Ctrooper
Plichtsgevoel
en ambtseer.
Helpt Engeland rijn
Noodlijdende gebieden?
Kantongerecht
te Alkmaar.
Na de ramp
in het Loendal
Feuilleton
VLIEGENDE MENSCHEN ONDER DEN STERRENHEMEL De beroemde drie
luchtacrobaten de drie Codonas in een van hun zwaarste toeren, die nergens
ter wereld op het oogenblik geëvenaard worden.
GROOTE ONTEVREDENHEID OVER
HET GERINGE RESULTAAT VAN
DE HULPACTIE DOELMATIGE
HULPVERLEENING EISCHT MIL-
LIOENEN PONDEN STERLING.
LONDEN, October 1936.
Het dezer dagen plaats gehad hebbende
aftreden van den commissaris voor de nood
lijdende gebieden in Engeland en Wales,
Malcolm Stewart, heeft de aandacht van
het publiek weer eens op dat deel van het
eilandenrijk gevestigd, waar de werkloos
heid ondanks de maatregelen van de re
geering chronisch gebleven is. Men gelooft
zelfs, dat de stap van de commissaris niet
zonder samenhang met de mislukking van
de tot nog toe aangewende maatregelen tot
verbetering van den toestand in deze gebie
den isen dat hij op deze wijze de regeering
zou willen dwingen, het probleem opnieuw
en grondig te bestudeeren. Malcolm Ste
wart heeft weliswaar uitdrukkelijk ver
klaard, dat hij slechts aarzelend en uit
persoonlijke gronden aftrad, maar breede
kringen vragen zich af, of hij zijn functie
nog niet langer zou hebben blijven beklee-
den, indien de regeering hem in zijn werk
zaamheid krachtiger had ondersteund.
In het Engelsche volk heerscht groote
ontevredenheid over de geringe resultaten,
die men bij de pogingen, in de noodlijdende
gebieden in ieder geval weer een zekere
mate van welstand te bereiken, behaald
heeft. Dat blijkt niet slechts uit de zeer
heftige aanvallen, die de oppositie in dit
opzicht tegen de regeering gericht heeft,
maar in nog veel hoogere mate uit de be
sprekingen op het congres van de Conser
vatieve Party te Margate, waar de vurig
ste partijgangers van de nationale regee
ring verklaarden, dat zij met de resulta
ten van de werkverschaffings-politiek nim
mer tevreden kunnen zijn, zoolang men
in de noodlijdende gebieden nog steeds groo
te aantallen werkloozen kon vinden. Ook
het feit, dat het totale aantal der Engel
sche werkloozen gedaald is, zou en mocht
de oogen van de bevolking niet sluiten
voor de verschrikkelijke ellende, die in deze
gebieden heerscht.
HET PROGRAMMA VAN STEWART
Men is het er sinds lang over eens, dat
deze ellende slechts door werkelijk zeer
drastische maatregelen kan worden opge
heven. Malcolm Stewart deed daarom
reeds in Juli van het vorige jaar een groot
aantal ingrijpende voorstellen. Hij eischte
onder anderen de licenseering en oprich
ting van nieuwe bedrijven, om de ver
plaatsing van industrieele ondernemingen
van de noodlijdende gebieden naar het Zui
den van Engeland tegen te werken; verder
de nationaliseering van de opbrensten dei-
mijnen, de invoering van een pensioen
systeem voor de mijnwerkers, om de 65-
jarigen en nog ouderen onder hen aan te
sporen, hun plaatsen aan jongere werk
krachten af te staan; een arbeidsverbod
voor jeugdige menschen onder de zestien
jaren; de bevordering van de emigratie in
het Britsche wereldrijk en tenslotte finan-
ciëele ondersteuning voor bepaalde in
dustrieën door den staat, om het invoeren
van kortere arbeidstijden mogelijk te ma
ken.
Alle deze voorstellen hebben de schep
ping van meer arbeidsmogelijkheden, de
gelijkmatigere .verdeeling van den voor
handen zijnden arbeid onder de bevolking,
alsmede de instelling van nieuwe en bij
zondere werkverschaffingsmaatregelen ten
doel. Van het geweldige programma van
Malcolm Stewart is echter tot nog toe in
de practijk slechts zeer weinig ten uit
voer gebracht. De regeering heeft de grens
van den schoolplichtigen ouderdom een
weinig verhoogd en daarmede een deel
van de jeugdige bevolking verre van de
werkplaatsen gehouden. Voor de nationali
seering van de opbrengsten der mijnen
heeft men plannen opgesteld, maar nog
niet in de practijk gebracht en 4.5 milli
oen pond sterling werden onmiddellijk
voor verschillende hulpacties in de nood
lijdende gebieden uitgegeven, terwijl verder
nog 1 millioen pond werd besteed aan
maatregelen, die het oprichten van nieuwe
industrieën in deze districten ten doel
hadden.
De groote onkosten een bezwaar?
Een werkelijk groote actie tot hulpver
leening heeft men echter tot op dit oogen
blik nog niet ondernomen. Waarschijnlijk
schrikt men nog terug voor de enorm hoo-
ge onkosten, die een veelvoud van de tot
nog toe verbruikte millioenen ponden ster
ling zouden uitmaken.
Maar de bevolking raakt er meer en meer
van overtuigd, dat een dergelijk offer ten
slotte toch gebracht zal moeten worden.
Het terugtreden van den commissaris voor
de noodlijdende gebieden heeft het Engel
sche volk in deze overtuiging nog ver
sterkt en men hoopt, dat het bezoek, het
welk Koning Eduard VIII in het begin van
de volgende maand aan de noodlijdende
districten van Zuid-Wales zal brengen,
eindelijk energieke maatregelen ter be
ëindiging van de verschrikkelijke depressie
waaronder geheele dorpen en kleine steden
in deze omgeving nu al sinds jaren leiden
tengevolge zal hebben.
Strafzitting van Vrijdag 16 October.
St. Pan eras.
DE SIERCENTRALE HAALDE BAKZEIL.
De eerste comparant was vandaag de bol-
lenkweeker van den „kouden grond", Cor-
nelis I. te St. Pancras, die in Nov. 1935
reeds terecht had gestaan wegens overtre
ding van de Sierteeltgeboden en toen zooveel
bezwaren ontwikkeld had, dat de zaak van
Kees werd aangehouden. Thans werd ge
hoord zijn dorpsgenoot A. Hoogland, een
ware vriend in den nood, die zoo dapper in
het belang van den verdachte optrad, dat
de kantonrechter hem vriendelijk toevoeg
de: U komt hier niet als advocaat, maar
als getuige! Waar echter niemand in staat
was om het gevorderde bewijs van I.'s bol
letjesfraude t§ leveren, volgde vrijspraak,
E g m o n d-B. en Bergen.
MET GRÖOTE HEEREN IS HET SLECHT
KERSEN ETEN.
Men kan het als een axioma noteeren,
dat indien het Rijk, Provincie of Gemeente
de autoriteit over een of nader onroerend
goed krijgt, de burgers om zoo te zeggen
de „sigaar" zijn. Zooals ook Bern. D., een
handelaar uit Limmen, tot zijn schade on
dervond, toen hij als naar gewoonte een
duinpad bewandelde, dat naar zijn in de
duinen van Egm. Binnen gelegen huurak-
ker voerde. Steeds had Barend dit pad on
gehinderd betreden en het pest-bordje „Ver
boden toegang" deed hem geen kwaad, doch
nu was dit duingebied overgegaan in han
den van de Provincie en was het Barends
eigen buurman, die hem op den bon slin
gerde. Klagend stond Dekkertje nu terecht
en legde de heeren uit, hoeveel hij nu
moet omloopen om het verkeer tusschen
zijn eetsalon en zijn akker te kunnen on
derhoud. Een wandelkaart wordt nota bene
op 50 ct. per... maand berekend. Toch wel
een beetje grof voor dergelijke ploeteraars!
Hem werd echter gratis het advies ver
strekt te trachten alsnog een vergunning
uit Haarlem te krijgen en hem, als blijk
hoezeer de heeren met zijn misère meeleef
den, géén straf opgelegd!
K o e d ij k.
KEES DRAAIDE ZICH ER LEKKER UIT.
Aan den vrachtrijder Cornelis v. D., een
te Callantsoog geboren Koedijker martelaar
was ten laste gelegd, dat hij te Bergen,
komende van den Kogendijk met zijn
vrachtauto bij de „Dikke Boom" niet genoeg
was uitgeweken waardoor 'ri Haagsche me
neer als tegenligger met z'n luxe wagen ge
dwongen was een haag in te rijden. De be
stuurder van de Haagsche auto, zekere
mijnheer de Bleek, deed aangifte.
Maar Kees v. D. liet zich flink gelden
en ondanks de verklaring van mademoiselle
Maria Eugenie Herfst, 'n pittig dametje
met lippestift-rose lipjes en geschoren
wenkbrauwtjes, de mede-inzittende in het
Haagsche luxe tweezittertje, was het niet
mogelijk 't gevorderde bewijs voor elkaar
te boksen en werd de flegmatieke en on
verstoorbare vrachtman derhalve vrijgespro
ken.
Bergen a. Zee.
EEN DAME, DIE NIET BEETGEPAKT
WIL WORDEN.
Mej. Geertruida MargarethaB., de jeugdi
ge echtgenoote van zekere mijnheer G., wo
nende te Amsterdam, was met haar dier
bare ega naar het Berger zeestrand getrok
ken en wilde zich de weelde permiteeren om
zonder gebruikmaking van badmantel of
tent zich te ontkleeden. Tegen deze vrijheid
trad echter de badopzichter op en had het
al heel gauw duchtig met haar aan de stok,
toen het blijkbaar niet op haar mondje ge
vallen dametje hem gracieus toevoegde:
Wat moet je vuile rotvent? Ook mijnheer
G. mengde zich in het dispuut en diende de
badinspecteur een vuistslag in het gelaat
toe! We weten niet of dit onbehouwen op
treden ook nog tot een strafvervolging zal
leiden, maar de Amsterdamsche „dame"
stond in ieder geval terecht, terwijl haar
echtgenoot achter in de getuigenbank het
spelletje zat af te loeren.
Mej. Truus beweerde dat de badman
haar had beetgepakt en naar heur naam
had gevraagd, wat zij van een dergelijk per
soon, die niet eens zijn kwaliteit bekend
had gemaakt, niet wenschte te verdragen.
Meneer de ambtenaar kwam tot de lumi
neuze ontdekking dat je badgasten en bad
gasten hebt en requireerde in dit speciaal
ongunstige geval niet minder dan 10 gulden
boete of 10 dagen, welk strafkwantum door
Mr. Boerrigter tot f 8 boete of 6 dagen werd
gereduceerd.
Uitgeest.
HET NUMMERBEWIJS VAN DEN PRINS
WAS ONDEUGEND EN SPEELDE
SCHUILHOKJE.
Om de lezers direct uit den droom te hel
pen, het betrof hier niet Prins Bernhard,
doch den chauffeur Jan Prins uit Bussum,
geboren Limmenaar, die te Uitgeest op den
Prov. weg gevraagd door rijksveldwachter
Douwe Tilstra, naar zijn nummerbewijs,
niet in staat was dit bewijs te toonen. La
ter, maar te laat, kwam het speelsche ding
te voorschijn uit een kistje, maar toen was
Douwe, de diender al niet meer te zien.
Natuurlijk werd Prins Vrijdag even goed
veroordeeld, doch de straf werd met inacht
neming van verzachtende omstandigheden
bepaald op f 2 of 1 dag.
NOO EEN VIJFTIGTAL LIJKEN
VERMIST. VREES VOOR EEN
NIEUWE BERGSTORTING.
De Scandinavische correspondent van de
N.R.Ct. meldt:
Het is nu bijna vijf weken geleden, dat de
gehuchten Bodal en Nesdal in het Loendal
door de vloedgolf weggevaagd werden, maar
het opruimingswerk duurt nog steeds voort
Ofschoon van een vijftigtal slachtoffers de
lijken nog niet gevonden zijn, is het zoeken
al een dag of veertien geleden gestaakt,
omdat die lijken waarschijnlijk onder dikke
lagen zand en puin bedolven op den bodem
van het meer liggen en omdat de voortdu
rende kans op een nieuwe bergstorting het
werken op of onder water zeer gevaarlijk
maakt.
De laatste weken is er nog geregeld ge
steente langs de helling van het Ramnefjcll
naar beneden gekomen en eenmaal is zelfs
door het neerstorten van een groot rotsblok
een nieuwe vloedgolf ontstaan, die tiental
len meters het land op spoelde en nogal
schade aanrichtte aan den in herstel zijn-
den weg langs het meer. Geologen hebben
enkele malen een onderzoek ingesteld en
volgens hun opvatting loopt een enorm,
overhangend stuk rots, dicht bij de plaats
waarbij vijf weken geleden de bergstorting
plaats had, groote kans los te raken. Het
gesteente is sterk verweerd, door de spleten
siepelt en stroomt water van een gletscher
en volgens verschillende deskundigen is het
daarom dringend geboden maatregelen te
treffen vóór het gaat vriezen.
Overwogen wordt het rotsblok, dat uit gneis
bestaat, met behulp van dynamiet laag voor
laag op te ruimen en tevens den uitloop van
bet meer te vergrooten teneinde daardoor
den waterspiegel te doen dalen en de kans
op een vloedgolf te verminderen.
Van de overlevenden uit Bodal en Nesdal
zijn de meesten naar familie elders ver
huisd evenals een deel van de andere bewo
ners van het dal. Slechts enkelen zouden
plannen hebben om op de plaats waar de
gehuchten gelegen hebben opnieuw te be
ginnen, maar hierover wordt eerst het vol
gende voorjaar beslist.
Waar men van den zomer nog zijn akkers
en tuinen en boomgaarden had, ligt nu de
rots bloot, zoodat nieuwe bewoners uitslui
tend van veeteelt en vreemdelingenverkeer
zouden moeten leven. Wat dat laatste be
treft verwacht men den volgenden zomer 'n
enorme opleving en teneinde het bezoek
aan het terrein van de ramp voor toeristen
Men schrijft ons:
Zeg niet, dat de lagere standen onzer sa
menleving minder verantwoordelijksheidsge-
voel zouden bezitten, dan de hoogere. En
meen ook niet, dat de stands-, of wilt go lie
ver, ambtseer niet even goed ontwikkeld
zou zijn bij de eersten als bij de laatsten.
Die minderen zijn zich evengoed bewust van
hun verplichtingen als zij, die meenen, meer
in de samenleving te beteekenen dan die
maatschappelijk-nutloozen. Hun ambts- of
standseer biedt vaak een voorbeeld voor an
deren.
Eiken dag trekt hij er op uit met zijn
harmonica of kortweg mook, met een riem
over don eenen schouder geslagen. Hij heeft
zijn werk zorgvuldig ingedeeld en secuur als
de wijzer van een klok doet-ie dat werk. El-
ken dag heeft zijn bepaalde wijk en het moet
al noodweer zijn, als hij zich niet aan zijn
vastgesteld program houdt. Van ouden of
nieuwen tijd trekt hij zich niets aan, even
min als de klok dit zou doen, als de tegen
natuurlijke mensch de wijzers niet een keer
in 't jaar vóór zette, om ze later weer een
uur tqrug te draaien. Dat speelt hem wel
eens parten en is eens oorzaak geweest, dat
hij zijn stemplicht niet heeft kunnen ver
vullen.
In 1935 bij de gemeenteraadsverkiezingen
kwam hij om 5 vóór 6 als de meest loyale
staatsburger het stemlokaal binnenstappen,
zijn oproepingskaart in de hand, die aan een
der reeds druk schiftende leden van het
stembureau overreikende, om in het bezit
van een stembiljet te worden gesteld. De
voorzitter maakte hem duidelijk, dat bij te
laat was, bijna een uur. Hij had het anders
zoo netjes uitgerekend. Nef twee uur loopen
van de boerderij, waar hij zijn laatste wijsje
had gespeeld, kon hij dus nog juist op tijd
het stembureau halen. De heeren van het
stembureau hadden echter den wettelijken
tijd te volgen en onze harmonica-man, hoe
plichtsgetrouw hij ook was, mocht nu zijn
plicht niet doen.
We ontmoetten hem dezer dagen weer op
een plaats, ruim 2 uur loopen van zijn hei
mat verwijderd. Het liep al tegen den avond
en wij zelf haastten ons, om per fiets onze
woonstee te bereiken. Dan is een auto *och
maar heel wat makkelijker! Even als ik de
luxe-autobezitter benijdde, zou misschien de
man met de mook mij met mijn fiets be
nijd hebben? Wij gelooven niet, dat er in de
zen man iets was, dat ook maar in de ge
ringste mate naar nijd of afgunst zweem
de. Volkomen tevreden meenen wij hem, als
hij 's avonds, teruggekeerd van zijn „werk",
zich al spoedig ter ruste begeeft. Zijn plichts
gevoel geeft geen plaats voor afgunst in zijn
hart. Voor velen zou het echter een moeilijk
dilemma zijn geweest te kiezen tusschen het
meerijden met de auto en het 2 uur loopen
na den vermoeienden dag. Voor hem lag
daar niets moeilijks in. Immers nog één
„klant" moest hij hebben, vrij diep het land
in. Voor onze autobestuurder zou daarop
wachten te lang duren. Dat was ook heele-
maal niet noodig, was het oordeel van onzen
harmonicaspeler. Hij zou die 2 uur met ple
zier loopen, als hij de bewoners aan het eind
van het landpad maar niet had teleur te
stellen. En zoo kwam hij 's avonds om 8 uur
het dorp binnen, overtuigd zijn plicht te
hebben gedaan en één cent rijker dan wan
neer hij het aanbod had aanvaard, dat de
man met de auto hem had gedaan.
te vergemakkelijken wordt de weg nu niet
alleen hersteld, maar ook 'verbreed.
Uit binnen- en buitenland is bij het ge-
meenetlijk bestuur ruim een half millioen
Noorsche kronen voor de overlevenden van
de ramp binnengekomen. Vsrmoedelijk is
dit voldoende om hun materieele verliezen
te vergoeden en hen een eind op weg te hel
pen, mi zij opnieuw moeten beginnen. De
totale schade is vermoedelijk grootcr.
,,'t Is een haven in den storm", zei Bar-
bara, en haalde de schouders op.
„Maar waarom?" wierp ze tegen. Ik heb
't er heel goed. Iedereen zou denken, dat
Jan een volmaakt monster was."
„Hetgeen van 'iederen's' doorzicht zou ge
tuigen," gromde hij. „Er worden telkens
nieuwe zorgen voor de Yard uitgebroed in
Reig'ate. Zoo is bijvoorbeeld Clem Wade
vanmorgen naar de stad gegaan, en wat,
meer zegt, hij is dien domkop van een
Brown weer ontglipt. Er zit iets in de
lucht".
„Regen", veronderstellde Barbara, en
keek naar de donkere wolken boven Ox
ford Street. Maar inspecteur Keating's ge
dachten kon ze niet zoo gmakkelijk zien.
„Ik wou in elk geval, dat je dien troep
in den steek liet, vóór Kaye en ik oprui
ming komen houden in Reigate", hield hij
aan. „Je zou niet goed in de beklaagden
bank passen, Barbara".
„Maak u maar niet bezorgd, zoover zal
het niet komen. En over dien geheimzin-
nigen Kaye gesproken, wanneer vertelt u
me eens wat van hem? Is hij een soort
van super-Sherlock Holmes?"
„Nooit van gehoord," bromde Keating.
„Maar Kaye is 'n Super dat is waar. Ik
dacht' dat half Engeland van superinten
dant Kaye had gehoord."
„Gehoord ja".
„Maar niet gezien, hè! Dat is maar goed
ook. De meeste lui die Kaye zien, zien
hem te laat."
„Vertel me nou eens iets van hem",
drong Barbara aan.
Hij blies een wolk sigarettenrook uit en
keek haar snaaks aan.
„Hij is de neef van een hertog met vree-
selijk blauw bloed".
„Dat is geen beschrijving. En op de klein
dochter van een overleden Earl maakt een
hertog ook heelemaal geen indruk. Weet u
niets anders van hem? Ik veronderstel dat
hij een gezicht en een lichaam heeft, net
zooals iemand met rood bloed?"
„Ik beschrijf Kaye nooit", ze! Keating
ontwijkend. „Als hij te veel bekendheid
kreeg, zou hij ook nog wel eens iets anders
kunnen krijgen. Loodvergiftiging".
Ze begreep de toespeling op een kogel
en was geïnteresseerd.
„U bent erg geheimzinnig, en ik stel
juist zooveel belang in dien wijzen Kaye.
Ik zou wel eens een echten detective wil
len ontmoeten.
„Geniet die ontmoeting dan", noodde hij,
weer op opgeruimden toon.
„O, maar u bent niet geheimzinnig ge
noeg."
„Kaye ook niet. Hij ziet er uit als een
kellner en maakt verzen."
„Waarover?"
„Weet niet. Ik krijg alleen brokstukken
te hooren. Hij gooit ook altijd met brokken
van zijn vrienden. Harry Stoteles is er
een van. En dan is er nog een vent die
Homerus heet."
Barbara onderdrukte met moeite een
glimlach en vroeg:
„Wie is die Homerus?"
„Een Griek. Waarschijnlijk een heler. De
meeste Grieken zijn dat. Ik hou meer van
dieven. Italianen zijn dieven, maar Kaye
noemt sommigen van hen Romeinen."
Een blik op zijn horloge zei hem, dat
't kwart over acht was; hij wenkte een
kelner en vroeg om zijn rekening.
„Zal ik je een eindje weg brengen?"
vroeg hij.
„Nee, dank u. Ik wou nog een poosje
blijven. Moet u gaan?"
„Ja, ik ben bang dat je me zult moeten
verontschuldigen. Ik moet nog iemand
spreken."
„Vriendschappelijk?"
„Neen, erg onvriendschappelijk."
„Hoezoo?"
„Ik moet op papierjacht", antwoordde
Keating geheimzinnig. „Tenminste dat hoop
ik. Het zou anders ook wel eens een andere
jacht kunnen worden. Dat kun je niet
volgen, wel?"
„Nee", lachte Barbara.
„Dat is maar god. Er zijn nou eenmaal
dingen, die niet geschikt zijn voor kleine
meisjes",
Hij stond op en stak zijn hand uit.
„Ik zal je nog wel eens zien, Barbara
zei hij.
„Dat hoop ik", antwoordde Barbara ze
dig en Keating ging weg. Hij vroeg zich
af, wat Kaye uit zoo'n opmerking afgeleid
zou hebben, als hij ze gehoord had.
Een korte wande ling bracht hem naar
Bruton Street, waar Clem juist bezig was,
de deur van Larr.v's flat open te maken.
Bij die gelegenheid maakte hij de opmer
king, die Clem een oogenblik van de wijs
bracht. „Dat moest je niet doen, Clem. Je
kunt drie maanden krijgen voor den eer
sten keer".
De inbreker wendde Zich met een ruk om
en staarde zijn beminnelijken vijand aan.
„En ik dacht nog wel, dat ik zoo ver
momd was", zei hij moedeloos, ,,'t Is in
orde, Vlooiepoeder, je hebt een mazeltje
gehad. Wat ben je nou van plan?"
Hij hing onverschillig tegen den deur
post. Keating had zeker „een mazeltje" ge
had, maar hij wist net zoo goed als Clem
dat er nog een verschil tusschen is, een
visch aan den haak te slaan en hem aan
land te trekken.
Clem zocht een uitweg.
„Wat heeft je eigenlijk hier gebracht?"
vroeg hij. „Ik dacht, dat ik dien suffer
van een Brown kwijt was geworden. Den
laatsten keer, dat ik hem zag, maakte hij
een pleizierritje naar East End".
Keating zag er de noodzaak niet van in,
Clem uit te leggen, dat hoewel hun
doeleinden dezelfde waren hun ontmoe
ting toevallig was. De logische redeneering
die den inspecteur op het denkbeeld had ge
bracht, dat Dennis zijn strookje met de
aanwijzing betreffende de plaats, waar de
d'Essinger smaragden verborgen waren,
aan Larry had nagelaten, was niet copy
right, en Clem of liever Jan kon tót
dezelfde slotsom gekomen zijn. Het was
immers zeer waarschijnlijk, dat Dennis
zijn aandeel in het geheim aan een ander
overgedaan had, en Larry was zijn beste
vriend. Vandaar Keating's belangstelling
voor Larrv's flat. Hij keek Clem strak aan,
maar inplaats van op diens vx-aag te ant
woorden, begon hij over een ander onder-
werp.
„Wat wij noodig hebben, vadex*", zei hij,
„zijn daden" en ineens had hij eexx re
volver in zijn hand „naar boven, Clem!"
Clem gehoorzaamde zwijgend en ging
den inspecteur voor naar den bovensten
omloop, waar Larry zijn kamers had. Daar
bleef hij stilstaan.
„Wat nou, baas?" vroeg hij.
„Nou ga je een onwettig middel gebrui
ken voor een wettig doel", antwoordde
Keating. „Ik wil die deur open hebben".
Clem ging gehoox-zaam aan het werk.
„Raar ding die wet," bromde hij ironisch
„Jij kunt bevorderd worden voor iets dat
mij drie maanden kost. Wat is eigenlijk
je bedoeling, mijn bi'oer zijn flat ovei'hoop
te halen?"
„Dat zul je wel zien, maar alles wat ik
doe, is voor Larr.v's bestwil, zelfs als ik
hem laat ophangen."
„Doe nou maar niet zoo verwaand",
grinnikte Clem, die intuschexx nog bezig
was, de deur open te maken. „Daar doe ik
nou mijn uitei'sto best om tien Sti'ooper
een hak te zetten, op commando van de
Yard", meende hij.
Keating fronste zijn .wenkbrouwen. Ook
hij had aan den Strooper gedacht. Die ge
heimzinnige bandiet was eveneens op jacht
naar de d'Essinger smaragden, en het was
niet onmogelijk, dat hij de erfenis van
Dennis eveneens bij Larry Wade zou zoe
ken als hij het al niet gedaaxx had.
„Den Strooper, zeg je!" vroeg de inspec
teur met donkeren blik. „Als ik hem te
pakken krijg, zal je gauw een grooten broer
minder hebben."
„Bedoel je misschien, dat Larry de Sroo-
per is?" Geen sprake van, zei Clem op be
slisten toon. Het denkbeeld amuseerde hem
En het amuseerde nog iemand, die achter
de deur stond te luisteren. Dat was de
Strooper.
(Wordt vervolgd.)