Jongens en Electriciteit ijk Nieuws. Hoe gladde Amerikanen er tusschen worden genomen Knutselt Uw Jongen graag? Boekhandel TRAPMAN Arrondissements rechtbank te Alkmaar AMERIKA'S KAMERS VAN KOOP HANDEL ORGANISEEREN ZELF EEN AFWERINGSDIENST TEGEN DE ZWENDEL. Een Amerikaan wordt in den regel als een gewiekst en handig mensch be schouwd; niemand zal hem er gemak kelijk «kunnen laten inloopen. Toch tiert de zwendel er welig door de algemeene lichtgeloovigheid en vin den de oplichters er net zoo veel slachtoffers als in de Oude Wereld. Wanneer men een Amerikaan het een en ander vertelt van zwendelaars en hun prac- tyken, zal hij geneigd zijn te beweren, dat die in zyn land niet voorkomen. Groote misdaden wel, veel te veel. Gewelddadige kinderontvoe ringen, bankroof, het gangsterwezen en alle overige misdaden van de beruchte onder wereld, tegen welks practijken de vredelie vende burgers jarenlang volmaakt machte loos stonden, totdat het staatsgezag zich tot een volkomen vernietitingsstrijd opmaakte. De kleinere oplichters, die weten te profiteeren van de goed- en lichtgeloovigheid krijgen hun slag te slaan. Niettemin, de werkelijkheid is toch wel een beetje anders! Zoo bewijzen een paar voor valletjes, die kortelings plaatsvonden, dat ook de Amerikaan nog lang niet „clever" ge noeg is. Daar is bij voorbeeld die geschiedenis van de oprichting der „Yonkers Goud Mijn", die iederen romanschrijver jaloers zou hebben ge maakt. Vier welsprekende New-Yorkers scharrelden in de buurt van Yonkers een voorstadje van New York een paar stoom walsen voor wegenbouw bij elkaar, juist op een plek waar de bouw van een nieuwen auto weg geprojecteerd was. Zij lieten aandeelen van de „Yonkers Goud Mijn" drukken en brachten talrijke speculan ten naar de betreffende plek, waar ze vanaf een berghelling naar beneden konden kijken op het materiaal voor den wegenbouw. Met veel woorden en overredingskracht werden de belangstellenden ervan overtuigd, dat alleen gebrek aan kapitaal het exploiteeren van een rijken goudader in den weg stond. Alvorens de speculanten naar huis gingen, had het edele kwartet de belofte, dat zij een goudader wilden uitbuiten, alleszins waarge maakt: de oplichters wisten niet minder dan 5 135.000 uit de zakken van de bedrogen be langstellenden te halen. die verslonden worden zijn: 600 Jongens met de Tarakan naar Noorwegen, met teekeningen van Jo Spier, slechts f 2.50 300.000 Mijlen door het wereldruim, van MARCEL J. A. ARTZ. Avonturen van een Hollandschen Jongen in Arizona, door TJEERD BOTTEMA, f 2.90 Beleefd aanbevelend, Bockhandel TRAPMAN LAAN - SCHAGEN. In Poughkeepsie gebeurde het op zekeren dag dat een gekleed jongmensch bij een ben zinestation voorreed en den bediende verzocht zijn benzinetank met water te vullen. De pomphouder dacht natuurlijk eerst, dat het een mop was, totdat de autobesturder twee pilletjes te voorschijn haalde en die in de tank liet vallen. Oogenblikkelijk was de belangstel ling van den pomphouder gewekt. Hg liet zich door den vreemdeling inlichten omtrent een pas uitgevonden chemische substantie, waar door water in een brandbare vloeistof werd veranderd. De pomphouder drong er bij zijn bezoeker op aan dat hg hem enkele van deze „100-Kilometer-pillen" zou verkoopen. Of schoon de uitvinder bgzonder veel haast had, vond hg toch een 27-tal pilletjes, die hij „voor de aardigheid" voor 13,50 achterliet. Eerst toen de man van het benzinestation pogingen in het werk stelde om 50 Liter water uit zijn eigen tank, waarvan alle slangen en buizen verstopt bleken te zgn, probeerde te pompen, merkte hg dat de zwendelaar hem te pakken had genomen. De „vloeibare radiumkuur" is een andere zwendeltruc die door twee reizende oplichters veelal op boerderijen werd toepast, waar ge vallen van blindheid voorkwamen. Zij hielden dan bij een of andere boerderij stil en knoop ten onder het eerste het beste voorwendsel een gesprek aan. In den loop van het gesprek lieten zg dan doorschemeren, dat zij artsen waren en onderweg naar een rijke dame om die het licht in haar oogen terug te geven. De boer vertelde daarop dan van het lgden van zijn vrouw en uit „puur menschelgk ge voel" bieden de oplichters vrgwillig aan om zonder kosten zijn vrouw te behandelen; zij vragen alleen 300 voor de „radium-vloei- stof". Dan betten zg de oogen van de vtouw met het bewuste middel en lieten dan den ver heugden boer een velletje zien, waarvan zij beweerden het van den oogappel van de vrouw te hebben afgehaald en dat in werke lijkheid een doodgewoon velletje van een ei was! De boer moest dan beloven het verband pas op den derden dag van de oogen af te nemen, waarmee de bedriegers zich dus een vrij veiligen voorsprong op de politie van tenminste drie dagen verschaften. Vele der bedriegerijen zgn volkomen wet telijk; dezelfde wet, die de bedriegers onscha delijk moet maken, komt hen niet zelden te hulp. Zoo hebben de heeren een wettelijken weg gevonden om valsch geld uitgegeven te krijgen. Vermomd als bedelaar hangt de op lichter een aandoenlijk verhaal op in een of ander eethuis, waarop hg van den eigenaar een gratis maaltijd ontvangt. Wanneer de maaltijd verorberd is trekt hg zijn zakdoek uit den zak, waarbij een tiendollar-biljet op den grond valt. De caféhouder, woedend dat hg door een oplichter voor den gek is gehouden, grijpt het biljet, trekt de kosten van den maaltijd er van af en zet zijn bezoeker met het wisselgeld de deur uit. Wanneer hij later ontdekt, dat het geld valsch is, kan hij geen enkele wettelgke aan spraak maken omdat het geld hem immers niet in betaling aangeboden is. En wie er nog aan mocht twijfelen, dat men in Amerika op de meest doorzichtige zwendelaanbiedingen ingaat, die kijkt maar eens naar de verschillende New Yorksche voorstadjes, waar dit voorjaar grif een dollar werd betaald voor een pond stof! Er was bij verteld dat het een nieuw soort graszaad was, waardoor het gras maar 5 centimeter hoog zou groeien. Dan zou de groei ophouden, wat de grasmaai-arbeid overbodig zou maken. Het werd geloofd. Het kan niet onnoozel of doorzichtig ge noeg zijn, of een der „vakmenschen" weet het wel op practisch-psychologische wijze aan den den man te brengen. Om den zwendel zooveel mogelijk aan banden te leggen, hebben de di verse handelskamers in vele plaatsen van de Vereenigde Staten z.g.n. „Betere Zaken- Maak hem dan gelukkig met het nieuwe boek van MOR GAN en SIMS: Interessante proeven, zelf bou wen van allerlei toestellen, enz., enz. Rijk aan diverse af beeldingen. LAAN SCHAGEN. Bureaux" opgericht, die alle mogelijke zwen- delsystemen uitzoeken en de uitkomsten dan met elkaar uitwisselen. Regelmatig worden de Amerikaansche kooplieden en huisvrouwen door deze bureaux gewaarschuwd, om geen enkel nieuw product, geen enkelen agent met onbekende artikelen te vertrouwen, alvorens het betreffende plaatselijke kantoor der „Betere Zaken-Bureaux" te hebben geraad pleegd en zich van de deugdelgkheid van het aangebodene te hebben overtuigd. Schager Kunstkring. „TOEKOMST", door de tooneelgroep „Het Masker". Hoe de schrijver er toe is gekomen het Woensdag j.1. voor de Schager Kunstkring opgevoerde tooneelstuk „Toekomst" te noe men, zullen wel weinig toeschouwers heb ben begrepen, voor Emile Goinard in het laatste bedrijf de weinig imponeerende Thierry Keiler, naar voren schoof als een ideale vertegenwoordiger van de jonge ge neratie, die leeft en lijdt voor een nieuwe schoone toekomst in deze wereld van brui- schende hartstochten, welke onze cultuur dreigen te verstikken en te verwoesten. Tot op dat moment hadden wij in Thierry weinig anders gezien dan een middelmatig jongen man, die zich aangetrokken gevoelt tot de oudere halfzuster van zijn verloofde en tenslotte de stem van zijn hart volgt. Dat hij in de scènes welke daarvan het gevolg zijn, een keurige rol speelt, is nog geen motief hem ook maatschappelijk maar meteen te stempelen tot een soort toekomst- ideaal. Het is duidelijk dat de schrijver heeft ge zocht naar iets substantieels, teneinde inhoud te geven aan zijn overigens weinig beduidend stuk en daartoe op het allerlaatste nipper tje een greep heeft gedaan naar den strijd van het jongere geslacht in onze samenle ving. Hij is daarin allerminst geslaagd. De ge- heele opbouw ging langs dit vraagstuk heen en beroerde 't in 't geheeln iet. Integendeel was het een soort langgerekte uiteenzetting van de moeilijkheden welke een jonge man ondervindt die zijn aanstaande schoonzuster aardiger vindt dan zijn toekomstige vrouw. Het stuk leed dan ook zeer onder zijn ei gen onbelangrijkheid en het gevolg was een vrij taaie vertooning. Dat de spelers in dit milieu een zware taak hadden is begrijpelijk, temeer als men in aanmerking neemt, dat in wezen een hoofdrol ontbreekt en dus elke medespe- lcnde in sterker mate dan gewoonlijk ge houden is zijn of haar deeltje, bij te dragen. Magda Janssens heeft als behaagzieke, ouder wordende moeder van twee volwas sen dochters haar rol zeer goed gespeeld. In zooverre het stuk er zich toe leende, be- heerschte zij de tooneelen en wist door haar geroutineerd spel te boeien. Ko Arnoldi was een waardig tegenspeler. Tot het eind bleef hij in woord en gebaar, de sympathieke gentleman, de man met het diepe gevoel, die zoekt naar het goede in zijn rnedemensch. Gorgette Reyewsky, de rijke verloofde van den held, kon ons weinig bekoren. Haar oogenspel was overdreven en verleende aan haar gelaat een soms schier onaangename expressie, hetgeen toch wel niet de bedoe ling van schrijver, grimeur, of van haar zelf zal zijn geweest. Ank van der Moer speelde haar rol van uitverkorene, sympathiek. Jamnier dat zij sipverkouden was en daardoor wat zacht sprak, -waardoor zij soms moeilijk was te verstaan. Bob Wijsman maakte van zijn rol wat er van te maken was. Zooals echter reeds gezegd, was de op gaaf voor de spelers een zeer moeilijke, daar het stuk nergens grijpt in het ziels leven, noch zich eigent tot het wekken van vroolijkheid. THEATER ROYAL, In den tegenwoordigen tijd heeft de mensch wel een extra verzetje noodig. En daarom is het aan te bevelen om de film „In de Penarie" eens te gaan zien, die in Theater Royal zal gaan draaien. Wij maken dan weer kennis met onze oude vrienden Stan Laurel en Oliver Har- dy, de bekende oer-komische artisten, die zoo uitmuntend de kunst verstaan om on ze lever eens danig te doen schudden. In de dolle klucht „In de Penarie" zien wij ze als eigenaars van een winkel in electrische artikelen terug; de beide com pagnons zijn juist bezig met de openings werkzaamheden. Hun buurman, die een kruidenierswinkel heeft, is een oude beken de, en ...hun aartsvijand, met wien zij al veel conflicten achter den rug hebben. Zon der te weten, dat hij juist het huis, naast hun winkel bewoont, komen zij binnen om zich als nieuwe buren voor te stellen, en daarmede begint de reeks van een stel ko mische vijandelijkheden, waarin ook de vrouw van den buurman, eveneens geen on bekende voor Stan en Oliver, een rol speelt. De eene grap volgt op de andere met het gevolg dat de beide komiekers geruineerd raken. De beide ongeluksvogels moeten dan maar weer een ander baantje gaan beginnen, en wij zien hen terug aan den waterkant, waar zij pogingen tot visschen doen. Weer een opeenvolging van dolle gebeur tenissen. Tenslotte, worden Stan en Oliver politie agenten, en op straat surveilleerende in hun auto, krijgen zij spoedig een op'dracht om een dier te betrappen, waarbij de straat en het huisnummer wordt aangeduid. Eerst gaan beide vrienden het verkeerde huis in, maar spoedig zijn zij vis k vis den dief, dien zij echter niet als zoodanig aan zien. En zij laten den inbreker, onthutst over zooveel stommiteit, kalm weer weg gaan. Zij belanden nu in een woning, waar in 't geheel niet wordt ingebroken. Het is het huis van den hoofdcommissarisWat zich nu afspeelt, overschrijdt alle grenzen der lachfantasie! Op vreemdsoortige wijze dringen zij in de woning, slaan de eigenaar hoofdcommissaris, neer, en zoo eindigt ook dit laatste tafreel van het veelbewogen le ven der beide vagebonden met een jammer lijken aftocht Uit onze Omgeving HOORN. In café ten Pijnenburg te Hoorn verga derde Woensdagavond de federatie Noord- Holland van Zuivclbewerkers, aangesloten bij den Nederl. Bond van Arb. in het L.- T. en Zuivelbedrijf. Ongeveer half acht opende de heer Tj. Posthumus met een woord van welkom tot de vele aanwezigen. Spr. releveerde ver schillende gebeurtenissen in den afgeloopen zomer en den toestand op het oogenblik. De uitgebreide notulen worden na lezing onder dank goedgekeurd Naar aanleiding van een bespreking met de arbeidsinspectie, ontspon zich een leven dige discussie over het voor cn tegen van het invoeren der werkkaarten. Ten slotte werd besloten hiervan voorloopig af te zien. Uit het jaarverslag van den secretaris bleek, dat de federatie in het afgeloopen jaar 260 leden telde, vorige jaar 250, geor ganiseerd in 18 afdeclingen .welke over de geheele provincie verdeeld zijn. Het verslag van den penningmeester en het rapport der Centrale commissie werd met algemeene stemmen goedgekeurd. De rekening sloot met een saldo van f 233.59. De aftredende bestuursleden, Ti. Posthu mus te Lutjewinkel en H. v. d .Wielen te Haarlem, werden met algemeene stemmen herkozen. De heer J. Aukema, alg. secretaris, gaf Meervoudige Strafkamer. Zitting van 24 November. Uitspraken 17 November. Abraham Straatman, arbeider, Beverwijk, thans in voorarrest. Ernstige mishandeling, gepleegd op den volkslogementhouder A. Roozendaal te Enkhuizen. Eisch 3 jaar ge vangenisstraf. Uitspraak 1 jaar gevangenis straf. Johannes Dominicus v. Kleef, schilders knecht, Hoorn. Zedenmisdr. art. 239 Wetb. r. Strafr. Uitspraak vrijgesproken. Hendrik Cornelis Ridder, tuinder, Wog- num. Hoogcr beroep vonnis Kantonger. H., ter zake Sierteeltverordening. Uitspraak f 6. of 3 dagen. Gerrit Vernes, loopknecht, Helder. Hooger beroep vonnis Kantonger. Helder t. z. over treding motor- en rijwielwet (art. 6). Uit spraak bevestiging. Petrus Joh. Karremans, melkhandel, Enk huizen. Hooger beroep vonnis Kantonger. Hoorn t. z. overtreding melkbesluit. Uit spraak bevestiging. Simon Petrus Mettes, werkman, Utrecht, (thans in voorarrest), rijwieldiefstal gepl. te Schermerhorn. Eisch 1 jaar gev. Uitspraak 8 maanden. Anne Postma, taxi-chauffeur, Leeuwarden, overtr. art. 22 Motor- en Rijwielwet. Eisch 3 maanden hechtenis en 1 jaar ontzegging rijbevoegdheid.. Uitspraak 1 maand hechte nis en 1 jaar ontzegging. een uiteenzetting over de afgeloopen actie en gaf aan de hand van vele cijfers een overzicht van den toestand op 't oogen blik. Een voorstel van het bestuur voor de a.s. actie werd voorloopig aangehouden. Na een korte rede van den heer v. d. Wie len over de propaganda, volgde de rond vraag, waarbij afscheid werd genomen van den Alg. Secr., den heer J. Aukema, die ora gezondheidsredenen ontslag moest nemen. Verschillende sprekers dankten, na den voorzitter, den vertrekkende voor het vele, dat hij in het belang der Zuivel- arbeiders heeft gedaan en zijn kameraad schappelijke omgang. De voorz. bood den heer A. een ets aan, voorstellende het Waaggebouw met de Kaasmarkt te Alk maar. Zichtbaar getroffen door deze hul diging, dankte de heer Aukema voor de vriendelijke woorden en het prachtige ca deau. Volgde sluiting. HOOGWOUD DE KWESTIE L.G.C.-BETAALMEESTER. Naar wij van welingelichte zijde vernemen zijn in verband met de kwestie Marktbestuur L.G.C.Marktbetaalmeester een tweetal cir culaires rondgezonden aan de bij de L.G.C. aangesloten vereenigingen. In een dezer circulaires aan het bestuur van de tuinbouwvereeniging „De Toekomst" te Zuidscharwoude wordt geadviseerd niet mede te werken aan de actie van de beide vereenigingen van Broek op Langendijk en St Pancras, welke afdeelingen waren opge stookt. Verder werden nog een aantal me- dedeelingen gedaan in dit schrijven, welke niet geheel juist konden worden genoemd- Op deze circulaires werd adhaesiebetuiging gevraagd. Wij gelooven niet, dat het geven zal, als er adhacsiebetuigingen komen, want volgens de statuten van de L.G.C. kunnen twee ver eenigingen een algemeene vergadering aan vragen. Inmiddels is dit door de vereeni gingen „Groentecultuur" en „De Tuinbouw" gedaan. In het schrijven aan het marktbestuur wordt verzocht, een algemeene vergadering te beleggen en de beslissing over de aan stelling van een marktbetaalmeester. waar voor inmiddels reeds sollicitanten zijn op geroepen, zoo lang op te schorten. In èen uitvoerige toelichting worden de bezwaren tegen controle door den accoun- tantdienst van het Cenftaal Bureau uiteen gezet. De tuinbouwvereeniging „De Toekomst" te Zuidscharwoude vergadert morgen avond over deze kwestie, op verzoek van een aantal leden. stompe tandkaak, die men sterk gekleurde plombeersels ingezet heeft. De groote cenmentsmassa's der waterreser voirs en aanlegplaatsen flikkerden hel geel op in het olijgroen der aanplantingen. De stad lag daar schaduwloos, zuiver en wit. De zuiver en wit. De prachtige heldere kleuren, de sterke zoutlucht der zee gaven dezen dag een bijzonder frissche en gelukkige tint. Het liefst was ik vlak bij de Spaansche jongens gaan liggen, die met het hoofd op hun schoen- poetèdoozen, in het glinsterende licht lagen te slapen. Maar juist werd ik door Trevor geroepen. Naast hem dook het brommerige gezicht van een, misschien uit zijn slaap gewekten, haven beambte op. Deze tipte met twee vingers bij wijze van groet aan zgn grijs-blauwe uniformpet, en knorde iets, dat op een uitnoodiging geleek. Wij strompelden met hem langs spoorweg wagens, naar den hoofdsteiger. Toen wij voor bij de spoorwegwagons waren kwam plotse ling de haven in 't zicht, een Hollandsche hel dere zeeschildering, scherp als met een pen getrokken, de warring van touwen en daar achter de blauwe met witte schuimkoppen be zette baai van Algerica, gevat in de witte klem der Spaansche kust. Trevor hield mij bij mgn arm terug, met de andere hand wees hij op de haven, boog zgn hoofd naar mijn schouder toe en dempte zijn stem tot een geheimzinnig fluisteren: Dat is ze. De havenwachter keek er naar, keek Tre vor aan, wendde zich af, haalde minachtend de schouders op en knorde: Stinkschip. Ik moest toegeven, ook ik was sterk ver wonderd over datgene, wat ik nu te hooren kreeg. Het protocol had zeker de verwachtingen niet opgewekt een vijfmaster, of een dezer prachtige smettelooze witte zeilen te zullen vinden. Maar dat, wat daar zoo'n beetje afzijdig, door de anderen als 't ware gemeden, aan zijn ankerketting op en neer schomelde, was toch van een te armoedig voorkomen. Een klein smerig vaartuig met twee masten, waaraan de ra's als molenwieken kris en kras door elkaar stonden. De romp was plomp en stomp, alsof ze met een zaag ruwweg uit een boomstam was ge sneden. Eenmaal was het wit geverfd ge weest, maar het was met roest roodbruin doorloopen, en het zoute water had de kleur in een smerig grauwgrijs. Ook de beide mas ten stonden niet in de juiste verhouding. Het leek alsof zg topzwaar waren voor het kleine geval. Neen, neen, het was zeker niet overweldi gend, zeker geen aanlokkelijke vrouw deze „Betty Bonn'. En deze indruk werd nog versterkt hoe meer wij de brik naderbij kwamen. De havenmeester, die ons met zijn boot er heen bracht, hield zich wijselgk tegen den wind in. Maar zelfs tegen den wind in kwam ons nog een infame stank tegemoet. „Traan", knorde hij woedend. Ja, ja, nu herinnerde ik mij: de „Betty Bdnn" had zoo en zooveel honderd ton traan aan boord. Het stonk naar de lijken. Ik drukte mijn zakdoek tegen mijn neus. Het liefst zou ik direct weer zijn teruggekeerd. Maar Trevor scheen van dit alles niets te bemerken. Hij zat doodstil als een geest en verslond het schip met zijn oogen, alsof het een fantastisch prachtig wezen was en misschien was het dat ook voor hem of het was net alsof hg door de wanden heen midden in de geheimzinnigheden ervan door dringen kon. Ik werd echter pas goed misselijk, toen de boot van den havenmeester in den wind van het schip terechtkwam en de walgelgke traan en lijkenlucht ons overstelpte. Ik had maling aan beleefdheid tegenover den Rijksadvocaat, sprong op en greep een touw dat van de boot afhing, klauterde als eerste vlug naar boven, alleen maar om spoe dig boven op het dek tenminste eenige fris sche zeelucht naar binnen te kunnen krijgen. De eerste blik op het dek van het schip gaf mg een geweldigen schok. Hoe ik mij den eersten aanblik van 't schip voorgesteld had kon ik nu niet direct juist zegen. Zeker iets van „het verlaten schip", „doodelijke rust", „eenzaam dek" of zooiets dergelijk. Maar nu lag daar Ineens een mensch, een man op de bank in de schaduw van een huisje; een man op het doodenschip en juist, hjj sliep. Hij snurkte zelfs onbehoorlijk en blies zijn adem door zijn geopenden mond als een steu nenden walvisch. Doch zelfs dit werkte op het moment niet komisch, doch eerder pijnlijk, want de eerste geacht, die mij overviel bij den aanblik van een mensch op het dek, de eerste gedachte, die mij een maagkramp be zorgde, was: „dood". De man sprong op, staarde mij met wezen- looze oogen aan: hij was minstens evenzeer van mij geschrokken als ik van hem. Ik lachte, half en half gerustgesteld. Het was de wacht. De havendienst had een man aan boord gelaten. En nu had hij geslapen. Ja, wat moest hij eigenlijk anders doen. Wij zeiden hem goedendag, wisselden een paar onbelangrijke woorden over het weer, deden een paar zoogenaamde komische vra gen als deze: of nog niemand der verdwenen van de „Betty Bonn" zich weer aan boord gemeld had? Hij wiegelde verlegen van den een voet op den anderen en lachte zoo'n beetje met zijn slaapdronken oogen. Wij wa ren per slot van rekening net zoo verlegen als hij. Hier stonden wij nu op de planken, waarop het raadselachtige was voorgevallen. We staarden in de lucht, keken naar de masten en ra's, waaronder de grauwe massa der zeilen hing, keken naar de touwen en blokken en kregen het gevoel alsof ieder ding, iedere stok, iedere spijker ons een antwoord toe schreeuwde op onze onuitgesproken vragen; alleen verstonden wij het niet. Dat maakte ons klein en hulpeloos. Het was niet eens noodig aan Trevorts fan tasie over zeerooverg en moord te denken. Alleen de gedachte al, hier vanaf dit dek zijn een handvol menschen, levende, ademen de wezen als wg, verdwenen, opgelost, zijn misschien uit eigener beweging verdwenen; alleen deze gedachte reeds deed ons twijfelend en zacht de voeten neerzetten, toen wg ons van de wacht afwendden en onze eerste schreden in het onbekende maakten. Een onderzoeking was het eigenlijk niet, het was meer een bezoek aan een kerkhof. Ja, en daarmee begon voor my een reeks merkwaardige, b\jna spookachtige ondervin dingen op dit schip. Het begon met de drie hemden aan de lijn. Ik had het reeds in de akten gelezen: de verklaringen van de menschen van de „Frisco". Maar wat daar in de nuchtere schrijverstaal tusschen een grauw omslag op papier neergezet als niets-zeggend aandeed, werd nu plotseling de levende waarheid voor mij, kreeg leven, voor alles zoo'n wonderlijk, zoo'n menschelgke waarde, waarvan de stuur man Crane reeds verteld had. Daar hingen dus plotseling drie hemden aan een lijn, grauwwollen, gewasschen, flad derden en bolden zij in den wind, als wilden zij een gestalten aannemen, de gestilte van hen, die ze eenmaal gedragen hadden en er niet meer waren, weg, opgelost, naamloos, misschien dood. Wy openden de deur der hut en keken er binnen. Het mannenlogies zag er uit, zoo als duizend anderen. Het rook naar oude ta bak, teer en zweet. Links en rechts aan de kanten der kooien, paarsgewijze boven elkaar, met bruine dkens, onordelgk, maar niet on zindelijk. Aan den achterwand een hooge bebijtste plank. Daarop had waarschijnlgk de kat ge legen en geslapen, zooals in de akten te lezen stond. Het middengedeelte werd ingenomen door een aan vier stangen hangende smerige hou ten plank. Pijpen en tabak lagen er op. Zee kisten stonden er onder. Ik ben er van overtuigd, dat wij beiden tegelgkertgd bg ons zelf dachten: Ja, ja, zoo is het, dat wisten we eigeniyk al lang. Zonder een woord te spreken verlieten we het logies. We gingen langs de dekken. Aan den anderen kant was het kombuis. Wy ke ken er in. Juist, daar de kachel, de tafel, het bord. Op de kachel stond een pot, waarin waarschgnlgk de kip geweest was, die de stuurman overboord had laten gooien uit vrees voor cholera of pest of een of andere geheim zinnige ziekte, waarover hij gesproken had. De gedachte aan een of andere ziekte joeg mg het kombuis uit. Aan dek in de frissche lucht was mij liever. Een beetje ironisch keek ik Trevor aan: (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1936 | | pagina 7