Economische Kroniek Raad St Maarten Als Uw kind hoest AKKER 's verstèrkle ABDIJSIROOP De strijd om de „B e tty Bonn" Uw ZenilWPTl komen tot rust. kal- HET GEHEIM VAN BLOEI EN ACHTERUITGANG. DE KO MENDE CRISIS. De strijd over de vraag waar het gebied van de economie begint en waar het ein digt, is bekend genoeg. Er zijn er, die ieder gevoelsargument willen buitensluiten. Ze theoretiseeren, dat het een ware lust is cn ten slotte zullen ze de verzuchting sla ken De mensch bouwt theorieën! Logisch schijnt Zijn redeneering 't bouwwerk op te trekken. Totdat een kleinigheid hem doet ontdekken Dat heel het fundament is ondermijnd. De kwestie is, dat de geheele productie Is gebaseerd op het verbruik en het ver bruik op zijn beurt wordt geheel bepaald door datgene, wat de mensch als een be hoefte gevoelt. Toch zegt Pierson: „Een verbruiksleer als onderdeel der economische wetenschap, bestaat niet." En even verder luidt het: „Voor zulk een leer zoeke men elders de plaats, die haar toekomt: op anthropologisch gebied, waar zij kan aan- toonen, hoe uit de keus der verbruikte goederen de trap van beschaving blijkt; op hygiënisch en mereel gebied, waar zij kan wijzen op de beteekenis dier keus voor de mensch; op het gebied der individueele huishoudkunde, waar zij regels kan geven voor het bereiken van verbruiksdoeleinden met de minste offers." Het is duidelijk, dat hij gezien een en an der de werkkring der staathuishoudkunde moet beperken en hij doet dit door te verklaren dat de staathuishoudkunde „geen wetenschap is van goederen of van rijk dommen, maar van handelingen in het ruilverkeer en van de werking dezer han delingen op waardeverhoudingen." Zelfs wanneer men bereid is deze om schrijving te aanvaarden, beteekent dit ech ter, dat de mensch in zijn bonte wispel turigheid niet wordt uitgeschakeld. Immers, de omschrijving maakt altijd nog melding van „handelingen" in het ruilverkeer. En iedere beschouwing over eenige handeling kan slechts een oppervlakkige zijn, zoo lang men de drijfveer buitensluit. De drijf veer echter ligt weer in den mensch. Én het mag waar zijn, dat ten aanzien van de motieven waardoor de mensch zich laat leiden een zekere universaliteit valt waar te nemen even zeker is het dat algemeen heden niet onveranderlijk zijn. Wie daaraan mocht twijfelen, behoeft slechts te aanschouwen, wat we in wer kelijkheid in de wereld zien gebeuren. We beginnen op een oogenblik, waarop alles bloeit. Overal is welstand. De menschen werken, het economisch leven gaat zijn gang. Langzaam aan begint alles moeilijker te gaan. Ten slotte ontstaat een crisis en de geheele conjunctuur springt naar be neden. Wat ls er gebeurd? De oorzaak van dit op en neer gaan kan slechts liggen bij den mensch. De goederen, de rijkdommen zijn slechts doode zaken, die hun waarde dat wjl zeggen. h.et belang dat de mensch er in stelt alleen putten uit het feit, dat de mensch er graag de beschikking over heeft om ze te kunnen verbruiken. De waardebepaling Is een Andere ge worden en daarmee ook de handeling van den mensch. Nu is het natuurlijk goed en wel een theorie op te bouwen, die ons zegt, wat er gaat gebeuren, wanneer de waardebepaling voor eenig goed verandert, maar dat is niet voldoende. Men moet, wanneer men een behoorlijk sluitend geheel wil verkrijgen, ook nagaan, waarom en hoe die waarde bepaling verandert. Want iedere verande ring is in den regel een verschuiving. Het geheim van de bloei of de achteruitgang ligt in die verschuivingen en hoe het mo gelijk is, dit geheim te doorgronden, zon der studie te maken van den mensch met zijn behoeften en begeerten, is mij niet duidelijk. Nu is een studie van den mensch een zeer omvattende. Overal stuiten we op ver- 1 scfiïïen, Koew'éf ffïiéTófte 'door alles een lijn van overeenkomst loopt. De menschen heb ben zooveel gemeen en ieder staat zoozeer met beide beenen in de samenleving, dat er wel degelijk sprake is van algemeene trekken. Intusschen willen we voor heden de mensch op zich zelf laten voor wat hijis, en ons bepalen tot enkele eenheden van grooter formaat, tot volkerengemeenschappen, tot staten. Ze worden geleid door menschen en ze gedragen zich ten aanzien van hun eco nomische handelingen ook geheel als men schen. Het verschil is alleen, dat hun be hoeften, vergeleken bij die van mensche- lijke individuen, van een reusachtigen om vang zijn .De laatstè tientallen jaren heb ben zich bovendien gekenmerkt door het feit, dat de staten in veel grootere mate als afnemer zijn opgetreden dan voorheen het geval was. Uit den aard der zaak is het veel gemak kelijker één of enkele individuen of een heden gade te slaan in hun doen en laten dan ettelijke millioenen. En gezien de be langrijkheid, die de staten als economisch individu zich hebben verworven, kan het de moeite loonen na te gaan of bij deze in de naaste toekomst veranderingen te wach ten zijn. Iedere verandering mag men vei lig beschouwen als een oorzaak tot een nieuwe crisis, tot een een nieuwe inzinking. Immers, ze komt er op neer, dat de vraag naar bepaalde goederen kleiner wordt of geheel ophoudt, waartegenover dan een vraag zal komen te staan van andere goe deren. Tenzij de vraag in zooverre een kunstmatige is geweest, dat ze geheel neer kwam op het verbruiken van aanwezige re serves, in welk geval geen verschuiving plaats heeft, doch alleen een ophouden. Steeds echter zal de productie zich aan den nieuwen toestand hebben aan te pas sen. En wat „aanpassen" beteekent, weten we te over. Wanneer we nu willen nagaan, ,hoe de toestand zich op den duur kan ontwikke len, gezien de toekomstige houding van de staten, dan dienen we eerst te weten, hoe en in welke functie deze eenheden op het oogenblik in het economisch leven optre den. Het antwoord wordt ons het best gegeven geeft het dan dadelijk het béste, verlies dan géén kostbaren tijd met nuttelooze huismiddeltjes, maar grijp krachtig in en help Uw kind direct van zijn hoest af met de vanouds bekende en beproefde Abdijsiroop. Akker's Abdijsiroop helpt nu nog veel sneller dan vroeger. Vanouds is Abdijsiroop een natuurlijk kruiden-middel, dat zacht doch goed en grondig aandoeningen der ademhalings-organen verdrijft. Thans heeft Apotheker Dumont de werking van Abdij siroop op verrassende wijze verhoogd door toevoeging van de hoestbedwingende stof codeïne, die snel en afdoend de hoest en de slijm verclrylï. Ge zult verbaasd staan en binnen weinige dagen zult Gü, evenals zoovelen voor U, uit eigen ondervinding zeggen,/s Werelds béste Hoest-siroop" ls: Verlaagde prijzen 75 ct, f 1.25, f 2—, f 3.50 p. flacon door de verschillende begrootingen. Het grootste bedrag is daarop in den re gel uitgetrokken voor den dienst der lee ningen. Overal treden de staten op als schuldenaar van enormen omvang. Bij en kelen wordt dit bedrag nog overschreden door de post militaire uitgaven, bij de an deren staan de kosten voor leger en vloot op de tweede plaats. Ten derde komen dan over het algemeen de uitgaven ter bestrij ding van de werkloosheid. Vooral de uitgaven van militaire doelein den zijn de laatste jaren in belangrijke mate gestegen en wanneer we kunnen vast stellen, dat geleidelijk een zekere opleving zich heeft baan gebroken, dan is dit niet in do laatste plaats toe te schrijven aan de vermeerderde vraag, welke hiervan is uit gegaan. Dat bij een en ander wordt uitgegaan van de gedachte, dat iedere staat solvent is en dat dit niet onder alle omstandighe den het geval behoeft te zijn, willen we in het midden laten. Wat ons voornamelijk interesseert is de overweging: Kan dit doorgaan? Het antwoord kan slechts ontkennend luiden. Alle vraag is onderhevig aan ver andering. Ook deze. Nu is het echter een groot verschil of een zekere vraag plotseling of geleidelijk ophoydt. We behoeven daarop niet diep grondig in te gaan. Een plotseling ophouden stelt den mensch plotseling voor de volle consequentie. Een geleidelijk ophouden biedt hem de gele genheid zich successievelijk aan te passen en de ernstigste gevolgen af te wenden. Een onwelkome terugslag geeft echter ook deze mogelijkheid. We kunnen dus vaststellen, dat in de toe komst onherroepelijk een nieuwe crisis is te wachten, zoodra de tegenwoordige bewa peningswedloop zijn einde vindt. Geschiedt zulks successievelijk, bijvoor beeld door internationaal overleg, dan kun nen de ernstigste gevolgen wellicht wor den afgewend. De staat zal de rentebeta ling kunnen voortzetten, waardoor talloo- zen in het bezit blijven hunner inkomsten. De uitgaven ter bestrijding der komende werkloosheid kunnen wellicht tijdelijk wor den uitgebreid door de dalende militaire kosten. Geschiedt het echter plotseling, dan zou het kunnen zijn, dat de mensch wordt ge steld voor de zwaarste crisis, welke hij ooit heeft doorgemaakt. Dit plotseling ophou den immers kan slechts het gevolg zijn van „niet meer kunnen," van een totale uit putting, waarvan al dan niet een oorlog is voorafgegaan. We willen het hierbij laten. Internationaal overleg heeft practisch ge sproken niet meer plaats. De bloei neemt toe. Want de bewapeningsrace gaat steeds verder alle perken te buiten. Hoe lang nog? Er is geen ontkomen aan. Éénmaal zal ze ten einde loopen. Ze kan nog enkele jaren duren, dan komt de ontknooping. Hoe ianger die op zich laat wachten, hoe schrik- kelijker ze zal zijn. Men bouwe niet te zeer op den welstand van heden. Men verheuge zich niet te snel Den mensch wachten nog kwade dagen. Het zal weer rustig worden na de zang te Valkoog. De sub sidie voor het Armbestuur. Verlaging Woninghuur. Geen salarisverhooging voor den heer Sloof. Er moet iets gedaan worden voor de kleine tuinders. Een half ei beter dan een leege dop. Getracht zal worden de kleine tuinders in de werk verschaffing te mogen laten werken. Modder halen. De heer de Pee kan niet vrij nemen. Brandstoffentoesiag voor geor- ganiseerden. Vergadering van den raad op Vrijdag 20 November 1930, 's morgens om half tien. Voorzitter de heer A. Klerk, burgemeester, tevens secretaris. Alle leden aanwezig. Na opening volgt vaststelling van de notulen. Mededeelingen. Hiervan vermelden we o.m.: De straatverlichting te Valkoog. N'.a.v. Ket géfep'rokenè dooi4 den "heet*" Een hoorn, deelt de Voorzitter mede, dat hij met den heer T. Rens Az. en eenige heeren van het P.E.N. den toestantf"'heeft opgenomen. Men kwam tot de conclusie dat dc eenigste oplossing' zou zijn om een lantaarn aan te brengen 'bij het perecef van de Wed. Bijpost. Voordat een definitieve beslissing kan worden genomen zal door het P.E.N. een opgaaf van kosten worden verstrekt. De annuiteits-geldleening ten behoeve van de afkoopsom, bedoeld 'in art. 205 der l.o. wet 1920 is geplaatst tegen een rentevoet van 4V4 met 3/8 provisie. Mededeeling wordt voorts gedaan van de goedkeuring van de gemeentobegrooting '36. Het Armbestuur verzocht om een subsidie voor 1937 van 5000.—. De voorzitter zeide naar aanleiding hier van, dat Ged. Staten wenschen dat het na- deelig saldo zoo langzamerhand van de baan wordt geschoven cn daarom een hoogere subsidie is uitgetrokken. De begrooting van het Armbestuur wordt dan voorgelezen en zonder op- of aanmerkingen goedge keurd. De begrooting 1937. Aan de orde is de behandeling van de gemeentebegrooting. In verband met een post, die nog op ere begrooting moest wor den vermeld en de annuiteitsleening waren de eindcijfers intusschen gewijzigd. N. a.v. een desbetreffend verzoek werd goedgevonden de huur van de onderwijzers woning te verlagen van 250 op 208. (plus 27 voor waterleiding). Verschillende opmerkingen- van onderge schikt belang werden gemaakt. Op een door den heer Brak gestelde vraag deelde de voorzitter mede op conferentie te zijn geweest, bij Ged. Staten, waarbij er door ons op is gewezen, dat wij zijn aangewezen op steun. Wanneer wij het batig saldo van den dienst 1935 in de begrooting verwerken dan is, als het jaar om is het geheele batig saldo verdwenen. Daarom wilden we een gedeelte reserveeren en overbrengen naar den Kapitaaldienst, wat werd goedgevon den. Daardoor is in ontvangst gekomen een belasting bijdrage, die we zullen moeten vragen. Een modderpoel. N.a.v. de post kosten begraafplaats vroeg de hoer Breed, of die inhield, de verrichting van alle werkzaamheden. Tusschen de graven nl. is het een mod derpoel en wel tusschen de 2e en 3e rij van hel middenpad af. De menschen die daar zijn moeten, kunnen er practisch niet bij komen. Het is daar omgespit, waardoor het één ïhodderptiél is geworden. Is de mogelijk heid cr niet, dat er tusschen deze 2 rijen 'n verhard pad komt. Dc Voorzitter zegt toe, dat B. en W, een onderzoek zullen in stellen. De jaarwedde van den ambtenaar. De heer Breed vraagt of ten aanzien hier van tusschen den Voorzitter en Sloof nog de regeling bestaat, dat voor extra werk Sloof een extra vergoeding krijgt. Dit werd nl. bij een vorige bespreking in verband ge bracht met de verhooging van het salaris van den ambtenaar. üe Voorzitter: Dat bestaat nog. De lieer Breed vervolgt dat toen gezegd is, dat Sloof die arbeid dan moest verrichten m zijn zoogenaamden vrijen tijd. De Voorzitter: Ja zeker.. De heer Breed zegt nog altijd te meenen, dat een vergoeding van 800.— (verminderd met een pensioenpremie 720) niet in over eenstemming is met de werkzaamheden, die tot aller tevredenheid er voor verricht F e ullleton door Friedrich L i n d e m a n 2) Daarom begon ik met een omweg als „eigenaardig mensch", „voorname terughou dendheid" en wat men in zulke gevallen zy'n medemenschen nog meer in de schoenen schuift. Maar Bully, zooals wij den Garnizoenscom mandant onder ons noemden, vond het van zelf sprekend, dat men het meisje met het- kastanjebruine haar „zeer eigenaardig" noemde. Eigenaardig. Dat is Nancy Trevor inder daad. Dat weet ik. Zijt gij dan nog niet aan haar voorge steld? Ja zeker. Nu, wat wilt ge dan nog meer? Waarom is zij eigenlijk altjjd zoo... terughoudend Bully maakte een geringschattende bewe ging met de hand. Zij heeft een „spleen". Hoe bedoelt ge dat? Maar kerel, zij is toch de dochter van J. J. Trevor. Meer woorden scheen Bully aan deze, voor hem bljjkbaar hopelooze zaak niet te willen verspillen. Hjj wendde zich af, ging met „hallo" en laohend op een groep jonge offi cieren af en liet mij met mijn vragen alleen. Nancy was de dochter van den Staatsadvo- caat J. J. Trevor. Ik kende hem tot nu toe zeer vluchtig, zoo als men iemand kent, wien men slechts in een groot gezelschap of op bepaalde clubavonden is voorgesteld. Hy was een kort, ineengedrongen man met een ietwat driftige natuur. Hij had drukke maineren. Zijn witte haardos stond goed bij zijn rood, vleezig gezicht. Als hij niet een Engelschman geweest was, zou men hem voor een drinker kunnen hou den. Maar dat was hij zeker niet. Hij was een beetje y'del en ijdele menschen zijn gewoonlijk geen drinkers en omgekeerd. Ik zou echter geen bijzondere beteekenis aan den naam Trevor verbonden hebben, had men mij niet zooveel van hem verteld. Men vertelde in Gibraltar gaarne en veel van zijn medemenschen en ik moest natuur lek als nieuweling van alles aanhooren, maar Trevor scheen een zeer geliefd onderwerp van gesprek te zijn. Hij hield het midden tusschen het beroem de „zwarte schaap" en „Roode lap" als men het zoo mag uitdrukken. De Staatsadvocaat was pas voor kort van Londen naar Gibraltar overgeplaatst, welis waar met een gelijktijdige verhooging in rang, maar men mompelde dat dat eerder een „er uit" als een vooruitkomen was. Hij had stommiteiten begaan of liever, zoo als men het met nadruk verkondigde: zijn stommiteiten waren te Londen niet langer mogeljjk te verbergen. Om die reden had men hem naar Gibraltar geplaatst. Inderdaad was hij niet bijzonder geschikt om met menschen om te gaan: in leder geval verstond hij de kunst niet, zich aan te passen. Men meed hem niet direct dat kon moeilijk vanwege zijn rang maar men zei van hem, dat hij de ongenaakbare speelde. Men was het er niet heelemaal over eens of dat nu uit lompheid, verlegenheid of zoo iets voortkwam, of wel dat hij als Londenaar zich wat verbeeldde. In ieder geval werd op eiken feestavond een nieuwe, voor Gibraltar beledigende uit spraak van den Staatsadvocaat, met de noo- dige aanmerkingen gelanceert. In hun opvat tingen over zijn persoon waren zij het allen roerend eens. Een opspéler, stommeling, ge wichtigdoener; dat waren nog de zachtste uitdrukkingen, die ik zoo ontving. Uit deze vaststaande meening over den vader, distileerde Bully ook het bijzondere karakter van de dochter. Hierdoor waren mijn vluchtige indrukken overDodig geworden en had ik met een rustig geweten vriendschapsgevoelens overboord kunnen gooien, maar ik weet niet hoe het kwam: iets in mij verzette zich tegen de ge lijkstelling van vader en dochter. Mischien had het beeld van het meisjes met het kastanje-bruine haar, sterker op mij in gewerkt, dan ik wel vermoedde. In ieder ge val zochten mijn oogen iederen avond op nieuw de richting waar ik haar dacht te zien zitten. En hoe langer ik haar bekeek, des te zeker der werd ik in mijn oordeel over haar; dit meisje met het ernstige, rustige gezicht en deze zekere, bewegingen, kon onmogelijk zijn, zooals Bully haar beschreven had. Ja, zelfs indien ik mijn eigen ervaring met haar voor den geest haalde, bleef toch altijd iets ten haren gunste over. Want het feit, dat zij geen antwoord gaf op leege beleefdheidsfrasen of bij flauw ge zeur zich afwendde, sprak alleen maar ten haren gunste. En van opspelerfl en gewich tigdoenerij kon bij haar terughoudendheid toch moeilijk sprake zijn. Bleef dus alleen over deze oogenschijnlijk gewilde afzijdigheid en merkwaardige rust, waarin zij vaak scheen te vervallen. En dit alles tezamen was -voor mij bij een jong meisje zoo raad selachtig, dat de oplossing ervan mij sterk aantrok. Terwijl ik nu zoover gekomen was met mijn gedachten over een bruinharig vreemd meis je, was ook de volgende stap niet meer ver af. Toen. de scheepskapel van het oorlogs schip, welks aankomst in Gibraltar wij vier den, een nieuwe wals inzette, stond ik op, stak de zaal over en vroeg Nancy Trevor om een dans. De goede Bully zal wel verwonderd geweest zijn, dat ik juist met het meisje, waarover hij kort te voren nog zoo geringschattend ge sproken had, hem voorbijwalste. En hij zou zeker een paar bitse opmerkingen niet heb ben kunnen onderdrukken, als hij gezien had, dat deze dans door nog meerdere gevolgd werd, maar hij zou mij zeker voor gek ver klaard hebben, wanneer hij wi3t, dat ik het feestende gezelschap nog voor het officieele sluitingsuur verlaten had om Nancy Trevor naar huis te begeleiden. Dat was eigenlijk zoo vanzelfsprekend ge komen. Nancy Trevor was een danseres, zooals men zelden vindt. Zonder nu eigenlijk zoo'n licht poppetje te zijn ik kon duidelijk haar sportief lichaam in mijn armen voelen zweefde zy met een verrukkelijke gratie en licht op het rhythme der muziek. Misschien was het de warme vrouwelijkheid, die van haar uitstraalde en op mij begon in te wer ken, misschien ook het contact dat wij oogenblikkelijk gevonden hadden. In ieder geval alles ging zonder eenige be paalde gewildheid; dat ik vaak met haar danste, gedurende de pauze mij met haar on derhield en ten slotte, toen zij wilde gaan. aanbood haar te vergezellen. Ik meende te merken, dat deze hoffelijkheid ook haar niet onaangenaam aandeed. Wij gingen zij aan zij door de nachtelijke stilte der Main-street. Het witte licht der maan, trok de contou ren der vensters en erkers scherp naar voren uit de onrustige half Moorsche muren der huizen. Onze schreden echoden in de nauwe straten. Boven ons welfde zich de blauwe zui delijke nachthemel. Hier vroeg Nancy mij voor de eerste maal: Hoe lang denkt ge nog in Gibraltar te blijven Ik antwoordde naar waarheid: Nog ongeveer drie, vier dagen. Met een bepaalde bitterheid in den klank harer stem antwoordde zij: Natuurlijk. Ik begreep haar niet. Waarom zegt ge dat? DEN HELDER worden. Spr. zou daarom de wedde willen verhoogen tot 1000.—. Dat is meer in over eenstemming met wat in andere gemeenten wordt betaald en met de werkzaamheden. De Voorzitter antwoordt, dat er toch een maal een grens moet komen, en noemt de bezoldiging voor het werk niet slecht. Het voorstel Breed wordt dan in stem ming gebracht en verworpen met 5—2 stem men, die van de heeren Breed en De Pee. De nood van de kleine tuinders. De heer De Pee stelt voor, naast het sub sidie aan het Armbestuur van f 5000 een bedrag van f 1000 uit te trekken voor uit- keering aan gezinsbehoeften voor kleine tuinders. Wellicht kan deze som uit het overschot van de belastingbijdrage geput worden. De Voorzitter vraagt, wanneer de heer De Pee met een dergelijke uitkeering zou willen beginnen. Direct, aldus de heer De Pee, die verder in herinnering brengt, dat de uitkeering van 3V2 millioen bijna geheel buiten deze streek valt. En de kooluitkeering, die duurt nog wel een half jaar. De Voorzitter maakt den heer De Pee er op opmerkzaam, dat we niet over het be drag kunnen beschikken, eer de begrooting is goedgekeurd. En op de begrooting 1936 komt een dusdanige post niet voor. Sup pletoir vaststellen gaat ook niet, want wan neer we f 1000 uittrekken, moet daar ook weer f 1000 tegenover staan. Indertijd is f 5000 gevoteerd voor de tuinders en toen groeide het aantal die voor uitkeering in aanmerking kwamen, spoedig tot 70. waar mee spr. maar zeggen wil dat dan een be drag van f 1000 niets te beteekenen heeft. De heer Eenhoorn zegt, dat er in regee- ringskringen heel wat te doen is over deze zaken; er wordt veel aandacht aan ge schonken en spr. zou denken dat men ten aanzien hiervan wel iets tegemoet kan zien. De heer De Pee zou de 1000 gulden cr toch maar op willen zetten het is inder daad wel niet veel, maar, zoo zegt spr., een half ei is beter dan een leege dop. De Voorzitter dringt op voorzichtigheid aan; spr. laat de verschillende maatrege len, die in den loop der jaren ten behoeve van de tuinders de revue passeeren cn constateert, dat we nu met een leege kas zitten. En zooals de heer Eenhoorn zegt, cr wordt aan gewerkt. Als gemeente moeten we zeer voorzichtig zijn. Als je begint uit te keeren, dan wordt het moeilijk af te wij zen; waar ligt de grens? En men zal ge neigd zijn aan de andere f 5000 te begin nen; andere menschen komen dan echter weer in het gedrang. Spr. zag vele moei lijkheden. De heer Breed betoogt, dat wanneer de menschen door de nood gedwongen wor den, zij toch naar het Armbestuur zullen moeten gaan. Dan kunnen we toch niet meer rondkomen met f 5000. Wanneer we f 1000 uittrekken, dan toont dat de wil ora verschillende menschen te hulp te komen. Andere gemeenten hebben een dergelijke post op de begrooting en zij worden door de regeering zelfs gesteund. Spr. wil raden de 1000 gulden op de begrooting te plaat sen, want spr. is bang dat we niet zullen kunnen verhoeden, dat ook hier op den een of anderen dag de noodlijdendheid voor de deur staat. Wat de besprekingen ter depar- temente betreft, daar heeft spr. geen groote verwachtingen van: het wordt weer een desillusie wanneer men rekent op stellige hulp. De Voorzitter oordeelt het beter de Rijks inspectie te verzoeken, om de menschen in werkverschaffing te mogen laten wer ken; daar verwacht spr. meer heil van. De heer Glas sta^t niet afwijzend tegen over het voorstel van den heer De Pee, of- uw ^UIIUWUII meeren en worden daarbij tevens gesterkt door het gebruik van Mijnhardt's Zenuwtabletten Glazen Buisje 75 ct. Bij Apoth. en Drogisten. Ach, laten we toch eerlijk zijn: wat is hier in Gibraltar nu te zien? Dit nest is per slot van rèkening niets anders dan een Pro vinciestad met al haar kleinheid en bekrom penheid en met haar eeuwige kwaadsprekerij en jaloerschheid. Nu, maar toch altijd een provinciestad met een grooten naam. Die groote naam, dat is het ergste, juist. Van de paar honderd Engelsche ambtenaren en militairen, die veroordeeld zijn hier te leven, .•voelt ieder van zich de groote plicht trotsch te zijn op het feit, dat hij het is die de hand aan de keel der Middellandsche zee houdt". Misschien hebt ge gelijk. Wellicht zou het anders niet uit te houden zijn, wanneer men zelf niet overtuigd was van zijn groote gewicht, van zijn wereldpolitieke beteekenis. Natuurlijk. Want neem, Gibraltar zijn kanonnen, kazernes en oorlogsschepen af: wat blijft er dan over? Een kleine Spaansche havenstad, zooals zooveel honderden met haar eeuwigen stank van in olie gebakken vis- schen. Maar vergeet als 't u belieft het Moor sche kasteel en de apenrotsen niet. Ja, spot maar. Ge kunt tenminste weg reizen. Gij zijt niet gedwongen, hier te leven in deze ellendige stad tusschen forten, in de zen vergaarbak van Spanjaarden, Levantiërs en Marokkanen. Ge hoort tot uw geluk niet tot het handjevol „blanken", die hier heer en meester zjjn. Omdat zij steeds de macht van een drieduizendkoppige bezetting, de macht van een wereldrijk achter zich voelen. Is dat dan niets waard Ja zeker, het zou alles kunnen betee kenen. Het zou ons trotsch kunnen maken op onze waarde. Maar deze „blanke heerschers" voelen zich slechts als de notabelen van een provinciestad als gesalarieerde uitgewekenen. Nauw tezamengedreven, gaan zy gebukt on der een voor buitenstaanders onverdragelyke zelfverheerlijking, waaraan de verstandig- sten op den duur ten gronde gaan. (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1936 | | pagina 14