Interview met Ras Imroe Engelsche stad Jarrow in nood! Goud in peperbusjes Ondergang HET EINDE VAN DE WEST- ABESSIJNSCHE POGING TOT VERDEDIGING. DE „AUTO- NOME" REGEERING TE GORE VERDWENEN. ENTEBBE (Oeganda), October 1936. DE droom, van de West-Abes- sijnsche bergen uit den te genstand tegen het Itali- aansche occupatieleger te organisee- ren, is uitgedroomd. De 'autonome1' regeering te Gore bestaat niet meer. Op 3 October verliet de Britsche con sul Erskine de stad, daar de „regee ring" hem verklaard had, niet meer voor zijn veiligheid te kunnen in staan. Op 5 October oversclyeden de minister-president Walde Sadik en de militaire opperbevelhebber ras Imroe, zwager van den negus Haile Selassie, de grens van Oeganda en verzochten aan de Britsche resident te Entebbe, zich in het gebied van het protectoraat te mogen vestigen De resident gaf hun dit verlof zon der de gebruikelijke voorwaarde te stellen, dat de bannelingen zich van elke politieke actie te onthouden hebben. Dit bewijst tenslotte slechts dat de Abessijnsche weerstand voor goed is ineengestort. Intusschen heeft men den beiden gevluch- ten hoogwaardigheidsbekleeders hun onbe langrijkheid niet al te zeer laten gevoelen. Zij verblijven op het oogenblik als eere- gasten in het paleis van den koning. (Oe ganda is zooals bekend geen rechtstreeksch bezit van de Britsche kroon, maar een half- souverein „protectoraat", dat geregeerd wordt door een Britsch resident, die tege lijkertijd het ambt van minister-president van den inheemschen koning bekleedt. De ze koning, de reeds sinds 1897 regeerende Daoedi Tsja, is met zijn 63 jaren een van de oudste vazallen van Groot-Brittannië en zijn ongeveer 300.000 vierkante km. groote en iets meer dan 4 millioen inwoners tel lend rijk zelf naast Abessinië het oudste Christelijke rijk van Afrika). EEN HOPELOOZESTRIJD. Na lang aarzelen heeft de gevluchte ras Imroe ingewilligd, mij in een interview over de bijzonderheden en oorzaken van de mis lukking van zijn poging tot tegenstand in te lichten. „Onze strijd werd van het begin af aan ge voerd onder de denkbaarst ongunstige om standigheden", zegt hij. Wij hadden geen wapens, bruikbare troepen en geld. Leenin gen waren niet te verkrijgen. Wapens kon den wij slechts in kleine hoeveelheden uit den Soedan invoeren, niet, omdat men ons geen grootere hoeveelheden wilde leveren, maar eenvoudig wijl wij ze niet betalen konden. Onze legermacht was weliswaar 20 000 man sterk, maar uitsluitend samen gesteld uit slecht opgeleide provinciale con tingenten van de ons overgebleven provin cies Gore, Kaffa en Dzjimma, waarvan de laatst en reeds na korten tijd naar de Ita lianen overliepen." „Hoe verklaart U dit feit, dat overigens naar mijn weten in Europa nauwelijks of in het geheel niet bekend is geworden." „Hoofdzakelijk uit religieuse oorzaken. U moet weten, dat Dzjimma een Mohamme- daansche enclave in Christelijk West-Abes- sinië vormt, en het is U zeker bekend, hoe zeer de Italianen juist de Abessijnsche Mo hammedanen voor hun zaak trachten te winnen. Bovendien had het verraad van de Dzjimmatroepen nog een andere oorzaak, die ik U nog zal verklaren. In ieder geval bemerkten wij spoedig, dat wij niet sterk genoeg waren om stand te houden. Wij wendden ons derhalve tot den Amerikaan- schen consul, om de bescherming van de Vereenigde Staten te verkrijgen. Reeds na drie dagen stelde hij ons in kennis van het afwijzende antwoord van zijn regeering. Of hij ons verzoek inderdaad naar Washington heeft doorgegeven, weten wij natuurlijk niet. Daarop wendden wij ons tot Enge land en wel op hetzelfde oogenblik, waarop men in Genève streed over de toelating van de Ethiopische delegatie, zoodat zich het groteske geval voordeed, dat terzelfdertijd, dat de negus in Genève als onze souverein optrad, wij reeds op zoek naar een anderen beschermheer waren. Engeland keurde ons niet eens een antwoord waardig, indien men het plotselinge vertrek van zijn consul tenminste niet als zoodanig wil opvatten. De afreis van Erskine en het verraad van Dzjimma maakten de ineenstorting van ons verzet onvermijdelijk..." DE GEBEURTENISSEN IN DZJIMMA. „U sprak nog over een andere oorzaak van dit verraad, Hoogheid". Ras Imroe knikt. „Het betreft hier een zeer ingewikkelde aangelegenheid. Dzjimma is eigenlijk geen Abessynsche provincie, maar een autonoom sultanaat, dat sinds 400 jaren door een Jarrow zendt een groote delegatie naar het parlement. (Van onzen V.P.B.-correspondent) Londen October 1936 I ARROW, de Engelsohe stad eens we reldberoemd om zijn marinewerf en machinefarieken, waar de installa ties voor de oorlogsschepen van de Brit sche marine werden gebouwd, geldt op het oogenblik als de meeste noodlijdende Engelsche plaats. De nood der werkloo- zen in de stad Jarrow is zoo groot, dat de wanhopige bevolking tot een laatsten vertwijfelden stap besloten heeft Eenige dagen voor de opening van de eerste par lementszitting onder de regeering van Eduard VIII zal een deputatie van 200 werkloozen van Jarrow naar Londen marcheeren om den noodtoestand waar in de stad verkeert voor de daarvoor in aanmerking komende instantie uiteente zetten Van de inwoners van deze in het Noord-Oosten van Engeland gelegen stad (35.000), zouden er slechts 1500 een vaste betrekking hebben. Nadat verschil lende dringende interpelaties van eenige parlementsleden zonder succes waren gebleven en daar de regeering geenerlei stap heeft ondernomen, om den nood der bevolking te verlichten, zijn de werk loozen thans besloten, zichzelf te helpen De werkloozendeputatie, die na een voet tocht van drie weken ongeveer op 31 October in Londen denkt aan te komen, zal het parlement en zoo mogelijk ook koning Eduard een verzoekschrift over handigen. Eerst zal deze petitie aan „Roode Ellen" het parlementslid der Ar beiderspartij voor Jarrow, die volgens den burgerlijken stand miss Ellen Wil- kinson heet, voorgelegd worden, opdat deze het verzoekschrift aan de agenda- inheemsche dynastie geregeerd werd. In het jaar 1S84 werd tusschen den toenmaligen sultan van Dzjimma, Ibn Davoed Abba en den negus Menelik II een verdrag onder teekend, dat Dzjimma aan Abessinië tri- buutplichtig maakte, het land echter verder geheel autonoom liet. Deze overeenkomst werd door de onderteekening van Italië ge garandeerd. Toen Ibn Davoed's zoon Aba Gifar XII in November 1934 stierf, zette negus Hailé Selassie zijn opvolger, die veel sympathie voor Italië had, af, verklaar de Dzjimma tot een Abessijnsche provincie en belastte een dedjazmatsj met het be stuur. De afgezette sultan vluchtte naar Mogadiscio, riep op grond van het verdrag van 1884 de bescherming van Italië in en leverde den Italianen daarmede een verde ren grond tot oorlog. Toen de Italiaansche troepen nu eenige weken geleden het oos ten van Dzjimma bezetten, plaatsten zij den sultan met vele plechtigheden weer op den troon en maakten daarmede natuurlijk grooten indruk op de bevolking. Dat Aba Gifar ons nu op alle mogelijke wijzen tegen werkte, laat zich begrijpen. Toen hij bijna tegelijkertijd met het vertrek van consul Erskine de overgave van'ras Wolde Mariam aan Italië bekend maakte, brak er een pa niek uit en ons lot was beslist. Onze troepen, die sinds weken geen geld meer gezien hadden, liepen uiteen, het kwam tot plunderingen en daden van ge weld en ons zelf bleef niets anders over, dan oogenblikkelijk het land te verlaten, om tenminste ons eigen leven te redden..." commissie van het Lagerhuis kan door zenden. De organisatoren van dezen marsch verzekeren, dat het niet hun doel is een z.g. „hongersmarsch" te houden, zooals de communisten dit in het jaar 1934 ge daan hebben, In het feit, dat verschillende gemeen ten, die de 200 werkloozen op hun tocht zullen aandoen, zich bereid verklaarden, voor het lichamelijk welzijn der men- schen uit Jarrow zorg te dragen, mee- nen ook conservatieve kringen het be wijs te zien, dat de zin van deze demon stratie niet revolutionair is. Deze indruk heeft zich nog versterkt nadat sir John Jarvis, het conservatieve parlementslid voor Guildford en de bisschop van Jar row. Dr. Gordon, zich bereid hebben ver klaard. gedurende het verblijf van 5 da gen van de arbeidersdeputatie in Lon den in openbare vergaderingen te spre ken, om de aandacht van de regeering op de noodzakelijkheid van onmiddellijke hulpmaatregelen voor de noodlijdende bevolking van Jarrow te vestigen. (v.p.b.) De vogelvriend. „Na heb ik een vogelhuisje met ver warming gebouwd en toch zij* re uar het Zuiden vertrokken". DE GELUKKIGE SAM. Uit Klondyke wordt bericht, dat Sam Pennel overleden is. Men vond twee zakken met goud in zijn woning, die hij aan zijn geboortestad, Phila- delphia, vermaakte. (van een V.D. medewerker) DE avontuurlijke jaren van Klon dyke zijn voorbij. Alleen de boeken van Jack London vertel len ons nog van de verwoede strijd om het goud, van de gevaren, de wilde vechtpartijen, de moorden en vooral van het leven in de camps, dat op iederen lezer wel een diepe indruk gemaakt zal hebben. Waarschijnlijk heeft Jack London deze boeken niet als zijn meesterwerken beschouwd, als romantische journalistiek zullen zij echter nooit hun waarde verliezen. Talrijke typen heeft deze goldrush- tijd opgeleverd, die zonder overdrijving onsterfelijk genoemd mogen worden. En al is Sam Pennel nu naar gewes ten vertrokken, waar ij delheden als goudzoeken niet bestaan, men zal hem waarschijnlijk nimmer vergeten. In Amerika heeft men nooit een geluk kiger goudzoekers gekend Sam Pennel. Waar hij wandelde was goud te vinden. Toen hij in Upper Yukon opdoemde, hiel den hem de andere goudzoekers voortdu rend in het oog. Toen Sam zijn claim „afpaalde" legden zij onmiddellijk beslag op de stukken grond rondom dit gebied. In Dawson City ging Pennel soms mid den op straat staan, riep de menschen na derbij en gaf gul goudnuggets weg. Geen wonder dat men in Upper Yukon veron derstelde, dat Sam Pennel onmetelijk rijk was. Wanneer Sam bizonder veel geluk had, dan noodigde hij wel eens zijn vrienden op een groot feestmaal. De tafel was zoo wel voorzien als dat onder gelukkige goudzoekers behoort te zijn. Talrijke pe perbusjes stonden op tafel. De goudzoe kers, die gaarne dorstig wilden zijn, maakten overvloedig gebruikt van de pe per. Een der heeren beklaagde zich er evenwel over, dat er zooveel zand in de groente was. Toen lachte de oolijke Sam luid: „Boys, jullie eet goud. Dat vergat ik te zeggen: in de peperbusjes heb ik goud gedaan". Een ware paniek ontstond. Een ieder wil de zooveel mogelijk van het kostbare goedje redden. De meesten namen de borden en peperbusjes mee naar huis. Jarenlang vormden de met goudgevulde peperbusjes het gesprek vanden dag in Upper Yukon. Het spreekt vanzelf, dat de vrijgevige Sam talrijke vrienden had. Hij begreep wel van welke aard hun vriendschap was. Op zekere dag begon hem dit te vervelen en besloot hij zich van hen los te maken. Hij trok in de bergen en paalde daar een reus achtige claim af. Hij vertelde zijn „vrien den", dat hij een rijke goudmijn gevon denhad en dat hij hun deze ten geschen ke gaf. In werkelijkheid had hij de bodem in het geheel niet op goudgehalte onder zocht De vrienden twijfelden natuurlijk niet aan Sams woorden en trokken onmiddellijk aan het werk. Niemand zal waarschijnlijk verbaasder geweest zijn dan Sam Pennel zelf, toen hij een jaar later vernam, dat men er inderdaad twee zeer rijke gouda ders gevonden had. Hij was zelfs zoo ge lukkig, dat hij al schertsend goud vond. Pennel haatte de rijkdom, hij haatte het U klopte aarz'lend aan de deur, Haast stelde men U weer teleur! Het groote Volkenbonds-gezin Liet U er slechts schoorvoetend in, Hailè Selassie. Men zei, U had daar niets van doen, U was een keizer slechts van toen, U had geen rijk en geen gebied, En dus erkende men U niet, Hailè Selassie. U zei, U was nog altijd lid. Ook al bezet men Uw bezit, De Volkenbond moest dat toch zien! De Volkenbond zei: „Tja, misschien Hailè Selassie. Want waar waait eigenlijk nog Uw vlag? Waar bleef juridisch Uw gezag? Het Volkenrecht is werk'lijk teer, Dat zegt men algemeen wel meer, Hailè Selassie. Uw aanspraak? Ja, dat is de vraag, Die men wel oplost in Den Haag! Hoe U, Uw rijk ontnomen is, Dat is allang geschiedenis, Hailè Selassie. Daar komt men niet meer op terug, Het wereld recht vergeet soms vlug, En dan, dat is een moeilijkheid, Die ook weer naar een oorlog leidt, Hailè Selassie. Maar hoe men alles wendt of keert, En wat men verder ook beweert, Het Europeesch geweten %weet, Uw ballingschap is levens-leed, Hailè Selassie. U is een onrecht aangedaan, Dat steeds als schuld te boek zal staan Van hen, die zonder rechtsgezag. De banen scheurden van Uw vlag, Hailè Selassie. KROES. October 1936. (Nadruk verboden) geld en placht te zeggen: „Zoolang men geld noodig heeft is het een vloek", Toen hij een groote goudmijn verkocht had en zijn zakken van het geld uitpuilden, vroeg hij 's avonds een loopjongen van een hotel hoeveel geld deze meende te moeten heb ben om rijk te zijn. De jongen noemde een enorm bedrag. Sam greep in zijn zak, trok een bundel bankbiljetten te voorschijn en gaf den jongen precies het bedrag, dat deze zooeven genoemd had. Toen keerde hij naar Klondyke terug, om naar nieuwe schatten te zoekenom andere menschen gelukkig te kunnen maken. En weer was hem het geluk gunstig. Reusachtige schatten verwierf hij. Nu wil de hij Vancouver van zijn rijkdom laten profiteeren. Hij wilde in het bestuur van deze stad wat te vertellen hebben en ook af en toe geld op straat uitdeelen. De vroede vaderen van Vancouver had den er geen bezwaar tegen zijn geld te accepteeren. Toen hij evenwel op een avond weer goud-nuggets op straat strooide lie ten zij hem in een krankzinnigengesticht opsluiten. Een dag later was Sam Pennel ontsnapt De ondankbaarheid van de stad Vancou ver had hem wel zeer getroffen. Sedertdien zag en hoorde men niets meer van hem. Niemand wist waar Sam was, ja of Sam nog leefde. Nu blijkt evenwel, dat de klui zenaar, die de lieden, die bij hem wensch- ten te "overnachten, niet alleen te eten gaf, maar ook een stuk goud ten geschenke gaf, niemand anders geweest is dan de befaamde Sam Pennel. hij ging Keating voor zonder nog iets te zeggen. Op Keating's verlangen reed Barbara naar een kleine herberg even buiten de stad, en nadat hij er een kamer had besteld reden ze nog een eindje door, den heuvel op en de bosschen in. Ze lieten den wagen op een verborgen plekje staan en wandel den verder, over het kleed van dennenaal- den onder de boomen. Tenslotte bleef Keating staan om een si garet aan te steken, waarna hij zich neer liet op een boomstronk. „Als ik jou was, Barbara", zei hij be dachtzaam, zou ik een kamer nemen in het 'Witte Hert'." Barbara keek verrast op hem neer. „Waarom?" „Weet ik niet. Ik heb soms van die in vallen, maar ik zou je toch wel drie rede nen kunnen opsommen, waarom je niet bij Jan moest blijven". „En dat zijn?" „Ten eerste: Clem Wade, gunman en con. man uit de Oostelijke staten. Een gun man is wat wij een revolverheld noemen, en con man is Yankee voor confidence man. Weet je wat een confidence man is?" „Jawel. Noemen ze de lui zoo niet, die in opdracht van 'n ander iemand ver moorden?' „Juist. Zoo eentje is Clem". „Dat zop je niet aan hem zeggen. Maar is hij werkelijk een broer van Larry?" „Een halve. Ten tweede: Kate Alice Greer Jaren geleden hield ze een speelhuis, tot we 't te heet voor haar maakten. Toen bekeerde ze zich en leefde rustig bij haar man, Sam Greer, 'de Fat'. Nadat hij haar had verlaten, werd ze huishoudster bij twee oude heeren, wat voor die heeren noodlottige gevolgen had. Dat geeft je te denken, hè?" „Het lijkt niet mogelijk", gaf ze toe. „En de derde?" „Derde wat?". „Reden." „Dat ik het je vraag", antwoordde hij, en ik weet wat ik zeg. Dat huis is voor jou net zoo gevaarlijk als voor mij. Denk er maar eens over na, meisje." Maar Barbara's besluit bleef onveranderd en ze wandelden door de schemering naar de auto terug. Ze keerde en reed den weg op. Halverwege de stad werden zij aange houden door een man die tusschen de boo men uitkwam. Het was Clem Wade. Hij schonk weinig aandacht aan Barbara maar reikte Keating een gele enveloppe over. „Gekomen nadat je weg was", lichtte hij toe. Keating scheurde de enveloppe open en een glimlach speelde om zijn mond, toen hij het telegram las. „In orde, Barbara," zei hij, „laat de pro cessie maar weer door gaaij." Ze schakelde in en reed den donkerkij kenden Clem voorbij. Keating spreidde het telegram voor haar uit. „Houd op met dit spelletje, Keating", las ze verwonderd. „Het is slchts spelen als de Strooper je maat is." Ze wijdde haar aandacht weer aan den weg. „Wat beteekent dat?" vroeg ze. „Denkt hij dat u ook een bandiet bent?" „Nee, maar we zitten allebei achter de d'Essinger smaragden heen, als is het dan ook met een ander oogmerk. Het is niet de moeite waard om 't uit te zoeken. Waar schijnlijk zou ik ontdekken, dat dit tele gram door een smoezelig jongetje, dat er voor betaald was, en dat zijn opdrachtgever niet kon beschrijven, was aangeboden." Hij vouwde het telegram zorgvuldig op. „Ik heb drie-en-zeventig van deze souve nirs zei hij. „Twee-en-dertig- van de lui, die ze geschreven hebben, zijn of dood of in de gevangenis." „En de anderen?" „Zes-en-dertig hebben hun vonnis onder gaan en zijn weer op nieuwe ondernemin gen uit. Dan blijven er vijf over, voor wie ik nog tijd heb om ze te pakken. Tot hen behooren Larry Wade en Jan Teyst. We hebben nog den tijd." Hij sprak weinig meer en stapte bij de poort van Marske House uit den wagen. XIV Acht weken had Barbara in de rustige atmosfeer van Jan's huis doorgebracht, toen op zekeren morgen de kranten het bericht van Dennis' terechtstelling bevat ten. Barbara zat tegenover haar oom aan het ontbijt en zag er uit als de verpersoon lijking van de gezondheid. De schaduwen onder haar oogen waren verdwenen en haar haren, de zekerste aanwijzing van den staat, waarin iemands zenuwen verkeeren, glansden als metaal. Dat alles merkte Jan wel op. en hij kon niet nalaten, zijn knappe nicht te bewonderen maar zijn geest hield zich bezig met het bericht in het ochtendblad. Die morgen sloot een tijd vak in zijn leven af. Twee uren geleden had Dennis Teyst de stralende zon tus schen de muren van Wandswoorth Jail voor het laatst gezien. Barbara had de kranten even ingekeken en ze toen terzijde gelegd, en Jan had in het oog vallend de fotopagina bestudeerd. Hij maakte een paar onsamenhangende op merkingen over de prestaties van een be kenden cricketer, terwijl hij over een zin snede in het bewuste bericht peinsde. Die zinsnede was voor hem van bijzonder be lang. „De executie van dezen morgen te Wandswoorth Jail is een vervolg op het revolverduel tusschen den moordenaar en inspecteur Keating van Scotland Yard, dat eindigde met de arrestatie van Dennis Teyst in de kamers van den heer Laurence Wade." In de flat van Larry! Nu begreep Jan een en ander, dat hem eerst duister was geweest. Sinds de arrestatie van zijn broer had Jan zich aanhoudend gekweld met de vraag, waar het blauwe strookje van Dennis gebleven kon zijn, maar nu was dat niet langer meer een vraag voor hem. Hij had wel willen wedden, dat „de heer Laurence Wade" de tegenwoordige bezitter was van het waardevolle stukje papier. Zoozeer werd Jan in beslag genomen door die overpeinzingen, dat hij Barba ra's vertrek niet eens opmerkte, Barbara was blij, dat zij ontsnappen kon. Het kostte haar te veel inspanning zich na tuurlijk en onverschillig voor te doen met de schaduwvan Dennis' dood zoo nabij. Zij liep den tuin in met een gevoel van vrijheid, maar zij had nog niet lang ge- loopen, of zij onrtmoette Clem Wade. „Fijne morgen, zus" merkte hij op. „Dat is het", stemde Barbara toe en vroeg zich af, wat er volgen zou. Zij wist heel goed, dat Clem om zijn eigen ru we wijze van uitdrukken te gebruiken zin in haar had. Geen enkele vrouw ver smaadt licht een verovering, al staat het veroverde voorwerp nog zoo diep beneden haar. Al was zij er dus niet door ge streeld zij vond het toch leuk. Ongeluk kig voor Clem was ze dien morgen niet in de juiste stemming, en hij daarentegen precies in een verliefde bui. ,,'t Is nou net een morgen", zei hij op zijn vorige opmerking dieper ingaand, „dat je er lol in hebt, te leven". „Dat is zoo." „Het maakt je zoo'n beetje sentimenteel, om het zoo maar eens te zeggen." „Zoo?" vroeg Barbara. „Zeker", bevestigde Clem, maar hij vond haar niet bepaald aanmoedigend. „Zeg, zouden wij niet eens een beetje meer bij elkaar kunnen zijn?" „Ik ben bang van niet", lachte Barbara, en zij ging een beetje opzij. „Jij en ik zouden anders goed bij elkaar passen", drong Clem aan. 't Zou sluiten als een bus, meid. samen in een leuk klein huisje in West end. Je hebt maar te kik ken, wat mij betreft is het voor mekaar. Dien idioot van een Keating laat jij na tuurlijk toch loopen. een fijne dame zoo als jij houdt zich met zoo'n sukkel niet op." Ondanks die verzekering was er iets be zorgds in zijn stem, waarover zij glim lachte. „ïk ben heel vereerd met je aanzoek. Zoo is het immers bedoeld, niet, Clem? Het spijt me, dat je er mee voor den dag gekomen bent, want ik kan het niet aannemen. Ik geef mijn vrijheid nog niet op. Maar als je dat gerust kan stellen, inspecteur Kea ting' ia nauwelijks een ernstige mededin ger." „Niet? Nou, dat weet ik anders nog zoo net niets. Waarom loopt hij je dan achter na?" Barbara begon een beetje wrevelig te worden. „Hoor eens", zei ze, „zet het nu maar uit je hoofd, dat ik een moderne He- lena van Troje ben en dat jij de rol van Paris mag spelen". Wat Clem betreft had zij evengoed Duitsch kunnen spreken, en waarschijnlijk zou hij voor 't geval, dat zij hem niet begrepen mocht hebben zijn voorstel hebben herhaald, maar op dat moment verscheen Jan op het bordes en riep: „Clem!" De hardnekkige vrijer zette een ontevre den gezicht. „Die vent heeft geen opvoeding gehad", legde hij misnoegd uit. „Kunnen een heer en een dame nou niet rustig bij elkaar zijn, zonder dat half Engeland er zich mee bemoeit? Daar heb je nou bijvoorbeeld jij en ik „Clem!" Jan's toon klonk erg kortaf en Clem zwichtte. Hij tikte bij wijze van groet even aan zijn pet en slungelde weg. Jan liet hem voorbij en volgde hem in de ontbijt kamer. „Zeg", zei Clem gegriefd, toen hij zich xn een stoel liet neervallen, „als een andere gooser me zooiets leverde, baas, dan zou hij gauw het asphalt kussen". „Hoor eens, Clem". antwoordde Jan koel, „als je soms een dynastie van revolverhel den wilt stichten, moet je naar een andere gade uitzien. En nu geen woord meer daar over. Zie je dit?" Hij hield zijn ontstemden oppasser het ochtendblad vooi\ Clem begon onwillig het hem aangewezen bericht te lozen, Toon hij het uit had, floot hij om zijn tevredenheid te betuigen. „Zoodat Dennis gecrepeerd is, baas." „Dat heb je goed gezien", spotte Jan, en Clem trok een zuur gezicht. hij'H°e komen we nou aan ons part?" vroeg „Je gaat vanmiddag naar de stad om Larry's huis te bewaken". „Goed, dat kan". (Wordt vrrvnlqd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1936 | | pagina 7