Jongeren
Koningin en h
voor den
t verloofde paar
microfoon
Een indruk over
Prins Bernhard
De plechtigheid in de P.T.T. studio
SCHAGEN
DE PRINS SPREEKT HOLLANDSCH.
'S-GRAVENHAGE. De duizenden en duizenden,
diè Dinsdagavond voor de Koningin, Prinses Juliana
en prins Bernhard hebben gedefileerd, zullen er zeker
verlangend naar zijn, te weten, welken indruk deze
massale, jubelende schare op de vorstelijke personen
heeft gemaakt, die van het balkon van het paleis af,
de demonstratie van het begin tot het einde hebben
gadegeslagen.
Een verslaggever van het Algemeen Nederlandsch
Persbureau A.N.P., heeft hieromtrent een en ander
vernomen van Mr. Th. Bautz, voorzitter van de Haag-
sche afdeeling van het Nationaal Jongeren Verbond,
die zich met zijn medebestuursleden eveneens op het
balkon bevond.
„Ik ben toch zoo gelukkig."
Do heer Bautz zeide, dat het hem duidelijk is, dat
de Prinses, evenals haar moeder en toekomstige ge
maal, overgelukkig is.
Herhaaldelijk verzekerde, hare Koninklijke Hoog
heid mij, aldus de heer Bautz, dat zij deze betooging,
juist door de spontane deelneming, buitengewoon in
drukwekkend vond. De Prinses zeide mij woordelijk:
„Ik kan het niet allemaal beseffen, dat dat
nu voor ons is. Ik ben toch zoo gelukkig!"
De Koningin maakte een even gelukkigen indruk
als de Prinses. Hoewel het lange staan Hare Majes
teit merkbaar vermoeide, wilde zij zich geen oogen-
blik terug trekken. Niets ontging aan de onverflauw
de aandacht van de Koningin. Haar belangstelling
ging uit naar alles, wat zij opmerkte: een dame die
flauw viel en op verzoek van de Koningin in het
Paleis werd bijgebracht, de onvermoeidheid van t
muziekkorps van het 3e half-regiment huzaren.
„Hoe vond u hun aankomst, beiden in
een two-seater?"
Zooals een echt gelukkige moeder dat zou zeggen,
vroeg de Koningin mij, aldus de heer Bautz: „Hoe
vond u hun aankomst, beiden in een two-seatcr?"
Allen die hiervan getuige zijn geweest het is
ter plaatse wel op ondubbelzinnige wijze gebleken
waren verrast en diep ontroerd door het eenvou
dige karakter van dezen intocht. Eenvoud is inder
daad een van de meest markante eigenschappen van
ons volkskarakter en juist om deze reden heeft de
entrée van het Prinselijke Paar in de Koninklijke Re
sidentie zulk een indruk gemaakt.
Voortdurend sprak de Prinses met den Prins, om
hem niets te doen missen van de gebeurtenissen, die
mede te zijner eere plaats vonden.
Hartelijk lachte het paar, wanneer spreekkoren
een nadrukkelijk B.E.N.N.O. aanhieven. Ook voor het
samenspelen van de verschillende muziekkorpsen
had het jonge paar bijzondere aandacht.
De Prins spreekt Hollandseh.
„Hebt gij nog met prins Bernhard gesproken", vroeg
tenslotte de verslaggever van het A.N.P.
De heer Bautz antwoordde, dat de Prins hem na
afloop van het défilé in zuiver Hollandseh, met een
zeer correcte uitspraak, voor de hulde bedankt had.
De Prins verzekerde, het niet moeilijk te vinden, onze
taal te leeren en zijn best te zullen doen, haar spoe
dig als een Nederlander te spreken.
„Hij maakt een ongelooflijk sympathieke indruk,
heeft een knap, open gezicht en glimlachte voort
durend, een innemend vorstelijk persoon, die kenne
lijk ontroerd was door de bewijzen van aanhankelijk
heid en innig dankbaar voor het warm onthaal", zoo
besloot Mr. Bautz het onderhoud.
Precies om half een is de Koningin, de Prinses
en Prins Bernhard, gistermiddag per auto van het
Paleis Noordeinde vertrokken naar de P.T.T.-studio
in het hoofdgebouw van de posterijen aan de Korte-
naerkade.
Er was veel belangstelling voor het Paleis. Vele
rijen dik stond het, publiek te wachten om het ver
trek van de vorstelijke personen gade te slaan.
Gereden werd via het Noordeinde, Hoogewal, Piet
Heinplein, naar de Kortcnaerkade Langs dengeheelcn
weg stonden vele menschen, die de Koningin en den
Prins en de Prinses hartelijk toejuichten.
De ingang van het gebouw van het Hoofdbestuur
der P.T.T. aan de Kortenaerlcade was met groen ver
sierd. Er was een baldakijn gemaakt, waaronder de
vorstelijke personen ontvangen werden door minister
De Wilde, den dir.-generaal der P.T.T., ir. Dammc,
den nlgemcenen secretaris van het staatsbedrijf, mr.
van Roncn, en den hoofdingenieur-directeur ir.
Boetje, alsmede door den adjudant van H. M., kapitein
Phaff.
Door II. M. de Koningin, Prinses Juliana en Prins
Bernhard, werden daarop de volgende redevoeringen
uitgesproken:
REDE VAN DE KONINGIN.
Ingezetenen van alle deelen des Rijks.
De bladen hebben U gisteren de blijde tijding kond
gedaan van de verloving mijner dochter met prins
Bernhard van Lippe-Biesterfeld.
In groote en beslissende oogenblikken in mijn le
ven en in dat der mijnen, gevoel ik mij meer dan
ooit met U nauw verbonden, dank zij Uw innig me
deleven met ons in lief en leed.
Het is voor mij daarom eene diep gevoelde behoef
te in dit gelukkig oogenblik, waarop ik, vergezeld
van het van blijdschap stralend verloofd paar voor
den zender sta, enkele woorden tot U te richten,
opdat gij in ruime mate zoudt kunnen deelen in onze
vreugde.
Ik kan U niet zeggen, hoe dankbaar ik ben, dat
deze verloving eene is, die uitsluitend berust op
beiderzijdsche genegenheid, de beste waarborg voor
een gelukkige toekomst.
Het is mij eene voldoening, hieraan te kunnen toe
voegen, dat ik de keus mijner dochter van harte toe
juich en eene alleszins verstandige acht, gezien de
goede eigenschappen, die mijne aanstaande schoon
zoon bezit.
Ofschoon hij onlangs eerst den leeftijd van 25 jaar
bereikte, heeft hij blijk gegeven, een degelijk en hard
werker te zijn. Aanstonds na voltooiing van zijne
studie in de rechten in zijn vaderland, heeft hij
werk gezocht en gevonden op economisch gebied.
Een jaar geleden werd hij te werk gesteld te Parijs
en het lag in zijn bedoeling, de daar aangevangen
arbeid en studie te Amsterdam voort te zetten. Zijn
verloven gebruikte hij voor buitenlandsche reizen tot
verdere ontwikkeling en bezocht o-a. Nederland en
Marokko.
Waar het slechts mijne bedoeling is, het verloofde
paar bij u in te leiden, wensch ik dit thans aan het
woord te laten komen.
Ik besluit met den uit het hart opwellenden wensch
dat Juliana en Bernhard door het smaken van een
groot eigen geluk in ruime mate de kunst mogen
verstaan, anderen gelukkig te maken en tot een ze
gen te zijn en veel, zeer veel voor ons volk in al
zijn geledingen te kunnen doen. Daartoe sterke
hen God.
Ik heb gezegd.
REDE VAN PRINSES JULIANA.
Hoe kan ik U beschrijven, wat een blij moment het
voor mij is, U mijn verloofde voor te kunnen stellen.
Ik ben heel gelukkig, nadat wij elkander in den
loop van dit jaar in alle stilte heel goed hebben
leeren kennen. Het eerst ontmoetten wij elkaar in de
wintersport, daarna herhaalde malen hier in het
land, tenslotte onlangs in de bergen. Geleidelijk aan
zijn wij het samen *eens" geworden en wel zeer
eens.
Nu wij vanuit deze stilte plotseling gekomen zijn
in de feestvreugde te onzer eere gisteren nog ge
heel onopgemerkt rijdende naar mijn ouderlijk huis
inu maken wij uren mee, die onder de mooiste
van ons gemeenschappelijk leven gerekend zullen
blijven. Wij staan verrast en overweldigd door wat
ons hier nu opwachtte en ik dank U bij dezen har
telijk voor dit alles en tevens voor mijn deel van de
tallooze schriftelijke en telegrafische gelukwenschen
en het paradijs van bloemen, die wij hier gevonden
hebben en wat sindsdien nog steeds aangegroeid is.
Mijn verloofde wil zich eerst nog eenigen tijd rus
tig wijden aan de studie van ons land en zijn over-
zeesche gewesten en die, geleid door zijn persoonlij
ken aanleg, speciaal van de economische zijde aan
vatten. Wij zijn zoo gelukkig en ontvangen zooveel
blijken van hartelijk medeleven, dat onze grootste
wensch is. zooveel mogelijk geluk te verspreiden
waar wij de mogelijkheid zullen vinden, dit te doen.
Thans zal mijn verloofde eenige woorden tot U
spreken.
OPENINGSWOORD DOOR DEN
HEER K. BERGSMA, BONDSVOOR
ZITTER, LEZING VAN MEJ.
WYNIA.
In het Noord-Hollandsch Koffiehuis van den heer
J Schenk hield gisteren de Prov. Bond van Oud-
leerlingcn van Inrichtingen voor Land- en Tuin-
houwonderwijs in Noord-Holland zijn Jongeren
Landbouwdag.
De belangstelling was zeer goed. Pl.m. 150 perso
nen gaven acte de présence.
Onder do aanwëzigen merkten we o.m. op de hoe
ren Ir. Lienesch, E. v. d. Laan, G. Nobel, J. Sijp, Ir.
Muntinga en Pilon.
Het was reeds 11 uur, toen de Voorzitter van de
Vereen, van Oudleerlingen van de R.L.W.S.,| de heer
P. Blaauboer Gz., het welkomstwoord uitsprak en
betoogde, dat hoewel zijn Vereen, geen mede-oprich
ter van den Bond was, er toch sympathiek tegenover
stond. Spr. wees op het nuttige werk, dat door den
Bond wordt verricht en eindigde met den wensch
uit te spreken, dat' de Bond nog mocht versterken
en men met genoegen op dezen dag zou kunnen
terugzien. (Applaus).
De Bondsvoorzitter,
de heer K. Bergsma, van Berkhout, sprak hierna
na een speciale begroeting te hebben gericht tot
de hecrcn G. Nobel, Voorzitter van de Vereen, van
Landbouwhuishoudonderwijs, Ir. Lienesch, Rijksland
bouwconsulent voor Noordholland, Ir. Muntinga,
lecraar aan de R.L.W.S. alhier, E. v. d. Laan en Pi
lon het openingswoord uit en zeide o.a.
Onze dag en een experiment zou ik deze Jongeren
dag willen noemen. Onze Jongerendag moet nu en
later onze dag worden, de dag, die we door de
geest, die er ademt, niet willen missen. Het is moei
lijk om allen zoover te krijgen, maar de zekerheid,
dat zulks komt, dat eenmaal heel jong Noord-Holland
zich opmaakt onzen dag tc bezoeken, dat is voor mij
een aan zekerheid grenzend ideaal. Moge door ons
aller medewerking, ook deze dag, die met zooveel
idealisme is voorbereid door de dames van de Land-
houwhuishoudscliool Schagcn, een parel worden in
de rij der jaarlijksche Jongeren Landbouwdagen.
Dank dames, voor uw flinke hulp en opgewekten
steun. Dank voor uw optimisme en uw vertrouwen op
de Jongeren van Holland, om mee te werken aan
den opgang van Land- en Tuinbouw in eiken zin.
Hoe groot ook aller medewerking is geweest, hoe
veel geestdriftige bezieling er ook bij de voorberei
dende vergaderingen heerschte, toch heb ik gevreesd,
dat deze dag een e xpe riment zou kunnen wor
den, waarvan de gevolgen voor onzen jongen hond
ernstig hadden kunnen zijn. De Hollander in door
snee houdt zeker van ernstige kost, maar wanneer
die geestelijke kost gehuld is in een feestelijk kleed
je, dan is dót hem toch liever.
Door het Kanaalfeest van Schagcn is ons het gras
eenigszins voor de voeten weggemaaid. Aanvankelijk
toch zou onze Jongerendag samenvallen met een
Winkelfeest, dat nu geen doorgang heeft. Onze drie
vorige Jongerendagen vielen samen met festiviteiten.
Thans is dat niet liet geval. Zouden onze jongeren
dat verdragen? Zouden ze komen, zonder de vroolijke
franje van een feest?
Dat dames en heeren is het experiment. Ik
wist, dat wanneer deze dag een succes werd zonder
feest, we door de moeilijke periode van het tandjes-
REDE PRINS VAN LIPPEBIESTERFELD.
In de eerste plaats een woord van innigen dank
voor de hartelijke ontvangst, welke mij in Neder
land ten deel is gevallen. Ik begrijp natuurlijk vol
komen, dat die hartelijkheid in de allereerste plaats
de Prinses geldt en niet mij, die voor U een onbe
kende ben. Maar toch heb ook Ik reeds zoovele har
telijke gelukwenschen ontvangen, dat ik niet kan na
laten, er hier mijn diepgevoelden dank voor nit te
spreken.
Maar ik wil trachten, mij zoo spoedig mogelijk met
mijn toekomstig vaderland vertrouwd te maken en
ik hoop, dat men mij rustig den tijd zal willen la
ten, om mij hier in allerlei belangen in te werken.
Ik hoop, dat wij dan na twee of drie maanden
kunnen trouwen.
Ik ben heel gelnkkig en mijn streven zal er op ge
richt zijn, mijne aanstaande vrouw tot een werke-
lijken steun in het leven te zijn.
In mijne betrekkingen met het Nederlandsche volk
neem ik mij voor, mij te laten leiden door het voor
beeld van de zoo bijzondere verhouding, welke van
onds bestaat tusschen Nederland en het Huis van
Oranje.
Om kwart over een kondigde een luid gejuich van
het personeel der P.T.T., dat in de hall was opgesteld,
de terugkomst van de vorstelijke familie aan. Men
jubelde en het lang zal zij leven, weerklonk. De Ko
ningin had een bouquet met prachtige orchideëen en
werd uitgeleide gedaan door den minister enir.
Damme.
De Prinses droeg een bouquet van rose anjers.
Prins Benno had thans een regenjas over den arm
en droeg een grijs colbert-costuum met een witten
anjers in zijn knoopsgat. De belangstellenden die vele
rijen dik langs den weg geschaard stonden, juichten
de vorstelijke personen hartelijk en langdurig toe.
Via het Noordeinde werd naar het Paleis gereden.
Bij het Paleis was het wederom zwart van de men
schen. De vorstelijke familie begaf zich direct naar
binnen. Spoedig daarna verspreidde zich het pu
bliek.
De vorstelijke tocht naar de Kortenaerka-
de.. „Jantje huilt, Jantje lacht".
Terwijl de vorstelijke personen zich in het P.T.T.-ge-
bouw bevonden voor het uitspreken van hun redevoe
ringen voor de radio, zag een 6- a 8-jarig knaapje
kans, uit het publiek naar voren te dringen om zich
dicht bij den ingang van het gebouw een goede plaats
té verzekeren.
De groote politie-agent echter, die daar geposteerd
stond, moest het ventje evenwel onverbiddelijk te
rug wijzen. Deze ontgoocheling kon het jeugdige
knaapje niet verdragen en hij barstte in hevig snik
ken uit.
Toen het evenwel enkele seconden later de camera
lens van een persfotograaf op zich gericht zag, was
het verdriet gauw vergeten en moesten de heete tra
nen voor een gullen lach plaats maken, maar dat was
niet "de aanvankelijke bedoeling van den fotograaf,
die de tranen op de gevoelige plaat wilde vastleggen.
Instede van met één, moest Jantje met twee te
leurstellingen naar huis terugkeeren.
krijgen heen waren en bewust konden getuigen:
Klaar! Volle kracht vooruit. We kunnen op eigen
ïbeenen staan. Jong Holland kent z'n taak, ziet de
afgebakende weg en klimt door innerlijke kracht en
geestelijke groei omhoog.
Gezien de opkomst, feliciteer ik u met dit succes.
Is er reden voor onzen Provincialen Bond om op
timistisch te zijn? Spr. durft met een gerust gewe
ten te zeggen: ja! Elk jaar komen er symptomen,
waaruit blijkt, dat de goede richting uitgegaan wordt,
dat er meer afdeelingcn van Oudleerlingen komen,
maar bovenal: omdat er meer belangstelling van alle
zijden komt. Het platteland komt op. langzaam nog,
onzeker soms, maar het komt of zal komen. Daar
zijn verschillende factoren te noemen, die het ideëele
organisatieleven in de hand werken.
Eerstens wel het thans bij ieder doorgedrongen
idéé: dat het noodig is voor Land- en Tuinbouw om
zich op te heffen uit de dagelijksehe' sleur van den
degelijken en intenscn arbeid en ons te brengen op
de plaats die ons minstens toekomt in de samenle
ving: een gel ij k waardige plaats in
't staatsbestel met de-andere bevolkingsgroepen. La
ten we 't noemen: er komt klassebéwustzijn, stands
eer en vooral het standsvertrouwen: Wij vormen een
belangrijke schakel in het Nederlandsche volksleven.
Wij hebben recht op een eigen plaats in de rij der
Nederlandsche volksgemeenschap en wij willen die
plaats innemen en verheffen tot hoogcr plan, dan tot
nu toe het geval was.
Die eigen plaats zullen we verheffen, niet door
anderen te vernederen, niet door feilen, materieelen
strijd, maar door fiere, bewuste eigen cultuur, vrij
van vreemde ons niet passende leuzen. Wij moeten
niet langer dulden het oordeelen over ons, hij ons en
zonder ons. Wij vragen een billijk oordcel, een vre
dige erkenning van onze rechten en de plaats, die
ons rechtens onze taak in 't gemeenschapsleven toe
komt.
Twecdens hebben wij in Ir. Lienesch, de Bijksland-
bouwconsulent en Ir. Rietsoma, Rijkstuinbouwconsu-
lent, warme voorstanders van meer Land- en Tuin-
bouwcursusscn op het platteland. Te veel komen er
nooit, te weinig zijn er steeds geweest. Een opbloei
van 't cursusleven zal onzen Bond krachtiger en ster
ker doen leven. Mogen vooral de Land- en Tuin-
houwonderwijzers ons streven steunen. Ook van hen
kan groote kracht ten goede uitgaan.
Dcrdcns hopen wij steeds op uitbreiding van het
Landbouwhuishoudonderwijs ten plattelandc in den
vorm van tweejarige cursussen. Zeer gaarne zou spr.
zien, dat ook de Vereen, voor Landbouwhuishoudon
derwijs in Noord-Holland de voetsporen zou willen
drukken van de heeren consulenten. Spr. wil niet
bruut weg zeggen: Er wordt te weinig gedaan, maar
durft wel zeggen: Er kan meer gebeuren! Ook die
cursussen zullen onze innerlijke organisatie verster
ken.
Tot slot zijn wij begonnen in slechte jaren. Wij ho
pen op een hetere toekomst voor den land en tuin
bouw. Er is verlichting, al zijn er daarnaast weer gru
welïjke verschijnselen, die ons de moed benemen om
vertrouwen in het goede van de komende tijden de
menschheid te stellen. Maar laten wij met het oude
spreekwoord meegaan, dat zegt: een jonge hoer moet
in armoe beginnen, om rijk te eindigen. Wij hebben
vertrouwen dat onze Bond en haar leden betere tijden
tegemoet gaat.
Positie. Wat de positie van den boeren- en tuin
dersstand betreft, lijkt het er allerwegen op, dat
nieuwe tijden, nieuwe verhoudingen zullen brengen.
Nu is is niets blijvend hier op aarde, maar dit is
zeker, dat wij rekening moeten houden, dat de tijd
van do in vrijheid werkende boeren en tuinders
-voorloopig voorbij is. Laat ik het zoo zeggen: hei
platteland sneed vroeger z'n eigen boterhammen. De
een kon door persoonlijke gaven, krachten en fi-
nantieele omstandigheden meer op tafel brengen
door arbeid energie en durf dan de ander, maar
ieder kon z'n tafel inrichten naar eigen vermogen,
thans is dat' anders en nu wordt de boterham van
bovenaf voor ons gesneden. Dat brengt zou een
grappenmaker zeggen wel eenig gemak mee.
Maar wie ernstig de zaak tracht te zien, zooals ze is,
weet, dat het een rantsoeneering betreft, waardoor
de boterhammen dunner en minder goed belegd
zullen worden.
Wij stellen ons tot taak, den landbouw drijvende
te houden, een bestaan te geven, meer niet.
Gezien de internationale tendenzen, maatregelen
en regelingen is het voor een regeering inderdaad
zeer moeilijk, allen bevredigende oplossingen te go-
ven. Maar wanneer dat zoo is, dat het brood gesne
den zal worden vóór ons, en niet dóór ons, dan we
ten we ook, dat het koekoeksjong in het lijsternest
alle kinderen overschreeuwt en 't leeuwenaandeel
voor zich opvraagt. Land- en Tuinbouw vertegen
woordigen zeker niet het koekoeksjong.
Aan de voor ons geregelde en toegemeten tafel,
willen wij echter ook niet verdrukt worden. Het
moge een troost zijn, dat we het nest niet worden
uitgeworpen, een schrale troost blijft het niettemin.
Daarom moeten wij ons opwerken tot een positieve
plaats aan de tafel. Aan orde en netheid en ver
trouwen op de overheid ontbreekt het op hét platte
land niet. Wij zullen zeker niet méér vragen, dan
ons toekomt, mits ook broederlijk wordt gedeeld,
wat er voor het geheele gezin in voorraad is.
Daarom met vertrouwen, maar ook met vaste
hand het roer gegrepen en allen meewerken, om te
komen tot ons doel:
De boerenstand in 't algemeen samenwerken en
verheffen. (Applaus).
Naar aanleiding van de verloving van prinses
Juliana, werd op voorstel van den heer v. d. Laan
een felicitatie-telegram verzonden.
De taak der plattelandsjongeren in onze
hedendaagsche samenleving.
Over bovengenoemd onderwerp hield Mej. Wynia
een inleiding; zij had de bedoeling een korte uit
eenzetting te geven van haar onderwerp en naast
haar eigen meening ook mededeeling te doen van
de zienswijze van andere personen. Om te beginnen
stond spr. even stil hij de ontwikkeling van het
landbouwonderwijs. Het gevolg van dat onderwijs
dat economisch is opgezet, was grootere opbrengst
per H.A. De vrouw kreeg als het ware eenige ach
terstand en voor haar zijn toen cursussen in het le
ven geroepen: het landbouwhuishoudonderwijs houdt
zich bezig met de toekomstige taak van het boeren
meisje en is gebaseerd op de platteland-toestanden.
Het is de taak van de jongeren dit onderwijs nit
te dragen, opdat het groeie en bloeie. Alle krachten
moeten worden ingespannen om uit het bedrijf te ha
len, wat er in zit en dit kan gebeuren door goed
onderlegde menschen. Uit gebrek aan belangstelling
moest de Landbouwhuishoudschool te Hoorn wor
den opgeheven: er ontstaat gevaar, dat de meisjes
vervreemd wordrn van het platteland.
Spr. legde er den nadruk op, dat het meisje
moest worden bijgebracht de belangstelling voor het
werk van den mnn. Het is noodig dat men kennis
neemt, van al datgene, wat de plattelandscultuur
van heden beinvloedt.
Haar lezing vervolgende, bracht spr. vooral dank
aan de heeren Nobel en Kaan, voor het pioniers
werk door hen verricht.
Wat als een oisch werd genoemd was het zich.
boter leeren bewogen en ook het omgaan met an
dere bevolkingsgroepen. Daarbij behoort men echter
zijn eigen plaats njet.te verliezen. De ,,kan^ejïiad-
schap èrt öngenwphgërin'ei'd. hij de jongeren wprcit
nog zoo vaak genilst; ér ontstaan veélal spanningen
er die dienen tot een minimum te worden beperkt.
Veel feestjes en fuifies worden er gegeven, diè
geheel zonder waarde zijn voor de deelnemers; spr.
spoorde daarom een ieder aan te ontplooien en uit
te dragen die talenten, die je bezit;in iedereen
leeft wat. Sommige tradities zullen in veranderden
vorm in stand moeten worden gehouden en zij, die
het peil van den boerenstand verlagen, zullen ge
heel moeten verdwijnen.
Speciaal wees spr. op de slechte gewoonten die
ontstaan bij de kennismaking meisje-jongen en het
leek haar goed er op te wijzen, dat men een eigen
opvatting durft te hebben en niet maar weer in de
sleur meegaat, terwijl men weet. dat het toch eigen
lijk verkeerd is.
Onnoodige geleerdheid hebben we niet noodig,
daarentegen wel belangstelling voor die zaken, dio
het eigen 'even raken; allen zullen we samen zoe
ken, naar wat aan goede kunst wordt gebracht. Die
belangstelling te wekken is de taak van het onder
wijs.
De Volkshoogescholen kunnen van beteekenis zijn -
om onze helangstellings-horizon te verbreeden; de
belangstelling voor het Volkshoogeschoolwerk groeit.
Spr. sprak de hoop uit, dat men z'n gedachte zou
laten gaan over hetgeen zij gezegd had en haalde tot
besluit de volgende versregels aan':
Frisch als de morgen zijn kracht bewust.,
Stroomt door mijn ad'ren de levenslust,
Lust om de hand aan den ploeg te slaan,
Lust om de zwakke ter zijde te staan,
Lust in dp wpreld en die haar schiep,
Die er ook mij tot mijn werkkring riep.
Moge het met U allen zoo zijn! (Applaus).
Gedachtenwlsseling.
Naar aanleiding van deze lezing ontstond nog
een gedachtenwisseling, die we in het kort zullen
vermelden.
De lieer Ir. Lienesch voegdo nog aan het gesprokene
van Mej. Wynia toe, dat door het tijdgebrek op de
landbouwcursussen het technische gedeelte wel zeer
op den voorgrond stond. De cultureele vorming kan
dan ook één der idealen van dezen Bond zijn; tevens
heeft de Bond een opvoedende taak te vervullen. Spr.
deed de mededeeling, dat de R.L.W.S. gaarne aan
Mei. Wynia's zijde staat.
De heer Joh. De Veer (Schagen) heeft als manlijk
toehoorder met onverdeelde belangstelling toege
luisterd. Spr. is opgevallen de mogelijke achterstel
ling van mannen hij vrouwen die de Volkshooge-
school hebben bezocht. Hoe is daaraan tegemoet te
komen. Spr. is bang dat de cultureele vrouwen ons
mannen ontglippen.
Voorts vroeg spr. of juff. Wynia oordeelde, dat men
zich b.v. op de cursusvergaderingen te veel op eco-
nomisch-technisch terrein bewoog en of zij het nood
zakelijk achtte meer op geestelijk gebied te arbei
den.
Mei. Wynia vertelde over een geval van een meisje
dat de Volkshoogeschool had bezocht en die, toen
zij terugkwam in boerenkringen, geen geheele bevre
diging kon krijgen, vooral als zij over dingen wilde
spreken, die niet het boerenbedrijf betroffen. Zij heeft
toen haar toevlucht tot andere kringen moeten ne
men en spr. had zich afgevraagd: Heb ik goedgedaan
haar aan te raden deze hoogeschool te bezoeken? Deze
vraag meende spr; toch bevestigend te moeten be
antwoorden.
Inderdaad was spr. van opvatting, dat men wel
heel veel de technisch-economischen kant uitgaat en
wees er op, dat er nog iets anders bestaat dan een
goed beheerd bedrijf. (Applaus.)
De heer G. Nobel, Lutjewinkel, merkte op, dat m'en
steeds z'n best doet voor 2-jarige landbouwhuishov j.
cursussen. Te Texel komt nu weer zoo'n cursus-.
is niet mogelijk geweest om meer le bereiken
Wat de opheffing van de L.H.S. te Hoorn rof