Jiamie's groots verovering.
Dunikowski maaktweergoud
Kabouter»Avonturen. - Stan en Pol bij de kinderen.
Bijvoegsel der Schager Courant van Zaterdag 19 September 1936. No. 10066.
Een verhaal van strand, zee en
liefde, door SIROLF.
(Nadruk verboden
alle rechten voorbehouden).
JIMMIE POORT was dien
morgen naar het zonnige
strand, met de zachtjes
aanruischende zee gegaan,
niet alleen met het doel, weer za
lig in zijn strandstoel te kruipen
en er heerlijk lui een boek te le
zen. maar ook met de vaste over
tuiging, dat er dien dag bepaald
een geweldige heldendaad moest
gebeuren. En de held zou hij zelf
zijn, anders had de heldendaad
geen doel. En het meisje, waarvoor
die geweldadige daad verricht
moest worden want natuurlijk
zou het voor een meisje zijn, om
dat 90 van alle heldendaden
door een meisje of een vrouw ge
ïnspireerd worden! wel, dat was
natuurlijk het meisje in het snoe
zige witte strandjurkje met dien
grooten wit-strooien hoed.
Ja, want ziet U, de kwestie zat
zóó in elkaar.
Jimmie Poot was een flinke Jon
ge vent, met een goede positie.
Maar hij had één gebrek: hij was
verschrikkelijk verlegen, als het
jongedames betrof. Dan was het
precies, alsof zijn hoofd zoo leeg
werd als een mandje;- alle onder
werpen van gesprek waren als bij
tooverslag volkomen opgedroogd,
geen enkele bron van conversatie
liet zich aanboren. Jimmie Poort
was dus absoluut ongeschikt, om
zich zelf een meisje te veroveren.
Hetgeen hem soms wel eens een
beetje- wanhopig maakte. Kwam
die kans van zijn leven nu nooit?
Zou hij dan nooit de held worden
in een grootsch drama, waarin hij
vanzelfsprekend, als door toover
slag, het meisje zijner keuze zou
veroveren, omdat meisjes uit dra
ma's hun redders immers altoos
zonder slag of stoot in de armen
[vallen?
Kijk, daar zat ze weer, bekoorlijk
als altijd hij had haar immers
al zes dagen lang uit de verte be
wonderd, van a£ den eersten dag
dat hij zijn tenten in de badplaats
had opgeslagen, om er zijn vacantie
door te brengen. Zes dagen lang
bad hij zijn stoel zóó dicht in haar
nabijheid gesleept, als met goed
fatsoen maar mogelijk was. Zes da
gen lang hadden steelsche blikken,
als radioflitsen door den aether,
een draadloos gesprek-zonder-woor-
den gevoerd, tusschen Jimmie
Poort en het meisje met den
grooten hoed. En als er een radio
amateur was geweest, die in staat
was geweest deze draadlooze oogen
seinen op te vangen, dan had hij
zeker het volgende gelezen:
„Drommels, wat een aardig meis
je..." Hm, dat lijkt wel een nette
jongen, enne., knap is ie ook...
Kijk eens, nu zet ze die groote
hoed af. Wat een lief kopje heeft
zo. Glimlacht ze nu? Naar wie? En
wat een mooi blond haar, en wat
een grappig neusje.. Kijk, nu
kijkt die jongen alweer mijn kant
uit. Aardige vent wel, wat een
flinke figuur., echt iets bijzon
ders...
Lieve Hemel, ik geloof dat ze
naar me keek. Durfde ik maar iets
te zeggen. Wat een lieve oogen
heeft ze, en dat mondje... Zou ze
kunnen liooren, hoe mijn hart
bonst? Wat een leuke vent....
Hij schijnt een beetje bleu te zijn.
Eenig is dat. Zeker een nette, be
schaafde jongen. Zou ik mijn
stoel.
Wat ben ik licht in mijn hoofd!
We hebben elkaar wel een minuut
lang recht in de oogen gekeken, en
zij heeft geglimlacht... O, wat
klopt mijn hart, hij heeft me wel
een minuut lang aangekeken; wat
een eerlijke bruine oogen heeft hij.
Ik ben zoo vreemd licht in mijn
hoofd. Wat zou dat zijn?"
Zoo was het nu zes dagen ge
gaan. Maar vandaag, vandaag...
moest er iets gebeuren. Dat voelde,
dat wist Jimmie Poort.
En het gebeurde ook. Er stond
wat wind aan het strand. Het meis
je had haar groote hoed weer afge
zet en naast zich neer in het zand
gelegd. En juist toen Jimmie weer
in stomme aanbidding het heole
bekoorlijke figuurtje in zich op
nam, kwam er een rukwind, die
den grooten stroolioed speelsch
opnam, en meevoerde, naar het
zilte water van de zee toe. Eén
oogenblik flitste het door Jimmie's
hersenen: dit Was zijn kans. Nu
zou hij zijn groote daad gaan ver
richten. Hij zou heengaan, en haar
hoed redden, als een ridder; hij
zou den hoed terugbrengen, en
zij zou die dankbaarheid aannemen
zou hem haar kleine handje
geven. Ze zouden een gesprek be
ginnen...
Meteen vloog Jimmie Poort over
eind, om den hoed na te stormen.
Doch zoover kwam het niet. Hij
vloog wol overeind, maar dit ging
vergezeld van een onheilspellend
en zeer luid gekraak, als van een
stevige lap, die met geweld wordt
gescheurdEn dat was ook zoo.
Het volgende oogenblik stond Jim
mie Poort daar, als verstard. Want
achter in zijn pantalon, in het zit
vlak van zijn grijze flanellen
strandbroek, zat een geweldige
winkelhaak. Er hing compleet een
lap bij. En er zat een groote witte
plek, op de plaats, waar anders die
lap zat.
Als een gebroken mensch, met
een vuurrood gezicht van schaam
te, zakte Jimmie in zijn stoel te
rug. Hij had nog gezien, hoe een
kind den hoed had gevangen en
aan de eigenares had terugge
bracht. Hij begreep, dat hij zich
onsterfelijk belachelijk had ge
maakt. Want het meisje had zijn
ongeluk gezien. Nu kon hij wel
naarh uis gaan. Nu was alles voor
bij. En die broek., met die ontzag
lijke scheur van achteren. Hoe
kwam hij thuis? Het was ontzet
tend! Dat hij nu ook juist zonder
colbertjasje, in zijn enkele witte
strandhemd was uitgegaan! Het
beste was, dat hij maar bleef zit
ten, tot de schemering zou val
len...
Eensklaps werd hij opgeschrikt
uit zijn zwartgallige overpeinzin
gen, door een vriendelijke, zachte
meisjesstem, die hem in de ooren
scheen te zingen, toen ze zei: „Het
spijt me heel erg, meneer, dat van
...hm, van Uw pantalon., ik zag,
dat U bleef haken, aan een spijker
tje in den stoel zeker., toen U
mijn hoed wilde pakken., kan ik...
mag ik... U misschien van dienst
zijn? Ik heb draad en naald bij
mij..."
jimmie staarde verschrikt in het
door de zon gebruinde gezichtje
van het meisje, dat hij nu al een
week lang uit de verte bewonderd
had.
„Neenee.." stamelde hij met een
droge keel, „Nee... dat kan, hm,
dat kun U toch niet doen;.. Maar...
maar, mag ik misschien even die
naald en draad van U gebruiken,
misschien dat ik het zelf een
beetje kan maken.."
natuurlijk, als U dat liever
wilt!", zei het meisje en reikte hem
met een naar het Jimmie toe
scheen eenigszins spottend lach
je, een klein etui over. Daarna
ging ze naar haar stoel terug en
begon kwasi-aandachtig te lezen.
jimmie had nooit geweten, dat
het naaien van een kleedingstuk
zóó moeilijk kon zijn.. Maar het is
dan ook niet alles, om met een
stopnaald met witte wol hij had
maar een groote naald uitgezocht,
omdat hij anders heelemaal onge
lukken vreesde een scheur ach
ter in je broek te naaien, als je die
broek aan hebt. Toen het eindelijk
klaar was had hij een gevoel, of al
zijn kleeren met ontelbare verwar
de draden aan elkaar genaaid wa
ren. Zóó vreemd trok zijn broek.
Toen hij het étui aan het meisje
terugbracht, keek ze even heel ter
loops naar het gehavende klee
dingstuk en zei dan met een nau
welijks onderdrukt lachje: „O, hm,
het is nu wel heel.maar... U kunt
toch zoo haast niet over straat
loopen, met dien winkelhaak op
zij., waarom heeft U die grijze
broek nu juist met witte wol ge
maakt? Dat ziet iedereen dade
lijk... het is., wel wel een beetje
raar..."
Jimmie wist niet wat te zeggen.
Hij voelde zich diep rampzalig. Het
is dan ook een vreeselijke beproe
ving, om bespottelijk voor het
meisje te staan, waarvoor je juist
een heldendaad wilde verrichten.
„Ik heb een idéé!", riep het meis
je opeens uit. „Ik zal naast U ko
men loopen, zóó, met dat wollen
manteltje over mijn arm, tusschen
ons in. En als., als... U me dan
een arm geeft... kan niemand iets
van dien winkelhaak zien.."
GENIAAL UITVINDER OF GE
RAFFINEERD BEDRIEGER?
HET ALCHEMI3ME HERLEEFT
Parijs, September 1036
NADAT hij in Juli 1934 uit Frank rijk was
gewezen, ging Georg Dunikowski, de
grootste goudmaker van de 20ste eeuw,
eerst naar België, waar hij in het Brusselsclie
voorstadje Vilvoorde een nieuwe fabriek voor de
productie van kunstmatig goud oprichtte. Nau
welijks was de fabriek echter in bedrijf genomen
of de Belgische autoriteiten besloten plotseling
zijn verblijfsvergunning in te trekken. Duni
kowski was genoodzaakt de fabriek te sluiten en
hij trok met pak en zak, al zijn geheimzinnige
apparaten met zich mede nemende, naar
Duitschland. Daar herhaalde zich enkele weken
later hetzelfde spelletje. Sindsdien woont de mo
derne alchemist in San Remo. waar de Itali-
aansche autoriteiten tegen zijn aanwezigheid
geen bezwaar maken en waar liij in alle kalmte
zijn experimenten kan voortzetten.
De discussies om den „goudmaker" kunnen
dus verder gaan. Verdient hij dezen naam
werkelijk? De Belgische geleerde Dr. Jean-
Charles Legrand en de gerechtelijke expert die
bii de eerste experimenten tegenwoordig waren,
gelooven in ernst aan de eerlijkheid en de waar
de van deze pogingen andere wetenschappelijke
autoriteiten van naam daarentegen zien in hem
niets anders dan een geraffineerde bedrieger.
Is hij een alchemist?
Hij zelf verzet er zich met alle macht tegen,
een „alchemist" te worden genoemd of een zoe
ker naar den „steen der wijzen'. Hij wil er ook
niets van hooren. dat hij uit onedel metaal goud
zou trachten te „maken". Hij verklaart, slechts
op grond van een door hem ontdekt procédé
van atoomverbrijzeling de talrijke goudmolocu-
len. die bü de verwerking van goudhoudende
aarde onbenut blijven op te vangen en op deze
wijze viif maal zoo veel fijn goud te kunnen
winnen als tot dusverre mogelijk was.
Dunikowski is dus feitelijk niets anders dan
een navolger van Ostanez. Lynesius, Helvetius
en Nicolas Flamel. Al eeuwen lang hebben an
deren vóór hem in het geheimzinnige duister
van hun laboratoria ge zocht naar mogelijkhe
den om de elementen „op te lossen" en om te
zetten en niemand minder dan de groote geleer
den Modssan, G. Guillaume, Frémy, Lebon en
Berthelot hielden en houden nóg bij hoog en bii
laag vol. dat het practisch mogelijk is, goud te
1 winnen door atoomverbrijzeling.
Zilver uit lood.
Te Douai bestond tot voor enkele jaren een
wetenschappelijk instituut voor atoomverbriize-
ling, dat onder leiding van dr. Jollivet-Castelot
stond. Dr. Jollivet-Castelot slaagde er na lange
proefnemingen in. door middel van een gecom
pliceerd procédé zilver uit lood te winnen. De
omstandigheden waaronder deze experimenten
werden -vertoond, sloten elke mogelijkheid van
bedrog uit. In weerwil van dit succes ging deze
geleerde er na korten tijd toe over, zijn labora
torium te sluiten.
Ik was dezer dagen in de gelegenheid een on
derhoud met dr. Jollivet-Castolet te hebben. Hij
is ook thans nog vast overtuigd, dat het met de
noodige middelen niet moeilijk kan zijn door
verbrijzeling der a-tomen lood ook in goud om
te zetten.
„En waarom doet U dat dan niet?"
„Omdat het onzin zou zijn! Ik zou geen kans
zien, het goud te verkoopen
Goud maken verboden!
„Ziet U eens", zegt de oude geleerde „er be
staat 'n verordening van Kardinaal Richclieu,
die woordelijk luidt. „Het is ieder, die zich in
de koninkrijken Frankrijk en Navarra ophoudt,
verboden, kunstmatig edele metalen te vervaar
digen of kunstmatig gewonnen edele metalen
te koop aan te bieden, op straffe van levens
lange opsluiting en inbeslagneming van het ver
mogen van den delinquent door den staat" Deze
bepaling is tot op den huidigen dag van kracht
Een van mijn vrienden kwam er in het begin
van deze eeuw op zeer drastische wijze mee in
botsing. Hij ging naar de Munt om 76 kilogram
goud te verkoopen. Het goud werd onderzocht;
het was echt. Maar de groote hoeveelheid maak
te de ambtenaar argwanend. Ze vroegen naar
de herkomst. Mijn vriend verklaarde, dat hij het
in zijn laboratorium zelf gewonnen had. Daar
op voegde men hem letterlijk toe: „U mag hee
lemaal niet in staat zijn goud te maken". Daar
op werd hem vrij onheusch de deur gewezen,
echter niet nadat zijn gouden staven in beslag
waren genomen. En toen kwam dan op 26 Juli
1905 de demonstratie van dr. Alphonse Jobert
in de Grande-Roue-zaal in de Avenue de Suf-
fren, waarbij deze geleerde ten aanschouwe van
honderden chemici, doktoren, juweliers en jour
nalisten aantoonde, dat het practisch mogelijk
is, lood in goud om te zetten. De uitkomsten wa
ren zoo overtuigend, dat de groote chemicus dr.
Doyen den uitvinder onmiddellijk zijn laborato
ria voor verdere experimenten ter beschikking
stelde. Op bevel van de politie moesten de expe
rimenten echter na korten tijd worden gestaakt
zulks weer op grond van de bepaling van Richc
lieu
Misschien heeft de oude kardinaal wel heel
juist gezien. Waar zou 't heengaan met onze
heele maatschappelijke huishouding, als wij op
eens allemaal zouden beginnen, voor eigen ge
bruik goud uit lood te fabriceeren?
(V.P.B.)
Even later verliet een jong
paar, stijfgearmd, het strand en
sloeg den weg in naar de pensi
ons.
Maar deze ramp had gevolgen.
Want niettegenstaande Jimmie
Poort dien avond een spiksplinter
nieuwe pantalon droeg en daarop
zijn colbertje, was het blijkbaar
toch om één of ander duistere re
den noodig, dat hij stijfgearmd met
het meisje langs het strand wan
delde, ver weg, ver buiten do
strandstoelen, waar geen spelende
kinderen, geen menschen meer
waren... En vele dagen daarna zag
men Jimmie Poort nog telkens
weer met het meisje gearmd wan
delen. Ofschoon er van winkel
haken geen sprake was!
Maar het raadsel was opgelost,
toen men de volgende week in de
bad-courant een advertentie kon
lezen, waarin stond, dat een zekere
juffrouw XXX verloofd was met
een zekeren meneer Jimmie Poort.
WETENSWAARDIGHEDEN.
Is het U bekend:
dat de langste tunnel ter wereld
is de Shandaken Water Tunnel te
New-York, die lSVz mijl lang is?
dat een olifant op ongeveer 12-ja-
rigen leeftijd begint te werken?
d a t hij dan 15.000 K.G. kan voort
trekken, 500 K.G. kan oplichten
met zijn slurf en 3000 K.G. op zijn
rug kan dragen?
dat, indien de energie van een
bliksemschicht kon opgevangen en
bewaard worden, deze voldoende
zou zijn om een electrischen auto
over een afstand van 10 K.M. voort
te bewegen?
dat er naar schatting ruim een
half millioen verschillende soor
ten insecten zijn?
dat walvisschenvleesch in de 15e
en 16e eeuw in Engeland gegeten
werd en, aan het spit gebraden of
gekookt, met erwten genuttigd
werd?
dat er op het eiland IJsland 29
vulkanen zijn, waarvan 7 nog in
werking zijn?
HUMOR.
Mevrouw was op koopjes uit. Zij
moest alleen maar een paar sokken
hebben voor „hem", maar ze rust
te niet, voordat de wanhopige win
kelbediende elke doos met sokken
uit de heele winkel overhoop had
gehaald. Ze kon maar geen keus
doen.
Is dat alles wat U in sokken
heeft? vroeg zij misprijzend.
Alles, zei de winkelbediende
flauwtjes, behalve het paar, dat ik
aan me. beenen heb!
De baas van het werk het was
in een buurt in aanbouw schelde
aan een van de reeds bewoonde
huizen aan en vroeg aan de vrouw
des huizes: Pardon, juf, heb U
misschien gezongen vanmorgen?
Ja, zei de vrouw, ik heb een
beetje gezongen, maar wat wou U
daarvan?
„Ja, ziet U," zei de man, wel wat
vei legen met het geval, „mijn werk
lieden hebben al twee keer het
werk neergegooid, omdat ze dach
ten. dat het de fluit van twaalf
uur was. Daarom dacht ik, dat ik
U misschien beter kon vragen, om
die hooge noten niet zoo lang aan
te houden!"
190. Eensklaps bemerkte Pol, dat zijn pakje leelijk
gekreukeld was. Doch Stan zei: Ach wat hindert
dat, hier in het bosch. Doch Pol schudde zijn hoofd
en zei dat hij hoopte dat hij vannacht zou kunnen
strijken. Hij wist niet in wat voor moeilijkheden hij
door zijn netheid zou komen»
191. Toen de zon bijna onder was gegaan, gingen
de beide vriendjes weer naar de stad om hun werk
aan te vangen. In een der straten zagen ze een
volksoploop en ze spoedden er zich heen om te zien
wat er aan de hand was»
192. Tusschen de beenen der menschen door kon
den de kabouters een jongen op straat zien liggen,
die veel pijn scheen te hebben en aldoor om zijn
moeder riep. Pol beval zijn vriendje, niet op hem te
wachten, dan zou hij wel zien wat hij kon docn>