Geestelijk L,evën
Zaterdag 20 Juni 1S36.
SCHAGER COURANT.
Tweede Blad. No. 10001
Wie aan den weg timmert, heeft
veel bekijk en kritiek!
w Aspirin
door Astor.
WAT ik had verwacht,- is gebeurd. Er is kri
tiek losgekomen op mijn vorige artikel. En
deze kritiek is lang niet malsch geweest en
in enkele gevallen zelfs zeer grof en onwelwillend.
Nu, ik kan daar wel tegen. Men behoeft mij heusch
niet als een teer kasplantje te behandelen.
Buitendien weet ik heel goed, dat iemand, die in
het openbaar optreedt, als spreker of als schrijver,
erop heeft te rekenen, dat wat hij zegt of schrijft,
zoowel instemming als ontstemming en zelfs erger
nis en vijandschap kan verwekken. Het is al te
dwaas om aan te nemen, dat men het geestelijk le
ven zou kunnen bevorderen, dat men het denken
zou kunnen prikkelen zonder daarbij den kans te
loopen met anderen, die in het oude vastzitten, in
botsing te êomen of met hen, die sterk gepronoceer-
de of feldogmatische aanhangers van nieuwe mee
ningen zijn zelfs heftige conflicten te krijgen.
Daarom heeft het mij niet verwonderd, dat ik eeni-
ge brieven heb ontvangen en dat J. K. zijn „inge
zonden stuk" heeft geschreven, waaronder ik enkele
woorden plaatste.
Het leek mij n.I. 't meest gewenscht, dat ik de
grieven en bezwaren tegelijk in één artikel behan
delde.
Vóór ik daartoe overga, voel ik me verplicht nog
eens met nadruk te verzekeren, dat ik bij het schrij
ven der „geestelijke levens" steeds tracht mij te ia-
ten leiden door de gedachte, dat zij dienen moeten,
niet om propaganda voor een bepaalde levens- en
wereldbeschouwing te maken. (Hiermede bedoel ik
opzettelijke propaganda. Iets van propagan
da zit er natuurlijk altijd in; daaraan is niet te ont
komen), maar om op te wekken tot zelfstandig na
denken, tot het zich bezig houden met de brandende
levensvragen. Want het is, helaas, nog maar al te
waar, dat zeer velen zélfs in dezen benauwenden,
verwarden tijd, maar ernstig blijven doorsuffen, al
léén zich bekommerend om eigen welzijn.
Voor zoover ik daartoe in staat ben, probeer ik de
geesten wakker te schudden, tracht ik de leugen van
het tegenwoordige leven bloot te leggen; de groote
leugen vooral, welke hierin bestaat, dat de gangbare
moraal men moge haar christelijk noemen of
niet die als grondstelling de universeele men-
schenliefde verkondigt, in de praktijk van het leven
absoluut wordt genegeerd.
Dat ik dit niet heelemaal tevergeefs doe, weet ik
uit vele brieven. Het blijkt me ook soms door toe
vallige ontmoetingen. Zoo kwam ik enkele weken
geleden in aanraking met iemand, die mij verzeker
de, dat hij door het geregeld lezen der geestelijke
levens een totaal anderen kijk op het leven had
gekregen en de onhoudbaarheid van door opvoeding
hem aangebrachte begrippen had leeren inzien.
Die man was tot denken en zoeken gebracht en
tot kritische beoordeeling van de geestelijke waar
den, waarmede men hem had belast van zijn jeugd
af. Nu had hij andere waarden gevonden! Zélf ge
vonden.
Ik ben van meening en ik blijf van meening, dat
geestelijke activiteit, dat eerlijk en dapper denken
het eerst noodige is om de zedelijke en stoffelijke
ellende van het heden te boven te komen.
Zal ooit een nieuwe wereld (waarin die zedelijke
en stoffelijke ellende zoo al niet geheel overwonnen,
dan toch belangrijk zal zijn verminderd) worden
opgebouwd, dan moet daaraan onverbiddellijk voor
af gaan een verandering in den geest.
Maar dan? Een der verontwaardigde briefschrij
vers dringt er bij mij op aan, dat ik den weg zal
wijzen, waarop men zal moeten gaan om tot het
doel: een harmonische menschelijke samenleving, te
komen.
Hij wijst daarbij op Rusland en volgens hem Is in
Rusland de eenig juiste weg aangewezen. Hiermede
is in overeenstemming wat J. K. in zijn ingezonden
stuk heeft geschreven. Beide kunnen zich niet in
denken dat, zonder gebruik te maken van het
staatsapparaat, een nieuwe maatschappelijke orde
zou kunnen worden gegrondvest. Dit wil dus zeg
gen, dat de strijd gericht moet worden op de verove
ring van den staat om daarna, door middel van
dien staat, een andere orde, in dit geval: het com
munisme door te voeren.
Nu zou ik mij er af kunnen maken met te zeggen,
dat ik me houd aan mijn wijze van werken, zooals
ik deze zooeven beschreef. Ik wil dit echter niet doen
en voor ditmaal afwijken van mijn gewoonte.
De verontwaardigde gezagscommunisten, die mij
op hardhandige manier hebben aangepakt, dwingen
mij daartoe.
De lezers van het „ingezonden stuk" van J. K. zul
len zich herinneren, dat hij o.a. schreef: „Het bouwen
van nieuwe economische grondslagen en van nieuwe
sociale verhoudingen zal steeds medebrengen een
strijd tegen het oude, tegen de overblijfselen van de
oude maatschappij. Voor dien strijd is de staat noo
dig. En hij zal pas niet meer noodig zijn in de sa
menleving die geen klassen en resten van klassen
meer zal kennen, waar, zooals Marx zegt „de arbeid
niet alleen een middel tot leven, maar zelfs de eer
ste levensbehoefte is geworden", waar „met de al
zijdige ontwikkeling van de individuen ook de pro
ductiekrachten zijn gegroeid en alle bronnen van
den in samenwerking voortgebrachte rijkdom voller
Vloeien", wanneer de maatschappij op haar va
nen schrijft: Ieder naar zijn bekwaamheid, aan
ieder naar zijn behoeften. De staat zal dan verdwij
nen."
Welnu, Ik ontken dat daarvoor de staat noodig ïs.
En ik wijs hierbij op datgene, wat zich in Frank
rijk heeft voorgedaan.
Daar hebben eenige duizenden arbeiders de direc
te actie toegepast. Zij zijn in staking gegaan, maar
hebben de bedrijven niet verlaten.
Welk een indruk deze strijdvoering heeft gemaakt
moge blijken uit wat het Hollandsche blad „de Te-
tegraaf" zegt: Een ware epidemie schijnt onder de
werknemers te zijn uitgebroken. Nergens bestaat ook
maar de minste of geringste oneenigheid over de
wenschelijkheid of de. mogelijkheid van een staking
met gekruiste armen. Op een zeker oogenblik wordt
in een bedrijf een parool doorgegeven. Twee minuten
later ligt zonder de minste discussie het werk stil.
De stakers zijn als even zoovele somnambules, die
zonder op of om te zien, zonder zich rekenschap te
geven van de mogelijke gevolgen hunner daden,
blindelings het wachtwoord opvolgen.
En dit alles geschied met-een zoo ijzige kalmte en
in zoo perfecte orde, dat mep beangst wordt door dit
onnatuurlijke. Liever nog zou men oproerige kreten
hebben gehoord, opstootjes gezien en de internatio
nale zingende troepjes stakers zijn tegengekomen.
De rust., die allerwege heerscht, maakt een onheil-
spellenden indruk."
Dit is de strijd met gekruiste armen!
Hier wordt het machtigste aller wapenen gebruikt:
het economische. En het gebeurt met een zelfbe-
heersching, die bewondering opwekt*
En ik zou J. K. wel eens willen vragen of hij niet
inziet, dat langs dezen weg van onderen op een
nieuwe orde geschapen kan worden, wanneer de
arbeiders( en met hen allen, die meer dan genoeg
hebben van deze gruwelijke samenleving) door echte
gemeenschapszin worden gedragen en dus hun doel
stelling niet is het veroveren alleen van stoffelijke
verbetering hunner maatschappelijke positie, maar
het verwerkelijken van een gemeenschapsideaal.
Maar dan moet de communistische idee in de
mensohcn levend worden.
J. K. haalt een woord van Lenin aan: „de eerste
communist moet nog geboren worden". Ik hoop niet
van majesteitsschennis te worden beschuldigd, wan
neer ik zeg dat dit onzin is. Er zijn duizenden com
munisten, waaronder b.v. Ds. Boers en J. K. behoo-
ren. D.w.z. in hun diepste wezen zijn zij het, ook al
zitten ze gebonden aan het kapitalisme en zijn ze
als ieder ander in deze maatschappij gedwongen
aan de zonden van dit stelsel mede te doen. Heel
terecht heeft Domela Nieuwenhuis eens beweerd:
wie aan het kwaad van het kapitalisme niet mee
wil doen, heeft maar één keus: hij moet zich op
hangen.
Waar het op aankomt is dit, dat men voelt dat
de menschverhoudingen in de bestaande kapitalis
tische maatschappij niet deugen en dat men er
daarom bovenuit wil komen.
En hoe dieper men dit voelt, hoe sterker de mo-
reele afkeer tegen het leven onder de kapitalistische
verhoudingen wordt, des te krachtiger zal men ar
beiden aan de revolutioneering van den geest.
Om het populair te'zeggen: wij moeten altijd maar
weer opnieuw de menschen de oogen openen voor
het moreel leelijke van het leven. Ik kom met veel
menschen in aanraking, met arbeiders, middenstan
ders, kapitalisten, enz. En altijd weer loopen de ge
sprekken op hetzelfde uit. Het eindigt geregeld in
een dispuut over de mogelijkheid van een hoogere
samenleving.
En dan ontdek ik telkens weer dat de meesten
het geloof in de mogelijkheid van het communisme
missen. Hoe dit geloof aan den menschen bij te
brengen?
Ziedaar het probleem.
Volgens mijn meening is het slechts mogelijk
door een beroep te doen op het redelijke denken en
op het in ieder aanwezige saamhoorigheidsgevoel,
op het in allen sluimerend rechtvaardigheidsgevoel.
Ik moest enkele weken geleden wachten voor een
openstaande brug op den weg van Gorinchem naar
Vianen. Naast mij stond een arbeider met zijn fiets.
Hij maakte de opmerking dat ik een mooi karretje
had en ik keek naar zijn aftandsch vehikel, zeg
gend: zoo'n ding moest u ook hebben, gij hebt er
evenveel recht op als ik. Er kunnen genoeg van die
dingen geproduceerd worden, zoodat ieder, die er
lust in heeft daarvan gebruik kan maken. En daar
moet het heen. Thans wordt geproduceerd om de
winst. In een normale menschelijke maatschappij
zou het geschieden om de menschelijke behoeften te
bevredigen enz. enz. Tot mijn groote verrassing
ik bevond me in een orthodox-protestantsche gemeen
te, kreeg ik te hooren, dat deze eenvoudige arbei
der het maatschappelijk leven goed doorzag en
zooals hij zeide eiken dag onder zijn mede-arbei
ders werkte om hen op te wekken tot strijd voor een
betere samenleving. Maaru kunt u niet voorstel
len hoe bekrompen de meesten van hen nog zijn;
wel zijn ze te vinden voor een actie om een paar
centen meer, maar ze zien voor het overgroote deel
nog niet in, dat wij een absolute vernieuwing van
de samenleving noodig hebben.
Het allermerkwaardigste echter was dit, dat hij
er aan toevoegde: als wij zelf niet optreden, komen
wij er nooit.
Dat was een man naar mijn hart. En toen wij
ieder zijns weegs gingen, bleven nog langen tijd
mijn gedachten met hem bezig.
Daar is één ding, wat ik niet begrijp. Waarom zijn
de Ruslandvrienden zoo verbolgen op mij? Zij we
ten toch drommels goed, dat ik alles behalve een
verdediger van het kapitalistische stelsel ben. Kun
nen zij dan geen kritiek op de Stalinistische dicta
tuur verdragen?
Ik heb in mijn vorige artikel toch ook reeds ge
zegd, dat ik vol bewondering ben voor wat op tech-
nisch-economisch gebied in dat millioenenrijk is tot
stand gebracht, maar ik weiger mijn oogen te slui
ten voor de schaduwzijden van de dictatuur. En
evenals de Duitsche concentratiekampen en de Ita-
liaansche verbanningsoorden mij ergeren, evenzoo
ergeren mij de Siberische strafoorden.
En ik ben nog steeds van meening dat een systeem,
dat alleen door geweld zich kan handhaven niet de
weerspiegeling is van wat in de groote massa leeft.
J. K. merkt op, dat in Rusland geen vrijheid van
meeningsuiting voor minderheden bestaat, in
tegenstelling met Italië en Duitschland, waar geen
vrijheid van meeningsuiting bestaat voor meer
derheden.
Dit wil dus zeggen, dat hij die vrijheidsbeperking
voor minderheden aanvaardt en voor meerderheden
verwerpt. Principieel aanvaardt hij derhalve het
recht om de meeningsuiting, indien deze den regeer
ders niet welkom is, te verbieden, d.i. stafbaar te
stellen.
Hiertegen komt mijn eerbied voor de vrije per
soonlijkheid in verzet. Bovendien valt hierbij 4e_.be-
denken, dat de vrije meeningsuiting in den lo'op
der tijden veroverd op dè systematische geestelijke
tyrannie de eerste voorwaarde is om het geestes
leven wakker te houden en te behoeden voor verstar
ring. En laat ons niet vergeten, dat, hoe meer de
geest der massa slaapt, hoe gemakkelijker 't is haar
economisch te knechten.
Daar zijn nog enkele andere punten, zoowel door
•J. K. als door anderen aangeroerd, die ik nog moet
bespreken.
Mij wordt verweten, dat ik een onware bewering
heb geuit door te schrijven: „Maar waarom hielp
Rusland het fascistische Italië in den zuiver impe-
rialistischen krijg tegen Abessynië?"
En ik word gesommeerd dit door een feit te sta
ven. Goed dan: Rusland leverde levensmiddelen voor
het Italiaansche leger; het voorzag het van gerst-
voorraden.
En is het niet bekend, dat Rusland ook heeft mee
gedaan aan de petrolcumleveranties? En dit is niet
goed te praten met „de andere olieleveranciers heb
ben 't ook gedaan," want dat zijn kapitalistische
landen.
Om dit punt te beëindigen, wil ik nog een aan
haling doen uit het tijdschrift Bevrijding (No. 6
(frWtn/iWttWidedyk.
alleen hei beste voor
Uv. gezondheid
O w yt.uiiuiicm- yiy
Uitsluitend verkrijgbaar In de oranje-bandbuisjes van
20 labl. 70 cis. en oranjezakjes van 2 tabt. a to ets.
Parijs bereidt zich voor op de Wereldtentoonstelling 1937. Onze foto, genomen vanuit een
der bogen van de Eifeltoren, geeft een fraai beeld van het kunstzinnig ingerichte tentoon
stellingsterrein.
Juni 1936). Daarin schrijft B. de Ligt, een man, die
buitengewoon goed op de hoogte is: „Niemand kan
op het oogenblik voorspellen, hoe de nieuwe interna
tionale verhoudingen binnen eenige maanden er
precies zullen uitzien. Doch wij weten, dat Sovjet-
Rusland gereed is, desnoods aan de zijde van het
fascistisch Italië enz., Duitschland gewapend te
lijf te garji".
Hierover zou nog veel te schrijven zijn, b.v. over
de vraag, hoe Rusland staat tegenover den interna
tionalen politieken zwendel, maar ik moet me beper
ken en op eigen terrein blijven.
Hier volgt nu een aanhaling uit een der door mij
ontvangen brieven:
„Nazi's en communisten willen beiden de massa
gelukkig maken. Hier komt weer jouw brutale ten-
denz naar boven om ïlitler en Stalin als twee loten
van één stam te beschouwen. Wat doet Hitier? Hij
onderdrukt onder leiding en ten bate van de bezit
ters, de massa's der werkenden. Wat doet Stalin? Hij
heft op en brengt op hooger levensplan in samen
werking met de leiders van de groote arbeidersor
ganisaties, de geheele werkende bevolking van het
groote Sovjet-Rusland. Dit verschil in doelstelling
is voor jou blijkbaar niet zichtbaar."
Mijn waarde vriend, dit verschil in doelstelling
zie ik heel goed.
Ik wil heel graag erkennen dat Stalin, evenals
Lenin indertijd, gedreven wordt door het verlangen
om het langgeknechte Russische volk op een hooger
levensplan te brengen; ik weet evenzeer dat in Rus
land het particulier bezit van grond en productie
middelen is opgeheven evenals ik weet dat Hitier
daarvan niets moet hebben.
Maar ik weet evenzeer welke gevaren aan iedere
dictatuur vastzitten, moéten vastzitten: de vorming
van een nieuwe heerschende klasse, de klasse der
bureaucraten, die parasiteeren op de werkers en dit
kunnen doen door gebruik te maken van het staats--
apparaat. Daarbij en hier hoor ik je in gedachten
weer op mij schelden blijf ik krachtens mijn we
zen een vijand van geweldsheerschappij.
En ik zie met leede oogen daarom in dezen tijd
den groeienden cultus, de wassende vereering van
het geweld, waardoor hoe langer zoo meer de rede
op den achtergrond wordt gedrongen en het ver
trouwen op den triomf der rede wordt geschokt. Het
wordt hoe langer zoo meer een vertrouwen op ge
weld. Dit zie ik als een gevaarlijke zedelijke daling.
Nu zult ge hiertegen opmerken dat in Rusland het
geweld in den vorm van militairisme een ander
karakter draagt dan in de kapitalistische en impe
rialistische landen, omdat het staat in den dienst
van de groeiende nieuwe maatschappij en deze te
gen vernietiging door vijandige buren (Japan,
Duitschland) moet beschermen.
Aangenomen, dat dit zoo is. Dan geef ik onmid
dellijk toe, dat het Russische militairisme een an
der karakter draagt dan het militairisme in andere
landen, dat gebruikt wordt voor kapitalistische be
langen en dus per sé te veroordeelen is. Men kan
dan zeggen dat de Sovjetburger belang heeft bij 't
militaire apparaat en dus vrijwillig en gaarne er
milliarden aan besteed. Maar hoe treedt men daar
op tegen hen, die gewetensbezwaren hebben, tegen
menschen als onze dienstweigeraars cn onze Viruly?
Op den 4en Januari 1919 werd 'n decreet van den
Sovjet van Volkscommissarissen omtrent de vrijstel
ling van militairen dienst op grond van religieuse
overtuigingen uitgevaardigd. Dit decreet o.a. door
Lenin als voorzitter onderteekend bepaalde in arti
kel 1: „Zij, die vanwege hun religieuse overtuigingen
ongeschikt zijn militairen dienst op zich te nemen,
zijn verplicht, overeenkomstig de besluiten van den
Nationalen Rechtbank, in plaats daarvan naar de
zelfde verhouding aan hun medemenschen een dienst
te bewijzen, b.v. door werk in inrichtingen voor be
smettelijke ziekten, of een ander werk van alge
meen belang, door den betrokkene zelf te kiezen."
Hiermee toonde Lenin zijn eerbied voor de over
tuiging van de Russische secten, die een beslist anti-
militairistisch standpunt innemen, waarvan de be
kendste is de secte der doechobortsen. Aan
deze onder het tsarisme wreed vervolgde menschen
schonk hij de oude kroondomeinen van den tsaar
met het recht zich daar op vrij socialistische wijze
te organiseeren.
Wat is er van de welwillendheid van Lenin over
gebleven? Niets.
Wanneer iemand ten volle overtuigd is dat hij het
geweld (en in steeds vreeselijker vorm!) moet aan
vaarden ter verdediging van iets waardevols, dan is
dit zijn recht. Maar hij heeft niet het recht anderen
te dwingen hetzelfde te doen, wanneer deze dit
krachtens hun menschzijn niet kunnen.
Hier kom ik vanzelf tot het belangrijkste punt.
Wanneer wij waarachtige menschelijkheid willen,
dan moeten wij menschelijke middelen gebruiken
om dit doel te bereiken. En menschelijk is voor mij
de strijd (want zonder strijd komt de menschheid
niet verder) die gericht is op de verandering der
mentaliteit der massa, die gevoerd wordt met eco
nomische wapenen, de strijd met gekruiste armen,
waartegenover het geweld machteloos staat.
Ten slotte nog dit: mij werd ook als ernstige grief
aangerekend dat ik door mijn artikelen in de Scha-
ger Courant de verdeeldheid der arbeidersklasse in
de hand werk.
Daar blijf ik heel kalm onder. Het is mij voldoen
de voor mezelf ervan verzekerd te zijn dat ik dit
niet doe, dat ik op mijn wijze een bescheiden poging
aanwend om die klasse en alle ernstig willende
menschen ervan te overtuigen, dat zij hebben mede
te werken aan den opbouw der nieuwe wereld, wel
ke komen moet en reeds leeft in de harten van
tienduizenden, die steeds dichter tot elkaar zullen
naderen ondanks tactische verschillen.
ASTOR.