Vlug ziet men hier Fritsje loopen, Om een liter melk te koopen. Is de kan dan eenmaal vol, Gaat men niet meer op een hol. Tjoep, daar vliegt de melk er uit, Daar struikelt hij over een steen, Maar Frits loopt door, die kleine guit. De kan en de melk zijn nu heen. MOPPEN. Geen eieren zonder kippen. A. Je kunt geen eieren kragen zonder kippen. B. O ja, dat kan mijn vader wel. A. Doe me een plezier en vertel dan eens hoe? B. Mijn vader krijgt eieren van de een den. Uitlegging. Moeder: Harrie, waar ben je geweest? Harrie: Bij Robert, moeder. Moeder: Robert, en waar ben jij ge weest? Robert: Bij Harrie, Mevrouw. Moeder (wanhopig): En waar zijn jullie samen geweest? Harrie en Robert tegelijk: Bij elkaar. Haastige spoed is zelden goed Fidel was nog nooit buiten de stad geweest, maar nu wij onze va- cantie op een boerderij op de heide zouden doorbrengen, wérd be sloten Fidel mee te nemen, zoodat hij ook de natuur zou leeren kennen. Een kennis, die voor een hond van twee jaar dringend noodig is. Fidel zit in den trein en later in de auto bus als een echte wereldreiziger, en hij stelt niet eens belang in een vliegmachine, die boven ons vliegt. Eindelijk kwamen we op de boerderij aan. Fidel werd vrij gelaten en hij was uitgelaten van vreugde. Al het nieuwe om hem heen was zoo vreemd, dat hij dade lijk op onderzoek uitging. Binnen een half uur zette vader hem echter in een tobbe met water, want hij zat zoo vol strootjes, modder en viezigheid, dat hij dringend een bad noodig-had. Toch is Fidel heel slim. In het begin vloog hij achter de kippen aan, maar bin nen enkele- dagen weet hij, dat dit verbo den is, hij weet, dat kippenvoer veel lek kerder is dan het lekkerste hapje van onze tafel, dat hij in den tuin alleen graven kan, als er niemand in de omtrek is, want dan wordt hij bij zijn nekvel gepakt en over het hek gezet, dat hij bij het spelen met de varkens altijd aan het kortste eind trekt, omdat hij daarna steeds weer in het bad moet; dat hij als hond heer en meester over de groote ossen is, omdat die dadelijk op den loop gaan, als hij tegen hen blaft.. Het zijn heerlijke dagen voor Fidel en we zijn bijna bang, dat hij het in de stad met al het asfalt niet prettig meer zal vinden. Maar dan bezocht hij de bijenkorven. Hij loopt door den boomgaard, die onmiddel lijk achter de heide grenst, waar slechts een paar mooie berkenboomen stonden. Vlak bij de rand van de heide heeft de boer zijn bijenkorven neergezet, eigenlijk zijn het meer bijenhuizen. Deze zijn zóó laag bij den grond, dat Fidel, als hij met zijn voorpooten tegen de kasten op ging staan, hij met zijn snuit precies bij de vliegopening kon komen. Hij snuffelde, maar wat hij rook, vond hij niet lekker, dat was hetzelfde kleverige goed, dat thuis cp het brood werd gegeten, en dat hij niet lekker vond. De by'en waren doof het gesnuif onge rust geworden en kwamen in groote ge tale naar buiten. Nauwelijks had Fidel van één dier kleine beestjes een steek gekre gen of hij rende als een dolle naar de boerderij terug. Toch hadden 8 bijen kans gezien hem te steken en de arme Fidel huilde van de pijn. Het duurde twee dagen eer de bulten weer weg trokken, maar hij kon na dien geen bij meer hooren zoemen of hij ver school zich ergens. Zoodoende vond hij aan het buitenwonen niets meer, want de bijen vlogen den hee- len dag rond, zoodat hij zich alleen des avonds veilig durfde bewegen. Hij vond het dus heelemaal niet erg, toen de vacantie om was en wij weer, be pakt en beladen in de autobus wegreden naar het station, waar de trein ons weer naar onze woonplaats bracht. Uitgelaten sprong Fidel uit den#trein en legde het kleine stukje naar huis minstens wel drie keer af, zoo rende hij heen en weer. Hoe lang duurt het eigenlijk als we de getallen 1100 bij elkaar op willen tellen? Waarschijnlijk tel je 1 en2 is 3 en 3 is 6 en 4 is 10. en 5 is 15 en 6 is 21, enz. niet waar? Maar dat is wel een beetje omslach tig en duurt ook veel te lang. Dat kun je veel sneller en eenvoudiger doen, luister maar. Je telt eerst de getallen van 1 tot 10 sa men. Deze worden onder elkander opge schreven, de 10 boven, de 1 onder. Bij het optellen is de som 55. Als jullie nu de volgende 10 getallen dus van 1120 wilt optellen, dan krijgen jullie de som van 55 en 10 x 10 is 155. Verklaring: 10 10 10 20 9 9 10 19 8 8 10 18 7 7 10 17 6 6 10 16 5 .4- 5 10 15 4 4 10 14 3 H- 3 10 13 2 2 10 12 1 1 10 11 55 +100 =155 jullie verder: 1 tot 10 23 55 11 tot 20 155 21 tot 30 255 31 tot 40 355 41 tot 50 455 51 tot 60 555 61 tot 70 655 71 tot 80 755 81 tot 90 855 91 tot 100 955 Opgeteld is het 5050 Jullie zult moeten toegeven, dat het zeer snel gaat en dat de manier heel eenvoudig is. Wie het niet gelooft, moet de getallen maar eens op de gewone manier optellen. HET JONGE HERTJE LAAT ZICH DEN MAALTIJD HEERLIJK SMAKEN. De geschiedenis van Vlok jongens in springend, maakte hij aan de wreedheid een eind, en het verbluffendste was, dat de anderen door de woede van Willy geschrokken schenen, zoodat zij zelfs geen tegenstand boden. Misschien begre pen zij nu pas, hoe zij gehandeld had den in ieder geval keken zij sprakeloos toe, hoe Willy het dier, een nog jonge her dershond, in zijn armen nam en mee sjouwde. De hond liet alles met zich doen. Hij was afgemat, zijn tong hing ver uit zijn bek, zijn huid was smerig en hier en daar vol geronnen bloed. Waarschijnlijk hadden slechte menschen hem weggejaagd, of was hij verdwaald en had hij dagenlang rond- geloopen. Willy kreeg tranen in de oogen van medelijden. Vlak bij den schuur van zijn huis stond een pomp en daarheen bracht hij het apatische dier, gaf hem te drinken, reinigde de wonden. De hond lag onbeweeglijk op een zijde, slechts zijn oogen rusten onophoudelijk op den jongen, en eens, toen Willy hem zachtjes over den kop streelde, likte hij hem dankbaar de hand. Willy vond bij zijn moeder een goede helpster. Het ellendige dier werd in de groo te keuken ondergebracht, waar Willy in een groote mand een bed voor hem maak te. Maar ondanks alle zorg scheen het of Vlok zoo had Willy hem genoemd zou sterven. De jongen vond het vreeselijk. Urenlang knielde hij naast het van koorts bevende dier, vernieuwde steeds weer de verbanden, bestreek de wonden met een zalf, die hij van zijn moeder had gekregen en beefde voor het leven van zijn nieuwe vierbeenige vriend. Na vier dagen begon het dier wat leven te toonen, de wonden gingen dicht en Wil ly was erg blij. De dankbare blik van zijn hond was hem belooning genoeg en toen er wederom een paar dagen voorbij waren, sprong Vlók vergenoegd overeind. Zoodra Willy het ouderlijk huis verliet, zonder Vlok mee te nemen, liet het dier treurig zijn ooren hangen, kwam Willy echter thuis, dan sprong hij om hem heen, blafte en wist van blijdschap niet wat hij moest doen. Over het algemeen was het zoo, dat waar Willy was, zag men Vlok, en waar Vlok in de buurt was, daar was Willy niet ver vandaan. Zij waren onafscheidelijke vrienden geworden. Precies elf maanden na het hierboven vermelde viel Willy door een onvoorzich tige beweging uit de boot in het meer, waarop hij geroeid had. Hij kon niet zwem men, en zou, door niemand opgemerkt, ze ker verdronken zijn, als Vlók er niet ge weest was. De hond moest aan den kant blijven en toen het ongeluk gebeurde, sprong hij met een opgewonden geblaf in het water, zwom naar Willy toe, greep den jongen, die reeds bewusteloos was en voor den derden keer boven kwam, beet. Geen mensch had beter kunnen hande len als Vlok. Hij trok den jongen op den kant en holde naar huis, waar hij door zijn geblaf en zijn druipende huid dadelijk de opmerkzaamheid van Willy's ouders trok. Gelukkig begreep men hem dadelijk en toen men achter Vlok aan holde, bracht deze Willy's ouders naar het meer, waar zij hun jongen vonden, die nog slechts zwakke levensteekenen gaf. Nu, wij zullen het kort maken. Het ge lukte Willy tot bewust zijn te brengen en toen hij zijn oogen opsloeg, was 't eerste wat hij zag, de hondensnuit. Dier en mensch zij waren quitte! Sinds dat uur hield Willy van den hond als van een broer. Zooals zich alle schuld op aarde wreekt, zoo brengt ook iedere goede daad zijn zegen. Had Willy toen tertijd Vlok niet uit de handen van zijn vrien den gèred, dan zou hij nu geen Vlok gehad hebben, die hem voor het verdrinken be waarde. En hoe eenvoudig de feiten ook zijn, het is de moeite waard er eens over na te den ken. Onze Fidel gaat op onder zoek uit door Violette Carr. t-J De steltloopers. Fred en Wim gingen op een morgen naar school en hadden den middag te vo ren afgesproken hun stelten mee te ne men. Zij liepen met groote stappen de speelplaats op en neer. De andere jongens vonden dat een fijn spel en verschillenden, die geen stelten hadden, vroegen er een paar aan hun ouders, terwijl anderen er zelf een paar maakten. Zij, die het nog niet kenden, vielen elk oogenblik van hun stelten af, tot grooté pret van de andere jongens, die het wel kenden. Deze oefenden zich in allerlei kunstjes, groote passen, heele kleine pasjes, spronge tjes, beentje over, en wat niet al. Terwijl Fred even tegen den boom stond uit te blazen, gaf Wim zoowaar een dansje ten beste. Nu, de jongens hebben dien middag heel wat builen en schrammen opgedaan, maar ze hadden veel pret en aardige kunstjes geleerd. Hoe kunnen we vlug optellen 1 Willy werpt zich op als held. Vlok herstelt langzaam De redder in den nood. door Carly Vos 1 i De geschiedenis van Vlok is spoedig ver teld en wie ze leest, zal begrijpen, dat het precies zoo gegaan is, als hier verteld wordt. Op een Donderdagavond bemerkte Wil ly Pauw, een jongen van elf jaar, dat een paar jongens van zijn school een hond, die zij eerst in een hoek hadden gedreven, met steenen bombardeerden. Het ongeluk kige dier leek wel half verhongerd te zijn en bloedde uit verschillende wonden. Willy was over het algemeen niet een van de sterksten uit zijn klas en eigenlijk kon men hem ook niet bijzonder moedig noemen. Men kende hem eigenlijk slechts als een stille jongen, die nooit ergens bij opviel. Zooveel te verwonderlijker werkte daar om zijn plotseling ingrijpen in het spel der anderen. Met gebalde vuisten tusschen de

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1936 | | pagina 12