Hongerend Volk van Japan. 6alans=opruiming Halfjaarlijkschel I 15 JULI a.s. FIRMA HERM. DE RAAT Staking te IJmuiden opgeheven Zaterdag 11 Juli 1936. SCHAGER COURANT. Derde Blad. No. 10016 Aspirin Zeldzame koopjes. Onge kend lage prijzen in BALLY - SALAMANDER TIMTUR enz. LANGESTRAAT 80 ALKMAAR Fabrieksschoorsteen door bliksem getroffen Donkere schaduwen over het lichte glan= zende land DE LAATSTE MITSOEI, DE MAN DIE HET MACHTIGE BEWEGEN VAN HET JAPANSCHE LEVEN ACHTER DE SCHERMEN LEIDT. OVER het lichte, glanzende, land in het Oosten glijden donkere schadu wen van dreigende wolken. De heldere hemel wordt verduisterd. Maar dit is niet een louter spelen van de natuur krachten alleen. Hier spelen menschen een rol, een zeer be langrijke rol. Het geslacht Mitsoei is oud, maar machtig. Meer dan driehonderd jaar zijn ze in zaken. De oude Toboeké Mitsoei opende in 1602 een bank van leening. Hij verstond de kunst om rijk te worden. Toen hij 80 jaar was, stierf hij als de rijkste man van Japan. Zijn nakomelingen verstaan ook die kunst. Deze hebben de zaken voortgezet. Ze zijn tot milliardairs geworden. Steeds grooter werd de macht, altijd omvangrijker hun invloed. De laatste Mitsoei is de man die het machtige be wegen van het Japansche leven achter de schermen leidt. Bijna in alle belangrijke gebeurtenissen is er één kracht in 't spel: Mitsoei. Bij de huidige moeilijkheden die het hedendaag- sclic Japan bezoeken speelt hij een actieve rol. Maar er zijn ook andere invloeden die mede wer ken. De snelle aanwas van de Japansche bevolking zelf is een factor van belang. De ongeschikte bodemge steldheid om aan de talrijke Japansche boeren een kans te bieden is een andere oorzaak, waardoor on weerswolken boven dit zonnige land samenpakken. GEBREK AAN LAND. Op de aarde liggen onmetelijke velden die in maag delijke staat verkeeren. Ze zijn nog nimmer door ploeg of spa beroerd. Azië, Amerika, Australië, zij zouden millioenen werkers binnen hun grenzen kun nen opnemen. En aan evenvele een goed bestaan ver zekeren. Moeder natuur is rijk. De mensch vindingrijk. Dat baat echter den Japanschen boer op, 't mo ment niet. In een feilen strijd om grondverdringt men elkaar. In deze onbarmhartigen strijd vallen ve len uitgeput ter aarde. De cijfers spreken in dit op zicht een onvervalschte taal. Laten we ze daarom toonen. Japan is een landbouwende natie. 60 van alle inworiers bestaan door middel van den landbouw. In Nederland slechts 20 De oppervlakte van Japan bedraagt ruim 38.15 mil- lioen bunders. Was dit nu alles goeden grond voor den landbouw, dan was de lucht onmiddellijk opge klaard. Doch hiervan is slechts 7.63 millioen bunders geschikt voor het boerenbedrijf. 35 millioen menschen moeten hierop een bestaan zoeken. Zij werken hard, leven sober en spannen alle krachten in om rond te komen. Elk kan echter niet meer grond toeloopen dan 0.21 bunder. Vergelijken we hiermee Nederland eens. Nederland heeft een oppervlakte van ruim 3.3 mil lioen bunder. Goede cultuurgrond (woeste- en bosch- grond blijft buiten beschouwing) is er ruim 2.4 mil lioen bunder. Het aantal menschen wat nu van den landbouw moet bestaan, bedraagt in ons land zoo ongeveer 1.63 millioen. Elke inwoner van ons land die dus een bestaan in den landbouw moet zoeken, heeft 1.35 bunder tot zijn beschikking. De hoog ontwikkelde tuinbouw in ons land is daarbij inbegrepen. Zouden de Nederlandsche boeren evenveel land tot hun beschikking hebben dan hun Japansche collega's, dan zou Nederland een boerenbevolking bezitten van bijna 10 millioen. Het behoeft weinig betoog, dat dan allicht de wel vaart van den Nederlandschen boer in de huidige omstandigheid nog wel iets meer te wenschen zou laten. DE ELLENDE DER BOEREN. Het is te begrijpen dat de toestand van den Japan schen boer allerminst rooskleurig is. Vooral als we bedenken dat de methoden van werken er nog zeer primitief zijn en er lang zooveel niet uit den bodem wordt gehaald dan in ons land. 80 van de boeren zijn dan ook gedwongen een tweede beroep uit te oefenen. De levende have weerspiegelt tevens de mindere kapitaalkracht der boeren. Op duizend inwoners van Japan komen 26 paarden en 24 runderen voor. Hoe staat het daarmee in ons land? Hier zijn die aantallen respectievelijk 36 paarden en 290 runderen. Om over het kleinvee dan nog te zwijgen. Bovendien hebben we nu nog in het oog te houden dat er in Japan drie maal zooveel menschen in den landbouw werkzaam zijn dan hier. Feitelijk moesten dus de aantallen voor ons land met drie vermenig vuldigd worden. Daar staat tegenover, dat de Japanner veel meer plantaardig voedsel tot zich neemt. Rijst-en visch zijn de hoofdschotels. Het lage aantal paarden en runderen vindt mede zijn oorzaak in het andere karakter van den land bouw en van de behoeften der bevolking. De ellende der boeren moet in hoofdzaak gezocht worden in te weinig teeltgrond. Ook speelt de achterlijke wijze van bewerken een belangrijke rol. BOEREN VLUCHTEN NAAR DE STEDEN. Als de nood stijgt zoekt men een uitweg. Zoo den ken ook de Japansche boeren er. over. De bodem kan hun geen bestaan meer verzekeren. Het gebrek grijpt om zich heen. In een hopeloozen strijd tegen de ongunstige omstandigheden probeeren zij een oplos sing te vinden. Beu van de lange jaren tevergeefs worstelen tegen de slechte omstandigheden, zoeken zij hun geluk elders. In 1929 verlieten reeds 900.000 boeren hun velden en zochten een heenkomen in de stad. Zoo gaat de stroom steeds door. In 1930 woonde van de Japansche bevolking een vierde gedeelte in de steden. Nu is dat al uitgebreid tot een derde gedeelte. De boeren die van hun vel den vluchten en een heenkomen in de steden zoeken, hebben ook daar het eldorado nog niet bereikt. Bij de ondernemers en industrieëlen kunnen ze niet meer voor hun arbeidskracht bedingen dan 70 cent per dag. Zoo zijn ze opgenomen in de groote groep van industriearbeiders die zich in snel tempo uitbreidt. Zij vormen een van de grondoorzaken, waardoor de Japansche industrie een moordende concurrentie op de wereldmarkt voert. Door deze goedkoope arbeidskracht kost het pro- duceercn van artikelen voor de export zoo weinig. Daarmee heeft de ontwikkelende Japansche in dustrie en export een groot voordeel op andere con currenten.. DE VLOED ZWELT AAN. De Japannei's zijn een vruchtbaar volk. Elk jaar is er een bevolkingsoverschot van 900.000 zielen. In den loop van luttele jaren vragen elk jaar 900.000 jonge menschen een plaats onder de zon. Zij staan met vragende oogen. Waarheen? Zij zeggen „Wijs ons den weg, waar we kunnen werken". Maar het wordt hen door de maatschap pelijke omstandigheden duidelijk, dat die weg niet steeds geëffend is. De vloed zwelt aan en vormt een van de krach tigste elementen die de Japansche expansiedrang schragen. Mét ziet rond waar plaats is. En het spiedende oog van de Japansche diplomaten speurt de oevers van het vasteland van Azië af, of er mogelijkheden bestaan. Of er een lcans is, de Japansche overbe volking te doen afvloeien. Doch deze speurende blik beperkt zich niet alleen tot het vaste land van Azië. Met eenig welgevallen glijdt hij over de eilanden van de Nederlandsche Archipel. Matsoeoka, oud-gedelegeerde van Japan te Genève sprak reeds: „Nieuw Guinea, een reusachtig eiland, waarop tallooze menschen zich nog zouden kunnen vestigen, is voor Japan met zijn enorme overbevol king van ontzaggelijk gewicht". Een Japansch journalist, vroeger parlementslid en minister, schreef eens: „Wij kunnen niet trotsch zijn op het bezit van eenige Zuidzee-eilanden, voor we Java en Sumatra hebben De stroom van de bevolkingsaanwas mondt uit in een politiekë:e'conomigc'lie-militaire activiteit, waarvan Mantsjoerije reeds het slachtoffer is ge worden. Waardoor China voortdurend wordt be-» dreigd. Die loert op de rijkdommen van Buiten- Mongolië. Die tegenstellingen schept met Engeland, Amerika en Nederland. BANKROETE POLITIEK. De emigratie-politiek is er mislukt. Wat is er van de landverhuizing naar Korea, Formosa en elders terecht gekomen? Niets. De Japansche boer en in het algemeen de Japanner voelt niets voor emigree- ren. Sterk als ze aan hun omgeving en familie gebonden zijn. Ze hechten aan de traditie, voelen zich één met het volk waartoe ze behooron en gaan alleen in het uiterste geval tot landverhuizen over. Doch ook dan nog zeer weinig. Van de 900.000 menschen die er jaarlijksch bij komen, verdwijnen er slechts tien- tot twintig duizend over de grens en vinden een heenkomen in andere landen. Zelfs naar het noordelijke eiland van de Japansche eilandengroep Hokkaido, verplaatsen ze zich niet gaarne. Het klimaat is daar te koud. En door de sterke Maleische bloedvermenging zijn de Japan- nei's daar zeer gevoelig voor. Andere gebieden waar het klimaat gunstiger is, Door de ongerepte wouden in het Oost-Prui- sisohe gebied zwerft nog de eland, dreunt de bo dem onder zijn zwaren hoefs'lag en weerklinktver in het rond zijn dof geloei. De eland is de groot ste hertensoort van Europa. Hij heeft een dieht- behaarde eeltachtige bovenlip, breede schopvor- mige horens, een dikken hajs met een langen baard, lange manen en golvend haar, dat in den zomer bruin en in den winter grijs is. Zijn plom pe gedrongen lichaam, dat meer dan 1000 pond weegt, staat op hooge en geenszins fraaie pooten. Hij wordt 2.5 meter lang en 2 meter hoog, een geweldig dier dus, dat zelfs nog veel grooter is dan het edelhert. In vroeger tijd bewoonde de eland overal de uitgestrekte wouden van Middel-Europa, doch thans vindt men hem alleen langs de Oostelijke en Zuidelijke kusten der Oostzee, van Pomrne- ren tot Finland en in Zweden, waar hij echter niet veelvuldig voorkomt. De eland leeft in troepen, die door een krach- tigen mannetjeseland worden aangevoerd, en voedt zich vooral met de bast van loofboomen,- met de knoppen van naaldboomen en met gras en riet. Hij is dus zeer schadelijk voor de bos- schen. Des zomers liggen deze dieren veelal ge durende den warmsten tijd van den dag tot aan den hals in het slijk der moerassen. Daarbij laten zij zich niet licht verrassen door den jager Bovendien worden ze op het oogenblik in groote natuurreservaten tegen uitroeiing be schermd. OrwwA-WtHVideeijk alleen hel beste voor Uv* gezondheid: zooals bijv. Californië en verschillende Zuid-Ame- rikaansche staten, hebben de grenzen gesloten. Het gele ras moet geweerd worden. Het wordt als een dreigend gevaar beschouwd, gevreesd dikwijls in de mededinging naar de schatten der aarde. BUIGEN OF BARSTEN. De spanningen nemen toe. Er moet eeii, uitkomst komen. De boeren verdringen elkaar oj». 'tie velden. Japan is te klein geworden. De wereld- is voor hen gesloten. Nu wordt het gezocht in de uitbreiding van de fabrieken. Meer fabrieken, steeds meer. Hooger moet de industrieele productie opgejaagd worden. De Japanners moeten toch eten? Ons volk moet een be staan hebben en de aarde is groot en onmetelijk rijk, zeggèn de staatslieden. Daarvan willen we ons deel. En dat deel zullen we bevechten met alle mid delen die ons ten dienste staan. Nationale hartstochten laaien hoog op.Meer dan de helft van het nationale budget wordt voor mili taire doeleinden uitgegeven. Japan bereidt zich voor op een krachtproef. En achter al dat gebeuren rijst het hoofd van de kleine, doch machtige baron Mitsoei, die één doel heeft gesteld: „Japan moet heerschen langs de boor den van den Grooten Oceaan. Economisch en politiek moeten deze rijke en uit gestrekte gebieden onder de invloed staan van Japan. Dat dit niet langs een leien dakje zal gaan, hij weet het zoo goed als anderen. Achter het duistere spel van veel heftig gebeuren in de diplomatieke wereld bevindt zich de krachtig© hand van dezen heerscher, die meer dan 60 pet, van de gansche Japansche handel beheersht. Hij de rijkste man der wereld speelt met diplomaten en menschenlevens zooals hem dat voor de uitbreiding van Japansch macht goeddunkt. Een explosie hangt in de lucht. Mitsoei is een van de machtigen die de lont in zijn oude vingers-houdt. Wanneer zal hij ontstoken worden? Intusschen wachten duizenden hongerende Japan ners op -arbeid en uitkomst. DE OUDE LOONSVOORWAARDEN WORDEN GEHANDHAAFD. De visschersstaking te IJmuiden, welke ongeveer een maand geduurd heeft, is Don derdag geëindigd. De reeders hebben toege geven, zoodat op de oude voorwaarden zal worden uitgevaren. De Reedersvereeniging te IJmuiden en de besturen der vier vakorganisaties deel en mede, dat, nu de stakende visschers zich opnieuw achter hun organi satie-leiding hebben geplaatst, overeenstemming is verkregen tusschen de werkgevers en de werknemers- vereeniging in het bestaande conflict. De reeders hebben zich bereid verklaard de oude loonvoorwaarden te handhaven door de opzegging van de contractenterug te nemen. Stelselmatig zullen de trawlers weer zee kiezen. Zooals men zich herinnert, was het conflict ont staan, doordat de visschers geen genoegen wensch- ten te nemen met de nieuwe loonvoorwaarden, wel ke door de werkgevers, die in verband met de voort durend slechte uitkomsten in het bedrijf te IJmuiden moesten trachten de kosten te verlagen, werden aan geboden. HET 30 METER HOOGE BOUW SEL DOOR MIDDEN GEKLIEFD. GEEN PERSOONLIJKE ONGELUK KEN. Tijdens een kort maar Kevig onweer dat met felle bliksemflitsen gepaard ging, is Donderdagmiddag te ongeveer half vier de bliksem geslagen in den circa 30 meter hoogen fabrieksschoorsteen van de Neder landsche Schroefboutenfabriek te Helmond. De Schoor steen werd door den bliksem overlangs doormidden gekloofd, met het gevolg, dat de. helft van den be trekkelijk nieuwen schoorsteen bleef staan, terwijl de andere helft met donderend geweld neerkwam op de smelterij der fabriek. Het dak stortte onder het gewicht van de brokstukken in. Drie arbeiders, die ter plaatse aan het werk waren, ofitsnapten als door een wonder aan den dood. Overigens heeft de bliksem in de fabriek geen brand veroorzaakt. STORM TEISTERT DE KUST VAN SPANJE. Veertien zeelieden om het leven gekomen. Madrid. Aan de Cantabrische kust is een uit elf stoomschepen bestaande visschersvloot in een storm geraakt. Drie schepen zijn gezonken. Van een der schepen met een bemanning van elf kop pen kon slechts de kapitein gered worden. De ove rige opvarenden zijn waarschijnlijk verdronken. Van een niet. tot de visschersvloot behoorend vaar tuig zijn vier leden der bemanning overboord ge* slagen .en .verdronken, v

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1936 | | pagina 9