven wonen. Hij keerde naar Utrecht terug, waar hij vriendschap sloot met mannen als Van Berghem en Poelem- burg. Niet lang echter mocht hij dat genot smaken; Jan Both overleed nog in hetzelf de jaar, n.1. in 1650. Jan Both heeft de Nederlandsche schil derkunst in Italië weten hoog te houden. Enkele bijzonderheden uit het leven van Both zijn er slechts bekend, een ervan is het volgende: Van der Hulk, de burge meester van Dordrecht, loofde een prijs uit aan een van de schilders Jan Both en Van Berghem, die hem het mooiste schilderstuk konden leveren. Beiden zouden een groo- ten geldprijs ontvangen voor hun werk, maar een prachtig geschenk zou bovendien den winnaar wachten. Van Berghem schilderde toen het stuk, dat voor zijn meesterwerk wordt gehou den: een bergachtig landschap, waarin een kudde runderen, schapen en geiten. De boomen, de gronden, de lucht, alles was meesterlijk, en men twijfelde niet of hij zou den prijs behalen. Maar het landschap, dat Both schilderde, was niet minder prachtig; er was zulk een treffende verdee ling van licht en bruin in, het was zoo grootsch en tevens zoo echt landelijk, dat het onmogelijk was een uitspraak tusschen de twee stukken te doen. Van der Hulk, die een echt kenner en beschermer van de kunst was, hakte den knoop door op een wijze, die hem eer aandeed. „Gij laat mij geen. keuze", zei hij, „allebei verdient gij het geschenk, dat ik den overwinnaar heb beloofd, omdat gij beiden het toppunt van volmaaktheid hebt bereikt." In de landschappen van Both ligt iets zeer gevoeligs. Andere schilders maken menschen of dieren tot de hoofdpersoon van een schilderij, Both laat meer de na tuur spreken. Zijn hoofdpersonen zijn de boomen en de planten. Hij schildert zijn boomen niet met fraaie afgeronde toppen, zij slingeren niet heen en weer, zij zijn niet golvend en sierlijk, neen, zij zijn echt, zij zijn reine natuur, wild met soms zon derlinge groeiende takken, knoestig en •gebroken. Als men op de schilderstukken van Both die schoone eiken ziet, zoo krachtig uit komend tegen het heldere en frissche licht van den Italiaanschen morgen, dan gevoelt men, dat er leven moet zijn in dien stam en die takken, dat de sappen er doorstroo men, krachtig en gezond. Het is vooral door zijn boomen, door zijn rotsen, door het indrukwekkende van zijn bergen, en zijn schoon verlichte achtergronden, dat Both heeft getoond een groot schilder te zijn. De landschappen van Jan Both stellen meestal een bergachtige streek voor, met veel afwisseling van terrein, vaak een hol len weg, een oud rivierbed door het water gegroefd in de wanden van den berg en thans droog geworden, bok wel een weg slingerend door het gebergte aan weerszij den door diepe afgronden begrensd. Op zulk een weg ziet men reizigers, boeren, muildieren, vast van tred en met bellen versierd, beladen met kleine vaten vol van edelen wijn.Both schilderde het liefst Italiaansche landschappen met blauwe luchten en langzaam voortstrompelende herders achter hun kudde. Het schoonste landschap van Both is er een in Italië ge schilderd en voorstellend de ondergaande zon. Een man zet in een bootje eenige koeien over de rivier en nadert reeds den oever. Het heele stuk is zoo natuurge trouw en intens mooi, dat men er lang naar blijft staren. Wie eet het meest? De mensch eet vooral voedzame dingen, daarom kan hij met weinig eten volstaan. Zooals je ziet heeft hij aan een bord met eten per dag genoeg. Het meest echter eet een zijdeworm. Zij eet hoofdzakelijk de bladeren van een moerbeiënboom en eet per dag verschil lende malen haar eigen lichaamsgewicht aan bladeren op. Daardoor wordt haar vel iederen keer te klein, doch geen nood, zij kruipt er eenvoudig uit en heeft dan weer een ruimer vel aan. Gemakkelijk is dat, hè? Een gezonde jongensmaag kan reeds een behoorlijk portie eten per dag verwerken, maar hoe klein is het gewicht in verhou ding tot zijn lichaamsgewicht. Dat komt alleen door het degelijke voedsel dat een mensch eet, waarbij de meeste stoffen ge heel verteerbaar zijn en dus als voedsel voor het lichaam kunnen dienen. Bij ver schillende dieren vergeleken is een mensch dus zeer matig, zelfs al eet hij naar onze begrippen gulzig en veel. DE WEGWIJZER. Ergens vlak bij Den Haag staat een wegwijzer, die schijnbaar veel van het weer te lijden heeft gehad. De letters zijn dan ook bijna onzichtbaar ge worden, wat heel lastig is. Vooral voor de menschen, die den weg zoeken naar een van de plaatsen, die er od staan aangegeven. Gelukkig staat er dicht bij nog een bord, waarop de letters allemaal nog goed te lezen zijn. Maar toch wed ik, dat jullie met een beetje goeden wil wel kun nen lezen, wat er gestaan heeft. Probeer het maar eens. Met een vaart vliegt nu de steen, Door een grooten ruit nu heen. Ach, wat doen die klappen zeer! Steenen gooien? Neen, nooit meer! de „Italiaansche De koe eet ongeveer 65 pond hooi of gras per dag, dat is dus heel wat meer dan een mensch, je ziet, dat ook ie berg voed sel grooter is. Jullie kennen zeker allemaal die Japan- sche poppetjes, die zoo aardig met hun hoofd knikken, als men ze even aanraakt. Zoo'n pop kunnen wij best zelf maken. Wij nemen daarvoor een kurk van een medi- cijnfleschje en steken daar een speld recht doorheen. Onder aan den kurk steken wij ook een naald of speld en hangen daar een klein gewicht aan, het hoeft maar een klein balletje was of iets dergelijks te zijn. De kurk wordt zoo beschilderd, dat het een gezicht voorstelt, zooals de teekening laat Zonder een steuntje zouden deze takken over den grond kruipen en daarom houdt men de struiken door staken overeind, zoo als men dat bij ons wel doet bij beplan ting van boonen- en erwtenstokken. De peperheesters worden in rijen op heel groote velden geplant en gewoonlijk krijgen twee struiken één staak tot onder steuning. Als de struiken ongeveer 3 of 4 meter hoog zijn, worden zij tot op een me ter gesnoeid, en als de heester drie jaar oud is, begint hij vruchten te geven. De bloesem van de peperstruik is wit en wordt opgevolgd door roode bessen. Deze bessen zitten trosvormig aan den struik, maar rijpen niet allen tegelijk. Het komt vaak voor, dat roode en groene bessen door elkaar groeien. De rijpe bessen vallen gauw af. Bij het plukken worden de rijpe en de onrijpe bessen gescheiden gehouden. De onrijpe bessen worden in de zon te drogen gelegd, waardoor zij zwart en hobbelig worden; deze gedroogde bessen vormen dan de ge wone zwarte peper. De rijpe bessen, zoo wel de geplukte als de afgevallene, worden in zeewater geweekt. Vervolgens worden zij gewasschen en met de handen gewre ven, waardoor de schil van de bessen af valt, waarna de bessen in de zon worden gedroogd. Deze bessen leveren witte peper, welke niet zoo scherp is als de zwarte, ook is zij veel zachter, aangenamer en specerij ach- tiger van smaak. Een goede struik levert jaarlijks drie of vier pond bessen. De pe per geeft eigenlijk maar weinig wat men noemt: vlugge olie en is hierin van de mus kaatnoten te onderscheiden. De specerij achtige beginselen moet men bij de peper dan ook bij de gom-achtige deelen zoeken. zien. Voor het lichaam nemen wij een stuk karton en plakken dat als een rol samen. Onderaan maken wij een diepe inkeping, zoodat dit de beenen van de pop worden, bovenaan maken wij aan de zijkanten twee kleine inkepingen, waarin de naald, speld of het stukje ijzerdraad komt te hangen, dat wij door de kurk hebben gestoken. De pop wordt nu op een stukje karton vast geplakt, zoodat hij kan blijven staan en nu heel netjes geschilderd, zoodat je een man netje krijgt, zooals de teekening laat zien. Als je nu een tikje tegen het hoofd geeft, gaat dit schommelen door het gewichtje dat onder aan de kurk hangt en de pop blijft langen tijd achter elkaar „ja" zeg gen. Geen onrijpe dingen. Moeder (tegen haar man): Karei, help, Jantje heeft een groene rups opgegeten. Vader: (verstrooid) Ach vrouw, dat zal hem wel geen kwaad doen, maar je moet hem verbieden voortaan onrijpe dingen te eten. Schilder". Vriendschap tusschen twee pen- seelen. Jan Both werd geboren in 1610 en stam de uit een echte kunstenaarsfamilie. Met zijn broer Andries bezocht hij het beroem de atelier van Abraham Bloemaerts en bei de jongemannen vertrokken naar Rome om de Italiaansche schilderkunst te leeren kennen. Jan Both nam een voorbeeld aan de kunstwerken van Claude Lorrain: zijn schilderstukken, speciaal die, handelend over landschappen en dieren, trokken al spoedig de aandacht. Zijn werken waren allen een voorbeeld van eenvoud en on- fekunsteldheid. Jan Both's- hand van schil- eren en teekenen geleek zoo uiterst veel op die van zijn broeder, dat zelfs de groot ste kunstkenners er wel eens mee in de war raakten en aan Andries Both een woord van waardeering zonden, wanneer Jan de meester van het werk was geweest! Tengevolge van deze schrandere samen werking, of, zooals men wel eens zeide, van die vriendschap van twee penseelen, ge lukte het hun om zelfs den roem van een Claude Lorrain te evenaren. Lorrain mocht onnavolgbaar zijn in het schilderen van licht- en schaduwbeelden, zijn figuren, lie ten, vólgens de kunstenaars, vaak veel te wenschen over. In de wei-ken van de ge broeders Both kwamen zelden vergissin gen voor. De beide mannen waren elkaar altijd behulpzaam. Slaagde Andries Both niet om een werk haar zijn verlangen te krijgen, dan nam Jan Both de taak over en maakte er een meesterstuk van. Hoewel van Jan Both, dé grootste der beide schil ders, niet kan worden gezegd, dat hij zich een beroemdheid heeft verworven, zooals Rembrandt, Frans Hals, en anderen, heeft hij zich -toch vooral in Italië een groote be kendheid verworven, omdat Both jaren lang in Italië werkzaam was ën zijn beste leermeesters Italianen waren. In 1650 verloor Jan Both zijn vriend en broeder Andries, doordat deze in een ri vier verdronk. Jan, die veel van zijn broer Nog grooter is echter de berg eten van de koekoek. Deze verslindt per dag twee maal zijn gewicht aan rupsen, dat komt omdat er weinig voedsel in zoo'n rups zit, daar het dier uit verschillende onverteer bare gedeelten bestaat. Ditmaal willen wij jullie iets vertellen over de peper. Peper komt oorspronkelijk uit Nederlandsch Oost-Indië, hoofdzakelijk uit Java en Sumatra en is vandaar ook naar andere landen overgebracht. Nu levert ook West-Indië heel veel pe per, o.a. de bekende Cayenne-peper. Peper is de zaadvormige vrucht van een klim mende heester, die uit dunne stammetjes bestaat. Deze stammetjes zitten vol oogen, zooals men dat noemt en uit deze oogen schieten weer nieuwe wortels, zoo dat de heester zich steeds verder verspreidt. Met het gebruik van peper moet men ech ter voorzichtig zijn; personen met een zwakke maag dienen er vooral geen ge bruik van te maken. Vroeger werd peper ook wel als geneesmiddel aangewend. Koortslijders gaf men dikwijls, inplaats van kina, eenige grammen peper. De Spaansche, eigenlijk Braziliaansche peper, is afkomstig van een heel andere plant, welke haar vaderland in de heete luchtstreek heeft, maar thans ook veel in Zuid-Europa wordt gekweekt. De peul van de Spaansche peper is vliezig, glad en don kerrood of saffraankleurig. De zaden zijn platgedrukt en hebben een roodachtige ge le kleur. De Spaansche peper is sterk ver hittend en vele scherpe bestanddeelen be vinden zich erin. EEN PO/, DIE ALTIJD „JA" ZEGT.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1936 | | pagina 20