Geestelijk Leven
PANTOFFELS
h e e r 1 ij k
warme
firma HERM. DE RAAT
De groote Amerikaansche
Wereldtentoonstelling
1
Spit ''?4en®
Dus voor alles
is gezorgd!
Veelzijdigheid
Een paar van die
Een record op expositigphied
Slecht licht
Goc<l Zicht
,B1-ARLITA"
Zaterdag 21 November 1936
Tweede blad
door ASTOR
i
Ik moet beginnen met een kleine terecht
wijzing aan het adres van den corrector
van de Schager Courant. Er zijn in mijn
vorige artikel, over eenzijdigheid, een paar
örukfouten blijven staan. Slimme lezers zullen
het wel hebben opgemerkt, maar het is moge
lijk, dat er ook onder de lezers zijn geweest,
die er geen erg in hebben gehad. Daarom
lijkt 't mij gewenscht, dat ik de fouten even
herstel. In de tweede kolom op den 26sten
j-egel staat „van mijn ge'introduceerden
vriend", dit moet zijn „van mijn geïntrover-
teerden vriend". De drukfout op den 56sten
regel is bedenkelijker, want daardoor wordt
juist precies het tegenovergestelde gezegd
van wat ik bedoelde. Er staat n.L „er is een
principeel verschil tusschen mij en tusschen
den hoogst-geplaatste en laagst-gezonkene".
Ik hoop zéér, dat denkende lezers terstond
hebben begrepen, dat ik heb geschreven: er is
geen principieel verschil enz."
En nu gaan wij over tot de orde van den
dag, dus tot een nieuwe beschouwing. Wij zul
len het dezen keer hebben over véélzijdigheid.
Dat is precies het tegenovergestelde van
ëénzjjdigheid. Eenzijdigheid voelen wij aan als
een ondeugd, bij veelzijdigheid denken wij aan
Iets goeds en begeerlijks. Wij hebben allen een
intuïtieve bewondering voor wat wij noemen
een veelzijdig mensch. Immers dat is iemand,
die zich kenmerkt door breede kennis, door
belangstelling in en kijk op vele vraagstukken.
Hij is „van alle markten thuis"; weet over
de meest uiteenloopende dingen te spreken.
Hij heeft verstand van muziek en hij kan
redeneeren over geschiedenis en aardrijks
kunde, over psychologie en sociologie. Hij
heeft een oordeel over ingewikkelde sociale
problemen. Hij durft een meening te uiten
Over wetenschappelijke quaesties en religieuse
Opvattingen. Kortom: hij staat in de wereld
|net een hoofd-vol geleerdheid en met een
hart vol belangstelling voor alles wat den
geest kan verrijken.
Hebt gij wel eens zulk een mensch ont-
pioet?
Dan zal het u gegaan zijn als mij; er is
!ets van afgunst in u opgekomen en gij hebt
hij u zelf gedacht: wat moet het toch heer
lijk z^jn zoo veelzijdig te zijn ontwikkeld. En
waarschijnlijk hebt gij u zelf heel klein ge-
yoeld tegenover hem en onbeduidend.
Want het is toch eigenlijk een onpleizierige
«?gedacht$ dat er zooveel is, waarvan wij niets
weten. Zoo ben ik bijvoorbeeld een volslagen
leek in de muziek. Ik heb er niet de minste
notie van en ik voel dit als een gemis. Even
zeer heb ik niet het geringste idee van schei
kunde. Een scheikundige formule zegt mij
niets. En wat weet ik van techniek? Geen
zier! Ach, laat ik maar ophouden: Ik zou een
lange lijst kunnen maken van de vele dingen,
waarvan ik bitter weinig weet of zelfs in het
geheel geen verstand heb.
Ik belijd gaarne, dat dit mij soms hevig kan
hinderen.
En dan denk ik aan de bekende figuur
Wagner uit het meesterwerk van Goethe, uit
Faust. Die Wagner zegt tot Faust: wel weet
ik veel, maar ik wou graag alles weten.
En toch is dit een ij dele wensch.
Het is nu eenmaal onmogelijk van alles op
de hoogte te zijn. Wel zijn er menschen, wien
het voorrecht ten deel is gevallen om héél
veel in zich op te nemen; menschen met een
uitgebreide kennis, met een groot aantal ta
lenten, maar hoe geniaal zij ook mogen zijn,
hoe scherp hun verstand moge wezen, zij zijn
niet in staat om kennis te bezitten van alles
en evenmin kunnen zij voor alle uitingen van
den rijken geest der menschheid belangstel
ling hebben. Het leven is daarvoor te kort en
de wetenschap, de kunst, de techniek zijn
daarvoor te ver gevorderd in ontwikkeling en
te veel omvattend. Daarom zien wij in onzen
tijd, dat specialiseering noodzakelijk is. De
wetenschap b.v. heeft zich op een ongeloof
lijke wijze verdiept en om een bepaalde weten
schap te beheerschen, is het noodig zich daar
aan gehéél te geven. Een onvermijdelijk ge
volg daarvan is, dat men zich met andere
dingen ternauwernood kan inlaten.
Dit heeft ongetwijfeld zijn zeer goede zijde.
Want de wetenschap kan slechts vooruit wor
den gebracht door hen, die alle vraagstukken,
Welke zij stelt, pogen op te lossen.
En hoe dieper men in een wetenschap door
dringt, hoe talrijker de vraagstukken worden.
En is het niet evenzoo met de kunst?
Zou een Vincent van Gogh geworden zijn,
die hij is geweest, wanneer hij een poging
had aangewend om veelzijdig te zijn en zich
op de hoogte te stellen van wijsgeerige stel
sels, van bouwkunde, van chemie, van ge
schiedenis en zoo veel andere dingen meer?
Geen sprake van. Hij moest zich met zijn
gansche ziel toewijden aan dat ééne wat.hem
dreef: prediken door zijn kunst en hij heeft
geworsteld om zijn eigen innerlijke beleve
nissen, zijn eigen diepe ontroering, zijn eigen
innerlijke visie op de hem omringende werke
lijkheid, in zijn teekeningen en schilderijen
weer te geven.
Ik heb eens een tentoonstelling van werken
van dezen begenadigden schilder bezocht en
bén geboeid geworden door vele daarvan. Ik
herinner mij zijn beroemde „aardappeleters".
Die schilderij is een stuk leven, dat direct tot
den beschouwer spreekt. Hij teekent een paar
oude schoenen; je staat er naar te kijken en...
zij vertellen je een tragische geschiedenis en
je voelt nè., wat Vincent heeft gevoeld, toen
hij de inspiratie kreeg om een schijnbaar zoo
onbelankrijk gegeven in lijn en vorm vast
te leggen.
Of dan veelzijdigheid niet meer mogelijk is
Ja en neen.
Ja, ten opzichte van hen, die beschikken
over den aanleg daartoe. En er zijn inderdaad
menschen, die ons kunnen verbazen over hun
uitgebreide kennis op allerlei gebied. Maar
die kennis kan slechts groot zijn voor weinig
vakken; nooit voor alle.
Neen, ten opzichte van den gemiddelden
mensch.
En de gemiddelde mensch is de meest voor
komende. En ik hoop mijn lezers niet te be-
leedigen, wanneer ik zeg, dat zij en ik niet
boven het gemiddelde uitstijgen.
Daarom hebben wij ons gelaten neer te leg
gen bij onze beperktheid en wij moeten ons
zelf niet beklagen omdat er zoo ontzettend
veel is, waarvan we niets weten.
Want weet ge wat het gevaarlijke is van
het verlangen naar die hooggeroemde veel
zijdigheid?
Het is dit, dat wij grenzenloos oppervlakkig
worden en ons met halve of kwartkennis ver
genoegen. Wij pikken overal wat op; we
lezen boeken, tijdschriften, populair-weten-
schappelijke beschouwingen; we luisteren naar
redevoeringen op vergaderingen en naar radio
voordrachten. En als ons geheugen een beetje
sterk is, dan onthouden wij er aardig wat van
en kunnen dit bij gelegenheid te pas brengen
en dan is het streelend voor onze ijdelheid als
men ons zegt dat wij zoo algemeen ontwikkeld
zijn en van alles op de hoogte.
Schijn, niets dan schijn!
Want als wij een ingewijde in een bepaalde
wetenschap of een gedegen kunstenaar voor
ons krijgen, dan bemerken wij al heel gauw,
dat 't met onze kennis maar uiterst dunnetjes
is. Wij voelen ons op glad ijs en wij maken
een leelijke buiteling wanneer wij met onze
opmerkingen komen. Dit wil natuurlijk niet
zeggen, dat wij slechts belangstelling mogen
hebben voor één enkel gebied van die tallooze
gebieden, waar de menschelijke geest zijn
vorschend en scheppend werk verricht. In
tegendeel! Buitendien is het niet mogelijk,
omdat wij daarop niet ingesteld zijn en wij nu
eenmaal interesse hebben voor vele dingen. Ik
heb bv. als liefhebberijvak een voorliefde voor
geschiedenis en voor sterrenkunde en ik stel
geweldig veel belang in psychologie en socio
logie. Maar ik zal er mij wel voor wachten
mezelf uit te geven voor een geschiedenis
kenner (in 't geheim gezegd: ik moet voor
geschiedkundige feiten telkens weer mijn
blibliótheek raadplegen) of een astronoom of
een deskundige op zielkundig of sociaal ge
bied. Niettemin is 't mij een vreugde, dat ik
tenminste in staat ben de kenners, de cory-
phaeën op deze gebieden te kunnen begrijpen,
wanneer zij niet al té geleerd Woerden. Eff
ken bij ondervinding het genot om aan de
hand van deskundigen te gaan door een
wereld, waarin ik, alléén zijnde, zou verdwalen.
Ik stel mij voor, dat dit met velen het ge
val is. Want een beetje van Goethe's Wagner
leeft toch in allen. Wij willen graag veel
weten. Hoe vaak heb ik niet opgemerkt, dat
menschen met ingespannen aandacht en met
zichtbaar genot, konden luisteren naar popu-
lair-wetenschappelijke lezingen of naar kunste
naars, die poogden hunne hoorders in te leiden
in de geheimen der kunst en hen daardoor
leerden het mooie van het leelijke, het echte
van het onechte te onderscheiden.
Wie voelt zich niet verrijkt wanneer hij bv.
luistert naar de radiolezingen van dr. van
Schelven, die ons brengt in die eigen inner
lijke wereld van den mensch, waarin de
met sten totaal onbekend zijn en waarom zij èn
zichzelf èn anderen maar al te-vaak volkomen
verkeerd beoordeelen?
Het zou er treurig uitzien met de mensch
heid wanneer ieder maar op één enkel gebied
zich bewoog. De geest zou daardoor op on
rustbarende wijze verarmen.
Wij moeten er ons echter steeds van bewust
blijven, dat het er op aankomt juist dat ge
bied, wat ons het meest nè. ligt, waar wij
krachtens ons wezen ons thuis gevoelen, zoo
goed mogelijk te kénnen. Een oude latijnsche
spreuk zegt „non multa sed multum"; dit be-
teekent niet vele dingen weten en begrijpen,
maar véél begrijpen en weten van één ding.
Als wij derhalve veelzijdigheid, ruime alge-
meene kennis als iets goeds beschouwen, dienen
wij er onmiddellijk aan toe te voegen, dat wij
ons er altijd van bewust moeten blijven, dat
die veelzijdigheid steeds beperkt zal zijn.
Een „Manusje van alles" kan een gezellige
babbelaar zijn, naar wien het prettig is te
luisteren, maar hij komt nooit boven de opper
vlakkigheid uit, al wordt hij als eenoog in het
land der blinden ook nog zoo bewonderd.
Och ja, menschen zijn toch soms zulke naief-
grappige wezens. Als men nog oog heeft voor
den humoristischen kant van 't leven, kan men
er zich geweldig mee amuseeren. Weet u wat
mij altijd van binnen doet lachen? Het oordeel
van onwetende en domme menschen over
anderen, die oneindig ver in kennis en ontwik
keling boven hen staan. Ik heb 't zoo vaak
meegemaakt, dat er een goed-doorwerkte en
diep-doordachte rede werd uitgesproken,
waarvan ik voelde, dat er veel ernstig denken
en studeeren aan was voorafgegaan en dat
dan de een of andere onbenullige hoorder na
afloop zeide: „nou ik geloof wel, dat die
spreker vrij ontwikkeld is." Alsof hij tot oor-
deelen ook maar eenigszins bekwaam zou zijn.
Wij hebben te erkennen, dat 't ons niet
meer mogelijk is in dezen tijd van speciali
seering op elk gebied om zeer veelzijdig te
zijn. Willen we niet tot grenzelooze oppervlak
kigheid vervallen, dan moeten wij ons beper
ken.
Voor één ding echter moet ik met grooten
ernst waarschuwen. Wanneer wij er ons van
bewust worden, dat onze kennis steeds uiterst
beperkt zal blijven, dat veel voor ons nooit
anders zal zijn dan een onoplosbaar geheim,
dan dienen wij daarnaast nooit te vergeten,
dat om het leven goed te leven iets anders
noodig is dan veelzijdige kennis, dan uitge
breide geleerdheid.
En dit andere is wijsheid.
Zonder wijsheid blijven wij stumperds, ook
al hebben wij een hoofd vol wetenschap.
U kent toch die populaire spreuken: „hoe
grooter geest, hoe grooter beest" en „bij de
grootste geleerdheid, de grootste verkeerd
heid"
In hun algemeenheid zijn deze spreuken
zonder twijfel verwerpelijk. Toch komt daar
in tot uiting een waarheid, een diepe waar
heid, welke in de volksziel leeft.
Want daarin wordt immers gezegd, dat er
iets is van méér waarde dan het bezit van
kennis en wetenschap en dat is het juist wat
wordt vertolkt door het woord wijsheid.
Ms'en wijsiménsch ukapgebrekkige kennis
hebben, het is zelfs mogelijk, dat hij niet lezen
en niet schrijven kan, maar hij heeft iets, dat
van oneindig grooter beteekenis is: het zui
vere gevoel, de onbedorven intuïtie, waardoor
hij zich in het leven laat leiden. Een dood
eenvoudig mensch, die misschien absoluut niet
in staat is om zijn gedachten in woorden weer
te geven of zijn gevoelens te vertolken, kan
als mensch veel hooge'r staan dan de groot
ste geleerde, die de wetenschap sterk vooruit
brengt.
Er is in hem een innerlijk besef van goed
en kwaad, dat hem leidt door het leven. Hij
weet b.v., niet omdat hij er door lezen of
redeneeren met anderen toe gekomen is, maar
omdat hij zijn hart heeft geraadpleegd, dat
oorlog slecht en gemeen is. Hij staat met zijn
mond vol tanden en weet niet wat hij zeg
gen moet, wanneer een handig spreker voor
hem staat te orakelen over verdediging van
het vaderland, over den plicht om te vechten
voor het behoud der vrijheid, hij zal misschien
Een tasch, parfum, handschoenen...
Het voornaamste ontbreekt nog:
van de
LANGESTRAAT 80 TELEF. 3383
ALKMAAR
HET ADRES VOOR NUTTIGE ST. NICOLAAS-CADEAUX.
DEELNEMER BALLERO WINKELWEEK!
VOETBALSCHOENEN, OVERSCHOENEN voor regen en sneeuw, RUB
BERLAARZEN, PANTOFFELS, wij hebben de grootste sorteering.
overdonderd worden, maar diep in zich zelf
zegt hij: en toch mag ik aan den oorlog en
de oorlogsvoorbereiding niet meedoen.
Geleerdheid zetelt in het hoofd. Wijsheid
in het hart.
En hier worden wij terstond herinnerd aan
het oude woord: Behoed uw hart boven al
wat te behoeden is, want daaruit zijn de uit
gangen des levens.
Een zuiver onbedorven hart is het kost
baarste bezit. DaarnéL komt pas de kennis en
de geleerdheid. Want dr. van Schelven heeft
't ons nog eens weer nadrukkelijk geleerd:
Niet het intellect, maar het gevoel bepaalt
in den regel onze handelingen.
Hiermede is geen oordeel over kennis en
geleerdheid uitgesproken. Het zou dwaasheid
zijn; wij kunnen de heldere hoofden, de den
kende koppen, de wetenschappeüjke werkers
niet missen. Zij hebben onnoemelijk veel voor
de menschheid gedaan. Ten goede! Maar ik
moet er helaas aan toevoegen: ook ten kwade.
Zij hebben zich gesteld in den dienst van
de vernietiging, van den moord. Heeft de mo
derne oorlogstechniek om niets te zeggen?
Welk een menschelijk vernuft is vastgelegd
in een bombardementsvliegtuig, in een gif
gasbom, in een oorlogstank!
En de onwijsheid maakt er een dankbaar
gebruik van.
Ik heb een gevoel, dat ik iets ben afge
dwaald van mijn onderwerp. Ik kan er niets
aan doen: de gedachten kwamen op en ik heb
ze in éénen adem opgeschreven.
Maar ik keer terug tot wat ik eigenlijk
met dit artikel bedoelde. En ik wil deze be
doeling in 't kort samenvatten.
Wij hebben zonder twijfel naar veelzijdig
heid te zoeken, omdat zij beantwoordt aan
een behoefte van den geest, maar wij hebben
daarbij nooit uit het oog te verliezen, dat onze
kennis altijd zeer beperkt zal blijven en wij
slechts op een enkel terrein tot diepe kennis
kunnen doordringen.
Wij hebben ons te wachten voor schijnge
leerdheid en kwasikennis, die ons alleen maar
belachelijk kunnen maken. Enkele dingen
goed weten en grondig kennen is beter dan
van vele dingen iets te weten.
Maar boven alles hebben wij te zoeken naar
wijsheid.
En wijsheid is te vinden niet in boeken, zij
wordt niet gedoceerd op de scholen.
Wijsheid is te vinden in de diepte van het
menschelijk wezen zelf, détdr waar hij beluis
tert de stem, die hem spreekt van de ver
hevenheid van waarheid, recht en liefde.
ASTOR.
Ter gelegenheid van de herdenking
der verkiezing van George Wash
ington tot President der Republiek
zal te New-York een groote wereld
tentoonstelling worden gehouden, de
grootste die de geschiedenis ooit
heeft gekend.
Amerika is het land der onbegrensde mo
gelijkheden, het land van de records en de
groote afmetingen, en New-Yórk is in den
regel de exponent dier massale grootscheeps
heid. Het is de stad met de meeste menschen,
de talrijkste automobielen, de grootste thea
ters, en de hoogste huizen. Thans gaat New-
York zich voorbereiden op een nieuw record.
Want de herdenking van de verkiezing van
den beroemden George Washington tot Pre
sident van de Republiek der Vereenigde Sta
ten krijgt het nu ook een tentoonstelling, en
dat zal de grootste expositie zijn, die de
menschheid ooit gekend heeft.
De laatste tentoonstelling, welke eveneens
als de „allergrootste" Amerikaansche ten-
toonsteling bekend stond, was de wereldexpo
sitie te Chicago. De grootscheepsche reclame,
die burgemeester Cermak op zijn reis door
Europa daarvoor gemaakt heeft, ligt nog
versch in het geheugen. Maar deze „aller
grootste" tentoonstelling was tevens een ex
positie met het allergrootste deficit, hetgeen
natuurlijk de bedoeling was geweest. Men is
te New-York dan ook niet voornemens ln dit
opzicht de voetsporen van Chicago te druk
ken.
Als men, zooals de Directeur van de ten
toonstellingsmaatschappij dit noemt de
„grootste, mooiste, interessantste en volle
digste" aller wereldtentoonstelingen wil op
bouwen, dan moet men ook bereid zgn het
grootste risico te aanvaarden. Er zijn der
halve in deze onderneming bedragen gesto
ken, die zelfs volgens Amerikaansche begrip
pen meer dan aanzienlijk zijn. Het grond-
kapitaal zal namelijk meer dan 200 millioen
dollar bedragen. Ook de andere cijfers, voor
namelijk die welke betrekking hebben op den
omvang en den aard van de expositie zijn in
meer dan één opzicht records. Het aantal
bezoekers wordt op niet minder dan 80 mil
lioen geschat, en indien dit verwezenlijkt
wordt, zullen de inkomsten stellig meer aan
een milliard bedragen.
Het ligt voor de hand, dat een dergelijk
enorm aantal bezoekers tevens een geweldige
tentoonstellingsruimte eischt. Het emplace
ment zal dan ook het grootste zijn, dat ooit
voor een dergelijk doel werd gebouwd. De
grootste architecten van de Vereenigde Sta
ten leggen de laatste hand aan de bouwplan
nen, en binnen vier weken zal met den bouw
van het hoofdgebouw een aanvang worden
gemaakt. Zooals men begrijpt beleggen de
bankdirecteuren, mijneigenaars en* industriee-
len,#die aan het hoofd van de onderneming
staan, hun geld niet in een zaak van twij-
Véél licht is een gezondheids-
eisch van den eersten rang. Zien
en arbeids-prestatie, zien en
welbehagen hangen ten nauw
ste samen. Zorgt des avonds
in de allereerste plaats voor
overvloedig licht. De zuinige
Philips' j£>f-Arlita"-lamp stelt U
in staaVi^or luttele centen per
week via Uw oogen, Uw geheele
gezondheid te beveiligen.
Wie iets meerwil weten over dit
buitengewoon gewichtige onderwerp,
vrage ons geïllustreerde werkje: Van
het Wondere Zien"» Het is gratis.
PHILIPS'
felachtige waarde. Vandaar dat ze zich door
den Staat en de stad New-York ongeveer een
derde van het stichtingskapitaal lieten ga
randeéren. Voor een even groot gedeelte ont
vingen zij garanties van andere staten en van
vreemde regeeringen, en het restant willen
zij als concessie ontvangen van de maatschap
pijen die hier zaken doen, en schouwburgen,
bioscopen, restaurants, speelzalen, dansgele
genheden enz. oprichten, alsook van de expo
santen, die hun tentoonstellingsruimte dan
ook daar zullen moeten betalen.
De stad New-York, belust als zij is op groot
zaken doen, is van meening, dat zij er haar
geld wel weer uit zal halen, daar zij dagelijks
op duizenden gasten rekent en haar schouw
burgen, hotels en restaurant natuurlijk ook
verstienten gunt. Ook de trams zullen, zooals
men begrijpt, op een verhoogde reCfette kun
nen rekenen.
Het verkeer zal intusschen een probleem
van beteekenis zijn, want men rekent op on
geveer 250 duizend bezoekers per dag. Aan
genomen wordt dat de verkeersmiddelen ieder
uur van den dag 150 duizend menschen kun
nen aanvoeren.
Wat het karakter van de tentoonstelling
betreft, dit is tweeledig. Zij zal een overzicht
geven van de ontwikkeling van wereld en
samenleving gedurende de laatste anderhalve
eeuw en ten tweede zal ze ook op de toekomst
zijn gericht. Onnoodig te zeggen, dat het een
zeer belangrijke expositie zal worden. Spe
ciaal het laatste gedeelte, dat van een Ameri-
kaanschen geest zal ademen, belooft veel
merkwaardigs, vooral op het gebied van de
te verwachten vorderingen op wetenschappe
lijk en technisch terrein. Tenslotte zal een be
langrijk deel van de tentoonstelling een per
manent karakter dragen, want vele hoofdge
bouwen zullen na afloop voortbestaan in den
vorm van musea, schouwburgen, scholen en
anderszins.
Onverwachts overvallen
U de venijnige steken.
Wrijf dadelijk met Kloos
terbalsem, welke tot diep
in de weefsels door dringt.
onmiddellijk verdwijnen de pijnen
omdat de stoffen die de pijnen ver
oorzaken er door worden verdreven,
met AKKER s KLOOSTERBALSEM
Doosje 35 ct. Potten 62l/2 ct. en f. 1.04