Mftytier' Sinterklaasmorgen Hans' Sint Nicolaas- geschenken. 1 Zaterdag 28 November 1936 Vijfde Blad ren strookje open en las de inhoudHij glimlachte. Datzelfde had hij al gedacht, toen zij elkaar het voorval van de twee geschenken verteldenToch fideel, van die Wim, om óók hetzelfde te denken. Natuurlijk vond Ed 't goed! Het zou leuk zijn voor Hans, twee cadeaux te krijgen, waar iedere jongen naar verlangen zou. Op de achterzijde van het brief je schreef Ed dus met grote letters ,Ja", en gaf het stukje papier aan Wim terug. Twee vriendjes van Hans liepen die avond in het donker door het nauwe, smalle steegje..4 Er was riiet eens een lantaarn in het straatje, maar Wim kende de weg wel. Zachtjes, heel zachtjes, zetten zij hun geschenken op het ver sleten stoepje. Dan belden zij luid en holden het straatje uitJuist, toen zg de hoek waren genaderd, zagen zij, dat de deur van Hans' woning langzaam openging „Ziezoo", zei Wim, om wat te zeggen, „nu heeft hij ook wat!" „Ja!" zuchtte Ed, en voelde zich even gelukkig als WimOp de terugweg zeiden de beide jongens niet veel. Wat zouden zij ook zeggen. In hun gedachten zagen zij reeds de grote ogen van Hans, die hij zou opzetten, zoodra hij zijn pakjes kreeg... Wim lachte eens en Ed lachte mee. „Toch wel prettig, om iets weg te geven", zei Ed een beetje schuchter. „Ja, vind ik ook", antwoordde Wim en beiden vervolgden hun weg naar huis \$ie een I202I jaoHje lav2<^ 2oei en braaf h Vanzelf oobmei banc Mei <Dinl-Nic!olaa3 (Ws V^int-al bané! "Rei Dan ol eené inde Of al bij eent looftaad Dal is \oda mei *Sbor° iou Chic al nij iam*, niel Lvèit ie barlje beleent V^eeSniefboe^ en danlc cSinl. Laai bem zien dal je ieerl- Alle mensen vonden Freddie een leuk en aardig ventje, maarzgn moeder, vader en verdere huisgenootjes dachten er anders over, want Freddie was een heel gierig jongetje. Wanneer hij iets lekkers kreeg, b.v. een doos chocolade, ofwel een paar appels, nooit en nooit deelde hij met zijn zusje of broertjes. „Nee", zei hij altoos, wanneer iemand hem Iets vroeg, „zorg maar, dat je zelf wat krijgt", en heel stilletjes at hg dan in een hoekje zgn snoeperij alleen op. Vaak had Freddie's moeder al gezegd: „Pas maar op met je gierigheid, het is gauw Sint Nicolaas." „Wat kan mij die Sinterklaas nou schelen' was het onaardige antwoord dan en moeder liet hem dus ook maar verder begaan en zei er geen woord meer over. De zusjes en broertjes wilden ook langzamerhand niets meer van hem weten. Het was op de morgen van de vijfde December en alle kinderen waren om zes uur reeds uit hun bedje gekropen, om te kijken, wat Sint wel in hun schoen gestopt zou hebben. „Ga jg niet eens kijken, Freddie?" vroeg moe der. „O, ik heb de tijd", mompelde Freddie slaperig, „mijn schoen loopt heus niet weg". Moes begreep niet veel van die boze bui en dan nog wel op Sinterklaasochtend, maar... Freddie was een beetje bang, om in zijn schoen te kijken. „Misschien zit er wel helemaal niets in", dacht hij, „en dan kom ik nog vroeg genoeg bg een lege schoen." Ondertussen was het beneden in de huis kamer reusachtig rumoerig geworden. „Hoera, ik heb een mondharmonica gekre gen", riep er eentje, „en ik een onbreekbaar poppetje", schreeuwde weer opgewonden een tweede. Nu kon Freddie het boven toch niet langer Uithouden en ging langzaam drentelend naar beneden. Al dadelijk zag hij, dat bij zijn schoen tje een paar pakjes lagen en meteen klaarde Zijn gezichtje op. Hij draaide de pakjes om en om en zag uit een ervan een papiertje steken, waarop stond: Eerst dit openmaken". Nieuwsgierig maakte Freddie de touwtjes los en nu kwam er een heerlgk doosje borst plaatjes voor de dag. Een rijmpje lag boven op. „Lees eens voor?" vroeg zijn jongste zus, en Freddie las: „Weet, dat deez' borstplaatjes heerlijk ^n fijn „Geheel alleen voor onzen Freddie zgn". Freddie kreeg een kleur als vuur, want hij begreep best, waar Sint Nicolaas op gedoeld had, natuurlijk op zijn gierigheid. Al de anderen waren intussen reeds aan het smullen van de verschillende lekkernijen, die ze gekregen hadden en met elkaar deelden. „Eet jij niks, Freddie?" vroeg plotseling een van zijn broertjes. „Ze zien er zalig uit, fijn, zeg, dat je ze heel alleen mag opeten, hè?" Freddie zei niet veel en stopte een mooi groen borstplaatje in zijn mond. Maar, o, hemeltje, wat was dat? Wat trok die jongen een lelgk gezicht. „Wat heb je, Freddie?" vroegen ze allemaal tegelijk, „smaakt het niet lekker?" „O, wat flauw van dien Sinterklaas", snikte het ventje, de borstplaat is galbitter; er zitten allemaal bittere amandeltjes in. Daarom waren ze zeker voor mij alleen bestemd. Dat is vast voor mgn straf!" Ondertussen was moeder binnengekomen en vroeg, wat er aan het handje was. Freddie vertelde het haar onder snikken en tranen. Moes had erg met hem te doen, natuurlijk en zei: „Nu, wie weet, zit er in die andere pak jes wel iets heel moois. Zullen we ze samefi eens openmaken, vent?" Freddie knikte van ja en toen kwam er uit het tweede pakje precies zoo een doosje borst plaatjes als uit het eerst maar hierop stond: „Sint heeft je maar wat willen foppen, „Nu moet je deze eens in je mondje stoppen". „Zie je wel", riep moeder, „Sinterklaas meent het nog zo kwaad niet met je. Zal ik er nu eerst een van proeven?" „Graag, moes", was het antwoord, „ik durf het niet goed meer". „Fijn smaakt het", lachte moes en stopte er meteen Freddie een in zijn mondje. Nu moest hij vanzelf weer lachen en kreeg daar opeens nog een derde pakje in de gaten, dat hg bij alle narigheid over het hoofd had gezien. Vlug rolde hij de papieren er af en daar kwam de zo lang gewenste meccanodoos te voor schijn. Nu vloog Freddie van blijdschap zijn moeder om den hals en riep: „O, moes, dat is toch wel heel lief van Sin terklaas, om men zó iets moois te geven, wat ik zo dolgraag heb willen hebben. Ik zal vast nooit meer gierig zijn en dadelijk een grote bedankbrief schrijven". En.VM Freddie heeft woord gehouden! Een verhaal van jongens, die een goed hart hadden. Vier uurDe schooljongens stormden letterlijk uit de klas! Meester kon.hen dit van daag niet kwalijk nemen. St. Nicolaasfeest zat hen in het hoofd. Overmorgen... nog zoveel nachtjes slapen, nog zoveel uur en het feest was daar! Het feest, waar iedereen al weken lang naar verlangde. Iedereen? Nee toch niet. Wie dan wel niet? Wel, Hans Greve in ieder geval niet, Integendeel, hg wilde feitelijk maar, dat het feest al weer achter Jle rug was. Niet dat Hans Greve niet van het St. Nicolaasfeest hield, maar eenvoudig, omdat het voor hem toch geen feestje zou zijn. Vader ziek en lang zonder werk. Het was voor de familie Greve geen feest. Waar zouden zg ook het geld van daan halen om geschenkjes te koopen? Ge schenkjes, al zgn zij nog zo klein? Er was immers nauwelijks genoeg geld om het no dige voedsel en melk en eieren voor Vader te kopen. Verdrietig slenterd liep Hans Greve de straat uit. Hij wachtte nu maar niet op zijn vriendjes Ed en Wim. Die zouden het de hele weg wel druk over het feest hebben. En dè.t deed hem nog meer verdriet. „Hallo Hans", riep een vrolijke stem, de stem van Wim, achter hem. „Wat loop jij in je eentje! Had je niet op ons kunen wachten". ,iAch, ik wou gauw thuis zijn", stotterde Hans een beetje verlegen. „Nou zeg, wacht eventjes, daar komt Ed al aan". De jongens bleven even staan om op Ed te wachten en gedrieën volg den zg de weg naar huis. „Zeg Wim, je weet toch, dat ik zo graag een toverlantaarn zou willen hebben", begon Ed, „maar ik krijg 'm niet. Moeder vindt het te gevaarlijk, met zo'n kaarsje bij wijze van lampje. Jammer hè". „Nou", vond Wim, „zeker jammer. Je hebt er zowat 't hele jaar naar verlangd. Nou ja, misschien met je verjaardag", voegde Wim er troostend achter. „Maar weet je", begon Wim dan weer, „dat ik zo graag een nieuwe voet bal had? Nou, die krijg ik ook niet, omdat ik in de laatste veertien dagen driemaal mijn Zondagse schoenen kapot heb getrapt!" De jongens lachten nu alle drie. Die wilde Wim. Zijn moeder had wat met 'm te stellen! „Zo, ik ben er al weer," zei Ed na een poosje en nam met een „besjoer" afscheid van zijn vriendjesEen poosje later was ook Hansje bij zijn woning. Hans woonde in een klein, smal straatje, waar het niet er fris rook, maar Wim was een echt vriendje voor Hansje en bracht hem altgd helemaal tot aan zijn huisdeur. „Dag Wim", klonk het ietwat treurige stemmetje van Hans. „Nou dag! Tot morgen, droom maar van Sinterklaas!" riep Wim Hans nog na. „Droom maar van Sinter klaas", klonk het lang daarna nog in Hansje's ooren. Hg lachte een beetje bitter. Wat had hij daaraan De nacht ging voorbij en het werd morgen. De meeste schooljongens hadden reeds een deel van hun geschenkjes gekregen. Ze vonden het in hun schoen. Velen hadden hun cadeau tjes al meegebracht. De schooltassen puil den letterlijk uit! Hans' tas alleen was leeg Hij ontliep iederen jongen; bleef maar een beetje rondslenteren in de buurt van de speel plaats. Hè, daar had je 't alweer! „Dag Hans", riepen Ed en Wim, „kijk 'ns wat wij gekregen hebben! En zal ik je 'ns wat vertellen?" voeg de Wim er geheimzinnig aan toe. „Ed kreeg toch immers geen toverlantaarn en toen wilde ik hem verrassen en gaf mgn lantaarn aan hem, maar 't mooiste is, hij hééft een lantaarn ge kregen. Zijn moeder vond, dat hij 't toch wel verdiende„En weet je wel", schreeuwde Ed tegen Hans, "dat hg. geen nieuwe voetbal kreeg? Nou, ik wilde hem verrassen en stuurde hem mijn nieuwe voetbal, maar het gekste is, dat hij toch een voetbal kreeg. En nu hebben wij allebei twee dezelfde cadeaux!" De jongens lachtenHans ook. Het idee, twee dezelfde cadeaux. Hij had er niet eens één. Hans was blij, dat de schoolbel ditmaal vroeger luidde dan anders. Druk redenerend liepen de jongens het pleintje over, de klassen in O ja, vandaag, die vervelende aardrgks- kundeles. Wim zat maar wat naar zijn be kladde inktvingers te turen. Eigenlijk dacht Op 'n goeie dag moest Sint Nicolaas ook bg Koning Leonard te gast, Koning Leonard, die er voor bekend stond heel erg rijk te zijn en veel van grappen te houden. Hij had den leuksten nar, die er maar te vinden was en toen Sint Nicolaas en Piet bij den Koning binnen stapten, moesten ze 't dan ook direct ontgelden, hoor! De nar snuffelde aanstonds in Piet z'n zak en wist op elk geschenk wat er in zat iets geestigs te zeggen. „Weet je wat", zei Koning Leonard, toen Sint Nicolaas en Zwarte Piet wat bij den Koning gedronken hadden, „je moet die zak met alles er in maar weer netjes meenemen, ik wil dit jaar niets hebben. Geef 't aan de honderd armste kinderen van mijn rijk, dan zal ik gelukkiger zijn, dan wanneer ik alles alleen houd". Nou, St. Nicolaas vond 't eigenlijk wel een beetje verdrietig; hij mocht Koning Leonard zoo graag en had extra mooie dingen voor hem meegebracht. Maar toen hij ook aan al de arme kindertjes dacht, was hij den Koning inwendig dankbaar. Hg zou 't eerlijk verdelen. De nar, die intussen maar op en neer huppelde als een jong hondje, kreeg plotseling de oude lantaarn van Zwarte Piet in de gaten. „Pas op", schreeuwde Piet, „blijf af van m'n lantaarn, al zestig jaar draag ik haar bij me, ik heb haar van mgn overgrootvader ge-orven, een echt familiestuk". En hij duwde de lantaarn gauw achter de zetel van Koning Leonard. ,En toch zal de Koning die lantaarn nemen, ze zal hem geluk brengen", riep de nar, waarop de Koning vroeg wat hij daarmee bedoelde. „Ik zeg niets, ik zeg niets", grinnikte de nar, „maar je kunt nooit weten, hoe zo'n oude lantaarn je uit de nood kan helpen". Niemand begreep waarom hij zoo over die lantaarn door bleef zeuren, en toen de Koning ten laatste aan Zwarte Piet vroeg of hij de lantaarn zou mogen hebben, gaf Piet met tranen in de ogen toe. en hij zette haar triomfantelijk voor Koning Leonard neer. Nadat Sint Nicolaas en Zwarte Piet ver trokken waren, werd de lantaarn van Piet in een nis gezet; Koning Leonard vond, dat 'tniet zo bijzonder tussen al de kostbare vazen stond en gaf er dus een eigen plaatsje aan. Veel jaren nadien kwam er onrust in 't land. De vijanden van Koning Leonard wilden de troon innemen en de Koning en z'n trouwe nar besloten om heimelijk 't land te verlaten. Voor 't eerst na al die jaren, haalde de nar toen de oude lantaarn van Zwarte Piet voor de dag, laadde die vol edelstenen, zette er een klein kaarsje in en samen gingen de Koning en de nar als bedelaars vermomd, op weg. Niemand dacht er aan hem aan te houden, hoe zouden die bedelaars met die vuile lantaarn bij zich, nu de Koning en zijn nar kunnen zijn De ont vluchting gelukte, na maanden zwerven kwa men de twee bedelaars in een land, waar nie mand hen kende; daar kocht de Koning een huisje, temidden van bos en hei en leefde er met z'n enige bediende, z'n nar. Soms, als de nar in 't bos hout sprokkelde, ging de Koning naar de lantaarn en streek er over hij heel diep naJa, hij zou 't maar doen. Dat zou leuk voor Hans zijn. Ongemerkt haal de Wim een stukje papier, dat eens wit ge weest was, uit zijn zak en schreef met een stompje potlood aan Ed. „Vanavond voetbal en lantaarn naar Hans brengen. Goed?" Dit brief je in telegramstijl werd doorgegeven aan den jongen, die achter Wim zat en deze gaf het weer door aan Ed. „Opletten daar!" klonk meesters strenge stem. O hemeltje! Als hij 't briefje maar niet opvraagt. Nee, meester had geen briefje gezien. Vlug maakte Ed het papie- heen. Want eigenlijk was dè.t hun uitkomst geweest, dat oude ding had hen over donkere paden geleid en 't had de schatten van den Konfng in zich verborgen. En toen Koning Leonard dood ging, liet hij de lantaarns door den nar weer aan Zwarte. Piet terugbrengen. Heel diep op de bodem, daar lagen twee grote edelstenen, een kapitaal waard, daar mocht Piet mee doen wat hij wilde. De lan taarn had z'n dienst gedaan. „U mag hem hebben, maar die sprinkhaan blijft er af", riep Piet, die genoeg van de grappen van den nar had. ,,'t Zou wel zonde zjjn als die gek er met z'n vingers aankwam",

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1936 | | pagina 17