Be parasoldrager van den Negus. TROOPER Feuilleton Onder- de vele misdadigers, die in de gevangenis van de Abessijn- sche hoofdstad op hun vonnis wachten bevindt zich ook een even origineele als beroemde persoon lijkheid: de reusachtige, meer dan twee meter lange Bala Hoe, die onder Haile Selassie's regime twee veelbenijde eereambten bekleed de, namelijk dat van keizerlijk pa rasoldrager en dat van tamboerma joor van de keizerlijke garde. En bovendien kon hij nog aanspraak maken op de eer de grootste sol daat te zijn van het Abcssijnsche leger. Bala Hoe was vier jaren geleden in ketenen voor den Negus ge sleept, omdat hij tezamen met an dere bandieten bij het plunderen in een van de voorsteden van do hoofdstad op heeterdaad was be trapt. Maar zijn enorme grootte was voor Haile Selassie aanlei ding hem gratie te verleenen en oogenblikkelijk tot „keizerlijk pa rasoldrager van den Leeuw van Juda te benoemen. Niet lang daar na maakte de Zwitsersche muziek leeraar van den Negus, monsieur Nicole, die zoowel het muziekcorps van de garde als het conservatori- „Tafari Makonnen" leidde, hem tot tamboer majoor. En Bala Hoe was zoo trotsch op zijn ebbenhouten staf met ivoren knop, dat hij hem nimmer uit handen legde en er steeds ook buiten dienst, mee rond wandelde. Deze heerlijkheid duurde net zoo lang, totdat de Negus uit de hoofd stad vluchtte. Toen herinnerde Ba la Hoe zich zijn vroeger lucratief rooversberoep weer. Hij haalde zijn garde-muzikanten over, hun instru menten voor geweren en speren te ruilen en nam vol geestdrift aan de plundering van Addis Abeba deel waarbij hij door de Ita lianen werd gesnapt en een plaats je in de gevangenis kreeg. Zoo zit hij nu achter slot en grendel te wachten op de dingen, die de rech ters met hem voor hebben en waar schijnlijk zou hij daarop nog lang hebben moeten wachten, ware het niet, dat de directeur van de ge vangenis zich dezer dagen gedwon gen zag, bij den vice-koning over Bala Hoe's enorme eetlust te kla gen, daar deze het budget van de gevangenis wat al te veel belastte. Drie en een halve maand lang had de tamboer-majoor en keizer lijke parasoldrager voor drie man tegelijk gegeten. En daarom zal over het lot van Bala Hoe nog in den loop van de ze maand een beslissing geveld worden. (V.P.B.) 16. VII Het leven van Ralph Teyst bestond uit sym pathieën en antipathieën in de verhouding van een tot honderd De eenige persoon ter .wereld voor wien hij genegenheid of bewondering voel de, was Ralph Teyst. En bij de honderd, die hij niet kon lijden, was er geen dien hij minder kon uitstaan dan zijn drie broers. George mis gunde hij zijn verstand. Jan zijn handigheid, Dennis zijn figuur voornamelijk het laatste, sedert Ralph's eigen figuur zich bedenkelijk be gon te ronden, in pijnlijke tegenstelling met de slanke athletische gestalte van zijn jongeren broer. Over die dingen einsde Ralph gemelijk, toen hij de oprijlaan van „Marske House" insloeg. Die naam alleen maakte hem al wrevelig, omdat hij zoo kenmerkend was voor George. Hoe ie mand voor den duivel zijn huis JlaVske House" kon noemen, dat ging het begrip van Ralph te buiten. Hij kon zich dien naam met geen moge lijkheid verklaren en vond er geen zin in. Zulk een naam was een beleediging voor het oog en voor de rede. Zoo was nu George. Met die gedachte zette Ralph zijn hoofd te gen den wind in, en zooals alle dikke menschen plegen te loopen, sjouwde hij zoowat op een drafje de laan in. Halfweg moest hij stilhouden om op adem te komen. Daar wachtte hem een verrassing, waar hij allerminst op voorbereid was. Zij nam den vorm aan van een tikje op zijn arm, en Ralph sprong terug, alsof hij aan geschoten werd, terwijl hij instinctief naar zijn revolver greep. Gelukkig begon Jan te spreken of hij zou óók zoo gesprongen hebben, maar dan met een ernstiger reden. „Voorzichtig, jongen" zei hij waarschuwend en kwam uit deschaduw der boomen te voor schijn. „Het spijt me, dat ik je heb laten schrik ken. Ik ben dwars door het land gekomen en moest tegen den wal opklauteren". Een beetje bijkomend, keek Ralph zijn broer boos aan. Ook hij had zich genoodzaakt gezien, zich een poosje te verbergen. De Sciuad kon zoo onpleizirig volhardend zijn. Hij keerde zich van zijn broer af en plompte verder tegen den wind in Jan haalde de schouders op en kwam naast hem loopen: „In orde. Ralph.?" Ralph's tanden klappertanden. Het was Jan's gebruikelijke manier van groeten en hinderde Ralph vreeselijk. Hij was niet in orde" Hij was een martelaar van zijn slechte spijsverte ring. Hij was veel te dik en kortademig. En in aanmerking genomen, dat Jan dat alles heel goed wist, vond Ralph diens vraag volkomen overbodig. Hij keek eens naar zijn broer's rech te gestalte en sjouwde door, Dat was juist, wat Jan had verwacht. Het was hun eerste ontmoeting sinds het vo rige jaar, maar eenige hartelijkheid of althans verdraagzaamheid van Ralph te verwachten, dat zou niet alleen te optimistisch geweest zijn, maar ook imbiciel. Naast elkaar ploeterden zij voort, en bijna hadden zij de treden naar 4e portiek bereikt, toen zij alsof het een afspraak was plotse ling van elkaar gingen en in de schaduw van de laan terugtraden. Even later zwenkte een geruischloos loopende Chrysler de laan in en stopte voor het huis. Een lang, slank en onberispelijk gekleed per soon stapte van de chauffeursbank en plaatste meteen den wagen tuschen zichzelf en de twee mannen, die zich uit de schaduw losmaakten. „Zoo Dennis, in orde?" De gewone begroeting deed Ralph griezelen# maar was voor üennis een opluchting. Zijn rechterhand kwam uit den zak van zijn regenjas en hij knikte: „Hallo Jan, waarom deden jullie zoo bang?" Dennis Teyst. de baby van de familie, was waarschijnlijk de ergste van de vier, maar door zijn fiinbesneden. vriendelijk gezicht zag hij er heel onschuldig uit. Hij was langer en slanker dan Jan, had noch diens grijzend haar noch diens forsche gestalte, maar misschien wel een treffende gelijkenis in het cynische van de oogen Die oogen waren ook het eenige, wat hun ver wantschap met Ralph te kennen gaf. Ralph's oogen waren klein en sluw. Op dat oogenblik nog sluwer dan anders. „Is dat nou opzet of toeval?" vroeg hij plot seling, en Dennis antwoordde met een gemaakt accent: „Zou iemand op ex winderigen avond in een koude laan komen opzettelijk om jou te ontmoe ten? Wees wijzer! George heeft me opgebeld" „En mij" zei Jan. „Heb je eenig idee, wat die knul wil?" (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1936 | | pagina 3