Heerlijk een dagje naar buiten
VARIA
Kabouter* Avon turen. Stan en Pol bij de kindreen.
F.en verschrikkelijk pek verhaal,
door SIROLF vrij naar 't Engelscli
bewerkt.
[(Nadruk verboden
alle rechten voorbehouden)
Heeft U nooit gehoord van
het dorp Heihuizen, vlak
bij Veendorp, in de buurt
van Duinwaterrand? liet
doet er ook niet toe, maar ik ben
er verleden Week geweest, in 'ie
buurt van Heihuizen dan. Heele-
maal in mijn eentje, met geen
sterveling te zien, uren in den
omtrek, heb ik ergens, onder een
ifijne geurende, bloeiende haag
van Meidoorns in het gras gele
gen. Op mijn rug. En het gras
was zoo fijn warm, en de bloemen
roken heerlijk, en de zon die
scheen maar en de lucht was zoo
blauw en de vogels dreven hoog
boven me in de lucht en zongen
wat voor me, en de vliegen hadden
allemaal een afschuw van mijn
brandende pijp en er was niets
om over te prakkizeeren. Alles
wns even fijn en vroolijk en stil
en zonnig 011 het gras was zoo lek
ker malsch, zoodat ik daar maar
tusscheh de margrietjes en de
boterbloempjes lag en de rook naar
de zwaluwen hoog in de blauwe
lucht blies en een nieuwe wereld
voor mij alleen maakte, waarin
het streng verboden zou zijn te
werken en waar het leven één
lange vacantiedag met dubbel sa
laris was!
Ik was juist aan het pupt geko
men, waarop ik mijzelf tot keizer
va.i dat. luilekkerland zou uitroe
pen laten, toen een innerlijk rovoqI
mij er op wees, dat liet in deze
wereld van zonneschijn enmar
grietjes de gewoonte is, om van
tijd tot tijd wat te eten. Ik wist
dat er in liet dorp zoo'n echt, aar
dig landelijk herbergje was, met
wingerd begroeid en met blauwe
horretjes. Daar zou ik heengaan,
om er melkvcrsche eieren en eigen
gemaakte ham en vet spek en
aardbeien en jam en sla en augur
ken en gebakken aardappelen en
radijsjes en allerlei fijne. landelij
ke, frissche, smakelijke dingen te
eten en er koffie, en room en melk
cn limonade en ijskoud-water en
nog veel meer te drinken. Zooals je
in die heerlijke oude herbergjes
in die landelijke uithoekjes kunt
doen. Ik zou dus gaan eten. Ja,
van eten gesproken, dat herinnert
me opeens aan een hoogst wonder
baarlijke geschiedenis, die ik U
eerst moet vertellen.
Heeft U wel eens van mijn vriend
ÏJartholomeus van Flipzwans ge
hoord? Dat doet er anders ook niet
toe. Want de zaak was zoo. Bar-
tholomeus van Flipzwans kwam
jaren geleden, ik geloof dat het in
1912 was, in Zandvoort en daar aan
het, strand verloor hij een zilveren
medaille voor het kampioenschap
hardloopcn met hindernissen over
10.000 meter. Hij had het ding
aan zijn horlogeketting gedragen,
net als een paar zilveren roei-
spaantjes, de kampioensprijs voor
Europa met skiff, en een goudm
medaille voor het kampioenschap
sabelschermen. Het is dus wel te
begrijpen, dat mijn vriend Bartho-
Jomcus van Flipzwans erg in de
put zat, dat bij dien zilveren me
daille kwijt was. Hij zocht 't heele
strand af, groef cn spitte en graai
dc in het zand, van den vroegen
morgen tot den laten avond, maar
de zilveren kampioensmedaille
bleef zoek. Nu moet TT niet den
ken, dat mijn vriend Bartholomens
Flipzwans een sportsman was.
Want hij woog 100 Ki^> en had in
veertig jaar zijn tcenen niet gezien.
Nee. bij was pandjeshuishouder.
Dus U begiijpt. Maar daar had ik
het niet over. IIcl gebeurde dan.
dut hij verleden weck weer naar
Zandvoort ging, dus vijfentwintig
jaar later. Toevallig werd er aan
het. strand net een lading visch
van oen botter bij opbod en afslag
verkocht. Nu houdt mijn vriend
dol van schar. Hij koopt dus een
schar en loopt er hard mee naar
huis, om hom maar versch te
hebben, on neemt thuis een mes
en gaat het dier kerven. Opeens
stuit zijn mos op iets hards, iets
met een zilverachtigen metaalklank
Eii daar voor hem, op tafel, nog
kleverig van het visschenbloed...
lag... een metalen broeksknoop!
Ja, ik kan me begrijpen, dat U
teleurgesteld is. Ik was het ook,
toen ik deze wonderbaarlijke ge
schiedenis hoorde. Ik weet, wat U
bad verwacht. Maar er is niets
aan te doen.
Dus dat is dat. Maar ik was be
zig U te vertellen, dat ik zou gaan
eten, in dat heerlijke oude her
bergje. Het heette: „Het roode
zwijn". Ik ging de lage gelagkamer
binnen, met zijn mei wit zand be
strooide vloer, en schuifelde eens
met mijn voeten over den grond.
Het was doodstil in huis. Ik kuch
te eens,begon 1c hoesten, schopte
tegen een stoel en liet mijn wan
delstok op den grond vallen, ik
riep luidkeels „vollek" en beukte
op de toonbank van het buffetje.
Ton slotte sloeg ik met mijn dikke
knuppel van een wandelstok zóó
hard legen een. bouten schot, dat
bel leek, of het donderde en het
buis scheen in te storten van bat
ontzettende lawaai. Toen kwam er
van heel achter uit het huis een
srhorrige stem die zei: „Ben jij
het, Bram Flodder?, as jij het bent,
dan trappen we vandaag niet. hoor
enne. as jij het soms bent, Hcrre-
man Rtinknagel, voor het dooic-
fons. dan is de vrouw niet thuis,
mot je morrege maar terug kotn-
me, hoor!
Ik schuifelde weer en kuchte,
om te-laten hooren, dat ik niet van
het ..dooiefons", noch zekere heer
Flodder was. Toen het stil bleef,
begon ik weer het huis af tc bre
ken. waarna cr eindelijk van uit
het slaperige achterhuis een oud
mannetje met een slaperig gezicht
en èen ruige, wollige sinterklaas-
baard naar voren kwam sloffen.
Ik vroeg hem, of ik oin tc begin
nen een paar eieren kon krijgen,
en een glas melk.
„Eieren?", zei hij, en krabde
zich eens in den baard. „Ja, weet
u, wat het is? De vrouw is naar
Veendorp, om naar me dochter d'r
ei-iste te kijken enne, alles is dus
op slot, ziet L". Alleen de keuken
kast is open, maar ze weet, hoeveel
eieren er zijn, drie. Als. wc er dus
een van af neme, krijge we reuze
heibel als ze terugkomt. Als cr nou
tien of twaalf eieren waren, was
liet wat anders, dan Jron het wel.
Want dan merkte ze 't niet gau.v;
maar drie, dat merkt ze dalijk!"
„En melk? Ze heb net genoeg
in bet kannetje gelaten, voor een
kop thee. als ze thuiskomt! As ik
daar an kom, ziet. ze het ook da-
lijk!"
Een schilderachtig plekje natuur
in het woeste Finsche landschap
„Maar," zei ik. „Ik wilde alleen
maar een stukje eten en wat
drinken, dat kunt U me toch wel
verschaffen?"
De oude man keek bedenkelijk;
„Wéét U wat. het is?", zei hij
weer zorgelijk, „Ze heeft het brood
vast en zeker gemeten, toen ze weg
ging, dat doet ze altijd. As ik er
nou wat afsnij, heb ik straks een
buis vol leven, dus U begrijpt..."
„Ik heb erge dorst, kunt U me
dan niet aan wat drinken helpen?"
vroeg ik.
„Tja", zei de oude man, terwijl
hij zijn stom liet dalen, „Maar dan
mot je me niet verraaie. Ik heb
thee.. Maar zonder melk hoor!
Stiekum wat thee uit het busje
genome., dal merkt ze toch niet,
en wat water opgezet, cn nou heb
ik thee. Daar kun je ook wel een
bakkie van krijge".
Ik volgde den ouden man naar
achteren, en toen we als samen
zweerders bij een kop gore thee
zaten, met een eigenaardige smaak
eraan, die ik maar niet kon thuis
brengen. vertelde de oude man:
„Die thee heb ik zelf gezet!
Smaakt fijn. wat? Nou, man, als
de vrouw mij mijn gang liet gaan,
zou ik wel wat fijns koken. Maar
zo wil altijd zelf voor den pot zor
gen. En ze ken niet kokc, meneer.
Ik ben nu vijf en vijftig jaar met
'r getrouwd, maar ze heeft nog
nooit koke kenne leere. En as ik er-
wat van zeg, dan is ze wóest en
schreeuwt: Jij hep ook altijd wat
aan te merreke, jij had met een
koukcmcid motte trouwe! Laast
had ik er toch te pakke, meneer!
Ze kookte soep cn toen most ik cr
in roeren, as de soep zou gaan ko
ken. Zi'j ging toen 's middags weg
naar me dochter in Veendorp. Ik
moest blijve roeren, tot ze terug
zou zijn. Nou, toen ze weg was en
de soep gong koke, zocht ik' naar
oc-n lepel. Die had ze op de aan
recht neergelegd. Ik kon niet best
zien. on ik had reuzcslaap, maar
eindelijk had ik 'm on begon te
roeren. Den heelcn middag heb ik
geroerd cn laat ik nou, een kwar
tier voor ze thuis komt, dat ding
in de soep laten vallen! Zoodra ze
thuiskwam, nam ik dus de pot van
het vuur en zei: de soep is net
klaar. Toen had je dat gezicht van
de vrouw motte zien. Maar ze zee
niks. Toen we gonge ete, vond ik
die soep wel wat raar smalce. Maar
ik denk, nou zeg ik lokker niks,
anders heb ze weer wat op mij :c
zegge. Maar toen ze drie lepels
gegete had, stond ze op en liep op
een draf naar buiten. Toen ze te
rug kwam, zee ze: Wat hep jc met
cie soep uitgevoerd? Ik? Niks, zee
ik. Maar misschien komt het, dat
ik de lepel cr op het laatst in heb
laten vallen...
De lepel?, zee ze on begon in de
pan te visschen. Ten slotte nam
ze een vork. prikte in de soep rond
en vischte er eindelijk wat uit. Hot
was de schoenborstel. Met mijn
kippige gezicht had ik die voor den
houten pollepel aangezien! Haha
ha!, wat was mijn ouwe mcnsch
woedend!
Toen de oude man uitgesproken
had, zette.ik mijn kopje thee neer,
groette haastig en zette het op eon
loopen. In hot voorbijgaan zag ik
nog, dat vlak naast den theepot;
op de plaats waar men de suiker
pot zou vervrachten, een bus stond,
waarop niet witte letters: Zeeppoe
der!
Aan één stuk ben ik doorgerend
naar Veendorp, cn heb daar in een
meer stecdsch café mijn dorst ge-
lescht met vele, vele potjes bier.
DE VISCHAFSLAG
VAN SAN SEBASTIAN.
In de groote Spaansche haven-
si ad San Sebastian, waar zich ge
durende de laatste weken zulke in-
bedrocvcnde tooneelen afspelen, be
staat een bijzonder eigenaardige
gewoonte. Daar zijn het namelijk
de vrouwen on de vrouwen alleen,
die liet woord voeren op den.,
vischafslag.
De mannen houden zich met de
visch vangst bezig, en bevinden
zich meestentijds ver weg op zee.
Hebben zij genoeg gevangen, dan
kecren zij ^.ar de haven terug en
leggen bij den „vischafslag" aan.
Onmiddellijk komen nu dé vrouwen
opzetten en beginnen onder el
kaar, geleid door één hunner, die
op dit gebied haar sporen heeft
verdiend, de visch af tc slaan. Dc
meestbiedende wordt tegen con
tante betaling eigenares en ver
dwijnt met haar „koop" naar de
markt. De mannen, die aan wal
zijn, staan om de druk biedende en
gesliculeerendc vrouwen heen,
maar wagen het niet zich met
den gang van zaken tc bemoeien.
Zij laten het de vrouwen zeggen
cn kijken slechts belangstellend
toe.
Voor bet laatste bestaat alle
aanleiding, want het gaat op de
zen vischafslag steeds zeer leven
dig toe. De Spaansche vrouw is
nog al temperamentvol vergis
singen zijn bij het heftige door-
eenroepen niet uitgesloten, en zoo
kan liet licht gebeuren, dat de
visch eon oogemblik vergeten
wordt om een of ander meenings-
verschil te beslechten dikwijls
op hardhandige wijze. Maar ook
dan zelfs houden de mannen zich
buiten het geval. De vrouwen in
San Sebastian zijn mans genoeg
om hun eigen boontjes te doppen.
Zoodra de vangst van een bootje
geveild is, keert de rust in de ha
ven weer terug. Zittend op haar
omgekeerde emmer wachten de
koopsters op een volgend scheepje,
teiwijl ze onder brei- of ander
handwerkje ccn gemoedelijk
praatje houden! (v. d.)
ROLPENS.
Liston, de bekende Engelsche ac
teur, hield er van om veel in druk
ke straten te loopen en als het te
pas kwam, den een of ander tot
voorwerp van zijn snot te maken.
Op een dag (vitmoette hij Mr.
Miler, den boekhandelaar, specia
liteit in tooneeluitgaven.
„Halt", riep Liston, „dat treft.
We gaan samen rolpens eten.1'
Miller haatte rolpens en dat wist
Liston.
„Je zult rolpens met me eten",
riep de acteur. Miller verklaarde
beslist van niet. Maar toen begon
het spelletje. Liston greep hem bij
den arm en zette een keep op.
„Lust je geen rolpens? Man, hoe
is het mogelijk. Wat ter wereld
hel) je toch tegen zooiets koste
lijks?''
Liston begon rolpens te bezingen
cn trok op die manier geweldig de
aandacht. Miller werd dol en
trachtte hem te ontloopcn. Maar
Liston hield vol tegen een dichte
menigte uit te pakken over de heer
lijkhoid van rolpens. Miller wilde
sieeds wegloopcn, maar Liston hem
achterna, steeds acteerende. En zoo
ontstond er een algemeen gegil van
rolppns. De arme Miller werd het
voorwerp van algemeene aandacht.
Omstuwd door ccn groote menigte,
die voortdurend schaterde: „Hij
lust geen rolpens. Lust jij rolpens.
Rolpens is toch zoo lekker."
Toen vroeg Liston nog eens: „Ga
je met me mee?"
Miller, overdonderd door het ge
schreeuw van rolpens, vluchtte met
zijn kwelgeest in een restaurant.
En tegen zijn zin at hij rolpens
(v.d.)
UITVINDERS.
De president van de groote Ame-
rikaansche chemicaliën maatschap
pij E.I. du Pont de Nemours
Company heeft onlangs in een re
devoering gezegd, dat vele der be
langrijkste uitvin "ngen op spoor
weggebied in de .9de eeuw, ge
daan zijn door menschen, wier be
roep weinig of niets met spoorwe
gen te maken had. De gewone te
legraaf, die haar uitgebreidste toe
passing bij de spoorwegen vond,
werd door Wcstinghousc, een F.n-
gelschen hooglecraar in de wijs
begeerte en door Morse, een Ame-
rikaansche kunstenaar, uitgevon
den. Pullman, de uitvinder van den
slaapwagen, was aannemer van
bestratingen in Chicago. Janney,
die in 1868 de eerste automatische
wagon koppeling uitvond (die in
Amerika algemeen gebruikelijk is)
was bediende in een manufactu
renzaak. Het automatische blok-
systeem werd bedacht door Hall,
een rentenierenden textielfabrikant.
Westingliouse was een jongeman
van 23 jaar toen hij zijn luchtdruk-
rem uitvond en de eenige ervaring,
die bij bezat, had hij opgedaan in
de timmermanswinkel en draaierij
van zijn vader. De harmonica-ver-
binding tusschen wagons, om te
eindigen, was een uitvinding van
Libbey, een medicus. (v.d.)
WETENSWAARDIGHEDEN.
Is het U bekend:
dat glazenmakers (insecten!),
waarvoor sommigen zoo bang zijn,
heel onschadelijk zijn in huis?
d a t ze noch menschen noch voed
sel aanraken?
d a t de weduwen van de papoea's
in het Coira-district (Nieuw-Gui-
nea) zich van hun „kleercn"
ontdoen en zich geheel wit maken
met een soort pijpaarde?
dat zij een jaar om hun echtge-
nooten rouwen?
dat kamfer verkregen wordt van
een soort laurierboom, die in Chi
na Japan en Zuid-Oost-Azië voor
komt
HUMOR.
Mannie (tijdens de verhuizing
trachtend zelf voor zijn boterham
te zorgen): Zeg, vrouwtje, weet jc
misschien waar het brood en de
boter is?!
Vrouwtje: Het brood ligt mis
schien achter een paar boeken, on
der don divan en de boter geloof ik
in het kolenhok, maar probeer as
jeblieft toch een beetje je gezonde
verstand te gebruiken en niet zoo
hulpeloos rond te dazen!
Pleiter (zich in het vuur van zijn
pleidooi tot de rechters richtend):
De grootste fout van beklaagde is,
da' hij zoo ongelukkig is geweest,
altijd exoot vertrouwen te stellen
in dieven en schurken van het
laagste allooi. Deze ongelukkige
staat nu voor U, en doet een be
roep op Uw mededoogen. Hij
heeft een groot vertrouwen in U,
heeren rechters!
187. Toen ze een eindje geloopen hadden, kwamen
ze op een plekje, waar het zoo prachtig was, en zoo
stil, dat Pol direct languit in het gras ging liggen
om tc luieren. Stan vond echter dat ze lang genoeg
hadden geslapen.
188. Vlak bij de plaats waar ze lagen, liep een
prachtig helder beekje. „Weet je wat. zei Stan, „ik
ga mijn kleertjes wasschen en terwijl die liggen te
drogen, ga ik fijn zwemmen." „Dat is een idee,"
juichte Pol en de beide vriendjes waren weldra
naar hartelust aan 't plassen in liet heerlijke fris
sche water
189. Eindelijk kropen ze het water weer uit, trok
ken hun kleertjes aan, die lekker in het zonnetje
waren gedroogd, en thans gingen ze heerlijk wat in
het gras uit rusten. Wat is het hier heerlijk, zeiden
ze tegen elkaar.