Economische Kroniek
Raad St Maarten
Als Uw kind hoest
AKKER 's verstèrkle
ABDIJSIROOP
De strijd om de
„B e tty
Bonn"
Uw ZenilWPTl komen tot rust. kal-
HET GEHEIM VAN BLOEI EN
ACHTERUITGANG. DE KO
MENDE CRISIS.
De strijd over de vraag waar het gebied
van de economie begint en waar het ein
digt, is bekend genoeg. Er zijn er, die ieder
gevoelsargument willen buitensluiten. Ze
theoretiseeren, dat het een ware lust is cn
ten slotte zullen ze de verzuchting sla
ken
De mensch bouwt theorieën! Logisch schijnt
Zijn redeneering 't bouwwerk op te trekken.
Totdat een kleinigheid hem doet ontdekken
Dat heel het fundament is ondermijnd.
De kwestie is, dat de geheele productie
Is gebaseerd op het verbruik en het ver
bruik op zijn beurt wordt geheel bepaald
door datgene, wat de mensch als een be
hoefte gevoelt. Toch zegt Pierson: „Een
verbruiksleer als onderdeel der economische
wetenschap, bestaat niet." En even verder
luidt het: „Voor zulk een leer zoeke men
elders de plaats, die haar toekomt: op
anthropologisch gebied, waar zij kan aan-
toonen, hoe uit de keus der verbruikte
goederen de trap van beschaving blijkt; op
hygiënisch en mereel gebied, waar zij kan
wijzen op de beteekenis dier keus voor de
mensch; op het gebied der individueele
huishoudkunde, waar zij regels kan geven
voor het bereiken van verbruiksdoeleinden
met de minste offers."
Het is duidelijk, dat hij gezien een en an
der de werkkring der staathuishoudkunde
moet beperken en hij doet dit door te
verklaren dat de staathuishoudkunde „geen
wetenschap is van goederen of van rijk
dommen, maar van handelingen in het
ruilverkeer en van de werking dezer han
delingen op waardeverhoudingen."
Zelfs wanneer men bereid is deze om
schrijving te aanvaarden, beteekent dit ech
ter, dat de mensch in zijn bonte wispel
turigheid niet wordt uitgeschakeld. Immers,
de omschrijving maakt altijd nog melding
van „handelingen" in het ruilverkeer. En
iedere beschouwing over eenige handeling
kan slechts een oppervlakkige zijn, zoo
lang men de drijfveer buitensluit. De drijf
veer echter ligt weer in den mensch. Én
het mag waar zijn, dat ten aanzien van
de motieven waardoor de mensch zich laat
leiden een zekere universaliteit valt waar
te nemen even zeker is het dat algemeen
heden niet onveranderlijk zijn.
Wie daaraan mocht twijfelen, behoeft
slechts te aanschouwen, wat we in wer
kelijkheid in de wereld zien gebeuren. We
beginnen op een oogenblik, waarop alles
bloeit. Overal is welstand. De menschen
werken, het economisch leven gaat zijn
gang. Langzaam aan begint alles moeilijker
te gaan. Ten slotte ontstaat een crisis en
de geheele conjunctuur springt naar be
neden.
Wat ls er gebeurd?
De oorzaak van dit op en neer gaan kan
slechts liggen bij den mensch. De goederen,
de rijkdommen zijn slechts doode zaken, die
hun waarde dat wjl zeggen. h.et belang
dat de mensch er in stelt alleen putten
uit het feit, dat de mensch er graag de
beschikking over heeft om ze te kunnen
verbruiken.
De waardebepaling Is een Andere ge
worden en daarmee ook de handeling van
den mensch.
Nu is het natuurlijk goed en wel een
theorie op te bouwen, die ons zegt, wat er
gaat gebeuren, wanneer de waardebepaling
voor eenig goed verandert, maar dat is niet
voldoende. Men moet, wanneer men een
behoorlijk sluitend geheel wil verkrijgen,
ook nagaan, waarom en hoe die waarde
bepaling verandert. Want iedere verande
ring is in den regel een verschuiving. Het
geheim van de bloei of de achteruitgang
ligt in die verschuivingen en hoe het mo
gelijk is, dit geheim te doorgronden, zon
der studie te maken van den mensch met
zijn behoeften en begeerten, is mij niet
duidelijk.
Nu is een studie van den mensch een
zeer omvattende. Overal stuiten we op ver-
1 scfiïïen, Koew'éf ffïiéTófte 'door alles een lijn
van overeenkomst loopt. De menschen heb
ben zooveel gemeen en ieder staat zoozeer
met beide beenen in de samenleving, dat
er wel degelijk sprake is van algemeene
trekken.
Intusschen willen we voor heden de mensch
op zich zelf laten voor wat hijis, en ons
bepalen tot enkele eenheden van grooter
formaat, tot volkerengemeenschappen, tot
staten.
Ze worden geleid door menschen en ze
gedragen zich ten aanzien van hun eco
nomische handelingen ook geheel als men
schen. Het verschil is alleen, dat hun be
hoeften, vergeleken bij die van mensche-
lijke individuen, van een reusachtigen om
vang zijn .De laatstè tientallen jaren heb
ben zich bovendien gekenmerkt door het
feit, dat de staten in veel grootere mate als
afnemer zijn opgetreden dan voorheen het
geval was.
Uit den aard der zaak is het veel gemak
kelijker één of enkele individuen of een
heden gade te slaan in hun doen en laten
dan ettelijke millioenen. En gezien de be
langrijkheid, die de staten als economisch
individu zich hebben verworven, kan het
de moeite loonen na te gaan of bij deze in
de naaste toekomst veranderingen te wach
ten zijn. Iedere verandering mag men vei
lig beschouwen als een oorzaak tot een
nieuwe crisis, tot een een nieuwe inzinking.
Immers, ze komt er op neer, dat de vraag
naar bepaalde goederen kleiner wordt of
geheel ophoudt, waartegenover dan een
vraag zal komen te staan van andere goe
deren. Tenzij de vraag in zooverre een
kunstmatige is geweest, dat ze geheel neer
kwam op het verbruiken van aanwezige re
serves, in welk geval geen verschuiving
plaats heeft, doch alleen een ophouden.
Steeds echter zal de productie zich aan
den nieuwen toestand hebben aan te pas
sen. En wat „aanpassen" beteekent, weten
we te over.
Wanneer we nu willen nagaan, ,hoe de
toestand zich op den duur kan ontwikke
len, gezien de toekomstige houding van de
staten, dan dienen we eerst te weten, hoe
en in welke functie deze eenheden op het
oogenblik in het economisch leven optre
den.
Het antwoord wordt ons het best gegeven
geeft het dan dadelijk het béste,
verlies dan géén kostbaren tijd met
nuttelooze huismiddeltjes, maar grijp
krachtig in en help Uw kind direct
van zijn hoest af met de vanouds
bekende en beproefde Abdijsiroop.
Akker's Abdijsiroop helpt nu nog veel
sneller dan vroeger. Vanouds is Abdijsiroop
een natuurlijk kruiden-middel, dat zacht
doch goed en grondig aandoeningen der
ademhalings-organen verdrijft. Thans heeft
Apotheker Dumont de werking van Abdij
siroop op verrassende wijze verhoogd door
toevoeging van de hoestbedwingende stof
codeïne, die snel en afdoend de hoest en
de slijm verclrylï. Ge zult verbaasd staan
en binnen weinige dagen zult Gü, evenals
zoovelen voor U, uit eigen ondervinding
zeggen,/s Werelds béste Hoest-siroop" ls:
Verlaagde prijzen 75 ct, f 1.25, f 2—, f 3.50 p. flacon
door de verschillende begrootingen.
Het grootste bedrag is daarop in den re
gel uitgetrokken voor den dienst der lee
ningen. Overal treden de staten op als
schuldenaar van enormen omvang. Bij en
kelen wordt dit bedrag nog overschreden
door de post militaire uitgaven, bij de an
deren staan de kosten voor leger en vloot
op de tweede plaats. Ten derde komen dan
over het algemeen de uitgaven ter bestrij
ding van de werkloosheid.
Vooral de uitgaven van militaire doelein
den zijn de laatste jaren in belangrijke
mate gestegen en wanneer we kunnen vast
stellen, dat geleidelijk een zekere opleving
zich heeft baan gebroken, dan is dit niet
in do laatste plaats toe te schrijven aan de
vermeerderde vraag, welke hiervan is uit
gegaan.
Dat bij een en ander wordt uitgegaan
van de gedachte, dat iedere staat solvent
is en dat dit niet onder alle omstandighe
den het geval behoeft te zijn, willen we in
het midden laten.
Wat ons voornamelijk interesseert is de
overweging: Kan dit doorgaan?
Het antwoord kan slechts ontkennend
luiden. Alle vraag is onderhevig aan ver
andering. Ook deze.
Nu is het echter een groot verschil of
een zekere vraag plotseling of geleidelijk
ophoydt. We behoeven daarop niet diep
grondig in te gaan.
Een plotseling ophouden stelt den mensch
plotseling voor de volle consequentie. Een
geleidelijk ophouden biedt hem de gele
genheid zich successievelijk aan te passen
en de ernstigste gevolgen af te wenden.
Een onwelkome terugslag geeft echter ook
deze mogelijkheid.
We kunnen dus vaststellen, dat in de toe
komst onherroepelijk een nieuwe crisis is
te wachten, zoodra de tegenwoordige bewa
peningswedloop zijn einde vindt.
Geschiedt zulks successievelijk, bijvoor
beeld door internationaal overleg, dan kun
nen de ernstigste gevolgen wellicht wor
den afgewend. De staat zal de rentebeta
ling kunnen voortzetten, waardoor talloo-
zen in het bezit blijven hunner inkomsten.
De uitgaven ter bestrijding der komende
werkloosheid kunnen wellicht tijdelijk wor
den uitgebreid door de dalende militaire
kosten.
Geschiedt het echter plotseling, dan zou
het kunnen zijn, dat de mensch wordt ge
steld voor de zwaarste crisis, welke hij ooit
heeft doorgemaakt. Dit plotseling ophou
den immers kan slechts het gevolg zijn van
„niet meer kunnen," van een totale uit
putting, waarvan al dan niet een oorlog is
voorafgegaan.
We willen het hierbij laten.
Internationaal overleg heeft practisch ge
sproken niet meer plaats. De bloei neemt
toe. Want de bewapeningsrace gaat steeds
verder alle perken te buiten.
Hoe lang nog?
Er is geen ontkomen aan. Éénmaal zal
ze ten einde loopen. Ze kan nog enkele
jaren duren, dan komt de ontknooping. Hoe
ianger die op zich laat wachten, hoe schrik-
kelijker ze zal zijn.
Men bouwe niet te zeer op den welstand
van heden. Men verheuge zich niet te snel
Den mensch wachten nog kwade dagen.
Het zal weer rustig worden na
de zang te Valkoog. De sub
sidie voor het Armbestuur.
Verlaging Woninghuur. Geen
salarisverhooging voor den heer
Sloof. Er moet iets gedaan
worden voor de kleine tuinders.
Een half ei beter dan een leege
dop. Getracht zal worden
de kleine tuinders in de werk
verschaffing te mogen laten
werken. Modder halen. De
heer de Pee kan niet vrij nemen.
Brandstoffentoesiag voor geor-
ganiseerden.
Vergadering van den raad op Vrijdag 20
November 1930, 's morgens om half tien.
Voorzitter de heer A. Klerk, burgemeester,
tevens secretaris.
Alle leden aanwezig.
Na opening volgt vaststelling van de
notulen.
Mededeelingen.
Hiervan vermelden we o.m.:
De straatverlichting te Valkoog.
N'.a.v. Ket géfep'rokenè dooi4 den "heet*" Een
hoorn, deelt de Voorzitter mede, dat hij met
den heer T. Rens Az. en eenige heeren van
het P.E.N. den toestantf"'heeft opgenomen.
Men kwam tot de conclusie dat dc eenigste
oplossing' zou zijn om een lantaarn aan te
brengen 'bij het perecef van de Wed. Bijpost.
Voordat een definitieve beslissing kan
worden genomen zal door het P.E.N. een
opgaaf van kosten worden verstrekt.
De annuiteits-geldleening ten behoeve van
de afkoopsom, bedoeld 'in art. 205 der l.o.
wet 1920 is geplaatst tegen een rentevoet
van 4V4 met 3/8 provisie.
Mededeeling wordt voorts gedaan van de
goedkeuring van de gemeentobegrooting '36.
Het Armbestuur verzocht om een subsidie
voor 1937 van 5000.—.
De voorzitter zeide naar aanleiding hier
van, dat Ged. Staten wenschen dat het na-
deelig saldo zoo langzamerhand van de baan
wordt geschoven cn daarom een hoogere
subsidie is uitgetrokken. De begrooting van
het Armbestuur wordt dan voorgelezen
en zonder op- of aanmerkingen goedge
keurd.
De begrooting 1937.
Aan de orde is de behandeling van de
gemeentebegrooting. In verband met een
post, die nog op ere begrooting moest wor
den vermeld en de annuiteitsleening waren
de eindcijfers intusschen gewijzigd.
N. a.v. een desbetreffend verzoek werd
goedgevonden de huur van de onderwijzers
woning te verlagen van 250 op 208.
(plus 27 voor waterleiding).
Verschillende opmerkingen- van onderge
schikt belang werden gemaakt.
Op een door den heer Brak gestelde vraag
deelde de voorzitter mede op conferentie te
zijn geweest, bij Ged. Staten, waarbij er door
ons op is gewezen, dat wij zijn aangewezen
op steun. Wanneer wij het batig saldo van
den dienst 1935 in de begrooting verwerken
dan is, als het jaar om is het geheele batig
saldo verdwenen. Daarom wilden we een
gedeelte reserveeren en overbrengen naar
den Kapitaaldienst, wat werd goedgevon
den. Daardoor is in ontvangst gekomen een
belasting bijdrage, die we zullen moeten
vragen.
Een modderpoel.
N.a.v. de post kosten begraafplaats vroeg
de hoer Breed, of die inhield, de verrichting
van alle werkzaamheden.
Tusschen de graven nl. is het een mod
derpoel en wel tusschen de 2e en 3e rij van
hel middenpad af. De menschen die daar
zijn moeten, kunnen er practisch niet bij
komen. Het is daar omgespit, waardoor het
één ïhodderptiél is geworden. Is de mogelijk
heid cr niet, dat er tusschen deze 2 rijen 'n
verhard pad komt.
Dc Voorzitter zegt toe, dat B. en W, een
onderzoek zullen in stellen.
De jaarwedde van den ambtenaar.
De heer Breed vraagt of ten aanzien hier
van tusschen den Voorzitter en Sloof nog
de regeling bestaat, dat voor extra werk
Sloof een extra vergoeding krijgt. Dit werd
nl. bij een vorige bespreking in verband ge
bracht met de verhooging van het salaris
van den ambtenaar.
üe Voorzitter: Dat bestaat nog.
De lieer Breed vervolgt dat toen gezegd is,
dat Sloof die arbeid dan moest verrichten
m zijn zoogenaamden vrijen tijd.
De Voorzitter: Ja zeker..
De heer Breed zegt nog altijd te meenen,
dat een vergoeding van 800.— (verminderd
met een pensioenpremie 720) niet in over
eenstemming is met de werkzaamheden, die
tot aller tevredenheid er voor verricht
F e ullleton
door Friedrich
L i n d e m a n
2)
Daarom begon ik met een omweg als
„eigenaardig mensch", „voorname terughou
dendheid" en wat men in zulke gevallen zy'n
medemenschen nog meer in de schoenen
schuift.
Maar Bully, zooals wij den Garnizoenscom
mandant onder ons noemden, vond het van
zelf sprekend, dat men het meisje met het-
kastanjebruine haar „zeer eigenaardig"
noemde.
Eigenaardig. Dat is Nancy Trevor inder
daad.
Dat weet ik.
Zijt gij dan nog niet aan haar voorge
steld?
Ja zeker.
Nu, wat wilt ge dan nog meer?
Waarom is zij eigenlijk altjjd zoo...
terughoudend
Bully maakte een geringschattende bewe
ging met de hand.
Zij heeft een „spleen".
Hoe bedoelt ge dat?
Maar kerel, zij is toch de dochter van
J. J. Trevor.
Meer woorden scheen Bully aan deze, voor
hem bljjkbaar hopelooze zaak niet te willen
verspillen. Hjj wendde zich af, ging met
„hallo" en laohend op een groep jonge offi
cieren af en liet mij met mijn vragen alleen.
Nancy was de dochter van den Staatsadvo-
caat J. J. Trevor.
Ik kende hem tot nu toe zeer vluchtig, zoo
als men iemand kent, wien men slechts in een
groot gezelschap of op bepaalde clubavonden
is voorgesteld.
Hy was een kort, ineengedrongen man met
een ietwat driftige natuur. Hij had drukke
maineren. Zijn witte haardos stond goed bij
zijn rood, vleezig gezicht.
Als hij niet een Engelschman geweest was,
zou men hem voor een drinker kunnen hou
den.
Maar dat was hij zeker niet. Hij was een
beetje y'del en ijdele menschen zijn gewoonlijk
geen drinkers en omgekeerd. Ik zou echter
geen bijzondere beteekenis aan den naam
Trevor verbonden hebben, had men mij niet
zooveel van hem verteld.
Men vertelde in Gibraltar gaarne en veel
van zijn medemenschen en ik moest natuur
lek als nieuweling van alles aanhooren, maar
Trevor scheen een zeer geliefd onderwerp van
gesprek te zijn.
Hij hield het midden tusschen het beroem
de „zwarte schaap" en „Roode lap" als men
het zoo mag uitdrukken.
De Staatsadvocaat was pas voor kort van
Londen naar Gibraltar overgeplaatst, welis
waar met een gelijktijdige verhooging in rang,
maar men mompelde dat dat eerder een „er
uit" als een vooruitkomen was.
Hij had stommiteiten begaan of liever, zoo
als men het met nadruk verkondigde: zijn
stommiteiten waren te Londen niet langer
mogeljjk te verbergen.
Om die reden had men hem naar Gibraltar
geplaatst. Inderdaad was hij niet bijzonder
geschikt om met menschen om te gaan: in
leder geval verstond hij de kunst niet, zich
aan te passen.
Men meed hem niet direct dat kon
moeilijk vanwege zijn rang maar men zei
van hem, dat hij de ongenaakbare speelde.
Men was het er niet heelemaal over eens
of dat nu uit lompheid, verlegenheid of zoo
iets voortkwam, of wel dat hij als Londenaar
zich wat verbeeldde.
In ieder geval werd op eiken feestavond
een nieuwe, voor Gibraltar beledigende uit
spraak van den Staatsadvocaat, met de noo-
dige aanmerkingen gelanceert. In hun opvat
tingen over zijn persoon waren zij het allen
roerend eens. Een opspéler, stommeling, ge
wichtigdoener; dat waren nog de zachtste
uitdrukkingen, die ik zoo ontving.
Uit deze vaststaande meening over den
vader, distileerde Bully ook het bijzondere
karakter van de dochter.
Hierdoor waren mijn vluchtige indrukken
overDodig geworden en had ik met een rustig
geweten vriendschapsgevoelens overboord
kunnen gooien, maar ik weet niet hoe het
kwam: iets in mij verzette zich tegen de ge
lijkstelling van vader en dochter.
Mischien had het beeld van het meisjes met
het kastanje-bruine haar, sterker op mij in
gewerkt, dan ik wel vermoedde. In ieder ge
val zochten mijn oogen iederen avond op
nieuw de richting waar ik haar dacht te zien
zitten.
En hoe langer ik haar bekeek, des te zeker
der werd ik in mijn oordeel over haar; dit
meisje met het ernstige, rustige gezicht en
deze zekere, bewegingen, kon onmogelijk zijn,
zooals Bully haar beschreven had.
Ja, zelfs indien ik mijn eigen ervaring
met haar voor den geest haalde, bleef toch
altijd iets ten haren gunste over.
Want het feit, dat zij geen antwoord gaf
op leege beleefdheidsfrasen of bij flauw ge
zeur zich afwendde, sprak alleen maar ten
haren gunste. En van opspelerfl en gewich
tigdoenerij kon bij haar terughoudendheid
toch moeilijk sprake zijn. Bleef dus alleen
over deze oogenschijnlijk gewilde afzijdigheid
en merkwaardige rust, waarin zij vaak
scheen te vervallen. En dit alles tezamen
was -voor mij bij een jong meisje zoo raad
selachtig, dat de oplossing ervan mij sterk
aantrok.
Terwijl ik nu zoover gekomen was met mijn
gedachten over een bruinharig vreemd meis
je, was ook de volgende stap niet meer ver
af. Toen. de scheepskapel van het oorlogs
schip, welks aankomst in Gibraltar wij vier
den, een nieuwe wals inzette, stond ik op,
stak de zaal over en vroeg Nancy Trevor om
een dans.
De goede Bully zal wel verwonderd geweest
zijn, dat ik juist met het meisje, waarover hij
kort te voren nog zoo geringschattend ge
sproken had, hem voorbijwalste. En hij zou
zeker een paar bitse opmerkingen niet heb
ben kunnen onderdrukken, als hij gezien had,
dat deze dans door nog meerdere gevolgd
werd, maar hij zou mij zeker voor gek ver
klaard hebben, wanneer hij wi3t, dat ik het
feestende gezelschap nog voor het officieele
sluitingsuur verlaten had om Nancy Trevor
naar huis te begeleiden.
Dat was eigenlijk zoo vanzelfsprekend ge
komen.
Nancy Trevor was een danseres, zooals men
zelden vindt. Zonder nu eigenlijk zoo'n licht
poppetje te zijn ik kon duidelijk haar
sportief lichaam in mijn armen voelen
zweefde zy met een verrukkelijke gratie en
licht op het rhythme der muziek. Misschien
was het de warme vrouwelijkheid, die van
haar uitstraalde en op mij begon in te wer
ken, misschien ook het contact dat wij
oogenblikkelijk gevonden hadden.
In ieder geval alles ging zonder eenige be
paalde gewildheid; dat ik vaak met haar
danste, gedurende de pauze mij met haar on
derhield en ten slotte, toen zij wilde gaan.
aanbood haar te vergezellen. Ik meende te
merken, dat deze hoffelijkheid ook haar niet
onaangenaam aandeed.
Wij gingen zij aan zij door de nachtelijke
stilte der Main-street.
Het witte licht der maan, trok de contou
ren der vensters en erkers scherp naar voren
uit de onrustige half Moorsche muren der
huizen. Onze schreden echoden in de nauwe
straten. Boven ons welfde zich de blauwe zui
delijke nachthemel.
Hier vroeg Nancy mij voor de eerste maal:
Hoe lang denkt ge nog in Gibraltar te
blijven
Ik antwoordde naar waarheid:
Nog ongeveer drie, vier dagen.
Met een bepaalde bitterheid in den klank
harer stem antwoordde zij:
Natuurlijk.
Ik begreep haar niet.
Waarom zegt ge dat?
DEN HELDER
worden. Spr. zou daarom de wedde willen
verhoogen tot 1000.—. Dat is meer in over
eenstemming met wat in andere gemeenten
wordt betaald en met de werkzaamheden.
De Voorzitter antwoordt, dat er toch een
maal een grens moet komen, en noemt de
bezoldiging voor het werk niet slecht.
Het voorstel Breed wordt dan in stem
ming gebracht en verworpen met 5—2 stem
men, die van de heeren Breed en De Pee.
De nood van de kleine tuinders.
De heer De Pee stelt voor, naast het sub
sidie aan het Armbestuur van f 5000 een
bedrag van f 1000 uit te trekken voor uit-
keering aan gezinsbehoeften voor kleine
tuinders. Wellicht kan deze som uit het
overschot van de belastingbijdrage geput
worden.
De Voorzitter vraagt, wanneer de heer
De Pee met een dergelijke uitkeering zou
willen beginnen.
Direct, aldus de heer De Pee, die verder
in herinnering brengt, dat de uitkeering
van 3V2 millioen bijna geheel buiten deze
streek valt. En de kooluitkeering, die
duurt nog wel een half jaar.
De Voorzitter maakt den heer De Pee er
op opmerkzaam, dat we niet over het be
drag kunnen beschikken, eer de begrooting
is goedgekeurd. En op de begrooting 1936
komt een dusdanige post niet voor. Sup
pletoir vaststellen gaat ook niet, want wan
neer we f 1000 uittrekken, moet daar ook
weer f 1000 tegenover staan. Indertijd is
f 5000 gevoteerd voor de tuinders en toen
groeide het aantal die voor uitkeering in
aanmerking kwamen, spoedig tot 70. waar
mee spr. maar zeggen wil dat dan een be
drag van f 1000 niets te beteekenen heeft.
De heer Eenhoorn zegt, dat er in regee-
ringskringen heel wat te doen is over deze
zaken; er wordt veel aandacht aan ge
schonken en spr. zou denken dat men ten
aanzien hiervan wel iets tegemoet kan zien.
De heer De Pee zou de 1000 gulden cr
toch maar op willen zetten het is inder
daad wel niet veel, maar, zoo zegt spr.,
een half ei is beter dan een leege dop.
De Voorzitter dringt op voorzichtigheid
aan; spr. laat de verschillende maatrege
len, die in den loop der jaren ten behoeve
van de tuinders de revue passeeren cn
constateert, dat we nu met een leege kas
zitten. En zooals de heer Eenhoorn zegt, cr
wordt aan gewerkt. Als gemeente moeten
we zeer voorzichtig zijn. Als je begint uit
te keeren, dan wordt het moeilijk af te wij
zen; waar ligt de grens? En men zal ge
neigd zijn aan de andere f 5000 te begin
nen; andere menschen komen dan echter
weer in het gedrang. Spr. zag vele moei
lijkheden.
De heer Breed betoogt, dat wanneer de
menschen door de nood gedwongen wor
den, zij toch naar het Armbestuur zullen
moeten gaan. Dan kunnen we toch niet
meer rondkomen met f 5000. Wanneer we
f 1000 uittrekken, dan toont dat de wil ora
verschillende menschen te hulp te komen.
Andere gemeenten hebben een dergelijke
post op de begrooting en zij worden door
de regeering zelfs gesteund. Spr. wil raden
de 1000 gulden op de begrooting te plaat
sen, want spr. is bang dat we niet zullen
kunnen verhoeden, dat ook hier op den een
of anderen dag de noodlijdendheid voor de
deur staat. Wat de besprekingen ter depar-
temente betreft, daar heeft spr. geen groote
verwachtingen van: het wordt weer een
desillusie wanneer men rekent op stellige
hulp.
De Voorzitter oordeelt het beter de Rijks
inspectie te verzoeken, om de menschen
in werkverschaffing te mogen laten wer
ken; daar verwacht spr. meer heil van.
De heer Glas sta^t niet afwijzend tegen
over het voorstel van den heer De Pee, of-
uw ^UIIUWUII meeren en worden
daarbij tevens gesterkt door het gebruik van
Mijnhardt's Zenuwtabletten
Glazen Buisje 75 ct. Bij Apoth. en Drogisten.
Ach, laten we toch eerlijk zijn: wat is
hier in Gibraltar nu te zien? Dit nest is per
slot van rèkening niets anders dan een Pro
vinciestad met al haar kleinheid en bekrom
penheid en met haar eeuwige kwaadsprekerij
en jaloerschheid.
Nu, maar toch altijd een provinciestad
met een grooten naam.
Die groote naam, dat is het ergste, juist.
Van de paar honderd Engelsche ambtenaren
en militairen, die veroordeeld zijn hier te
leven, .•voelt ieder van zich de groote plicht
trotsch te zijn op het feit, dat hij het is die
de hand aan de keel der Middellandsche zee
houdt".
Misschien hebt ge gelijk. Wellicht zou
het anders niet uit te houden zijn, wanneer
men zelf niet overtuigd was van zijn groote
gewicht, van zijn wereldpolitieke beteekenis.
Natuurlijk. Want neem, Gibraltar zijn
kanonnen, kazernes en oorlogsschepen af:
wat blijft er dan over? Een kleine Spaansche
havenstad, zooals zooveel honderden met haar
eeuwigen stank van in olie gebakken vis-
schen.
Maar vergeet als 't u belieft het Moor
sche kasteel en de apenrotsen niet.
Ja, spot maar. Ge kunt tenminste weg
reizen. Gij zijt niet gedwongen, hier te leven
in deze ellendige stad tusschen forten, in de
zen vergaarbak van Spanjaarden, Levantiërs
en Marokkanen. Ge hoort tot uw geluk niet
tot het handjevol „blanken", die hier heer en
meester zjjn.
Omdat zij steeds de macht van een
drieduizendkoppige bezetting, de macht van
een wereldrijk achter zich voelen. Is dat dan
niets waard
Ja zeker, het zou alles kunnen betee
kenen. Het zou ons trotsch kunnen maken op
onze waarde. Maar deze „blanke heerschers"
voelen zich slechts als de notabelen van een
provinciestad als gesalarieerde uitgewekenen.
Nauw tezamengedreven, gaan zy gebukt on
der een voor buitenstaanders onverdragelyke
zelfverheerlijking, waaraan de verstandig-
sten op den duur ten gronde gaan.
(Wordt vervolgd.)