H.A.B.O. Vacantie-Reizen.
ROBERTA
is AFGESLOTEN
Economische Kroniek
Intiem Rusthuis
s
THEATER
Internationale Grasbaanraces
Groote LANDENWEDSTRIJD
Schagen - de Stolpen,
verkeer
Schilder ZELF
C. SLIJKERMAN
Tandheelkundige Inrichting
DENTOFORM
Café nummer 1
00
53
•53
55
O
N
De wijziging in de
steunregeling
16—18—23 en 25 Aug. Naar Arnhem en Omstr. V. 8 u. Pr. f 3.—
15_19_23 en 27 Aug. Naar Apeldoorn en Uddelerm. V. 8.30. Pr. f3.—
16—20—23 en 26 Aug. Naar Arnhem en Nijmegen. V. 8 u. Pr. f3.25
16—18—23 en 27 Aug. Naar het Gooi—Utrecht. V. 9 u. Pr. f2.25
16—20—23 en 25 Aug. Naar Den Haag en Scheveningen. V. 9 u. Pr. f 2.—
10—19-^-23 en 26 Aug. Rond het IJselmeer. V. 7 u. Pr. f4.—
23—26 en 30 Aug. Naar Arnhem en Montferland. V. 8 u. Pr. f3.50
20 en 27 Aug. P.H.V. Naar de Wieringermeer, Afsluitdijk.
V. 8.30 u. Pr. f2.75
16—20 en 23 Aug. Naar Rhenen met gratis bezoek aan Ouwehands
Dierenpark. V. 8.30 u. Pr. f2.75
Iedere Woensdag- en Zondagmiddag:
Naar Schiphol. Groenendaal en Het Kopje. V. 13.30 tl. Pr- fl-25
Naar Valkeveen, Hilversum, etc. V.13.30 u. Pr. f 1-50
16 en 23 Aug. Naar IJmuiden, Zandvoort en het Kopje.
V. 13.30 u. Pr. f 1.—
15—19 en 23 Aug. Naar Noordwijk aan Zee, etc. V. 13.30 u. Pr. fl.50
16-119" en 23 Aug. Naar de Loosdr. Plassen, Hilversum. Pr. fl.50
18—21 en 25 Aug. Naar Volendam en Marken. V. 14 u. Pr. fl.50
Iedere Vrijdag bezichtiging van de groote Kaasfabriek te Stompe-
toren, onder leiding der Zuivel centrale, p. p. f 0.25
24 Aug. en 14 Sept. pracht 4-daagsche Rijn-reis via Valkenburg,
en Ahrtal met mooie bootvaart f30.
20 Aug. 3 dagen n. d. Rijn—Koningsw., Ahr en Valkenburg f22.50
24 Aug. 6 dagen Rijn—Ahr—Valkenburg, Grot v. Han, enz. f 42.50
27 Aug. 3 dagen Valkenburg, Grot v. Han, Dinant, Brussel f27.50
29 Aug. Week-end n. Brussel (2 dagen), vertr. Zaterdagmiddag f 10.50
1 en 7 Sept. 4- en 5rdaagsche Vierlanden-tocht f32.en f37.50
14 Sept. 6 dagen Rijn—Heidelberg—Wiesbaden, enz. f45.—
14 en 21 Sept. 3- en 4-dags tochten n. d. Rijn resp. f22.50 en f30.—
21 Sept. 5-daagsche Vierlanden-tocht f 37.50
Vraagt voor Uw verdere Vacantie-plannen programma's en nieuwe
datumlijst aan b. h. Reisbureau H.A.B.O., Stationsweg 37 B, Alkmaar.
Tel. 4334 en b. d. Reisleider C. TEN BRUGGENCATE, Heerenweg, Hei-
loo, Tel. 4215, Alkmaar.
brengt Zaterdag en Zondagavond half negen
een prachtige muzikale romance. Een gees
tig en boeiend verhaal:
Een weelde van klanken, een rhytmische
roes, een vuurwerk van geestigheid, met
Iréne Dunne, Fred Astiaire en Gingers
Gogers.
Toegang voor eiken leeftijd.
Zondagmiddag 3 uur en Zaterdagavond
entrée zaal 40 cent.
Entree voor kinderen Zondagmiddag van
af 15 cent.
Hoofdingenieur-Directeur van
den Provincialen Waterstaat van
Noordholland maakt bekend, dat
het gedeelte van den provincialen
weg
tusschen den Schagerweg en den
Ruigeweg, met ingang van 19 AU
GUSTUS a.& tot nadere aankondi
ging voor het
Wie met een Autobus wil
op Reis,
Vraagt bij Slijkerman eerst
eens Prijs.
Beleefd aanbevelend,
DE WEEL 157 OUDE NIEDORP.
Telef. 13.
en doe 't bij voorkeur met verf uit
den SCHAGER VERFWINKEL, dan
wordt, 't beslist goed en 't kost
weinig.
DOEKE WIT, Noord 71
RITSEVOORT 60 ALKMAAR
Spreekuur Dinsdags van
2-^5 uur.
GEHEELE GEBITTEN f 30.—.
alles inbegrepen met garantie
Vullingen f2.
heeft beschikbaar voor bej. en
hulpbeh., VRIJE KAMERS (eigen
meubelen kunnen worden meege
bracht), aparte bediening, uitste
kende verzorging, alles inbegrepen,
ook dokter en apoth., tarief f 10 per
week, echtpaar f 18. Inwonenden
beh. hun qeheele vrijheid. Elk idéé
van stichting wordt beslist qeweerd.
Inlichtingen W. MUL, Schagen,
Tel. 59.
PRIMA AMER, PETROLEUM,
41/2 ct. per liter per vat.
franco thuis.
Aanbevelend,
C. BAKKER, Schagerbrug, Tel. 16.
Internat Motorraces Alkmaar
ZONDAG 23 AUGUSTUS 1936 te 1.30 uur n.m. Ie Kermis Zondag,
tusschen de beste renners uit Nederland, België, Duitschland en Oostenrijk.
Alle Nederlandsche Seniores en Juniores aan den start.
&5
53
«o
53
53
«Nl
Lange-Baan-Races. Internationale Massastarts,
Aanval op het Baanrecord. Snelheid Spanning - Strijd.
Reserveert Zondag 23 Augustus voor het Alkmaarsche
Motorfeest en de Kermis!
WANNEER IS EEN RIJK AAN
HET EINDE ZIJNER FINANCI-
EELE MOGELIJKHEDEN?
Er zijn dingen, die in het dagelijksch leven geheel
vanzelfsprekend zijn, doch die, wanneer men ze van
toepassing brengt op staten, op volksgemeenschap
pen in plaats van op particulieren of op maat
schappijen, niet meer schijnen op te gaan.
We doelen daarbij op het feit, dat enkele regee
ringen zich de weelde schijnen te kunnen veroor
loven, hun uitgaven doorloopend grooter te houden
dan hun ontvangsten. Ons, Nederlanders, wordt ge
regeld voorgehouden, dat de overheidshuishoudin-
gen voor alles in evenwicht behooren te zijn, dat
steeds bij iedere uitgave voor dekking behoort te
worden gezorgd. Zooals dit met de huishouding van
ic-deren staatsburger het geval dient te zijn.
Intusschen begint menigeen ten aanzien van deze
kwestie sceptischer te worden. Men gelooft het niet
heelemaal meer. Meer uitgeven dan ontvangen
moest, zoo wérd door de geleerden voorgerekend,
op den duur voeren tot den ondergang. Maar die
ondergang bleef uit. Duitschland, Japan, Italië en
misschien nog verschillende anderen gaan door op
den ingeslagen weg. Ze geven uit, zonder dat er
overeenkomstige ontvangsten tegenover staan. Ze
doen! Ze bestrijden de werkloosheid, ze bewapenen
zich. En de ineenstorting, de ruïne, die was voor
speld, bleef achterwege.
We zijn zoover gekomen, dat velen beginnen te
twijfelen aan de waarheid der redeneering. Men ge
looft niet meer aande'profetieën. Want in al die
landen gebeurt niets.
Ja, er zijn er, die er meer en meer voor beginnen
te voelen het ginds gegeven voorbeeld te volgen,
waarvoor misschien wel iets te zeggen valt, mits
men weet, wat men doet en tot welke consequenties
een en aqder voert.
Ten einde dit goed te begrijpen,' willen we een
particulier tot voorbeeld nemen en eens precies na
gaan wat er gebeurt, wanneer hij meer uitgeeft,
dan zijn inkomsten toelaten. Want, niettegenstaande
de schijn anders lijkt te zijn, is er geen verschil
tusschen hem en een volksgemeenschap.
In onze samenleving beschikt bijna iedereen over
een zeker bezit. Dikwijls is dit bezit vrij klein, som
tijds is het zeer groot. We denken ons nu iemand,
wiens bezit in totaal 10.000 gulden bedraagt.
Buiten zijn bezit heeft iedereen een inkomen. In
den regel tracht de doorsnee-burger van dit inkomen
te leven en als het kan er zelfs iets van over
te houden. Gelukt hem dit, dan beteekent het, dat
zijn bezit toeneemt.
Deze laatste opvatting is het, waaraan ook de
Nederlandsche staatslieden zich trachten te hou
den voor zoover het onze staatshuishouding betreft.
Echter, in iedere samenleving vindt men perso
nen, die zich aan de bovenstaande moraal niet hou
den. Ze verteren meer dan ze verdienen. Dat moet
op den duur spaak loopen, maar hoe lang kunnen
ze dat volhouden?
Nemen we aan, dat onze vriend, dien we boven
een bezit toekenden ter waarde van 10.000 gulden,
jaarlijks 2000 gulden verdient, daarentegen echter
3000 gulden uitgeeft. Hij werkt dus met een na-
deelig saldo van 1000 gulden per jaar. We herhalen
de vraag: hoe lang kan hij dat volhouden?
Oppervlakkig geredeneerd, kan men zeggen on
geveer 10 jaar. Geheel sluiten doet dat natuurlijk
niet. Want,, naarmate zijn bezit vermindert, vermin
dert ook zijn inkomen of nemen zijn uitgaven toe.
Bestaat zijn bezit uit een huis met inboedel ter
waarde van 10.000 gulden, dan kan hij, om zijn le
venswijze voort te zetten, er een hypoteek op
nemen. Zijn uitgaven stijgen dus en, naarmate hij
het geld verteert, dalen zijn inkomsten, die aanvan
kelijk bijvoorbeeld bestonden uit bankrente.
Is de geheele hypotheek verbruikt, dan nemen
zijn moeilijkheden aanmerkelijk toe. De rest van zijn
bezit is veel minder liquide, is veel minder gemak
kelijk in geld om te zetten. Bovendien zijn er din
gen, waar een mensch nu eenmaal niet buiten kan.
Een bed, tafels en stoelen, een kachel, potten en
pannen, ze mogen als bezit eenige waarde hebben,
ze zijn onmisbaar. Men kan ze niet van de hand
doen, ze zijn naar onze begrippen onverbrekelijk
verbonden aan een zeker bestaansminimum.
Zijn heele bezit kan een mensch niet realiseeren.
Daarom kan onze man zijn levenswijze geen tien
jaar volhouden, doch vermoedelijk niet meer dan
zes of zeven. Kan hij evenwel bij den een of ande
ren vriend een leening sluiten van enkele duizenden
guldens, dan beteekent dit voor hem een uitstel van
een paar jaar. We willen aannemen, dat hem zoo
jets één, twee malen lukt. Het lijkt echter onwaar
schijnlijk, dat hij dan opnieuw een slachtoffer vindt
en zoo komt na misschien toch omstreeks tien
jaar het einde. Zijn bezit is op, crediet heeft hij niet
meer. Over is nog slechts zijn inkomen, waarvan hij
moet leven.
Het moet spaak loopen. Maar alles bijeen geno
men heeft het een tiental jaren geduurd voor en
aleer het zoover heen was.
Bij volkeren echter ïs het niet anders. Ook
bij dezen dient men verschil te maken tus
schen inkomen dat bestaat uit de op
brengst van den arbeid, die gedurende een
bepaalde periode is verricht en bezit d.
w.z. datgene, wat in vroegere perioden is
overgehouden, gespaard.
De bedragen, welke sommige regeeringen uitgeven
boven hetgeen ze in den loop van een jaar ontvan
gen, mogen soms van kolossalen omvang zijn, men
mag niet uit het oog verliezen, dat daartegenover
een bezit staat, een volksvermogen van eveneens
(reusachtige afmetingen. En evenals onze particulier
zijn levenswijze, die op den duur moest vastloopen ver
scheiden jaren kon volhouden, is dit ook het geval
met staten. Het feit, dat verschillende landen nog
steeds kunnen doorgaan op den weg, waarvan som
migen hoofdschuddend zeggen, dat hij voert tot de
ruïne, bevat niets bevreemdends.
Te veel wordt daarbij uit het oog verloren, dat het
volksvermogen een reserve vertegenwoordigt, die
groot genoeg is om het meerdere jaren te kunnen
uitzingen.
Doch, zoo zou men kunnen vragen, Hoe lang kan
een volk het uithouden?
Het antwoord daarop is met geen benadering te
geven. Want niet alleen kent men niet de grootte
der jaarlijksche tekorten, ook de omvang van de
reserve is met geen mogelijkheid aan te geven. Ter
wijl ten slotte ook de vraag in hoeverre deze laatste
liquide te maken is, de noodige moeilijkheden op
levert.
Een vordering, welke "de eene menscK op de an
dere heeft, is volwaardig, wanneer die ander de be
schikking heeft over voldoende middelen, om ze te
kunnen terugbetalen. Die middelen echter zullen in
,den regel niet bestaan uit contanten, .Immers, hij
heeft het geld niet geleend om het ïe Sewaren,
doch om het te gebruiken. Anders zou hij er trou
wens met geen mogelijkheid rente over kunnen be
talen. Hij zet het om in goederen, hetzij kapitaal
goederen, waarvoor hij het op langen termijn dient
te ontvangen, hetzij in verbruiksgoederen, waarbij
hij het als regel veel spoediger kan terugbetalen.
Hoe het ook zij, tegenover alle vorderingen dient
een tegenwaarde te staan, die voor verreweg het
grootste deel is belegd in goederen.
Begint een particulier in te teren, dan komt dit er
op neer, dat hij de portie, welke hij in den loop
van den tijd heeft bijeengegaard, opmaakt. Hij maakt
de hoeveelheid goederen kleiner, want hij verteert
meer dan hij heeft geproduceerd. Uit den aard der
zaak zullen het echter in de eerste plaats de ver
bruiksgoederen zijn, die in hoeveelheid afnemen,
De kapitaalgoederen, fabrieken, machines en derge
lijke, laten zich niet zoo gemakkelijk opteren.
Het behoeft niet altijd de spaarder te zijn, die de
goederen gaat verteren. Ook degene aan wien hij ze
ter beschikking heeft gesteld, aan wien hij zijn geld.
heeft geleend, kan dit doen.
Daarvan is, zoolang nog rente wordt betaald, aan'
den spaarder, soms weinig te merken. In werkelijk
heid echter kan een spaarder zijn bezit reeds lang
en breed kwijt zijn, zonder dat hij het beseft.
Dit laatste schijnt zich in Duitschland voor
te doen. Het rijk leent en maakt het ge
leende op. Dat komt onherroepelijk neer op
een verkleining van den verbruiksgoederen-
voorraad. Dat inderdaad iets dergelijks plaats
heeft, blijkt uit de hooge goederenprijzen,
die een onvermijdelijk gevolg zijn van de
schaarschte, welke begint te ontstaan.
Dat het de verbruiksgoederen zijn, welke in hoe
veelheid beginnen te verminderen, is na het boven
staande begrijpelijk. De kapitaalgoederen zijn im
mers niet te verteren, trouwens het rijk kan er niet
buiten voor de verdere productie. Ze zijn onmisbaar,
evenals een bed en een kachel het zijn voor den
particulier.
Het einde is dan bereikt, wanneer de reserves zijn
uitgeput. Wanneer niets meer ter beschikking staat,
dan datgene, wat een volk in den loop van een jaar
vermag te produceeren. Op dat oogenblifc moet de
regeering öf zijn uitgaven verkleinen óf zijn in
komsten vergrooten door de bevolking een grooter
deel van de productie in den vorm van belastingen
af te nemen.
Het beteekent echter tevens een vermoede
lijk reusachtige crisis, want de vraag naar
talrijke goederen zal zeer sterk afnemen.
Of van de zijde der burgers, die door de verhoog
de belastingen hun inkomen plotseling sterk besnoeid,
zien, óf van de zijde der regeering, die zich moet
beperken in zijn uitgaven, b.v. voor bewapening. Ze
zal haar werkeloosheidsbestrijdingsprogram niet ver
der kunnen doorvoeren. Eenerzijds zal daardoor het
aantal werkloozen toenemen, anderzijds geschiedt
dit evenzeer door de afgenomen vraag naar goederen.
Wanneer de eerste symptomen van het naderend
einde zich voordoen?
Het is moeilijk te zeggen. De schijn wordt zoolang
bewaard als slechts mogelijk is. Eenmaal echter
moet het komen.
Wellicht zijn we in sommige landen reeds zoo ver.
We hebben daarbij het oog op Japan. Echter, men
dient bij een en ander wel te overwegen, dat de
reserves van een volk zeer groot zijn.
Onuitputtelijk echter zijn ze niet.
Eenmaal zullen we het einde zien. Maar onze men-
schenmaatschappij zou dan wel eens in al haar voe
gen kunnen kraken.
VRAGEN VAN HET KAMERLID
SNEEVLIET.
's-Gra venliage: Het Kamerlid Sneevliet
heeft tot den minister van sociale zaken de volgende
vragen gericht:
1. Is de minister bereid mede te deelen, of in;
eenigerlei vorm voorafgaand overleg met de gemeen
tebesturen heeft plaats gevonden over de wijzigin
gen in de steunregeling voor de werkloozen, welke
door hem bij circulaire van 31 Juli 1936, ter kennis
van die gemeentebesturen zijn gebracht en, indien
deze vraag ontkennend wordt beantwoord, waarom dit
overleg achterwege is gebleven?
2. Wil de minister mededeelen, welke van de in dei
circulaire opgesomde wijzigingen in overeenstem
ming zijn met de de door de geraadpleegde vakcen-f
trales kenbaar gemaakte inzichten en welke van die:
wijzigingen, hetzij zonder bespreking met die vak-i
centrales, dan wel in strijd met de kenbaar Remaak*
te inzichten, door hem zijn vastgesteld?
3. Is de minister, in verband met de door hem
in de Kamer gedane mededeelingen over inkrim
ping van het aantal werkloozen, en aangezien bij do
vaststelling van de wijzigingen is uitgegaan van een
maximum uit de publieke middelen beschikbaar te
stellen som, bereid een opgave te verstrekken van
het totaal bedrag der uit publieke kassen voor de
werkloozen beschikbaar gestelde steunuitkeeringen
en mede te deelen of de door hem geconstateerde in-*
krimping van de werkloosheid automatisch geen in
krimping van het totale bedrag ten gevolge heeft en
indien dit wel het geval is, in welke mate?
4. Wil de minister voorts mededeelen, welke ra^
ming ten grondslag ligt aan de in de circulaire voorn
gestelde verbetering voor de steunverleening der ne
gende klasse en voor de maximumpercentages en
welke som voor die verbetering noodig is?
5. Is de minister niet van oordeel, dat de declasn
seering van langdurig werkloozen, voor wie een
nieuwe loonnorm in die circulaire sub d. is vastge
steld, neerkomt op het leggen van een moreelen
druk op deze slachtoffers van de heersch'ende wer-
loosheid, die als onnoodige verzwaring van hun lot
gezien moet worden?
6. Wil de minister mededeelen Koe groot Het
aantal werkloozen is, dat de nadeelen van het in die
circulaire sub d. bepaalde zal ondervinden en welk
•bedrag door den nieuwen maatregel te hunnen lastq
wordt uitgewonnen?
7. Welke besparing wil "de minister verkrijgen:
door de voorgestelde intrekking van d'en hum-bij
slag?
8. Acht de minister het oorbaar, dat de tot 'dus
ver uitgebleven algemeene huurverlaging, althans
ten deele, door aantasting van den huurbijslag
wordt verkregen?
9. Zijn de sociaal-Kyglenïsche gevolgen van Keï
betrekken der goedkoopere woningen door de van
hun huurbijslag verstoken werkloozen niet van dien
aard te achten, dat de toch reeds ongunstige levens
omstandigheden der werkloozen ook op deze wijzö
worden .verslechterd?,