Interview met Ras Imroe
Engelsche stad
Jarrow in nood!
Goud in peperbusjes
Ondergang
HET EINDE VAN DE WEST-
ABESSIJNSCHE POGING TOT
VERDEDIGING. DE „AUTO-
NOME" REGEERING TE GORE
VERDWENEN.
ENTEBBE (Oeganda), October 1936.
DE droom, van de West-Abes-
sijnsche bergen uit den te
genstand tegen het Itali-
aansche occupatieleger te organisee-
ren, is uitgedroomd. De 'autonome1'
regeering te Gore bestaat niet meer.
Op 3 October verliet de Britsche con
sul Erskine de stad, daar de „regee
ring" hem verklaard had, niet meer
voor zijn veiligheid te kunnen in
staan. Op 5 October oversclyeden de
minister-president Walde Sadik en
de militaire opperbevelhebber ras
Imroe, zwager van den negus Haile
Selassie, de grens van Oeganda en
verzochten aan de Britsche resident
te Entebbe, zich in het gebied van
het protectoraat te mogen vestigen
De resident gaf hun dit verlof zon
der de gebruikelijke voorwaarde te
stellen, dat de bannelingen zich van
elke politieke actie te onthouden
hebben. Dit bewijst tenslotte slechts
dat de Abessijnsche weerstand voor
goed is ineengestort.
Intusschen heeft men den beiden gevluch-
ten hoogwaardigheidsbekleeders hun onbe
langrijkheid niet al te zeer laten gevoelen.
Zij verblijven op het oogenblik als eere-
gasten in het paleis van den koning. (Oe
ganda is zooals bekend geen rechtstreeksch
bezit van de Britsche kroon, maar een half-
souverein „protectoraat", dat geregeerd
wordt door een Britsch resident, die tege
lijkertijd het ambt van minister-president
van den inheemschen koning bekleedt. De
ze koning, de reeds sinds 1897 regeerende
Daoedi Tsja, is met zijn 63 jaren een van
de oudste vazallen van Groot-Brittannië en
zijn ongeveer 300.000 vierkante km. groote
en iets meer dan 4 millioen inwoners tel
lend rijk zelf naast Abessinië het oudste
Christelijke rijk van Afrika).
EEN HOPELOOZESTRIJD.
Na lang aarzelen heeft de gevluchte ras
Imroe ingewilligd, mij in een interview over
de bijzonderheden en oorzaken van de mis
lukking van zijn poging tot tegenstand in
te lichten.
„Onze strijd werd van het begin af aan ge
voerd onder de denkbaarst ongunstige om
standigheden", zegt hij. Wij hadden geen
wapens, bruikbare troepen en geld. Leenin
gen waren niet te verkrijgen. Wapens kon
den wij slechts in kleine hoeveelheden uit
den Soedan invoeren, niet, omdat men ons
geen grootere hoeveelheden wilde leveren,
maar eenvoudig wijl wij ze niet betalen
konden. Onze legermacht was weliswaar
20 000 man sterk, maar uitsluitend samen
gesteld uit slecht opgeleide provinciale con
tingenten van de ons overgebleven provin
cies Gore, Kaffa en Dzjimma, waarvan de
laatst en reeds na korten tijd naar de Ita
lianen overliepen."
„Hoe verklaart U dit feit, dat overigens
naar mijn weten in Europa nauwelijks of
in het geheel niet bekend is geworden."
„Hoofdzakelijk uit religieuse oorzaken. U
moet weten, dat Dzjimma een Mohamme-
daansche enclave in Christelijk West-Abes-
sinië vormt, en het is U zeker bekend, hoe
zeer de Italianen juist de Abessijnsche Mo
hammedanen voor hun zaak trachten te
winnen. Bovendien had het verraad van de
Dzjimmatroepen nog een andere oorzaak,
die ik U nog zal verklaren. In ieder geval
bemerkten wij spoedig, dat wij niet sterk
genoeg waren om stand te houden. Wij
wendden ons derhalve tot den Amerikaan-
schen consul, om de bescherming van de
Vereenigde Staten te verkrijgen. Reeds na
drie dagen stelde hij ons in kennis van het
afwijzende antwoord van zijn regeering. Of
hij ons verzoek inderdaad naar Washington
heeft doorgegeven, weten wij natuurlijk
niet. Daarop wendden wij ons tot Enge
land en wel op hetzelfde oogenblik, waarop
men in Genève streed over de toelating van
de Ethiopische delegatie, zoodat zich het
groteske geval voordeed, dat terzelfdertijd,
dat de negus in Genève als onze souverein
optrad, wij reeds op zoek naar een anderen
beschermheer waren. Engeland keurde ons
niet eens een antwoord waardig, indien
men het plotselinge vertrek van zijn consul
tenminste niet als zoodanig wil opvatten.
De afreis van Erskine en het verraad van
Dzjimma maakten de ineenstorting van ons
verzet onvermijdelijk..."
DE GEBEURTENISSEN
IN DZJIMMA.
„U sprak nog over een andere oorzaak
van dit verraad, Hoogheid".
Ras Imroe knikt.
„Het betreft hier een zeer ingewikkelde
aangelegenheid. Dzjimma is eigenlijk geen
Abessynsche provincie, maar een autonoom
sultanaat, dat sinds 400 jaren door een
Jarrow zendt een groote delegatie
naar het parlement.
(Van onzen V.P.B.-correspondent)
Londen October 1936
I ARROW, de Engelsohe stad eens we
reldberoemd om zijn marinewerf en
machinefarieken, waar de installa
ties voor de oorlogsschepen van de Brit
sche marine werden gebouwd, geldt op
het oogenblik als de meeste noodlijdende
Engelsche plaats. De nood der werkloo-
zen in de stad Jarrow is zoo groot, dat
de wanhopige bevolking tot een laatsten
vertwijfelden stap besloten heeft Eenige
dagen voor de opening van de eerste par
lementszitting onder de regeering van
Eduard VIII zal een deputatie van 200
werkloozen van Jarrow naar Londen
marcheeren om den noodtoestand waar
in de stad verkeert voor de daarvoor in
aanmerking komende instantie uiteente
zetten
Van de inwoners van deze in het
Noord-Oosten van Engeland gelegen
stad (35.000), zouden er slechts 1500 een
vaste betrekking hebben. Nadat verschil
lende dringende interpelaties van eenige
parlementsleden zonder succes waren
gebleven en daar de regeering geenerlei
stap heeft ondernomen, om den nood
der bevolking te verlichten, zijn de werk
loozen thans besloten, zichzelf te helpen
De werkloozendeputatie, die na een voet
tocht van drie weken ongeveer op 31
October in Londen denkt aan te komen,
zal het parlement en zoo mogelijk ook
koning Eduard een verzoekschrift over
handigen. Eerst zal deze petitie aan
„Roode Ellen" het parlementslid der Ar
beiderspartij voor Jarrow, die volgens
den burgerlijken stand miss Ellen Wil-
kinson heet, voorgelegd worden, opdat
deze het verzoekschrift aan de agenda-
inheemsche dynastie geregeerd werd. In het
jaar 1S84 werd tusschen den toenmaligen
sultan van Dzjimma, Ibn Davoed Abba en
den negus Menelik II een verdrag onder
teekend, dat Dzjimma aan Abessinië tri-
buutplichtig maakte, het land echter verder
geheel autonoom liet. Deze overeenkomst
werd door de onderteekening van Italië ge
garandeerd. Toen Ibn Davoed's zoon Aba
Gifar XII in November 1934 stierf, zette
negus Hailé Selassie zijn opvolger, die
veel sympathie voor Italië had, af, verklaar
de Dzjimma tot een Abessijnsche provincie
en belastte een dedjazmatsj met het be
stuur. De afgezette sultan vluchtte naar
Mogadiscio, riep op grond van het verdrag
van 1884 de bescherming van Italië in en
leverde den Italianen daarmede een verde
ren grond tot oorlog. Toen de Italiaansche
troepen nu eenige weken geleden het oos
ten van Dzjimma bezetten, plaatsten zij den
sultan met vele plechtigheden weer op den
troon en maakten daarmede natuurlijk
grooten indruk op de bevolking. Dat Aba
Gifar ons nu op alle mogelijke wijzen tegen
werkte, laat zich begrijpen. Toen hij bijna
tegelijkertijd met het vertrek van consul
Erskine de overgave van'ras Wolde Mariam
aan Italië bekend maakte, brak er een pa
niek uit en ons lot was beslist.
Onze troepen, die sinds weken geen geld
meer gezien hadden, liepen uiteen, het
kwam tot plunderingen en daden van ge
weld en ons zelf bleef niets anders over, dan
oogenblikkelijk het land te verlaten, om
tenminste ons eigen leven te redden..."
commissie van het Lagerhuis kan door
zenden.
De organisatoren van dezen marsch
verzekeren, dat het niet hun doel is een
z.g. „hongersmarsch" te houden, zooals
de communisten dit in het jaar 1934 ge
daan hebben,
In het feit, dat verschillende gemeen
ten, die de 200 werkloozen op hun tocht
zullen aandoen, zich bereid verklaarden,
voor het lichamelijk welzijn der men-
schen uit Jarrow zorg te dragen, mee-
nen ook conservatieve kringen het be
wijs te zien, dat de zin van deze demon
stratie niet revolutionair is. Deze indruk
heeft zich nog versterkt nadat sir John
Jarvis, het conservatieve parlementslid
voor Guildford en de bisschop van Jar
row. Dr. Gordon, zich bereid hebben ver
klaard. gedurende het verblijf van 5 da
gen van de arbeidersdeputatie in Lon
den in openbare vergaderingen te spre
ken, om de aandacht van de regeering
op de noodzakelijkheid van onmiddellijke
hulpmaatregelen voor de noodlijdende
bevolking van Jarrow te vestigen.
(v.p.b.)
De vogelvriend.
„Na heb ik een vogelhuisje met ver
warming gebouwd en toch zij* re uar
het Zuiden vertrokken".
DE GELUKKIGE SAM.
Uit Klondyke wordt bericht,
dat Sam Pennel overleden is.
Men vond twee zakken met
goud in zijn woning, die hij
aan zijn geboortestad, Phila-
delphia, vermaakte.
(van een V.D. medewerker)
DE avontuurlijke jaren van Klon
dyke zijn voorbij. Alleen de
boeken van Jack London vertel
len ons nog van de verwoede strijd om
het goud, van de gevaren, de wilde
vechtpartijen, de moorden en vooral
van het leven in de camps, dat op
iederen lezer wel een diepe indruk
gemaakt zal hebben. Waarschijnlijk
heeft Jack London deze boeken niet
als zijn meesterwerken beschouwd,
als romantische journalistiek zullen
zij echter nooit hun waarde verliezen.
Talrijke typen heeft deze goldrush-
tijd opgeleverd, die zonder overdrijving
onsterfelijk genoemd mogen worden.
En al is Sam Pennel nu naar gewes
ten vertrokken, waar ij delheden
als goudzoeken niet bestaan, men zal
hem waarschijnlijk nimmer vergeten.
In Amerika heeft men nooit een geluk
kiger goudzoekers gekend Sam Pennel.
Waar hij wandelde was goud te vinden.
Toen hij in Upper Yukon opdoemde, hiel
den hem de andere goudzoekers voortdu
rend in het oog. Toen Sam zijn claim
„afpaalde" legden zij onmiddellijk beslag
op de stukken grond rondom dit gebied.
In Dawson City ging Pennel soms mid
den op straat staan, riep de menschen na
derbij en gaf gul goudnuggets weg. Geen
wonder dat men in Upper Yukon veron
derstelde, dat Sam Pennel onmetelijk rijk
was.
Wanneer Sam bizonder veel geluk had,
dan noodigde hij wel eens zijn vrienden
op een groot feestmaal. De tafel was zoo
wel voorzien als dat onder gelukkige
goudzoekers behoort te zijn. Talrijke pe
perbusjes stonden op tafel. De goudzoe
kers, die gaarne dorstig wilden zijn,
maakten overvloedig gebruikt van de pe
per. Een der heeren beklaagde zich er
evenwel over, dat er zooveel zand in de
groente was. Toen lachte de oolijke Sam
luid: „Boys, jullie eet goud. Dat vergat
ik te zeggen: in de peperbusjes heb ik
goud gedaan".
Een ware paniek ontstond. Een ieder wil
de zooveel mogelijk van het kostbare goedje
redden. De meesten namen de borden en
peperbusjes mee naar huis. Jarenlang
vormden de met goudgevulde peperbusjes
het gesprek vanden dag in Upper Yukon.
Het spreekt vanzelf, dat de vrijgevige
Sam talrijke vrienden had. Hij begreep wel
van welke aard hun vriendschap was. Op
zekere dag begon hem dit te vervelen en
besloot hij zich van hen los te maken. Hij
trok in de bergen en paalde daar een reus
achtige claim af. Hij vertelde zijn „vrien
den", dat hij een rijke goudmijn gevon
denhad en dat hij hun deze ten geschen
ke gaf. In werkelijkheid had hij de bodem
in het geheel niet op goudgehalte onder
zocht
De vrienden twijfelden natuurlijk niet aan
Sams woorden en trokken onmiddellijk
aan het werk. Niemand zal waarschijnlijk
verbaasder geweest zijn dan Sam Pennel
zelf, toen hij een jaar later vernam, dat
men er inderdaad twee zeer rijke gouda
ders gevonden had. Hij was zelfs zoo ge
lukkig, dat hij al schertsend goud vond.
Pennel haatte de rijkdom, hij haatte het
U klopte aarz'lend aan de deur,
Haast stelde men U weer teleur!
Het groote Volkenbonds-gezin
Liet U er slechts schoorvoetend in,
Hailè Selassie.
Men zei, U had daar niets van doen,
U was een keizer slechts van toen,
U had geen rijk en geen gebied,
En dus erkende men U niet,
Hailè Selassie.
U zei, U was nog altijd lid.
Ook al bezet men Uw bezit,
De Volkenbond moest dat toch zien!
De Volkenbond zei: „Tja, misschien
Hailè Selassie.
Want waar waait eigenlijk nog Uw
vlag?
Waar bleef juridisch Uw gezag?
Het Volkenrecht is werk'lijk teer,
Dat zegt men algemeen wel meer,
Hailè Selassie.
Uw aanspraak? Ja, dat is de vraag,
Die men wel oplost in Den Haag!
Hoe U, Uw rijk ontnomen is,
Dat is allang geschiedenis,
Hailè Selassie.
Daar komt men niet meer op terug,
Het wereld recht vergeet soms vlug,
En dan, dat is een moeilijkheid,
Die ook weer naar een oorlog leidt,
Hailè Selassie.
Maar hoe men alles wendt of keert,
En wat men verder ook beweert,
Het Europeesch geweten %weet,
Uw ballingschap is levens-leed,
Hailè Selassie.
U is een onrecht aangedaan,
Dat steeds als schuld te boek zal staan
Van hen, die zonder rechtsgezag.
De banen scheurden van Uw vlag,
Hailè Selassie.
KROES.
October 1936. (Nadruk verboden)
geld en placht te zeggen: „Zoolang men
geld noodig heeft is het een vloek", Toen
hij een groote goudmijn verkocht had en
zijn zakken van het geld uitpuilden, vroeg
hij 's avonds een loopjongen van een hotel
hoeveel geld deze meende te moeten heb
ben om rijk te zijn. De jongen noemde een
enorm bedrag. Sam greep in zijn zak, trok
een bundel bankbiljetten te voorschijn en
gaf den jongen precies het bedrag, dat deze
zooeven genoemd had. Toen keerde hij
naar Klondyke terug, om naar nieuwe
schatten te zoekenom andere menschen
gelukkig te kunnen maken.
En weer was hem het geluk gunstig.
Reusachtige schatten verwierf hij. Nu wil
de hij Vancouver van zijn rijkdom laten
profiteeren. Hij wilde in het bestuur van
deze stad wat te vertellen hebben en ook
af en toe geld op straat uitdeelen.
De vroede vaderen van Vancouver had
den er geen bezwaar tegen zijn geld te
accepteeren. Toen hij evenwel op een avond
weer goud-nuggets op straat strooide lie
ten zij hem in een krankzinnigengesticht
opsluiten.
Een dag later was Sam Pennel ontsnapt
De ondankbaarheid van de stad Vancou
ver had hem wel zeer getroffen. Sedertdien
zag en hoorde men niets meer van hem.
Niemand wist waar Sam was, ja of Sam
nog leefde. Nu blijkt evenwel, dat de klui
zenaar, die de lieden, die bij hem wensch-
ten te "overnachten, niet alleen te eten gaf,
maar ook een stuk goud ten geschenke
gaf, niemand anders geweest is dan de
befaamde Sam Pennel.
hij ging Keating voor zonder nog iets te
zeggen.
Op Keating's verlangen reed Barbara
naar een kleine herberg even buiten de
stad, en nadat hij er een kamer had besteld
reden ze nog een eindje door, den heuvel
op en de bosschen in. Ze lieten den wagen
op een verborgen plekje staan en wandel
den verder, over het kleed van dennenaal-
den onder de boomen.
Tenslotte bleef Keating staan om een si
garet aan te steken, waarna hij zich neer
liet op een boomstronk.
„Als ik jou was, Barbara", zei hij be
dachtzaam, zou ik een kamer nemen in het
'Witte Hert'."
Barbara keek verrast op hem neer.
„Waarom?"
„Weet ik niet. Ik heb soms van die in
vallen, maar ik zou je toch wel drie rede
nen kunnen opsommen, waarom je niet bij
Jan moest blijven".
„En dat zijn?"
„Ten eerste: Clem Wade, gunman en
con. man uit de Oostelijke staten. Een gun
man is wat wij een revolverheld noemen,
en con man is Yankee voor confidence
man. Weet je wat een confidence man is?"
„Jawel. Noemen ze de lui zoo niet, die
in opdracht van 'n ander iemand ver
moorden?'
„Juist. Zoo eentje is Clem".
„Dat zop je niet aan hem zeggen. Maar
is hij werkelijk een broer van Larry?"
„Een halve. Ten tweede: Kate Alice Greer
Jaren geleden hield ze een speelhuis, tot
we 't te heet voor haar maakten. Toen
bekeerde ze zich en leefde rustig bij haar
man, Sam Greer, 'de Fat'. Nadat hij haar
had verlaten, werd ze huishoudster bij
twee oude heeren, wat voor die heeren
noodlottige gevolgen had. Dat geeft je te
denken, hè?"
„Het lijkt niet mogelijk", gaf ze toe. „En
de derde?"
„Derde wat?".
„Reden."
„Dat ik het je vraag", antwoordde hij, en
ik weet wat ik zeg. Dat huis is voor jou
net zoo gevaarlijk als voor mij. Denk er
maar eens over na, meisje."
Maar Barbara's besluit bleef onveranderd
en ze wandelden door de schemering naar
de auto terug. Ze keerde en reed den weg
op. Halverwege de stad werden zij aange
houden door een man die tusschen de boo
men uitkwam. Het was Clem Wade.
Hij schonk weinig aandacht aan Barbara
maar reikte Keating een gele enveloppe
over.
„Gekomen nadat je weg was", lichtte hij
toe.
Keating scheurde de enveloppe open en
een glimlach speelde om zijn mond, toen
hij het telegram las.
„In orde, Barbara," zei hij, „laat de pro
cessie maar weer door gaaij."
Ze schakelde in en reed den donkerkij
kenden Clem voorbij. Keating spreidde het
telegram voor haar uit.
„Houd op met dit spelletje, Keating", las
ze verwonderd. „Het is slchts spelen als
de Strooper je maat is."
Ze wijdde haar aandacht weer aan den
weg.
„Wat beteekent dat?" vroeg ze. „Denkt hij
dat u ook een bandiet bent?"
„Nee, maar we zitten allebei achter de
d'Essinger smaragden heen, als is het dan
ook met een ander oogmerk. Het is niet
de moeite waard om 't uit te zoeken. Waar
schijnlijk zou ik ontdekken, dat dit tele
gram door een smoezelig jongetje, dat er
voor betaald was, en dat zijn opdrachtgever
niet kon beschrijven, was aangeboden."
Hij vouwde het telegram zorgvuldig op.
„Ik heb drie-en-zeventig van deze souve
nirs zei hij. „Twee-en-dertig- van de lui,
die ze geschreven hebben, zijn of dood of
in de gevangenis."
„En de anderen?"
„Zes-en-dertig hebben hun vonnis onder
gaan en zijn weer op nieuwe ondernemin
gen uit. Dan blijven er vijf over, voor wie
ik nog tijd heb om ze te pakken. Tot hen
behooren Larry Wade en Jan Teyst. We
hebben nog den tijd."
Hij sprak weinig meer en stapte bij de
poort van Marske House uit den wagen.
XIV
Acht weken had Barbara in de rustige
atmosfeer van Jan's huis doorgebracht,
toen op zekeren morgen de kranten het
bericht van Dennis' terechtstelling bevat
ten. Barbara zat tegenover haar oom aan
het ontbijt en zag er uit als de verpersoon
lijking van de gezondheid. De schaduwen
onder haar oogen waren verdwenen en
haar haren, de zekerste aanwijzing van den
staat, waarin iemands zenuwen verkeeren,
glansden als metaal. Dat alles merkte Jan
wel op. en hij kon niet nalaten, zijn
knappe nicht te bewonderen maar zijn
geest hield zich bezig met het bericht in
het ochtendblad. Die morgen sloot een tijd
vak in zijn leven af. Twee uren geleden
had Dennis Teyst de stralende zon tus
schen de muren van Wandswoorth Jail
voor het laatst gezien.
Barbara had de kranten even ingekeken
en ze toen terzijde gelegd, en Jan had in
het oog vallend de fotopagina bestudeerd.
Hij maakte een paar onsamenhangende op
merkingen over de prestaties van een be
kenden cricketer, terwijl hij over een zin
snede in het bewuste bericht peinsde. Die
zinsnede was voor hem van bijzonder be
lang. „De executie van dezen morgen te
Wandswoorth Jail is een vervolg op het
revolverduel tusschen den moordenaar en
inspecteur Keating van Scotland Yard, dat
eindigde met de arrestatie van Dennis
Teyst in de kamers van den heer Laurence
Wade." In de flat van Larry! Nu begreep
Jan een en ander, dat hem eerst duister
was geweest. Sinds de arrestatie van zijn
broer had Jan zich aanhoudend gekweld
met de vraag, waar het blauwe strookje
van Dennis gebleven kon zijn, maar nu
was dat niet langer meer een vraag voor
hem. Hij had wel willen wedden, dat „de
heer Laurence Wade" de tegenwoordige
bezitter was van het waardevolle stukje
papier.
Zoozeer werd Jan in beslag genomen
door die overpeinzingen, dat hij Barba
ra's vertrek niet eens opmerkte, Barbara
was blij, dat zij ontsnappen kon. Het
kostte haar te veel inspanning zich na
tuurlijk en onverschillig voor te doen met
de schaduwvan Dennis' dood zoo nabij.
Zij liep den tuin in met een gevoel van
vrijheid, maar zij had nog niet lang ge-
loopen, of zij onrtmoette Clem Wade.
„Fijne morgen, zus" merkte hij op.
„Dat is het", stemde Barbara toe en
vroeg zich af, wat er volgen zou. Zij wist
heel goed, dat Clem om zijn eigen ru
we wijze van uitdrukken te gebruiken
zin in haar had. Geen enkele vrouw ver
smaadt licht een verovering, al staat het
veroverde voorwerp nog zoo diep beneden
haar. Al was zij er dus niet door ge
streeld zij vond het toch leuk. Ongeluk
kig voor Clem was ze dien morgen niet in
de juiste stemming, en hij daarentegen
precies in een verliefde bui.
,,'t Is nou net een morgen", zei hij op zijn
vorige opmerking dieper ingaand, „dat je
er lol in hebt, te leven".
„Dat is zoo."
„Het maakt je zoo'n beetje sentimenteel,
om het zoo maar eens te zeggen."
„Zoo?" vroeg Barbara.
„Zeker", bevestigde Clem, maar hij vond
haar niet bepaald aanmoedigend. „Zeg,
zouden wij niet eens een beetje meer bij
elkaar kunnen zijn?"
„Ik ben bang van niet", lachte Barbara,
en zij ging een beetje opzij.
„Jij en ik zouden anders goed bij elkaar
passen", drong Clem aan. 't Zou sluiten
als een bus, meid. samen in een leuk klein
huisje in West end. Je hebt maar te kik
ken, wat mij betreft is het voor mekaar.
Dien idioot van een Keating laat jij na
tuurlijk toch loopen. een fijne dame zoo
als jij houdt zich met zoo'n sukkel niet
op."
Ondanks die verzekering was er iets be
zorgds in zijn stem, waarover zij glim
lachte.
„ïk ben heel vereerd met je aanzoek. Zoo
is het immers bedoeld, niet, Clem? Het spijt
me, dat je er mee voor den dag gekomen
bent, want ik kan het niet aannemen. Ik
geef mijn vrijheid nog niet op. Maar als
je dat gerust kan stellen, inspecteur Kea
ting' ia nauwelijks een ernstige mededin
ger."
„Niet? Nou, dat weet ik anders nog zoo
net niets. Waarom loopt hij je dan achter
na?"
Barbara begon een beetje wrevelig te
worden. „Hoor eens", zei ze, „zet het nu
maar uit je hoofd, dat ik een moderne He-
lena van Troje ben en dat jij de rol van
Paris mag spelen".
Wat Clem betreft had zij evengoed
Duitsch kunnen spreken, en waarschijnlijk
zou hij voor 't geval, dat zij hem niet
begrepen mocht hebben zijn voorstel
hebben herhaald, maar op dat moment
verscheen Jan op het bordes en riep:
„Clem!"
De hardnekkige vrijer zette een ontevre
den gezicht.
„Die vent heeft geen opvoeding gehad",
legde hij misnoegd uit. „Kunnen een heer
en een dame nou niet rustig bij elkaar zijn,
zonder dat half Engeland er zich mee
bemoeit? Daar heb je nou bijvoorbeeld jij
en ik
„Clem!"
Jan's toon klonk erg kortaf en Clem
zwichtte. Hij tikte bij wijze van groet even
aan zijn pet en slungelde weg. Jan liet
hem voorbij en volgde hem in de ontbijt
kamer.
„Zeg", zei Clem gegriefd, toen hij zich
xn een stoel liet neervallen, „als een andere
gooser me zooiets leverde, baas, dan zou
hij gauw het asphalt kussen".
„Hoor eens, Clem". antwoordde Jan koel,
„als je soms een dynastie van revolverhel
den wilt stichten, moet je naar een andere
gade uitzien. En nu geen woord meer daar
over. Zie je dit?"
Hij hield zijn ontstemden oppasser het
ochtendblad vooi\ Clem begon onwillig het
hem aangewezen bericht te lozen, Toon hij
het uit had, floot hij om zijn tevredenheid
te betuigen.
„Zoodat Dennis gecrepeerd is, baas."
„Dat heb je goed gezien", spotte Jan, en
Clem trok een zuur gezicht.
hij'H°e komen we nou aan ons part?" vroeg
„Je gaat vanmiddag naar de stad om
Larry's huis te bewaken".
„Goed, dat kan".
(Wordt vrrvnlqd.)