Koude arbeid, ijs en visch De vraag naar visch is steeds grooter dan de aanvoer. Een organisatie over het geheele land verspreid, i De visschers zijn soms vele weken van huis weg. Onafgebroken worden groote hoeveelheden visch aan land ge bracht. De menschen aan den wal profitéeren er van zonder er zich het hoofd over te breken, ;waar de visch vandaan komt. De groote vangsten geven hem een onduidelijke voor stelling van een koude, natte bezigheid, 'n akelige vischlucht, veel stijve grocs en le vensgevaren, waarvan de verhalen hem op zijn zachtst gezegd, sterk overdreven voor komen. Hoe kan hij ook anders weten? Vertoeft hij echter in een van onze ha venplaatsen en zet hij zijn oogen open, tij dens het binnenkomen of uitvaren van de visschersboot,. waarvan de booten vaak voor vele weken op de vischvangst gaan, dan wordt het beeld toch eenigszins anders. Hij ziet de ruwe werkelijkheid, beseft iets van den arbeid en de zware verantwoordelijk heid der bemanning, van den tijd en de reusachtige organisatie en hij zal in de toekomst zijn visch waarschijnlijk met een ander gevoel misschien met iets van Waardeering eten. Uit de gesprekken van de visschers be merkt hij, dat het leven en de arbeid op zee in het geheel niet romantisch is, maar eentonig en hard. Wie op het land gebo ren is, daar opgroeit en sterft, kent meéstal niéts anders dan de strijd met de zee zij het als vreedzaam dijkenbouwer, die de kust tegen den greep van de branding moet beschutten, of als arbeider in de ha ven, maar niet als de varensgezel of de visscher. De gevaren die men op zee loopt, Worden al? iets vanzelfsprekend aangeno men. Opmerkelijk voor den leek schijnt het echter, dat de kustvisscherij wel niet minder gevaren in zich bergt dan die van de groote zeeën, maar minder inbrengt, omdat zij er van afhankelijk is of de visch tot aan het kustgebied komt. De booten, die de zee opgaan, zoeken den buit en sporen hun tegenwoordige voederplaatsen op, om daar de visch in groote hoeveelhe den te vangen. Storm, regen, hagel of zonneschijn spelen 'geen rol, als de groote scholen eenmaal gevonden zijn. De visschersbooten zijn bijzonder zee waardig, 40 tot 50 meter lang en met een inhoud van ongeveer 500 bruto register- ton. De bemanning bestaat gewoonlijk uit 12 tot 14 koppen. Voor de vischvangst ge bruikt men het grondsleepnet, een tus- schen 40 en 50 meter lang, van voren van 30 tot 35 meter breed net, dat van onderen spits toeloopt, en als het ware een buidel vormt. Het net is gemaakt van sterk ma- nillatouw. De opening is aan iederen kant verzwaard met een honderden kilogram men wegende ijzeren band en wordt door twee lange staaltrossen over den bodem van de zee gesleept. De waterdruk drijft de kanten van het net uit elkander, zoo dat dit altijd open is. Door het sleepen van het net over den grond worden de vis- schen opgezogen en raken in het net. voornaamste vischsoorten voor den han del. Iederen avond om tien uur, als de nacht over het donkere havenwater is gedaald, komt de groote schare der lossers met kar ren en manden. De luiken van de ruimen gaan open. De kranen komen in beweging, de motoren brommen, uit de ruimen wordt mand na mand omhoog geheschen, op den wal neergezet, in de hallen gebracht en gewogen, en in de veilingskasten gedaan. zij onmiddellijk weer in gereedheid ge bracht voor de volgende reis, kolen wor den gebunkerd, er wordt fijn ijs meegeno men, evenals voedsel voor de bemanning voor minstens drie of vier weken. Het komt maar zelden voor, dat de booten on- noodig lang wachten met uitvaren, want de markt is altijd hongerig en er wordt een ongelooflijke hbeveelheid visch geconsu meerd. De haringloggers en garnalenvisschers en Paul de la Roche, twee groote meesters uit de Fransche school. De bruid had twee vrienden van haar overleden vader tot ge tuigen gekozen; hun namen waren Victor Kugo en Alexander Dumas. Nadat de amb tenaar uitvoerig de namen, voornamen en betrekking van het jonge paar had inge schreven, ging hij tot de getuigen over. Hij wendde zich het eerst tot Victor Hugo met de woorden: „Hoe spelt men Uw naam. Staat er achter Hugo een „t" aan het eind? EEN VRIEND AAN HET HOF. Onder Frederik de Groote diende in het Pruisische leger 'n Schot,, Grant genaamd, die zich door dapperheid en tegenwoordig heid van geest onderscheidde en welhaast tot officier bij den staf werd bevorderd. Op zekeren dag zag de koning, dat Grant een jachthond streelde, een van Frederik's lievelingen. „Houdt gij veel van honden?" vroeg de koning. „Om U de waarheid te zeggen, sire, ik geef er niet veel om, maar wij Schotten BIJ DE ILLUSTRATIES: Links boven: Onder IJsland, in de Barendsz-zee en in de Noord- en Oostzee vindt men groote vischgebieden. Links onder: Na iedere reis worden de netten nagekeken en zoo noodig geboet. Links: Voor het onderhoud en het bewaren der netten zijn groote op slagplaatsen noodig. In het midden van links naar rechts: lederen morgen vindt de afslag plaats van de vangst der laatste 24 aar. Een deel der vïs- schersvloot in de haven Voor den uitvoer wordt de gevangen ka beljauw tot stokvisch verwerkt. hebben een spreekwoord, dat luidt: „Het is goed om een vriend bij het hof te heb ben." „Spes is een sluw dier, Grant", zei daar op de vorst, „maar onthoudt het, dat gij in het vervolg geen anderen vriend aan het hof behoeft dan mij." Grant werd vervolgens generaal en be velhebber van een der belangrijkste ves tingen...» En wat is Uw vak?" „Ik heb er geen", ant woordde Hugo lachend. „Zoo geen vak. Maar je kunt toch wel genoeg schrijven om je eigen naam te zetten?" Dit werd on der gelach toegestemd en andere getuigen kwamen aan de beurt. Paul en Ingres de la Roche zeiden, dat zij schilders waren. „Huis- of rijtuigschilders?" was de vraag van den ambtenaar. „Zet maar eenvoudig „schilder", antwoordde de oudste en was ontstemd over de onwetendheid van den ambtenaar, die schijnbaar niet bijster thuis was in de schilderkunst. Alexander Dumas wist zich beter uit de zaak te redden door op te geven, dat hij rentenier was, hetgeen hem in de achting van het domme ambte naartje ver boven zijn medegetuigen deed rijzen! Netten uitleggen, sleepen, ophalen, dat ongeveer om de zes uur geschiedt, ze daar na op het dek ledigen, de visch slachten, spoelen, sorteeren en in ijs verpakt in de ruimen opslaan, deze volgorde van den arbeid lost zich als een ononderbroken dienst onophoudelijk af. Er blijft weinig tijd over om te slapen en te eten, om te rusten heelemaal niet. Met wat voor een gevoel de visscher na zoo'n zware reis de veilige lichten van zijn ha ven ziet, is niet te beschrijven. Hij kan uit rusten van een zware taak, als hij zijn schip door de sluizen gebracht en aan de havenkade gemeerd heeft, waar verschil lende schepen tegelijk een losplaats kun nen vinden. Aan dek is tijdens het binnenkomen niet veel te doen, de mannen maken zich klaar om aan land te gaan. Enkele dagen thuis, vrijheid, uitrusten! Enkele dagen met vrouw en kinderen doorbrengen, daarvan dragen hier het hunne ook toe bij. Het is hoogtij in alle haven van de zee- visscherij Dat wil zeggen, dat alleen vanuit de ha vens aan de Noordzeekust meer dan 200 leege schepen naar de Noordzee, de Oost zee, de Barendsz-zee gaan, tot aan het Be reneiland toe en met grootere of kleinere vangsten terugkeeren. Het is hoogtij der zeevisscherij! Dat wil zeggen, dat in alle havens hard wordt ge werkt aan de verzorging zoowel van de eigen markt als van die van het buitenland het wil zeggen arbeid voor vele honderden menschen, die direct of indirect bij het vis- schersbedrijf werkzaam zijn. GEEN PROFEET IN ZIJN VADERLAND. Op een mooien lentedag van het jaar 1843 begaf zich een bruidspaar met gevolg naar de Maire eener gemeente binnen den kom van Parijs om er in het huwelijk te worden verbonden. Hoe klein het gezel schap mocht zijn, het was zeer uitgelezen, de bruidegom was een knap schilder, die nog heden ten dage een grooten naam heeft en zijn beide getuigen heetten Ingres mag geen enkel uur verloren gaan. Nauwe lijks is de boot gemeerd, of de bemanning verlaat het schip, dat eenzaam blijft liggen. Een reis op de Noordzee duurt over het algemeen van 8 tot 12 dagen, naar IJsland en de Barendzee van 18 tot 24 dagen. De vangst en de samenstelling der vangsten verschillen natuurlijk bij iedere reis, deze hangen af van den tijd van het jaar, van de vanggrond en niet het minst van den invloed van weer en wind. Kabeljauw, schelvisch, zeezalm en haring zijn wel de Het is een koude arbeid: ijs en visch. Dikwijls huilt de wind daarbij of de regen gutst neer, want vele warme nachten kent de Noordzee niet. Maar menige kwinkslag zorgt dat de moed er in blijft. Men vraagt zich af waar al die visch blijft, als men na gaat, dat in één haven per nacht soms meer dan 20 boo ten worden gelost. Begint echter na de keu ring der ladingen, 's morgens om zeven uur de afslag, dan overtreft de vraag der groot handelaren nog altijd het aanbod. Spoed is een eerste vereischte en de man uit de provincie voelt zich onbehol pen tegenover deze doelbe wuste zakelijkheid. De afsla gers met hun overzicht en de merkwaardige rapheid van tong begrijpen het met vijf cents stijgende bod door een schouderop halen, knikken, handheffen van den koo- per, mijnen af en bevestigen den koop met een hamerslag. Voor de buitenstaanders is dit een onbe grijpelijke chaos. Onafgebroken werkt de berichtendienst, in groote transparanten verschijnen goed zichtbaar belicht de num mers der partijen, die afgemijnd worden. De opkoopers hebben ieder een telefoon toestel tot hun beschikking, zoodat zij zich ieder oogenblik met hun afnemers in het binnen- en buitenland in verbinding kun nen stellen. Want de inkooper is eigenlijk niets anders dan de gemachtigde en ver trouwde vertegenwoordiger van de hande laars in het binnenland. De vrachtwagens rijden zoo snel moge lijk met de verkochte visch naar de pak- hallen der groote firma's, waar nu een koortsachtige bedrijvigheid heerscht; de versche visch wordt in ijs verpakt naar 't station gebracht, vanwaar onophoudelijk de visch in de verschillende treinen naar alle oorden van het land vertrekken, zoodat enkele uren later ook de verst verwijderde plaatsen van versche visch voorzien zijn. Dat is nog eens «en organisatie. Het is voor een leek ook onbegrijpelijk, hoeveel fijne draden zich hier tot een breede, stevige, loopende band vereenigen, welke ook de vischindustrieën, rookerijen, inleggerijen, zouterijen, conservenf abrie ken, stokvisch- en vischmeelfabrieken om vat. Zijn de schepen gelost, dan worden

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1936 | | pagina 11