De Brabantsche Brief
van Dré
De Koning van
de Noordpool
De Geisha's staken!
Bioloog - Ontdekkingsreiziger Schrijver
DEZER DAGEN HEEFT MEN HET
FEIT HERDACHT, DAT DE BEKEN-
DE NOORDPOOL-REIZIGER FRIDT-
JOF NANSEN VIJF EN ZEVENTIG
JAAR GELEDEN GEBOREN WERD.
SLECHTS weinig menschen weten, dat
Fridtjof Nansen, de groote Noord-
pool-ontdekker, zich in zijn jeugd
met heel andere zaken heeft bezig
gehouden, dan waardoor hij in latere jaren
bekendheid zou krijgen.
Fridtjof Nansen was namelijk bioloog en
hield zich bezig met mikroscopische onder
zoekingen in zake structuur en histologische
elementen van het centraal-zenuwstelsel van
de allerkleinste levende wezens. Op 26-jari-
gen leeftijd behaalde hij den titel van doc
tor in de zoölogie mot een proefschrift, geti
teld: „Over de opbouw der zenuwelementen
en hun verband met het zenuwstelsel". Ja
renlang leidde hij het leven van een binnen
kamer-geleerde, totdat hij op zekeren dag
gegrepen werd door de lust onbekende gebie
den te exploreeren.
De eerste expeditie, die Nansen met de
hem kenschetsende nauwkeurigheid voorbe
reidde, bracht hem en zijn medewerkers
naar het ijsplateau van Groenland. Hij had
zich namelijk ten doel gesteld dit tot dus
ver onbekende land grondig van Oost naar
West te verkennen, een uiterst gewaagde
onderneming, welke tot dusver nog geen en
kele ontdekkingsreiziger vóór hem op zijn
programma had durven zetten.
De 17e Juli 1888 ondernam hij zijn gedenk
waardige tocht in de ijswoestijn. Met behulp
van kleine booten laveerde hij met zijn be
geleiders tusschen de torenhooge ijsbergen
door. Hachelijke avonturen werden door hem
beleefd. Twaalf dagen bracht hij op een ijs-
schol door, die hem ruim 400 kilometer van
de kust wegvoerde. Hem bleef niets anders
over, dan te voet, van ijsschol tot ijsschol, te
trachten de kust weder te bereiken, hetgeen
hem tenslotte, na eindelooze ontberingen,
gelukte.
Een ander zou waarschijnlijk door een der
gelijk avontuur voor goed afgeschrikt worden
om Noordpooltochten ie ondernemen. Nansen
daarentegen gunde zich bijna geen rust.
Reeds de 16c Augustus van hetzelfde jaar
brak hij opnieuw op. Ditmaal had hij suc
ces. Nansen en de zijnen gelukte het de
Westzijde van Groenland te bereiken. Per
slede trokken zij over de Groenlandsche ijs
velden 'tKwik in de thermometr daalde tot
50 graden onder nul! En bij deze strenge
vorst moesten zij nog zuinig met levensmid
delen zijn. Hun dorst, konden de Poolreizi
gers slechts met sneeuw stillen. Nochtans
kwamen zij behouden terug. Nansen schreef
toen twee boeken, getiteld: „Per slede dwars
door Groenland" en „Het leven der Eski
mo's", hetgeen hem evenwel niet verhinderde
tegelijkertijd een nieuwe expeditie voor te
bereiden.
Reeds korten tijd daarop trok hij, met zijn
sindsdien beroemd geworden schip „Frarn"
wederom het Noordooolgebied in. Een strijd
van drie jaren tegen de onverbiddelijke na
tuur vermocht niet Nansen's energie te ver
minderen. Evenmin leed het moreel van de
overige leden der expeditie. Na deze drie
jaren bevond zich aan boord van de
„Fram" geen enkele zieke en evenmin ie
mand, die sterk naar huis verlangde.
Het plan van Nansen bestond hieruit, dat
hij tusschen Spitsbergen en Groenland door
varend de Noordpool zou bereiken. Hij nam
het besluit om zijn schip in het ijs te la
ten invriezen, in de hoop, dat de stroom van
het water, onder het ijs, het schip in de ge-
wenschte richting zou doen drijven.
Deze hoop bleek evenwel ijdel te zijn. Nan
sen moest weldra vaststellen, dat hij zich
FRIDTJOF NANSEN.
hoe langer hoe meer van zijn doel verwijder
de. Toen vatte hij het plan op om, alleen
vergezeld van zijn luitenant Johannsen, een
punt te bereiken, dat drie graden Noorde
lijker lag, dan het eindpunt, van de vorige
expeditie. Den 7en April 1895 vertrokken de
beide ontdekkingsreizigers met hun honden.
Zij zouden niet meer de terugtocht naar het
schip aanvaarden. Reeds vreesde men voor
hun leven. Het bleek evenwel, dat zij op
Frans Jozefland overwinterd hadden en on
derweg het schip van de expeditie van Jack-
son ontmoet hadden, waarmede zij, tot aller
verwondering, naar Christiania terugkeer
den.
In latere tijden heeft Nansen nog menige
expeditie ondernomen, doch de expeditie van
1895 is te beschouwen als het hoogtepunt
van zijn loven.
De vereering, die Nansen, hiet alleen in
zijn vaderland, doch ook in het buitenland
genoot, gold niet zoozeer den ontdekkings
reiziger, als wel den weldoener en men-
schenvriend.
Zoo trok Nansen zich ook het lot der Rus
sische emigranten aan. Als vluchtelingen
commissaris heeft hij veel ellende weten te
voorkomen of te verzachten.
In 1923 werd. hem den Nobelprijs toege
kend. Voorts was dansen eenige tijd afge
vaardigde van Noorwegen in den Volken
bond, waar hij o.a. heftig protesteerde tegen
de bezetting van Korfoe door de Italianen,
terwijl hij in 1924 zeer ijverde voor het toe
laten van Duitschland te Genève.
In zijn jonge jaren was Nansen een groot
athleet en ijverig ski-er. Aan hem is het
dan ook te danken, dat de ski-sport in de
Alpen populair is geworden. Onder de tal
rijke boeken, die van de hand van Nansen
verschenen zijn, vindt men er vele, die aan
de sport gewijd zijn.
Aan het werkzame leven van dezen ge
leerde en ontdekkingsreiziger maakte een
aanval van hartzwakte een einde. Nansen
stierf den 13en Mei 1930 te Oslo.
Sensatie in Tokio
EEN ENORME SENSATIE BE-
TEEKENDE VOOR DE JAPAN-
SCHE HOOFDSTAD DE STAKING
DER GEISHA'S. DAT DEZE KAL
ME MEISJES OOIT IN VERZET
ZOUDEN KOMEN, HAD NIE
MAND GEDACHT.
Men maakt zich in de regel een ge-
heel verkeerde voorstelling van de
Geisha. Wij westerlingen zijn licht
geneigd hieraan iets zwoels te ver
binden. Maar een geisha is niets an
ders dan een knappe, jonge vrouw
wier taak het is de zorgen der man
nen door gebabbel, muziek en dans
te verjagen. Deze zich meestal in
theehuizen bevindende jongedames,
vormen een stand, die mennergens
elders ter wereld kan vinden. Tien
duizenden treft men er in het land
der opgaande zon aan
Reeds als, kinderen worden de theemeis
jes op haar beroep voorbereid, dat zeer
moeilijk, is,, daar het niet alleen intelli
gentie, maar ..ook .hanclighqid, exr 'zelfj)è-
heersching eischt. Het as joch waarlijk niét
makkelijk het humeur van andere men
schen op peil te houden of te brengen.
Maar dat moet een geisha' juist klaarspe
len, anders is zij niet geschikt voor haar
beroep. Zij doet dit door haar prettig ge
keuvel, door haar heldere lach en vooral
door haar musiceeren op de guitaar, die in
Japan sjamisen genoemd wordt.
Wij, westerlingen, kunnen ons een der
gelijke verhouding slecht voorstellen, om
dat zij voor onze begrippen volkomen in
strijd is met de rechten der vrouw en de
plichten van de man. De man, die zich op
een dergelijke wijze ontspant, beschouwt de
vrouw feitejijk nog steeds als slavin. Zeer
zeker gebeurt het soms, dat een Japanner
met een geisha trouwt. Maar in de regel
moeten wij het bezoek aan een theehuis
gelijk stellen met onze gang naar een bi
oscoop of cabaret.
Deze kleine vrouwen met haar zonnige
lach, zijn niet weg te denken uit het Ja-
pansche leven. Sedert onheuglijke tijden
bestaat haar beroep. In vele vormen is
Japan westersch, geworden, maar de geisha
heeft zich weten te handhaven. Juister is:
moest zich handhaven. En toch schijnt de
tijd niet zonder sporen achter gelaten te
hebben aan de theehuizen voorbij gegaan
te zijn, zooals de gebeurtenissen in Tokio
wel bewijzen. De staking der geishas zal
wel de geheele wereld verrast hebben,
daar niemand van deze vrouwen, die se
dert haar jeugd onderworpenheid leeren.
een dergelijke energie en opstandigheid
verwachtte.
De zaak kwam aan het rollen, toen in
Tokio een nieuw theehuis geopend werd.
De eigenaar verlaagde het uurtarief voor
zijn bezoekers. Het is namelijk gewoonte
in Japan, dat de gast voor het gebab
bel een zeker bedrag -geeft. De gevolgen
van deze concurrentie waren spoedig te
bespeuren. Het publiek stroomde naar het
nieuwe etablissement, terwijl het bezoek
der andere theehuizen voortdurend slech
ter werd. De gedupeerde geishas traden
met elkaar in overleg en eischten vervol
gens van de eigenaars, dat ook zij het ta
rief verlaagden. Deze waren daartoe ook
bereid,; maar de leiders der matchihais,
der gemeenschaps huizen der geisha's,
weigerden hun sancties aan deze verlaging
te hechten. Toen dit besluit bekend werd,
gingen honderden geisha's in staking.
Tot zoover speelde zich alles met een
bewonderenswaardige discipline af. Het
hoofdkwartier der stakenden werd in het
theehuis Hanqnoya in de wijk Shiboeya in
gericht: Daar vergaderde ook het stakings-
comitè. Mep. liet bulletins drukken, die in
de straten van Tokio uitgedeeld worden,
organiseerde groote optochten, waarin
reusachtige doeken, werden meegedragen,
waarop te lezen stond: „Wij strijden voor
onze gaston". Of „Neer met de matchi
hais.
De belangstelling in Tokio was enorm
groot. He ontbrak niet aan sympathiebe
tuigingen van alle kanten. Vooral de hoe
ren steunden de geisha's, hetgeen niet wei
nig er toe bijgedragen heeft, dat de te
genstanders toegeeflijker werden.
De leiders der matchihais waren in een
netelige positie geraakt. Afgezien van de
stemming tegen hen, leden zij groote ver
liezen, daar hun inkomsten door de sta
king sterk verminderden. Zij traden in
overleg met de geisha's en stemden toe in
DINSDAG 20 OCTOBER.
HILVERSUM H.
T3
a
e
S?
•o
•o
a
HILVERSUM I.
•o
a
bo
ai
•O
•6
a
•o
O
2
•0
O
O
3
o
a
Orkest Concerten
Orkest Concerten
Omroeporkest
1.30
KRO-Orkest
12.15
Omroeporkest
5.30
KRO-Orkest
10.35
Nieuwsberichten
8.00
Nieuwsberichten
8.00
10.30
11.00
Gramof oonmuziek
8.00
10.00
8.00
10.10
Gramofoonmuziek
Lichte Muze
10.00
11.25
Ensemble Marcello
10.30
Lichte Muze
Ensemble Marcello
11.30
Bonte Dinsdagav.trein
8.10
KRO-Melodisten
5.10
8.10
Cabaret Revue
Godsdienstige Uitz.
Morgenwijding
10.00
Godsdienstige Uitz.
Godsdienstig halfuur
11.30
Dansmuziek
Kovacs Lajos
12.30
Lezingen
Dansmuziek
Dansmuziek
7.05
11.10
Vrouwenuur
Modecursus
2.00
3.00
Lezingen
Causerie
Causerie over Jack
4.10
Psychologische cau
6.30
London Verb.
4.45
serie
Causerie „Durf te
leven"
7.15
Solisten-concert
Pianorecital
4.00
Sport
Voor de jeugd
Sportpraatje
7.35
Kinderkoorzang
4.30
Diversen
Esperanto cursus.
Voor de jeugd
5.00
6.40
Diversen
Huishoudelijke wenken
11.00
Kniples
3.00
Ertgelséhe les
7.30
Bridgeles
10.20
Uw bijzondere aandacht vraagt:
Hilversum I.
8.1010.10 u. n.m. Cabaretrevue „De Vroolijke
Golf" door Jacq v. Tot.
Internationale specialiteiten.
Droitwich.
8.20 Ingebruikneming van het B.B.C. Concert»
orgel in St. George's Hall.
een verlaging van het tarief van 4 yen op
3 per uur. Maar zij verlangden, dat de
geishas, dan ook de helft van dit verlies
zoudbn drafcen.
Hiermee gingen de meisjes niet accoord.
zij verklaarden ronduit, dat dit voorstel
onaannemelijk was. Toen konden de on
dernemers niets anders doen dan toegeven.
De geisha's hadèn over de geheele linie
gezegevierd.
Ruim twee dagen heeft deze merkwaar
digste staking ter wereld geduurd. Inmid
dels is alles weer rustig in Tokio. Wij ge-
looven wel, dat de geisha's thans een on
derwerp hebben, waarover zij lang en veel
kunnen spreken, met haar bezoekers. Mis
schien dat de heeren der schepping, nu
zij ontdekt hebben, dat er ook fut in de
geisha's zit, nog ijveriger de theehuizen
zullen bezoeken. Maar ja, dit is slechts de
veronderstelling van een westerling. Mis
schien denken de heeren in Japan er juist
anders over.
LACHPILLEN
OP ZIJN PLAATS GEZET.
Een grappenmaker zat in een tram te
genover een timmerman, die 'n krant zat
te lezen.
„Zeg, eens", vroeg de grappenmaker,,
„weet u wel het verschil tusschen een tim
merman, die een krant leest en een aap?"
De timmerman trok een meter uit zijn
zak en hield hem tusschen beiden. „82 cen
timeter", zei hij toen laconiek.
GEEN KUNST
Zij (bij het zien van een pantomine):
„Ik vind dat heelemaal geen kunst! Geen
woord hoor je zoo'n heelen avond spre
ken!"
Hij: „Geen kunst? Probeer jij dat dan
eens.
Ulvenhout. 12 Ocfober 1936.
Amico.
Wij zitten in de
leste drukte van
't jaar. Den lesten
oogst. eerpel,
winterpee en
kroot ploegen
en mesten, en
den winterzaai.
Plazierigcn ar
beid!
Want 't is goed
op den buiten.
Den Octoberdag
is éénen deugd
veur den boeren-
mcnsch. Want hij
is rins, deuzen dag lijk 'nen gouwen renet;
hij is sappig lijk 'nen druiventros; hij is
klecr en kleurig als champagne, deuzen dag
van Wijnmaand! Want als den amberen
gloei van 't zonneke peerlt over den buiten,
als diecn gloei van barnsteen deur de loch-
ten vonkert over de velden, de bosschen en
de wateren, dan is 't of ge ziet in 'nen
reuzenbokaal champagne, waar oew ziele-
ment naar dorst!
Schoon tij, deus Wijnmaand, waarin 't
zonlicht vloeit als deur gebrande ramen.
Hah! 't Is plazierigen arbeid nou, in dieën
pittigen buiten, waar den herfst deur de
ruimten stroomt op den malschen October
wind. Waar de lochten langs den hemel
jagen, in bonten vaart. Waar nou en dan
'n bui neerklatst mee schuimend lawijt.
Waar dan weer de lochten berstenen
scheuren tot schervels van flakkerend wit,
opalig blaauw, modder grijs tot bruin als
lever. En waaruit 'n rosse zon heuren am
ber giet over de natte schepping, zoo
schoon, dat vloeibaar goud in dikke drup
pen van de dingen lekt!
Ja, 't is gelukkigen arbeid zoo!
Graag steek ik dan m'n pooten tot d'elle-
bogen toe, in den levenswamen eerde, die
bros aan m'n vel koekt.
Want eerpcl-uitdoen mee de spaai is veul
te gevaarlijk! Veur driekwart doei 'k het
mee m'n klavieren. De vrucht van Onzen-
lievenhecr moeren?
Allez, dan moer ik liever m'n handen 'n
bietje.
Ja, dat klinkt gek, ik begrijp 't amico!
't Klinkt gek, in deuzen tijd, waarin 't
akkergewas mee karrevrachten en scheeps
ladingen verrinneweerd wierd tot econo
misch „heil" van 'n tekörtkomende mensch
heid...!
Maar da's nie mee 't akkergewas alleen.
Want in deuzen tijd, waarin 't menschdom
snakt naar God, worden Zijn Tempels ver
woest, Zijn dienaren uitgemoord, Zijn beel
tenis geschonden, Zijn leer tot opium, be
dwelmend verklaard.
Ja, liever 'nen patat, dan oew handen
sparen, klinkt gek in deuzen tijd, nou 't
graan opgestookt, den koffie verzopen, 't ak
kergewas op den mestvaalt gesmeten wierd.
Maar da's nie mee de vrucht der eerde
alleen!
Want nou mee millioenen en millioenen
('t gebouw alleen kost 18 millioen!) 'nen
Weareld-Vredesbond in stand gehouwen
wordt, nou is dieënzelfden Vredesbond
niks anders, dan 'n Ondcronske veur.
oorlogsbewapening!
Maar toch, als er in den overdaad van
't bedrijf 'ns 'nen knol, 'n«n biet, 'nen eerpel
onder m'n groote klompen geraakt, dan
schrik ik sjuust eender, als wanneer er 'ns
'n stom kiekentje onder m'n onbehouwen
blokken verzeilt.
Wat dat is...?
't Zelfde als mee de tien gebojen, denk ik.
Méé, dat ge z'ovcrtreedt, vóel g'oew eigen
onrechtveerdigheid.
Nie, omdat meneer pastoor oe dat leerde!
Maar omdat Onzenlievenheer die tien ge
bojen in onze ziel kerfde!
De zeelui kunnen op huillie groote of
kleine schenen naar Oost en West, naar
Noord en Zuid varen, de compasnaald,
in het hart van het schip, op de comman
dobrug, b 1 ij f t naar het Noorden wijzen!
En zoo weet den zeeman z'nen sjuusten
koers.
Wij allemaal, wij kunnen op de levenszee
in alle richtingen gaan, de compasnaald op
ons hart, blijft naar den Hemel wijzen!
En zoo weet ieder zijnen sjuusten koers!
En als ik 'nen patat midden deur z'n
blanke vleesch steek mee de spaai, dan
schommelt de compasnaald op m'n hart,
da'k 't efkens voel deur m'n zielement!
Oók... als de Regeering eischt. dat m'n
vee nie ten volle wassen mag. Dat 't afge
slacht mot worden! Oók..., als 't akkerge
was-„wettelijk" verinneweerd mot worren.
Want..: al is er duitzend keer 'nen Vre
desbond tot voorbereiding van oorlog, daar
mee is nie gezeed, dat ik op m'n eentje al
vast ten oorlog mag gaan en m'nen mede-
mensch om zeep helpen. (In welk geval ge
dan ook geen eereteekên doch twintig jaar
bajus krijgt).
Maar genog!
Ik zeg: 't is plazierigcn arbeid op den
akker nou. En mee lust, vroet. ik m'n han
den tot aan d'ellebogen in den warmen
grond, om er mee handenvol do vruchten
uit te rooien.
't Is stillekes geworden.
De leste veugeltjcs zijn weggetrokken.
Den leeuwerik schijnt ook vertrokken te
zijn. Van den morgen miste-n-ik 'm veur 't
eerst. Maar wie er wèl is? Den bonten
kraai.
Deiizen dapperen winterveugel heurde-n-
ik gisteren, als ik uit de kerk kwam, be
zig. Schor krijtte-n-ie deur de stilte van
den vroegen Zondagmorgen, zijnen „kraah".
„keraah"!
En als ik omhoog keek, stond ie daar,
als 'nen weerhaan op 't topke van m'nen
antenne.
„Kraah! Kraah!"
Fel gitten z'n oogskes in de ringen van
z'nen kop. „Kraah!" Verwaand blikte-n-ie
over Ulvenhout. „Kraah!" Nonchalant wip-
te-n-ie z'nen steert op en 'n witte streep
droop langs den antennestaak. „Kraah!"
„Ook 'nen goeienmergen", zee ik. Toen
boog ie efkens veurover, spreidde z'n kolos
sale wieken en mee veul geraas klapwiekte-
n-ie over den notenleer om verderop den
Herfst te gaan aanzeggen! „Kraah!"
En als 'k van' den middag in den akker
zat, dan zoefde er over de stilte van de vel
den 'n gerucht, ver boven m'nen kop, 'n ge
rucht... hah! de wilde ganzen. In 'n groote
V snejen ze deur de dikke locht. Daar trok
ken ze, van 't. Noorden naar 't Zuiën over
ons land! Daar snee de vlucht, als 'n mes
den boter, den zwaren wolkenhemel, die
bekans zwart, mee hier en daar 'nen brok
glanzend zilver, laag over d'eerde hing.
Daar gingen ze, de stoere veugels, deur
de donkere herfstlochten van ons land, naar
't licht van de zon!
Verder en verder dreef de vlucht weg. La
ger en lager, dichter bij den blauw-ver-
waasden kim zakte de vlucht veugels weg,
achter ons kerketorentje, naar 't Belze op
aan.
Toen roosch uit den westerhoek 'n koele
vlaag, die 'k voelde onder m'n flanelleke.
Den avond ging komen.
Ja, die valt al vroég deus tij!
Toen gingen m'n ooren naar m'n beesten,
die daar verderop, in den vagen nevel,
traag over de duistere velden zwierven.
't Geloei kwam op die westervlaag naar
me toe. Goed, da'k verlejen week de stal
len in orde bad gemaakt.
De stallen..., waaruit ze 'n veertien dagen
te vroeg waren vertrokken op bevel van
Trui, want.ons veertigjarig feest moest
daarin ommers gevierd worden! En nou ik
dat zoo zeg, nou heb ik efkens de gelegen
he'd om 'n ouwe schuld te delgen!
Ik had beloofd, tijdens de felicitaties, ge
lukstelegrammen, brieven van overzee,
vliegpost er.zoovoorts binnenkwamen, ik
had beloofd ze allemaal prontjès te beant
woorden.
Daar is nooit van gekomen!
Nóg ligt den stapel, 't zijn er honderden,
in 'n ampart hoekske van de mooie, kast;
wij kunnen er. Trui en ik, geenen afstand
van doen! Maar beantwoorden?
Tien keer, honderd keer ben ik er over
aan 't peinzen ceweest. Duuzond keer heeft
Trui me op m'nen tabberd gespuid! Maar...
't waren er teveul! Teveul!
Ik bad 't... veur den Radio kunnen .doen.
Net als prins Benno lest. Maar op dat ge
dacht was ik nie gekomen...!
Begrijpt, beste brave menschen, in m'n
hart heb ik oe al duuzend keeren bedankt,
telkens als ik 's Zaterdags m'n verschooning
uit de goeie kast krijg en ik den stapel
weer liggen zie!
En ik vraag oe: mag ik daarmee vol
staan? Mee deus veulvoudig bcdankske,
da'k.. nog élken Zaterdagavond doei?
Maar om dan efkens nog op m'n runders
en den Bles terug te komen:
Gelukkig dat de stallen in orde waren.
Want 't wordt te koud 's nachts. Zooda 'k
plkcn avond de beesten naar huis mot stou
wen. Lijk ik aan 't begin zee: daar komt
veul kijken dcu<? maand.
Maar 't is gezellig, amico.
Deuze week nog de leste eerpel kuilen,
't wordt hoog tijd, peeën-rijen naar de
suikerfabriek, pulp verom rijen naar den erf
daar mot heel veul gebeuren veur 't kan
gaan winteren.
En als de volgende week de akkers leeg
zijn, den lesten oogst binnen en gekuild
dan gaan we ploegen en mesten.
Mesten mee den koeimest, die goed on-
dergebrocht, dan volgend veurjaar grondig
verteerd is!
En ploegen?" zult ge vragen! Ja, mant
Veur den winterzaai!
Den akker goed schoonmaken, 't Ziek ver
branden, op den mestkuii blijft 't ziek
vortleven en dan zou ik 't zeivers, in 't
veurjaar weer op den akker brengen! en
dan, als 't zaaigoed onder zit, dan wel
dan ga 'k zitten wochten op de feestdagen!
Dan ga 'k als ik thuisgerejen ben mee den
groentenwagel, nat, verkleumd van den
langen dag deur de stad, dan ga'lc, als ik
Trui's waren middagpot heb opgeschraanst,.
m'n pijp aansteken en daaraan zitten lur
ken bij de gloeiende plattebuis, die 'nen
gouwen schemer toovert in 't donkere huis.
Dan ga'k daar zitten fantaseeren over de
kinders, over Dré III, over 't stalleke en 't
boomke, hoe 't van 't jaar weer worden
mot! dan ga 'k daar in m'n rosse hoekske
't schoone wintertij al mee kleine stukskes
zitten opfrèten. Dan zie 'k in den rossen
wemel van 't snorrend plattebuiske den
kerstehoek al gloren; de kinders en klein-
kinders mee m'n gelukkige Trui daar zit
ten, den „kleinen" Dré (hij is al haast zoo
groot als ik!) voel ik teugen me aankrui
pen, allez! Da's den gouwen achtergrond
van allen zwaren arbeid, den leste van 't
jaar! En daarom is 't veural zoo'nen pla
zierigen arbeid!
Bamis!
't Is ook alweer den schoonsten tijd van
't jaar.
De schulden, de lasten zijn weer betaald.
Den oogst is binnen bekans.
In rust, deugdzamen rust, gaat nou 't Jaar
bezinken veur ons, tot de helderheid van
'nen kristalligen heipias, waarin ge de wui
vende waterplanten ziet staan op den wit
ten bojem.
Nou kan 't zielement ook gaan bezinken
in 't moeie lijf, tot 'n helderheid, dat ge 'r
straks 't geluk ziet wuiven van den witten
bojem af!
Zoo, amico, zoo weet ge nou iets, 'n
bietje maar trouwens, van October-op-
den-hof, de gouwen herfstmaand, de ambe
ren wijnmaand, de., schoonste maand van
't heele jaar alweer!
En nou schei 'k er af. 'k Mot nog zaai
goed gaan uitzoeken onder de lamp. Trui
is al begonnen.
Veul groeten van m'n Toeteloeris en als
altij, geen haarke minder van oewen
t. a. v.
DRA