Secretaris-benoeming Winkel
voor het Ambtenarengerecht*
23 Juni de uitspraak*
Derde Blad. No. 9994
Woensdag 10 Juni 1936. SCHAGER COURANT.
5,-
Minister maakt geen gebruik van
gelegenheid om schriftelijk tegen
het klaagschrift verweer te voeren*
Ook gister was Zijne Excel
lentie niet verschenen.
Gisteren, 9 Juni, diende voor Het Ambte
narengerecht te Amsterdam de zaak van den
heer P. J. Korver, te Winkel. Wij herinneren
er aan, dat de heer Korver bij Raadsbesluit
.van 27 Dec. 1935 werd benoemd tot secre-<
taris der gemeente Winkel, welk besluit op
22 Februari j.1. door de Kroon werd vernies
tigd wegens strijd met het algemeen belang.
De heer Korver legde zich niet neer bij dit be->
sluit van de Kroon, en diende bij het Ambte
narengerecht te Amsterdam een klaagschrift
in, waarvan wij den inhoud hier laten .vol-
gew
Aan het Ambtenarengerecht te Amsterdam.
KLAAGSCHRIFT
t van
P. J. KORVER, ambtenaar ter Secretarie te Winkel
(N.H.), wonende aldaar.
Klager,
Raadsman: Mr. Dr. J. A. E. Buiskool, advocaat' en
procureur te Schagen.
tegen:
♦HARE MAJESTEIT WIEHELMINA, KONINGIN DER
NEDERLANDEN, te 's-Gravenhage,ten deze verte
genwoordigd door Haren Minister van Binnenland-
sche Zaken te 's-Gravenhage,
Gerequestreerde,
KGeeft eerbiedig te kennen:
Pieter Jacob Korver, voornoemd, hierna te noemen
klager,
dat hij bij besluit van den Raad der Gemeente Win
kel van den 27 December 1935, waarvan gewaarmerkt
afschrift hierbij wordt overgelegd, is benoemd tot
Secretaris dier gemeente op de daaraan verbonden
jaarwedde;
dat dit raadsbesluit, houdende voornoemde benoe
ming van klager, bij Koninklijk Besluit van 14 Janu
ari 1936, no. 17 (Stbl. no. 2301), is geschorst tot 1 Juli
1936, wordende afschrift van dit Besluit hierbij over
gelegd;
dat voorts bij Koninklijk Besluit van 22 Februari
1936, no. 119, (Stbl: no. 2341) voornoemd raadsbesluit,
gelet op artikel 185 der Gemeentewet, is vernietigd
wegens strijd met het Algemeen Belang;
dat mitsdien de Kroon de benoeming van klager
(tot secretaris der gemeente Winkel heeft vernietigd;
dat klager dit Koninklijk Besluit van 22 Februari
1936 voornoemd wenscht aan te vallen, en bevoegd is
daartegen beroep in te stellen bij Uw Gerecht, daar
toch hij door dit aangevallen besluit rechtstreeks in
zijn belang wordt getroffen;
dat toch het gewraakte Koninklijk Besluit is in
strijd met de wet, althans dat de Kroon door het ne
men van dit Besluit van Hare bevoegdheid kenne
lijk een ander gebruik heeft gemaakt dan tot de
doeleinden, waarvoor die bevoegdheid is gegeven
.(détournement de pouvoir);
dat het Koninklijk Besluit steunt o.m. op de over
wegingen, dat de Raad der gemeente Winkel door
klager tot secretaris dezer gemeente te benoemen,
heeft gehandeld in strijd met het algemeen belang,
omdat bij de wet van 29 November 1935 (Stbl. no.
685), in werking getreden 1 Januari 1936, aan de
Kroon de bevoegdheid was voorbehouden om de ge
meenten van 5000 zielen en daar beneden aan te wij
zen, waarin de bediening van secretaris door den bur
gemeester zou worden bekleed, zulks met het oog
op de onder de huidige tijdsomstandigheden zoozeer
noodzakelijke verlaging van de openbare uitgaven,
terwijl de Raad der gemeente Winkel deze mogelijk
heid tot verlaging der openbare uitgaven nagenoeg
geheel of grootendeels te niet gedaan zou hebben door
kort voordat de Kroon heeft kunnen bepalen, dat in
de gemeente Winkel de bediening van secretaris door
den burgemeester zou worden bekleed, uit eigen be
weging in de vacature van secretaris te voorzien
door benoeming van een ander persoon dan den bur
gemeester dier gemeente tot secretaris;
dat klager van meening is, dat de raad der ge
meente Winkel op 27 December 1935 volkomen be
voegd was hem tot secretaris dier gemeente te be
noemen, daar toch volgens de op dien datum van
kracht zijnde bepalingen der Gemeentewet de Raad
geheel vrij was een ander dan den burgemeester tot
secretaris te benoemen, en de Kroon niet gerechtigd
was dit besluit te vernietigen, daar noch op den per
soon van klager, noch op zijn geschiktheid of be
kwaamheid iets te zeggen viel, en de Kroon evenmin
een grond voor vernietiging mocht construeeren uit
het feit, dat op 1 Januari 1936 een wetswijziging zou
intreden, tengevolge waarvan de benoeming van kla-
ger onmogelijk zou worden, daar toch die wet van
29 November 1935 nog niet van kracht was, de
Kroon de gemeente Winkel op 27 December 1935 niet
had aangewezen als een dier gemeenten, waar de be
diening van secretaris door den burgemeester zou
moeten worden bekleed, en de vacature reeds be
stond, voordat de onderhavige wet tot stand kwam;
dat toch die wetswijziging slechts beoogde in de
toekomst in bepaalde gemeenten de bediening van
secretaris door den burgemeester te doen geschie
den op voorschrift van de wet, en dan nog alleen
dan, wanneer een noodzakelijke bezuiniging zou wor
den verkregen, zoodat daaruit volgt, dat vernieti
ging op grond van het algemeen belang om dergelijke
MR.
V UIT-
redenen onder de oude wetsbepalingen niet moge
lijk geacht werd, omdat immers een wetswijziging
niet noódig geweest zou 'zijn, indien de Kroon met
een beroep op artikel 185 der Gemeentewet derge
lijke benoemingen om dusdanige redenen zou heb
ben mogen en kunnen vernietigen:
dat de Kroon dan ook heeft gehandeld in strijd
met de wet, en dus het aangevallen besluit is on
wettig, omdat, de Kroon geen recht bezat de op 27
December 1935 plaats gevonden benoeming van kla
ger te vernietigen om redenen van finantieelen of
mogelijk bezuinigenden aard;
dat de Kroon in ieder geval misbruik van recht
heeft gemaakt, althans Haar bevoegdheid verkeer-,
cjelijk heeft toegepast door de Henoeming Van kla
ger te vernietigen wegens strijd met het algemeen
belang slechts gegrond op een beweerdelijk geheel
of gedeeltelijk te niet doen van een mogelijkheid
tot verlaging van de openbare uitgaven;
dat de Kroon had moeten onderzoeken en beslis
sen of, en zoo ja, op welke gronden, de openbare
uitgaven zouden worden verlaagd, indien in deze
gemeente niot, klager maar de burgemeester zou zijn
'benoemd tot secretaris; het veronderstellen van een
bloote en vage mogelijkheid kan toch nimmer vol
doende rechtvaardiging zijn om de benoeming van
klager, die voor deze functie volkomen en in alle
opzichten geschikt geacht wordt, weer ongedaan te
maken;
dat op dien grond derhalve nimmer strijd met het
algemeen belang kan worden aangenomen;
dat voorts de benoeming van klager zeker niet in
strijd met het algemeen belang was, noch om finan-
tieele redenen noch. om andere redenen;
dat immers:
le. de bekwaamheid en geschiktheid huiten twij
fel staan
2e. dat klager met algemeene stemmen tot secreta
ris was benoemd geworden en op den burgemeester
geen enkele stem werd uitgebracht;
3. dat derhalve klager „persona grata" was en
de burgemeester door de gemeentenaren niet ge-
wenscht werd;
4e. dat de burgemeester nimmer met de gemeente
administratie in aanraking is geweest, sinds 10
maanden pas burgemeester van'Winkel was, en
vóór dien nimmer in eenige dergelijke of soortge
lijke functie werkzaam was geweest, zoodat hij
voor de bediening van het ambt van secretaris niet
geschikt geacht kon worden;
5e. dat de burgemeester zijn ongeschiktheid zelf
heeft erkend, en de benoeming van den burgemees
ter derhalve in strijd met het belang der gemeente
Winkel en dus met het algemeen belang zou zijn;
6e. dat mitsdien een behoorlijk onderlegd en naar
redelijkheid gesalarieerd ambtenaar ter secretarie
noodig zal blijven, indien de burgemeester de be
diening van secretaris zal moeten waarnemen;
7e. dat van bezuiniging in dat geval geen sprake
kan zijn, daar een benoeming van den burgemeester
lot secretaris hoogere uitgaven voor den openbaren
kas meebrengt dan de benoeming van klager tot se
cretaris;
8e. dat toch de gemeente Winkel in de eerstko
mende tien jaren gemiddeld circa f 800.meer zal
moeten uitgeven, wanneer de burgemeester tevens
secretaris zou zijn dan wanneer klager, die reeds
ambtenaar ter secretarie was, tot secretaris benoemd
zou worden, daar in dit laatste geval geen nieuwe
ambtenaar, althans zeker niet een op hetzelfde ni
veau gesalarieerde ambtenaar, naast klager noodig
zou zijn;
dat mitsdien van eenige bezuiniging geen sprake
kan zijn, wanneer de burgemeester tevens secretaris
zou zijn;
dat, integendeel, de openbare uitgaven der ge
meente Winkel belangrijk lager werden door de be
noeming van klager tot secretaris, zoodat die benoe
ming zeker in het algemeen belang was, en de ver
nietiging van deze benoeming dus in plaats van in
het algemeen belang juist in strijd met het alge
meen belang is;
dat de Kroon steeds het standpunt heeft ingeno
men, dat de rechtspositie van benoemde ambtenaren
meebrengt, dat zij niet om redenen van geringen
finantieelen aard ontslagen mogen worden, indien
hun bekwaamheid en geschiktheid vaststaat, zooals
onder anderen blijkt uit meerdere door de Kroon
zelve genomen 'besluiten in het jaar 1935;
dat het dan ook zeker niet toelaatbaar is, dat
slechts op grond van een zeer twijfelachtige moge
lijkheid tot bezuiniging (welke door klager beslist
ontkend wordt) de benoeming van klager onge
daan gemaakt zou mogen worden, daar een dergelijke
inbreuk op de rechtspositie van klager zeker niet
in 't algemeen belang kan zijn, en zelfs strijdt met
de wet en alle door de Kroon zelf te dien opzichte
gehuldigde beginselen;
dat ook uit de wet van 29 November 1935 voor
noemd geen gegrond motief afgeleid kan worden om
op grond van het algemeen belang de benoeming
van klager te .vernietigen; daar toch deze wet nog
niet van kracht was, en de wetgever bovendien
uitdrukkelijk te kennen heeft gegeven, dat de be
noeming van den burgemeester tot secretaris alleen
dan zou geschieden, wanneer dit uit bczuinigings-
oogpunt gewenscht was, en de belangen der gemeen
te daardoor niet geschaad zouden worden;
dat het bovendien zeer vreemd aandoet, dat de
Kroon ten opzichte van de gelijksoortige gemeente
Wieringerwaard in dezelfde maand wèl de benoe
ming van een afzonderlijken burgemeester en een
afzonderlijken secretaris heeft goedgevonden, niet
tegenstaande zeker geen gronden aangevoerd kun
nen worden, waarom deze functies in die gemeente
wèl, maar in Winkel niet geschieden kunnen of
moeten zijn;
dat de Kroon 'derhalve ook om die redenen ten
onrechte strijd met het algemeen belang heeft
aangenomen, en dus Hare bevoegdheid verkeerdelijk
heeft toegepast;
dat klager daardoor rechtstreeks in zijn belangen,
zoowel geldelijke als ideëele wordt geschaad en ge
troffen, en hij mitsdien recht en belang heeft tegen
dit Koninklijk Besluit in beroep te komen;
MET CONCLUSIE:
dat het het Ambtenarengerecht te Amsterdam mo
ge behagen te vernietigen het Koninklijk Besluit den
22 Februari 1936 no. 119 (Stbl. 2341) genomen, waar
bij het besluit van den raad der gemeente Winkel
dd; 27 December 1936 werd vernietigd, zoo noodig
met bekrachtiging van voornoemd raadsbesluit van
27 December 1935;
sunsidiair, en alleen indien het Ambtenarengerecht
redenen voor toepassing van artikel 4S der Ambte
narenwet aanwezig mocht achten, aan klager toe te
wijzen een schadevergoeding, door den Staat der
Nederlanden te betalen en mitsdien met zijn veroor
deeling daartoe, tot een bedrag gelijk aan de door
klager te lijden geldelijke schade, door het Ambtena
rengerecht naar goede justitie vast te stellen.
Hetwelk doende enz.
De Klager:
W.g. P. J. Korver.
Winkel, 18 Maart 1936.
Nadat door het Ambtenarengerecht aan
den Minister van Binnenlandsche Zaken als
vertegenwoordiger van Hr. Ms. de Koningin
de gelegenheid was geboden om schriftelijk
tegen dit klaagschrift verweer te voeren, van
welke gelegenheid door den Minister geen
gebruik werd gemaakt, diende gisteren deze
zaak in openbare behandeling bij het Amb
tenarengerecht. Bij het afroepen der zaak
bleek, dat noch de Minister nóch iemand van
Zijnentwege was verschenen, zoodat tegen
de wederpartij verstek werd verleend.
De heer Korver was aanwezig, bijgestaan door zijn
raadsman Mr. Dr. Buiskool te Schagen, terwijl als
getuigen tegenwoordig waren burgemeester Zwart
van Winkel, alsmede de beide wethouders de heeren
Brugman en van Zoonen. Allereerst werden door den
voorzitter aan den heer Korver eenige vragen gesteld,
waaruit kwam vast te staan, dat de vacature van
gemeentesecretaris reeds vóór de wet tot verlaging
der openbare uitgaven was opengevallen en de sol
licitaties reeds vóór dien datum waren ingezonden,
terwijl tevens werd vastgesteld, dat de vergadering
van 27 Dec., waarin de benoeming van den heer Kor
ver was geschied, geen bijzonder karakter droeg,
maar als een volkomen regelmatige en tijdige verga
dering moest worden beschouwd.
De burgemeester, als getuige gehoord, bevestigde
bovenstaande antwoorden van den heer Korver. Ove
rigens leverde het verhoor van den burgemeester
geen nieuws op.
Thans was het woord aan den raadsman van den
heer Korver.
Het pleidooi van den raadsman.
Mr. Buiskool beantwoordde allereerst de vraag, of
het Ambtenarengerecht wel bevoegd was in deze
zaak te oordeelen. Hij meende deze vraag met stel
ligheid bevestigend te moeten beantwoorden. Z.i. is
de heer Korver ongetwijfeld ambtenaar in den zin
der Ambtenarenwet, daar toch hij ambtenaar ter
secretarie was en is, terwijl hij reeds sinds October
1935 als waarnemend secretaris in functie was en als
zoodanig werkzaam is gebleven tot Mei 1936, dus ook
tijdens het vernictigingsbesluit als zoodanig in func
tie was, benoemd door den Raad. Maar ook afgezien
hiervan is naar het oordeel van pleiter de heer K.
ambtenaar, sinds hij door den raad tot secretaris be
noemd is. Daaraan doet niets af, dat. hij nooit als
zoodanig beëedigd is geworden. De eed immers is
slechts voorwaarde voor de aanvaarding der betrek
king en niet voor de benoeming. Een benoemd secre
taris is dus ambtenaar, ook al heeft hij zijn functie
nog niet aanvaard. Op deze gronden acht pleiter het
gerecht dus .alleszins bevoegd.
Komende tot de zaak zelve, betoogde pleiter ter
toelichting van het klaagschrift het volgende (in 't
kort weergegeven):
Het besluit van den raad van Winkel was geheel
conform de toen geldende wetsbepalingen. De Raad
was op 27 December 1935 vrij te benoemen, wie hij
wilde. Dus geen strijd met de wet.
't. Is steeds algemeen beginsel van de Kroon ge
weest, dat benoemingsbesluiten alleen dan wegens
strijd met. algemeen belang werden vernietigd, wan
neer iemand werd benoemd, die niet bekwaam of
geschikt genoeg geacht werd. Uit alle Kroonbesluiten
blijkt, dat b.v. bij ontslagkwesties van ambtenaren
finantieele- of bezuinigingsredenen geen rol mochten
spelen. De Kroon waakte over de rechtspositie der
ambtenaren.
Onder de oude gemeentewet (27 December 1935)
was dus om finantieele redenen vernietiging niet
toelaatbaar met een beroep op algemeen belang. De
wetgever heeft dit erkend, want als dit vóór de wet
van 29 November 1935 (verlaging openbare uitgaven)
in werking getreden 1 Januari 1936, wèl mogelijk
was geweest, met beroep op art. 185 Gem. wet., dan
was deze wetswijziging niet noodig geweest. Wan
neer immers de Kroon van oordeel was geweest, dat
samenvoeging van heide functies in één hand om
finantieele redenen noodzakelijk was, dan zou de
Kroon ook zonder die nieuwe wet een tegenoverge
steld besluit hebben kunnen vernietigen met beroep
op algemeen belang. De wetswijziging bewijst dus,
dat om finantieele redenen geen beroep op algemeen
belang gedaan kon worden, en vandaar die wetswij
ziging, waardoor in de toekomst strijd met de wet
zou vaststaan»
Nu de Kroon het besluit van 27 December 1935
heeft vernietigd, heeft de Kroon dus zelf in strijd
met de wet gehandeld, want de Gemeentewet liet
niet toe, dat om finantieele redenen, en zeker niet
om mogelijke finantieele redenen, vernietigd werd,
wat geheel conform de wet was geschied. Ook een
beroep op de wet tot verlaging der openbare uitga
ven gaat niet op, en wel om de volgende redenen
niet:
le. deze wet was nog niet van kracht, en men kon
zich daarop dus niet beroepen, want de bedoe
ling van die wet was, dat na 1 Januari 1936 op
grond van de wet cumulatie zou gelden.
2e. die wetswijziging kent alleen strijd met de wet,
en geen algemeen belang. Men heeft die verplich
ting tot cumulatie in de wet zelve vastgelegd,
dus geheel onttrokken aan het algemeen belang.
Deze materie van bezuiniging valt dus buiten
het algemeen belang.
3e. deze wet schrijft cumulatie voor, wanneer daar
door inderdaad bezuiniging wordt verkregen.
Dat is de geest en de letter van de wet.
Zie Memorie van Toelichting en andere stukken.
Vernietiging kan dus alleen dan plaats hebben,
wanneer er werkelijk niet bezuinigd wordt; dit
moet dus vaststaan.
Het veronderstellen, dat de mogelijkheid tot be
zuiniging nagenoeg geheel of grootendeels te
niet gedaan kon worden, is zeker geen redelijke
grond, en steunt niet op de wet.
4e. de nieuwe wet schrijft voor, dat in de door Ons
„aan te wijzen" gemeenten enz. Deze gemeenten
konden dus eerst na het in werking treden van
de wet worden aangewezen, anders had er moe
ten staan „aangewezen" gemeenten. Aanwijzing
van de Kroon op 28 December 1935 was dus zon
der kracht, steunde niet op de wet, want de .wet
gold toen nog niet.
5e. Winkel werd eerst na de benoeming van Korver
aangewezen. Op 27 December 1935 was de raad
dus geheel vrij. Voordracht was al lang bekend.
Vacature bestond al vóórdat de nieuwe wet er
was (vóór 29 November 1935). De nieuwe wet
moest dus geheel buiten deze benoeming blijven.
Het Raadsbesluit is dus in alle opzichten wettig
en niet in strijd met het algemeen belang, zooals dit
belang vóór 1 Januari 1936 werd gezien door wetge
ver en rogeering.
Het vernietigingsbeslnit van de Kroon is dus in
strijd met de wet, daar de wet niet toestond dit. raads
besluit te vernietigen op grond van beweerde strijd
met het algemeen belang, en zeker niet op een der
gelijke onjuiste en negatieve constructie van het
begrip „algemeen belang."
Is er wel strijd met het algemeen belang?.
Neen.
De Kroon doet beroep op de wet tot verlaging der
openbare uitgaven. Eenige grond kan en mag dus
zijn: Wat Gij, Raad van Winkel, hebt. gedaan houdt
de door de wet gewilde bezuiniging tegen, ja snijdt
haar zelfs af en brengt Uw gemeente op onnoodige
en ontoelaatbare uitgaven. Het moet dus vaststaan,
dat cumulatie bezuiniging brengt, althans, dat de
benoeming van een ander dan den burgemeester
geen bezuiniging brengt. Dat dit de bedoeling van
den wetgever is, blijkt uit de Memorie van Toelicht
ting: bekwaamheid en vakkennis mogen niet uit
geschakeld worden. De regeering zegt zelfs: het
brongen van beide functies in één hand brengt mee,
dat aan één persoon een jaarwedde, welke een be
staan biedt, kan worden gegeven, en dat voorts „in
verband hiermede eischen omtrent bekwaamheid en
geschiktheid kunnenworden gesteld".
De Wet van 29 November 1935 stelt dus 2 eischen:!
1. er moet door cumulatie bezuinigd worden, 2. maar
die bezuiniging mag niet gaan ten koste van be
kwaamheid en geschiktheid.
Hoe staat het hiermee?
ad 1. zie overgelegd finantieeL overzicht (zie
Schager Courant, van 5 Januari 1936. Het staat
dus vast, dat cumulatie duurder is, de openbare
uitgaven dus verhoogt, i.p.v. verlaagt. De benoe
ming van den burgemeester is dus in strijd met
deze wet en zeker niet in het algemeen belang,
daar immers verhooging der openbare uitgaven
zeker geen algemeen belang is, en de wet dit
juist wil tegengaan!
ad. 2. Burgemeester mist de noodige bekwaam
heid en geschiktheid. Hij is totaal onbekend met
de gemeente-administratie. Hij bezit geen enkele
theoretische kennis noch practische ervaring op
dit stuk. Hij heeft dit erkend. Hij heeft aan kla
ger voorgesteld: help mijn benoeming bevorderen
door U terug te trekken, dan doet Gij toch het
werk en ik geel U de Helft van mijn salaris als
secretarisül Getuigenbewijs wordt aangeboden.
Commentaar overbodig. Korver bezit volledige be
voegdheid en is van uitstekend zedelijk gedrag.
In dit Kroonbesluït dan wel in het algemeen be
lang? Dat Kroon aan bekwaamheid zelfs in min
der leidende functies, zelfs in October 1935 en later
nog groote waarde hechtte, blijkt uit de navolgende
besluiten:
K.B. 17 Mei 1935 Stb. 400 betreffende Nieuw-Beijer-
land (gemeente-ontvanger); K.B. 3 Oct. 1935 Stb. 593
betreffende Laag-Nieuwkoop (gemeente-ontvanger)
(De Kroon achtte de benoemden ongeschikt, omdat
zij geen kennis van zaken hadden!)
K.B. Dec. 1935 Stb. 643 betreffende Vianen (schor
sing besluit B. en W., welk college eisch diploma
gemeentebelangen voor ambtenaar secretarie had in
getrokken. Men wilde iemand benoemen, die dat
diploma niet had, en Kroon ging daarmee niet ac-
coord. Welk een eisch van bekwaamheid stelde de
Kroon dus niet voor een ambtenaar ter secretarie,
die niet eens zelfstandig werkt! Waar blijft nu dit
standpunt van de Kroon?
Meerdere argumenten:
Burgerij Winkel wil unaniem Korver. en niet
Burgemeester. Klager is benoemd met algemeene
stemmen. Zegt dat niets? Is het wel in het alge-
men belang, wanneer men het heslist uitgesproken
gevoelen van de geheele burgerij negeert?
Bij Burgemeester-Secretaris kan ambtenaar ter
secretarie niet gemist worden. Dat staat vast, ge
zien volslagen gemis aan ervaring en ter zake kun
digheid van burgemeester. Bovendien blijft de amb*
tenaar bij cumulatie, want hij is er nu eenmaal.
Wordt hij ontslagen, dan nog geen bezuiniging want
hij krijgt dan wachtgeld! In Winkel wordt dus
juist het tegenovergestelde bereikt van wat de wet
gever beoogt! En bovendien zou Winkel dan totaal
compasloos zijn.
De Kroon had, alvorens te vernietigen, de juiste
stand van zaken in Winkel moeten onderzoeken.
Dan zou Haar gebleken zijn, dat er niet bezuinigd
wordt door de cumulatie, maar dat wèl bezuinigd
werd door de benoeming van klager tot Secretaris,
en dat er een onhoudbare toestand is ontstaan, door
dat als chef van een volledig bevoegd en bekwaam
ambtenaar moet optreden iemand, die volkomen
onbekend is met dezen hoogst belangrijken tak van
dienst, alles ten koste van de openbare kas. Hoe kan
de Kroon zoo'n besluit verdedigen!
Dat alles is in strijd met de wet van 29 November
1935, zoodat het Kroonbesluit, dat deze toestand
heeft geschapen en bestendigd, zeker in strijd is met
deze wet en dus niet in stand kan blijven. De wet
BR. J. A. E. BUISKOOL, DIE EE1
VOERIG PLEIDOOI HIELB.