Qaat II op reis? Geestelijk L,evSn Men praat veel de V ries Fanatisme. KIJKEI1 is KOOPEfl oij CLOECK SPOOR's MOSTERD J Boekhandel Trapman Centr.Verwarmings installatie Spoor Spoor's gestampte Muisjes De Zomerreeks- Uitgave Zaterdag 4 Juli 1936. Postrekening No. 23330 SCHAGER 79ste Jaargang. No. 10011 COURANT. Int. Telef No. 20 Dit blad verschijnt dagelijks, behalve Vrijdags. Bij Inzending tot morgens 8 uur, wordt*. Advertentiën nog zooveel mogelijk in het eerstuitkomend nummer geplaatst. Uitgave der N.V. v.h. P. Trapman Co., Schagen 20 PAGINA'S. Prijs per 3 maanden f 1.80. Losse nummers 6 cent. ADVERTEN. TIëN van 1 tot 5 regels f0.85, iedere regel meer 15 cent (bewijsno. inbegrepen). Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. door Astor. HETTs een niet-Nederlan'dscli woord, 'dat Hier boven staat, maar het wordt zoo vaak ge bruikt, dat de meeste lezers de beteekenis ervan wel zullen kennen. Voor alle zekerheid ech ter wil ik, ter wering van elk misverstand, het ver klaren. Het zuiverst' wordt fanatisme weergegeven door het Nederlandsche: dweperij of dweepzucht. Een fanaticus of fanatieker wil dus zooveel zeggen als een dweper. Het woord dwepen heeft geen gunstigen klank ,voor de meeste menschen. Vooral in het nogal nuch tere en kritische Noord-Holland moet men van dwe pers en van dweperij gewoonlijk niet veel hebben. Wanneer wij in andere provincies komen, waar de orthodoxie nog sterk leeft, dan bemerken wij ter stond hoe de gemiddelde mentaliteit der menschen daar heel anders is en hoe daar b.v. het godsdienstig fanatisme een gunstigen voedingsbodem vindt. Nu is 't niet mijn bedoeling om een en ander te schrijven in 't bijzonder over het godsdienstig fana tisme, maar over fanatisme in het algemeen als een verschijnsel, dat psychologisch moet worden ver klaard, dat zijn goede en ook zijn kwade zijde heeft, waarin een groote kracht kan schuilen, maar waar in ook ernstige gevaren verborgen liggen. Wanneer wij het verklarend woordenboek der Ne derlandsche taal van Koenen opslaan, lezen wij dat daarin dweepzucht omschreven 'wordt als „aan krank zinnigheid grenzende ingenomenheid met personen of zaken." Mij dunkt, deze omschrijving brengt ons al aardig op weg om het verschijnsel fanatisme te begrijpen. De grond van het fanatisme is altijd een bijzondere voorliefde voor iets of iemand. Deze voorliefde kan zoo sterk worden, dat zij het gansche wezen van den mensch vervult, dat zij andere gevoelens en neigin gen geheel verdringt. Zij kan uitgroeien tot een vol komen blinde vereering van personen. Wij kunnen dit vooral in dezen tijd waarnemen. In Italië en Duitschland b.v. leven tienduizenden menschen, die een fanatieke vereering koesteren voor Mussolini en Hitier. Deze vereering is zoo sterk, dat zij deze mannen ternauwernood meer als gewone menschen, d.i. dus als dwalende wezens, met fouten en gebreken kunnen zien. Iets dergelijks hebben wij in ons land gekend in de dagen van wijlen Abram Kuiper. Zijn echte vol gelingen zagen in hem den „van God gegeven leider". Zijn woord werd onvoorwaardelijk als gezaghebbend aanvaard. Hij was een soort van profeet, een heilige. Ik herinner me nog, hoe ik jaren geleden, toen de groote leider in een pijnlijke, onaangename situatie was geraakt, met een oud en vroom man over hem sprak. Ik vroeg hem of nu zijn liefde voor Dr, Kuiper geen knak had gekregen. Toen kreeg ik ten ant woord: neen, want God-zelf heeft dit gewijd om ons (zijn volgelingen) te leeren dat wij Kuiper niet mo gen vergoden. Van het standpunt van dezen man, dien ik heb leeren kennen als een mensch van zeer groote waar achtigheid, was dit een mooi antwoord. Hij ontkende de fout van den geliefden leider niet; hij zag haar als een van God gegeven waarschuwing om in zijn vereering niet te ver te gaan. Hij werd Waardoor be waard voor het gevaar dat in elk fanatisme schuilt. Dit gevaar is: de geestelijke verblinding. Wij ontmoeten allen wel eens medemenschen, die zóó hoog bij iemand opzien, die anderen zóó sterk op een voetstuk plaatsen, dat zij niet meer vermogen diens tekortkomingen (en die heeft elk) te zien. Hun bewondering en liefde krijgt dan het karakter van dweperij of fanatisme. In sterk godsdienstige kringen ziet men b.v. vaak hoe men een voorganger, een pastoor of een dominé vereert. Het minste kwaad, de geringste kritiek wil men niet aanhooren. Men gaat zoo óp in die ver eering, dat men moedwillig de oogen sluit voor wat aan die vereering schade zou tkunnen doen. In den tijd, die nog betrekkelijk kort achter ons ligt, hebben wij menschen gekend die voor een Do- mela Nieuwenhuis hetzelfde hebben gevoeld. Hij was hun messias, hun heiland. Zijn woord was hun hei lig als een orakel. Zoo kunnen ook moeders een fanatieke liefde too- nen voor hun kinderen en merkwaardigerwijze soms in 't bijzonder voor hun zonen daardoor hun oogen sluiten voor gebreken welke anderen zeer goed opmerken. De grond van dit fanatisme voor personen, voor deze dwepende vereering is, naar ik meen, gelegen in liefde, die zóó sterk is, dat zij de controleerende rede eenvoudig terzijde stelt. Men wil geen kri tiek, men wil het voorwerp van zijn vereering onaantastbaar hoog stellen. Men wil een afgod! Daar komt nog iets anders bij. In de persoonsvereering, in de fanatieke bewondering en liefde, welke men ie mand toedraagt uit zich n.1. ook het onbewust gevoel, dat in ieder sluimert n.1. het gevoel voor het groote, het sterke, het nobele, het onzelfzuchtige. En dat wil men dan in de vereerde persoonlijkheid zoo .gaarne belichaamd zien. Gevolg hiervan iS'de neiging om in die persoonlijkheid te gelooven. Zelfs tegen de waarheid in. En men denkt er zelfs niet aan te veronderstellen, dat zij dwalen kan. Evenmin als men er rekening mede houdt, dat de vereerde ten gevolge van de hun toegebrachte bewondering nood wendig tot ij delheid en hoovaardij, tot zelfverheffing en machtswellust moet vervallen. Tot zoover het fanatisme, dat zich richt op per sonen. Ook op ander gebied kunnen wij het waarnemen. Men kan dwepen met de natuur, met de weten schap, met de kunst, met de techniek, enz. En het is goed ons daar een oogenbli-k mee bezig te houden. Wij willen daarbij opmerken dat altijd het ge vaar der eenzijdigheid op de loer ligt. Ik kan me levendig voorstellen dat iemand zóó vervuld is van liefde voor de natuur, dat zij hem zooveel intens genot schenkt, dat hij voor andere genietingen niet Vatbaar is. Zijn aard brengt dit mede. Dit mag hem er echter nooit toe brengen zich er geen rekenschap, meer van te geven dat an dere menschen, in andere dingen behagen kunnen scheppen en hen daarom te veroordeelen. Wij heb ben altijd in het oog te houden, dat de menschen gelukkig! verschillend van aanleg zijn. Daar zijn er, die met het grootste genoegen op een prach- tigen zomerdag in een benauwde, rookerige dans zaal, in overvolte kunnen ronddraaien en rondzwie ren, terwijl buiten de zon straalt en de boomen en bloemen hun geur verspreiden. Fanatieke vereering voor de wetenschap. Hierbij wordt gewoonlijk in het bijzonder gedacht aan de exacte wetenschap, de wetenschap van feiten en on- omstootelijke bewijzen. Deze wetenschap wordt be schouwd als de groote macht, de verlossende in het leven der menschheid. Inderdaad heeft zij der menschheid onschatbare diensten bewezen, Tallooze waanbegrippen en dwa ze voorstellingen heeft zij weggevaagd. Maar een dwaling is het te meenen, dat zij ooit geheel alleen zou kunnen dienen om het geluk op aarde te bren gen, zooals haar fanatieke verheerlijkers meenen. Kennen, weten, doorgronden; het is alles heel mooi. Maar de mensch vraagt ook nog om iets anders. In hem is het gevoel voor rechtvaardigheid, dat be vredigd wil worden; is het besef van saamhoorig- heid, dat tot uiting wil komen; is de religiositeit, die roept om innerlijken vrede in deze verscheurde wereld. In millioenen harten kreunt het verlangen naar die levensschoonheid, welke slechts gevonden wordt in een harmonisch samenleven; wat brengt hun de wetenschap? En wij denken aan de klacht van doctor Faust (Goethe) die schier elke wetenschap had beoefend en toch zich zelf zoo arm wist. Wij zijn geen hersenen alleen. Ook het gemoed heeft zijn eischen. Daarom verwondert ons niet, dat wij in onzen tijd nieuwe stroomingen zien opkomen (de Oxford- beweging b.v.), waarin vóór alles de behoefte aan innerlijke vrede tot uiting komt. Dwaasheid, zegt de fanatieke wetenschapsvereer der, niets dan sentimentaliteit! Zijn eenzijdigheid belet hem den mensch te zien, zóó als deze is. En hoe staat het met de kunst? Niemand zal ont kennen, dat zij schoonheid brengt in het leven en veredelend werkt. Elk mensch heeft iets in zich van aesthetisch gevoel, d.i. van gevoel voor schoon heid. Wij zien dit reeds bij de primitieve en onbe schaafde volken. Maar hoe weinig ontwikkeld is bij de meesten dit gevoel! Wie verbaast zich wel eens niet over de prullen en lorren die in de woningen over het weer, dikwijls over de zware tijden, en zelden over een ander, maar men verwarmt zijn huis met een van TTECHN. BUR. Nieuw adres: ALKMAAR KONINGSTRAAT ZES. TELEFOON 2197—3897. IIItiMIlIItMIIIItffl moeten dienst doen als versiering! Daarom heeft de kunst een taak te vervullen en mag haar beteeke nis niet worden onderschat. Maar de fanatieke kunst vereerders mogen toch ook bedenken dat de hoogste kunst niet in staat is den mensch gehéél te vol doen. Want het mooist-denkbare is en blijft: de gave mensch! Ten slotte, om dit gedeelte te beëindigen, iets over de dweperij met de techniek. Men pleegt dezen tijd, den tijd der techniek te noemen. Daartoe is alle aanleiding. Het is inderdaad verrassend wat de tech niek ons brengt. Met bewonderende oogen ziet men op naar de wonderen, welke zij tot stand brengt. Het is of zij den mensch tot alles in staat stelt. Zij deinst letterlijk voor niets terug. Een eenzijdige ver eering is daarvan het gevolg. De techniek zal den menschen het onmogelijk geachte mogelijk maken. Wij luisteren naar stemmen op duizenden kilome ters afstand. Wij vliegen over de aarde. Wij stij gen op naar den stratosfeer. Wij duiken onder in het water. Wij overwinnen de seizoenen door ver nuftige vindingen. Enz., enz. Is het dan te verwonderen dat velen van de tech niek alles gaan verwachten? Dat zij wordt vereerd als de uiteindelijke bevrijdster der menschheid van alle moeilijkheden? Of? Het moet de fanatieke bewonderaars der techniek wel wat koud op het lijf vallen als hun tegenge worpen wordt, dat diezelfde techniek staat in den dienst van de vernietiging, dat zij de moordwerk tuigen perfectionneerd, dat zij voor millioenen men schen de hel op aarde brengt. Laat men toch niet teveel roemen op het mensche- lijk kunnen! Wat brengt de techniek op het slagveld? Wat brengt zij aan de millioenen proletariërs in de ach terbuurten? Hiermede wil ik niets hebben gezegd tegen de techniek. Ik geloof dat zij eens tot zegen der mensch heid zal worden. Maar ik weet tevens dat dit nooit zal gebeuren als niet eerst in diezelfde menschheid krachtig ontwaakt het besef der saamhoorigheid, zoodat de techniek zal ten goede komen aan allen en gesteld in den dienst niet .van enkelingen, maar van de gemeenschap. Want voor mij blijft de hoofdzaak altijd nog: niet of de wereld schitterende machines en vernuftige werktuigen kan maken, maar of de harmonische samenleving benaderd wordt. Ik verwerp derhalve als eenzijdig en daarom ge vaarlijk elk fanatisme. Of ik er zelf geheel en al vrij van ben? De mensch kent doorgaans zijn eigen fouten het slechtst. Het zou dus kunnen wezen dat ik in dit artikel mij zelf in de eerste plaats de les lees. Het zij zoo. Daar is echter nog iets, waarop ik wil wijzen. Er kan ook fanatisme bestaan met betrekking tot ideeën. En hiermede komen wij eigenlijk tot het voornaam ste punt. Daar is tot op een zekere hoogte altijd iets sym pathieks in den fanatieker, in den dweeper. Hij steekt in ieder geval boven de trage, geestelijk-doode menigte uit. Mij tenminste doet het steeds aange naam aan als ik bemerk dat iemand zonder bijbe doelingen op hartstochtelijke wijze ijvert voor een idéé, die hem lief is geworden en van welker door werking hij heil verwacht voor de menschheid. Ik gevoel b.v. niets, voor de idéé van het natio- naal-socialisme, toch ken ik N.S.B.'ers, in wie ik de toewijding bewonder. Hun fanatisme vindt zijn grond in hun vast geloof dat zij het volk, waartoe zij behooren, tot hooger plan en tot dieper geluk willen opvoeren. Hetzelfde kan ik zeggen van vele anderen, van katholieken en gereformeerden, van communisten en anarchisten, als ik maar weet dat hun streven en hun strijd echt is. Zijt ge wel eens in aanraking gekomen met zulke echte fanatiekers? Zoo ja, dan zult gij hebben bemerkt, dat er altijd iets verwarmends van hen uitgaat. Zij zijn uitgestegen boven dat ellendige prac- tische materialisme, dat het heele leven beschouwt als een rekensom, wier geest altijd ls gericht op geld, geld en nog eens geld, die maar één God kent en de naam van dien God is Mammon. Ijskou de menschen, onvatbaar voor elk idealisme. Men schen die met lachenden mond kunnen zeggen: „ik, ik, nog eens ik en dan gij". Menschen met harten van steen en zielen als een ijskelder. Toch mogen we niet nalaten op de schaduwzijde van het fanatisme, ook wanneer het geldt een idéé te wijzen. Dit gevaar is aller eerst de grenzenlooze eenzijdig heid, waartoe het voert en daarmede tot het onver mogen om ook maar iets van het goede in anders denkenden te waardeeren en daarmede gaat dan in den regel gepaard de absolute veroordeelïng van alles en allen wat niet is inovereenstemming met de door hen geliefde idée. Daarmede verliezen zij de b e t r e lc k e 1 ij k h e i d van alle dingen uit het oog. Zij vergeten dat de menschen verschillen en dat ook anderen goede bedoelingen kunnen hebben. Zij geven zich geen re kenschap van het feit, dat de mensch dikwijls niet bij machte is zich geheel los te maken van oude, vroeg-ingeprente begrippen en voorstellingen. Daar om zijn zij geneigd van onwil, van domheid te spre ken, waar feitelijk onmacht aanwezig is. Ik sprak eens met een ouden vriend, een dokter, over het communisme. Hij was een ruimdenkend man, wijsgeerig aangelegd. Ik kreeg deze merkwaar- Moderne foto's en vergrootingen van buiteng ewo n'e kwaliteit Geopend: behalve 's Maandags dagelijks, ook Zondags Fotogr. Atelier Arpad Moldovan Nieuwe N ie dor p CPnnP'S SPECERIJEN Oi wwl\ IN STROOIBUSJES Szwitsersche Kaas dige woorden van hem te hooren: „ik zou heel goed communist kunnen en willen zijn, maar ik kan het niet wezen, ik mis het geloof in die communistische idée". Dat is het Standpunt. Mij rest nog te komen tot mijn eindoordeel over fanatisme, d.i. derhalve over het dwepen met ik bepaal me tot het belangrijkste en laat het eerste gedeelte buiten beschouwing een idée. En dan erken ik terstond dat het fanatisme onge twijfeld zijn waarde heeft. De dweper kan een groo te, zelfs een massale beweging veroorzaken, hij kan menschen begeesteren en bezielen. En hierin schuilt iets moois. Want begeestering en bezieling doet altijd weldadig aan. In de overgave aan een idée is iets verheffends. Daardoor wordt de mensch verheven bo ven het bekrompen zelfzuchtige, boven het kleinzie lige en berekenende. De nobelste neigingen worden er door wakker geroepen bij de massa. Daden van zelfverloochening worden verricht. Heroïsme bloeit op. Maar daar staat tegenover 't niet klein te achten gevaar dat de eenzijdige tweper zijn volgelingen voe ren kan op het pad van verderf. Het is de vraag welke idée hij brengt onder de massa. Het is ongetwijfeld aan het grenzenloos fanatisme (het dwepen met de idée van een groot en machtig Italië) van Mussolini te danken geweest, dat tien duizenden Italianen opgetrokken zijn naar Abessy- nië. De glorie van Italië was de idée, welke hun be zielde. In zoo sterke mate, dat zij alle andere gevoe lens daarbij achterstelden of volkomen onderdruk ten. Zij vragen niet meer of oorlogvoeren of menschen vermoorden zedelijk geoorloofd was; zij dachten er niet aan, dat zij lijnrecht in tegenspraak waren met het christelijk geloof, dat zij beleden. Zij dienden de idée. Iets anders bestond voor hen niet meer. Italië moest overwinnen, Italië moest groot en mach tig worden! Daarom is het van het hoogste belang steeds weer de idée, waarvoor men leeft, te beoordee- len in alle nuchterheid. Altijd kritisch blijven. De dweper kan men vergelijken met een beschon- kene, bijna met een lijder aan delirium. Hij heeft zijn redelijk oordeel verspeeld. Dat is gevaarlijk. Vooral dan wanneer de idée, waarvoor men leeft niet groot en verheven is. En groot is slechts de idée der waarachtige menschelijlc- heid. Voor deze idée leven en werken, door haar wor den gedragen is het hoogst denkbare. Maar sluit dit dan niet vanzelf het fanatisme in zich, zal men vragen. Tot op een zekere hoogte, onge* twijfeld. In dien zin zijn alle groote voorgangers dwe pers geweest. Maar als zij werkelijk groot zijn geweest, dan hebben zij nooit hun oogen gesloten gehouden voor wat anderen op hunne wijze meenden te moeten doen om den vooruitgang te dienen en hebben zij zich als rustige wijsgeeren verheven bo ven de rampzalige eenzijdigheid, welke blind maakt voor wat goed is, óók in anderen, óók in tegenstan ders en zijn zij zich bewust geworden van deze histo rische waarheid: ten slotte werken alle krachten in de menschheid samen tot het ééne doel. En dit doel is de benadering van het menschheidsideaal. ASTOR. Voorziet U dan van aangename trein lectuur! biedt U een keus van aardige boekjes, in den prijs van slechts 75 en 90 et. Verkrijgbaar in: LAAN SCHAGEN

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1936 | | pagina 1