Nedcrlandschc Regeering den laatsten tijd
reeds bezorgd
De gulden
Het monetair verbond
los van het goud
Uitvoer van
goud verboden
De radio-rede
van dn Colijn
Maandag 28 September 1936
Postrekening
No. 23330
SCHACER
79ste Jaargang. No. 10072
COURANT.
Int. Telef
No. 20
Dit blad verschijnt dagelijks, behalve Vrijdags. Bij inzending tot
's morgens 8 uur, worden Advertentiën nog zooveel mogelijk in het
eerstuitkomend nummer geplaatst.
Uitgave der N.V. v.h. P. Trapman Co., Schagen
8 PAGINA'S.
Prijs per 3 maanden fl.80. Losse nummers 6 cent ADVERTEN-
TIëN van 1 tot 5 regels f0.85, iedere regel meer 15 cent (bewijsno.
inbegrepen). Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
Monetaire politiek was niet lan
ger te handhaven.
In den nacht van Zaterdag op Zondag
werd het volgende officieele communi
qué der Nederlandsche regeering ver
spreid:
Nadat de regeering, na de aangekon
digde monetaire maatregelen in Frank
rijk, haar voornemen te kennen gaf, om
hare montetaire politiek onveranderd te
handhaven, heeft het sindsdien genomen
besluit der Zwitsersche regeering de
Nederlandsche regeering genoopt hare
houding opnieuw in overweging te ne
men.
Nu Nederland het eenige land ter we
reld is geworden, dat zijne muntpariteit
ongerept heeft bewaard en het daardoor
in de sterkste mate den druk op de wis
selkoers en op zijn goudvoorraad zal
gevoelen, kan de mogelijkheid om de
huidige monetaire politiek te blijven
handhaven niet langer aanwezig worden
geacht.
Teneinde te verhoeden, dat men tenslotte
genoopt zou worden den gouden
standaard prijs te geven, na eene niet
te verantwoorden verzwakking van den
goudvoorraad der Nederlandsche Bank,
heeft de regeering, in volledige overeen
stemming met het gevoelen der Neder
landsche Bank, besloten met ingang van
27 September den uitvoer van goud te
verbieden, tenzij gedekt door een authen
tiek certificaat van de Nederlandsche
Bank.
Tevens zal de effectenbeurs Maandag
28 en Dinsdag 29 September gesloten
zijn.
Nadere mededeelingen omtrent de
voornemens der regeering zullen Maan
dag 28 September worden bekend ge
maakt.
Reeds was Zaterdagmiddag bekend geworden, dat
de Zwitsersche Bondsregeering had besloten de franc
aan te passen, zoodat onze gulden de eenige valuta
bleef, welke nog aan het goucl was gekoppeld.
Blijkbaar heeft onze regeering het niet aangedurfd
om de stormloop tegen de gulden, welke thans zeker
zou zijn losgebarsten, het hoofd te bieden.
Wij kunnen natuurlijk moeilijk het geheele veld
overzien en zullen dus de verzekering van de regee
ring hebben te aanvaarden, dat de positie van onze
gulden niet meer was te handhaven.
Toch betreuren wij den loop, welke de gebeurtenis
sen hebben genomen, ten zeerste. Wij verwachten
hier helaas weinig heil van, speciaal voor de arbei
dende klasse en de kleine middenstand en hadden
dan ook liever gezien, dat onze regeering, ook in dit
opzicht, pal had blijven staan.
Wij zijn er nog niet van overtuigd, dat de gulden
niet met succes zou zijn te verdedigen geweest.
De afvloeiing van het goud op zichzelf is immers
niet als een nationaal verlies te beschouwen, omdat
het equivalent er voor terug komt en wij zijn van
meening, dat een dringend beroep op de discipline
en eensgezindheid van ons volk wonderen zou heb
ben gedaan.
Hoewel wij dus de door de regeering ingeslagen
weg betreuren, hebben wij ons daarbij natuurlijk
neer te leggen en er blijft ons niets anders over dan
aan de hand van het hierboven afgedrukte regee-
ringscommuniqué, de mogelijke loop der gebeurtenis
sen even te bespreken.
Allereerst zij voorop gesteld, dat het afkondigen
van een goudembargo nog niet noodzakelijker wijze
devaluatie behoeft te bet eekenen.
Nederland als crediteurland heeft naast zijn export
belangrijke inkomsten uit rente en aflossingen, zoo
dat onze wisselkoers, nu hij niet door onze goud
reserves wordt gesteund, nog niet noodzakelijkerwijze
zich belangrijk van het gondpunt behoeft te verwij
deren.
Wij kunnen natuurlijk nog niet weten wat onze
regeering zal doen. Maar gezien de herhaaldelijk ver
kondigde afkeer van devaluatie, meenen wij te mogen
voorspellen, dat Nederland niet zal overgaan tot ver-
Hedenmorgen om 8 uur sprak de minister-president,
Dr. H. Colijn, de volgende redevoering uit voor de
microfoon:
Alvorens een nadere motiveering te geven van het
in denn acht van Zaterdag op Zondag genomen be
sluit der regeering inzake onze monetaire politiek,
roep ik eerst in de herinnering terug, dat een zeker
aantal landen in 1933, tijdens de Londensche wereld
conferentie, als hun gemeenschappelijk gevoelen tot
uitdrukking brachten, dat het wenschelijk was den
z.g. gouden standaard te handhaven, d.w.z. door af
gifte van goud aan elkander de onderling bestaande
•muntverhoudingen te bestendigen. Deze landen wa
ren 6 in getal, nJ. Frankrijk, Italië, Zwitserland, Bel
gië, Polen en Nederland.
Van deze 6 konden Italië en Polen den laatsten tijd
niet meer meegerekend worden, terwijl België, na het
vorige jaar een devaluatie zijner munt te hebben
doorgemaakt, onlangs wel weer tot het goud terug
keerde, doch niet meer behoorde tot het oorspronke
lijk goudbloc. Zoo waren er van de 6 dan maar 3
meer overgebleven, n.1. Frankrijk, Zwitserland en Ne
derland, en wel is waar behoorde ook Amerika sinds
eenigen tijd tot de landen die het wissel verkeer door
goudafgifte steunden, doch de goudwaarde van een
dollar was daar nog niet definitief. De dollarwaar
de kon nog door den president der V.S. verder vei>
laagd worden, nadat hij reeds 40 van zijn waarde
had ingeboet. Niet zonder bezorgdheid heeft de Ne
derlandsche regeering den laatsten tijd den gang van
zaken op monetair terrein gevolgd. Niet omdat zij
twijfelde aan de juistheid harer eigen politiek. Het
tegendeel is waar. De aanpassing aan de gewijzigde
internationale verhoudingen op economisch en finan
cieel terrein was hier te lande een heel eind en in
Ned.-Indië nagenoeg geheel geslaagd en men mocht
hopen, dat het eind van een zeer moeilijke weg in
zicht was.
De bezorgdheid der regeering vond haar oorzaak
dan ook in hetgeen hier en daar om ons heen plaats
greep en waarvan geducht moest worden, dat de voor
naamste pilaar onder het reeds gehavende goudbloc
bezwijken zou. Men mocht zich niet verhelen, dat de
W' v,
positie van Zwitserland en Nederland heel veel moei
lijker zou worden, indien Frankrijk zich genoodzaakt
zou zien het Belgische voorbeeld van 1935 te volgen
en eenigen tijd den gouden standaard prijs te geven.
Toch meende de regeering, toen bekend werd, dat
Frankrijk den gouden standaard ging verlaten, en zij
zich daarvoor over in den nacht van Vrijdag op Za
terdag te beraden had, hare beproefde politiek nog
niet te mogen prijsgeven. Vandaar dat in de ochtend
bladen van Zaterdag de mededeeling verscheen, dat
de regeering hare tot nu toe gevolgde monetaire poli
tiek onveranderd zou handhaven. Op die houding was
mede van invloed de op dat tijdstip volstrekt onge
gronde verwachting, dat Zwitserland den gouden
standaard niet zou blijven handhaven.
Zaterdag in den loop van den namiddag ontving
de regeering evenwel door haren gezant te Bern de
mededeeling van den Zwitserschen Bondsraad, dat
men integendeel in Bern besloten had tot aanpassing
van den Zwitserschen frank aan de leidende valuta's
en men dus tot prijsgeving van den gouden standaard
zou overgaan.
Dit feit maakte een hernieuwde overweging van
het Nederlandsche standpunt noodzakelijk.
De positie van de Zwitsersche nationale bank was
banktechnisch sterker dan die van de Nederlandsche
zusterinstelling. Toen dus de sterkere van de beide
banken den strijd meende te moeten opgeven, moest
in de nationale en internationale geldwereld wel de
vraag opkomen: Nu het eene goudland na het andere
den gouden standaard heeft moeten prijsgeven, nu
van de 2 laatst overgeblevenen de sterkste van de
twee de vlag strijkt, waarom zou nu de laatste over
geblevene het w e 1 kunnen houden?
Dit alles noopte er toe om opnieuw de positie van
Nederland in beschouwing te nemen.
mindering van het gehalte fijn goud in onze stan-
daardmunt, maar naar het voorbeeld van Engeland,
de koers voorloopig „zwevend" zal laten, d.w.z. zal
overlaten aan het spel van vraag en aanbod op de
wisselmarkt.
Ook Frankrijk heeft min of meer dezen weg ge
kozen door een speling van 43 tot 49 gram goud te
laten.
Nederland zal, naar wij gelooven, nog minder po
sitief zijn en zich niet wagen aan een vastlegging
van het gehalte.
Zoo krijgen dan zij, die zooveel heil vernachten
van devaluatie, hun zin. Want hoewel wij, zooals
hierboven gezegd, geen scherpe daling verwachten,
zal de gave gulden toch ook wel tot het verleden
gaan behooren.
Laten wij hopen, dat onze regeering over de auto
riteit zal beschikken om de thans vrij komende fond
sen aan te wenden tot versterking van onze econo
mische positie.
Heeft zij daartoe voldoende kracht, dan is nog niet
alles verloren en kan nog veel terecht komen.
In dit verband mag de vraag wel eens worden ge
steld, of de „aanpassing" van de Fransche en Zwit
sersche franc de eenige reden is geweest, welke on
ze regeering heeft geleid tot het afkondigen van het
goudembargo.
De gevolgen van een verdediging onzer valuta zou
den zich hebben doen gevoelen in een sterk toene
mende werkloosheid en in nog grooter moeilijkheden
voor den export. Speciaal onze boeren en tuinders
zouden in het gedrang zijn gekomen.
Heeft bij het besluit der regeering ook de overwe
ging gegolden, dat het niet langer wenschelijk moest
worden geacht om nog langer de extremistische groe
pen van rechts en links wind in de zeilen te blazen?
De komende devaluatie zal nu een kunstmatige
welvaart in ons land brengen en tijdelijk dus bij ve
len geld in het laatje.
Dit kan de regeering, vlak voor de verkiezingen,
niet anders dan ten goede komen.
Men begrijpe ons echter goed. Wij zijn er van over
tuigd, dat dit niet de overweging is geweest waar
om tot devaluatie is besloten en dat slechts geld-
technische overwegingen hebben gegolden.
Maar als bijkomstige factor zal zij toch zeker haar
invloed hebben doen gelden,
VERKEERDE VOORLICHTING VAN
HET FRANSCHE PUBLIEK.
Reeds in ons nummer van Zaterdag merkten wij
op, dat een monetaire Unie tusschen Amerika, Enge
land en Frankrijk weinig waarschijnlijk leek.
Niet dat wij twijfelden aan de bewering van Pa
rijs, dat van te voren besprekingen met Londen en
New-York hadden plaats gehad, maar de positieve
mededeelingen over een reeds tot stand gekomen
monetaire Unie leken ons weinig waarschijnlijk
Dit zou er immers op neerkomen, dat Amerika en
Engeland zich garant stelden voor de Fransche bin-
nenlandsche politiek. En gezien de arbeidsonrust in
Frankrijk en de slappe regeering, is een dergelijke
houding der Angel-Sakische democratiën moeilijk
te verwachten.
Latere berichten hebben onze twijfel versterkt. En
geland zoowel als Amerika erkennen slechts de ver
plichting op zich te hebben genomen om hun valu
ta's niet verder te devalueeren.
Verder zijn de toezeggingen echter niet gegaan,
althans een positieve erkenning van het door Frank
rijk met zooveel pathos de wereld ingestuurde mo
netair verbond hebben wij nergens kunnen vinden.
Men praat ook in Amerika en Engeland van vrede,
vrijhandel en al dat moois, maar tot bindende
afspraken is men blijkbaar niet gekomen.
De wijze waarop men tegenover het Fransche
publiek dan ook de devaluatie aannemelijk tracht te
maken, dient met een zacht woord als „verkeerde
voorlichting gekwalificeerd.
Er is geen sprake van dat de franc vrijwillig aan
het wereldprijsniveau wordt aangepast en dat dit
een offer is, dat Frankrijk brengt om de wereldvre
de en welvaart te brengen. De waarheid is, dat Blum
heeft afgebroken, wat Laval met groote zorg en
moeite had opgebouwd en dat daardoor de franc
niet meer te houden was.
Dit feit wordt echter voor het Fransche publiek
angstvallig verborgen gehouden en zorgvuldig be
dekt onder schoonschijnende zinnen, welke gewa
gen van een eensgezind vredesoffensief der Wester-
sche democratien.
Hoelang zal de Franschman dat nog slikken?
De regeering Blum heeft zich de devaluatie ge
dacht tusschen 25 en 33 pet. De vraag is of dit ge
noeg is. Krijgen wij straks weer een offensief der ar
beiders onder communistische leiding en gaan de
loonen zich weer richten naar de verhoogde prijzen,
tengevolge van de devaluatie, dan staat Frankrijk
Nederland zou nu, met Amerika, dat al 40 ge
devalueerd had en waar de mogelijkheid van verdere
devaluatie nog aanwezig is en met België, dat ook
reeds gedevalueerd had, deel blijven uitmaken van
een trio, waarin het t' eenige lid was het eenige
land zelfs in de geheele wereld dat zijn oude munt
pariteit ongerept had weten te bewaren.
Het was hard van die eerepositie afstand te moe
ten doen en het besluit is der regeering dan ook
onnoemelijk zwaar gevallen, maar persoonlijke ge
voelens moesten wijken voor het belang van het
land. Zij heeft toch die handhaving van hare aan
den gouden standdaard gebonden muntpolitielc niet
alleen beoordeeld van economisch standpunt, maar
haar steeds ook gezien als een zaak van financieele
waardigheid, die nimmer vrijwillig mocht worden
prijsgegeven, doch alleen als gevolg van overmacht,
alleen als er volstrekte noodzaak toe bestond.
Die volstrekte noodzaak was, naar het oordeel der
regeering, ingetreden nu Nederland f e i t e 1 ij k,
d.w.z., in het licht van de geboorte van het goud
bloc, het eenig overgebleven lid van dat bloc was
gebleven en het eenige land, dat de oude muntpari
teit had gehandhaafd.
Immers sprak het vanzelf, dat elke deining op het
terrein der internationale wisselmarkt zich in bij
zondere mate zou openbaren tegen den Nederland-
schen gulden.
Een voortdurende en toenemende druk op den gul
den en daardoor op den goudvoorraad d. Nederland
sche Bank moest met zekerheid worden aangenomen.
In elk geval kon de mogelijkheid om onze tot nu
toe gevolgde monetaire politiek blijvend te handhaven
niet langer aanwezig worden geacht.
Maar hoe werd dan het beeld van en toe
stand?
Zoo, dat men dan enkele weken, of, op
zijn best, een paar maanden zou blijven door
worstelen, met doorloopende sterke schomme
lingen in den rentevoet, met al de daaraan
voor het bedrijfsleven verbonden bezwaren,
om dan ten slotte toch te eindigen met het
prijsgeven van den gouden standaard, doch
dan met een op onverantwoordelijke wijze
verzwakten goudvoorraad van de Nederland
sche Bank.
Dit moest worden voorkomen, omdat wij,
temidden van deze grenzenlooze verwarring
op financieel terrein, niet weten wat de toe
komst ons nog brengen kan.
Daarbij kwam dan nog, dat men zienderoogen aan
sommigen de gelegenheid bleef schenken om, door
middel van het afvloeiende goud van de Nederland
sche Bank, zich in een nabije toekomst winsten to
verzekeren, waarop niet alleen geen enkele zedelijke
aanspraak bestond, doch die bovendien aan het land
ernstige schade berokkende.
In die overwegingen wortelt het besluit van de re
geering om met ingang van 27 September de uitvoer
van goud te verbieden.
Daardoor is verzekerd, dat de Nederland
sche goudschat ter beschikking blijft van 't
eigen land en van het algemeen belang. Wat
beteekent deze maatregel nu eigenlijk?
Hij beteekent, dat we den z.g. gouden stan
daard tijdelijk hebben prijsgegeven, zooals
dat ook het geval is geweest vanaf Augustus
1914 tot eind April 1925.
In zooverre is het dus ook voor ons niet iets
nieuws.
Beteekent het nu ook waardevermindering van
den gulden, zooals door devaluisten gewenscht wordt
Met volkomen zekerheid valt dit niet te zeggen.
In de periode 19141925 zijn er tijden geweest, dat
de waarde van den gulden, met betrekking tot pond
en dollar lager dan normaal kwam te liggen, doch
er waren ook perioden waarbij het omgekeerde het
geval was.
Nu is dit laatste thans niet te verwachten en
moet er met het eerste, d.i. eenige waardeverminde
ring van den gulden tegenover buitenlandsche valu
ta. gerekend worden.
Twee factoren oefenen daarop voornamelijk in
vloed uit. De eerste is de kapitaalbeweging en de
tweede de aanpassing, voor zooveel nog noodig,
aan het buitenlandsche prijspeil.
In het oog moet worden gehouden dat het wensche
lijk is, dat de weggevloeide kapitalen weer naar Ne
derland terugkeeren, waardoor kapitaalvlucht van
zelf wordt tegengegaan, en ook dat de concurrentie
mogelijkheden voor onzen export ten zeerste de aan
dacht verdienen.
Dit brengt mee, dat dat de regeering den nieuw
geschapen toestand niet geheel aan zijn eigen ontwik
keling kan overlaten.
Het betalingsverkeer blijft volkomen vrij.
Maar wel stelt de regeering zich voor onverwijld
aan de Staten-Generaal te doen toekomen 'n ontwerp
van wet tot instelling van een egalisatiefonds van om
trent 300 millioen gulden, ten einde daardoor harer
zijds invloed te kunnen oefenen op den loop der wis
selkoersen met het buitenland, gelijk Engeland ook
heeft gedaan en in Frankrijk en Zwitserland in over
weging is.
Vervolg volgende pagina.
binnen niet te langen tijd weer voor de noodzaak om
de munt „aan te passen".
Slaagt Blum er daarentegen in, om met straffe
hand, de arbeidsvrede te handhaven en door een
zuinig beheer de begrooting sluitend te krijgen, dan
kan het zijn dat het gedachtepercentage inderdaad
voldoende is.
Of de regeering de kracht zal hebben tot een ge
zonder geldpolitiek? Dit dienen wij af te wachten»