Raadsels
Haast II langzaam.
KNIPPLAAT
Beste ongens en Meisjes
Wat was de wereld van de week klein. Als
je bij Schagerbrug reed dan kon je de torens
van Schagen niet eens meer zien en die staan
anders zo vriendelijk te wenken. Maar toch was
het Dinsdagmorgen ook mooi langs de Weg.
Jullie waren al op school, toen plotseling door
die mist een ijzige wind over het land ging, die
alles deed verstijven, en die alle boomtakken in
glanzend zilveren tooverstaafjes herschiep,
't Was een wonder en je kreeg er eigenlijk
niet genoeg van er naar te kyken. Langs de
Lage Dijk reed ik door een feesthaag en op
het land was het wit, alsof het heel fijn ge
sneeuwd had. Je had het moeten zien.
Jongens en meisjes, nog een week, dan is
de grote feestdag daar. M'n hart klopt zelf
een beetje blijer als ik er aan denk. Van de
week" heeft de Sint by ons thuis gestrooid.
Met handen vol in de gang, door het raampje
van de voordeur. M'n kinderen durfden eerst
alleen maar om het hoekje kijken, maar toen
het strooigoed door de gang rolde, ja, toen
wipten ze er vlug in en grabbelden, zo hard
ze konden.
Weet je wie van de week de verrassing van
het boek heeft? Hier volgt haar naam:
BETSIE DE GOEDE,
Dirkshorn.
Guus Wiemeersch, Winkel. Guus, je wens
zal misschien in vervulling gaan, en je zal
van de winter de gladde ijzers veel onder
kunnen binden, want alle weerprofeten voor
spellen een strenge winter. In hoop het voor
jou, maar voor alle arme mensen... daarvoor
hoop ik dat de temperatuur niet onder, de 60
gr. Fahrenheit komt.
Gré Zwaan. Dat weet ik waarlijk niet,
Gré, of jouw oplossing twee weken geleden
niet of wel terecht gekomen is. Je begrijpt,
ik heb geen archief van alle briefjes en dat
bovenkamertje van me heeft maar beperkte
ruimte, zodat ik alles niet kan onthouden.
D. W. Visser, Schagen. Jij stelt me voor
dezelfde moeilijkheid als Gré, hierboven, heus,
ik kan je daarop geen antwoord geven. Maar
wel beloof ik, dat er in het vervolg nog meer
aandacht besteed zal worden aan de oplos
singen.
Koba Kuiper, Schagen. Natuurlijk moet
je die kies laten trekken of je moet er de
voorkeur aan geven met- eën paar appelen
wangen en een kiespijngezicht naar school te
gaan. In zou de raad van m'n moeder maar
zo gauw mogelijk opvolgen. Gerust, die weet
het wel het beste.
Tlnle Spaans, Barsingerhorn. Leuk is
z'n jong poesje, hè, Tinie, het is zo speels als
een „jong hondje" en zo vlug als water.
Dirk Groet, Anna Paulowna. Jij wilde
dus graag bij „een stel bekende jongens"
staan in het jeugdhoekje, Dirk. Nu weet ik
alleen niet of die bekende knaapjes vandaag
hun briefje beantwoord krygen en het kan
dus best zijn dat jy zielig alleen staat. Maar
dat vind je ook wel goed, denk ik.
Atie Eriks, Schagerbrug. Ik had het nog
wel met dikke letter^ in de krant gezet,
Atie, dat je me twee weken geleden niet
mocht schryven en het is dus zonde geweest
van dat briefje, dat je misschien met je tong
uit je mond, geschreven hébt, want het ls zo
naar die grote redactie-prullemand verhuisd.
Jammer, hè?
Trientje v. Stipriaan, Barsingerhorn.
Pianoles is niet gemakkelijk, Trientje. Eigen-
lyk kosten de meeste dingen die je leren moet,
je inspanning, maar later, ja, dan ben je wat
dankbaar voor die inspanning. Doe dus maar
goed je best, je zal zien dat je er later dank
baar voor bent, dat je in de gelegenheid was
het te leren.
Marth en Tinie Marees, 't Zand. Mis
schien ben ik jullie wel eens voorbygereden,
Martha en Tinie, want ik rijd nog al vaak
door 't Zand en als het tegen twaalven loopt,
dan kom ik nogal eens wat schoolkinderen
tegen en allicht trippelen jullie daar ook by.
Kan je niet een naamkaartje op je mantel
hangen, dan herken ik jullie?
Gert Blauwboer, Oudesluis. Ja, dat was
wel jammer, dat jij niet thuis was, Gert, en
ik had heus geen tijd om nog een kwartier te
wachten al had ik graag je ogen gezien, toen
je daar die fyne taart zag staan. En wat was
hij lekker, hè, ik heb er fjjn van meegesmuld.
Jij dacht zeker, dat de muizen er aan ge
weest waren. Nu, ik hoop dat ik je nog eens
zo'n verrassing mag brengen, hoor.
Piet Blauwboer, Kolhorn. Heb je ge
lezen hoe jouw naamgenoot geboft heeft,
Piet? Jij aast er zeker ook op, hè? Gelyk heb
je, hoor, vooral tegen Sint Nicolaas is zo'n
lekkernij welkom.
Jaap en Corrie Gutker, Julianadorp.
Jullie hebt alweer niet geboft jongens, want
je komt alweer by de tweede beantwoording
en dus greep je de vorige week weer mis.
Maar dat geeft toch eigenlijk niet, want van
daag is alles weer goed als je je naam ziet
staan.
Nellie en Kees Everts, Keinsmerbrug.
Dat is fijn, dat je zo goed voor je vogels
zorgt, Nellie en Kees. 't Is goed om een vriend
van de dieren te zijn, daar word je leven ook
mooier door. Zorg dus maar goed voor de
vogels deze winter, ze hebben het, als het
koud en guur is, zo moeiiyk om eten te vin
den.
Martha Lieftink, Breezand. Ja, dat lijkt
me een goed idee, Martha, om met Jans en
Piet om de week te schrijven. Dan blijven we
steeds met elkaar in briefcontact.
Hillie Kant, Dirkshorn. Je kan mij heus
wel een geheimpje vertellen, hoor, Dirkje. Ik
ben net zo gesloten als die spreekwoordelijke
pot, weet je wel, en ik zal vast niet verklap
pen wat jij voor je opoe, je vader en je moeder
maakt voor St. Nicolaas. Postzegels spaar ik
zelf niet op, maar ik heb een heel goede ken
nis, die ik er veel genoegen mee doe: Als jy
dus zelf niet spaart, stuur ze me dan maar,
als je wilt.
Piet Hoornsman. Piet, dat jongens nog
al erg gauw genezen, want anders zag het er
voor Piet niet zo vrolijk uit, met die dijbeen
breuk. Maar nu kan hy misschien weer gauw
buiten springen. Ik hoop het voor hem en
voor jou, want dan kan hy weer meedoen met
roovertje spelen.
Gerrit Vetman, N. Niedorp. Wel alle
mensen, Gerrit, zoveel knikkers heb ik nog
nooit gehad, meer dan duizend. Myn grootste
aantal was 400 en die heb ik zo langzamer
hand weer allemaal verloren. Jij bent een ryk-
aard in knikkers.
Gerda Zyp, Oostwoud. Dat briefje van
jou leek wel gedrukt, Gerda, zo keurig zag het
eruit. Zulke mooie drukletters schryf je zeker
op school niet. Dat zou ook te veel tijd kosten.
Doe je de groeten aan Aafje.
Vrouwtje Hoornsman, Julianadorp. Van
daag zal je moeder je niet behoeven te roe
pen, Vrouwtje, met de mededeling, dat je in
de krant staat, want natuurlijk vlieg je van
daag zelf op de krant af en zoekt je briefje,
totdat je het gevonden hebt. Of was je het
alweer vergeten?
Jongens en meisjes, ik zou graag nog wat
met jullie doorpraten, en eigenlyk moest ik
het ook doen, want alle briefjes zijn nog niet
beantwoord, maar de tyd ontbreekt nu, die
klok rikketikt maar voort en er wacht ander
werk, dat ik niet mag laten liggen. Jullie mo
gen me volgende week weer schrijven, maar
dan beantwoord ik eerst de briefjes die van
daag nog onbeantwoord moesten blyven.
Tot volgende week dus, jongens en meisjes,
maar denk er om, vóór Woensdagmorgen 9 u.
de oplossingen binnen, hoor.
Kindervriend
Oplossing raardsels vorige week:
1. De aap heeft mensenvoeten.
2. Het paard heeft een koeienstaart.
3. De slagtanden van de olifant staan ver
keerd.
4. De haan heeft eendenpoten.
5. De eend heeft hanenpoten.
6. De poes heeft een halve snor.
7. De koestaart is te kort.
Raadsel II:
De letter r.
Goede oplossingen ontvangen van:
D. K., Lutjewinkel; Gerrit D., Medemblik;
Marie v. R., N. Niedorp: Aat G., Aardswoud;
Frits V.; Nellie K., St. MaartensvlotbrugCor
B., Langereis, N. Niedorp; Leijdert V., Dirks
horn: Nelly en Kees E.( Keinsmerbrug, post
Schagerbrug; Truus B., Tuitjehorn, gem.
Harenkarspel; Betsy de G., Dirkshorn; Gerie
D., Keinsmerbrug, post Schagerbrug; Jannie
R., Aardswoud; P. en G. Z., Tolke; Marie S.,
Dirkshorn; Geert B., Oudesluis; Willen. M.,
Grotepolder, Winkel; Tini A., Winkel; Annie
A., Winkel; Gerrit V., N. Niedorp; Jaap en
Corrie G., Julianadorp; Dirk A., Julianadorp.
Nieuwe Raadsels
i.
Vul op de puntjeslijnen woorden in. Zijn de
woorden, waarvan de omschrijving er naast
staat, goed dan vormen de eerste letters
van boven naar beneden en de laatste letters
van beneden naar boven gelezen een bekend
Nederlands spreekwoord.
Niet een.
Gedachte. Opvatting.
i Somtijds.
i Zoete lekkerny uit de banketbak
kerij.
Beklede doos.
Maat.
Werkwoordvorm.
Ridderkruis.
Nederlands spreekwoord.
II.
HET VERRE RAADSEL.
Vul in:
VER. Met betere soort enten van
planten.
VEROvercompleet.
VER Waardevolle bontsoort.
.VER. Heks.
VERWaaruit de opium afkomstig
is (laatste lett. ontbreekt).
.....VER. Kleurstof.
.VER Insect, dat veel» in bomen
voorkomt en vernielzuchtig is.
Er was eens een koning, die alles haastig
deed en ook wilde, dat anderen alles heel vlug
deden.
Hy was ontevreden over de lieden, die in
zijn dienst waren en nodigde drie wijze mannen
uit hem raad te geven, hoe hij zijn bevelen
snel uitgevoerd zou kunnen krygen.
De eerste raadsman sprak: „De mensen
doen de dingen vlugger, als ze kunnen ver
wachten, dat ze een grote beloning krijgen,
majesteit." „Kalm, kalm!" antwoordde de
koning haastig, je denkt toch niet, dat ik myn
bedienden afzonderlijk ga belonen, voor wat
ik hun beveel te doen." Enkele mensen werken
vlugger, als ze weten, dat ze gestraft worden,
wanneer ze langzaam werken, zei de tweede
raadsman. „Hm, hm!" mompelde de koning,
„dat zou ik kunnen doen, maar 't zou te veel
tyd kosten, om iedereen te straffen." Alle
dienaren huilden van spijt, toen ze dit hoor
den, want ze werden liever niet gestraft. Ze
luisterden nu vol belangstelling naar den
derden raadsman, die den koning strak aan
zag en sprak: „Er is slechts één goede weg,
majesteit!" „En die is?" /vroeg de koning
ongeduldig: „U moet een fles denkwater
leegdrinken. Dat is een wondervolle drank,
die maakt, dat alles, wat u denkt, ook op
slag gebeurt", antwoordde de raadsman. „Geef
me dan dadelijk een fles", beval de koning.
„Er bestaat dus geen beter middel dan dat
en ik zal nu naar hartelust gaan denken."
Niemand keek bij deze woorden erg vrien
delijk, behalve de koning zelf. De raadsman
haalde toen een fles uit de plooien van zyn
wyd kleed te voorschijn en zei: „Als u moe
wordt van het vlugge denken, majesteit, komt
u maar by my terug."
De koning haalde de kurk van de fles, rook
er eens aan en voor er nog iemand een woord
had kunnen zeggen, had hij de drank naar
binnen, 't Scheen lekker te smaken, want hy
likte zijn lippen nog eens af. Terwyl hij hier
mee bezig was, gingen de raadslieden zachtjes
heen. De deur sloeg achter hen dicht en ge
durende enkele ogenblikken was het stil. De
koning bezon zich, waaraan hij 't eerst zou
denken. Daar kreeg hij plotseling een in
geving.
„Het paleis moet van de kelder tot de zolder
schoongemaakt worden," dacht 'hij. Pats,
Boem! Plas! Sst! Rrt!
Al zyn bedienden, knechts, koks, lakeien en
pages holden, dooreen. Water, zeep, vegers,
borstels en emmers stónden of lagen in alle
vertrekken. Ramen en deuren werden wyd
opengezet. De koning zelf werd van zijn troon
gelicht, voor hij er iets aan kon doen, want
ook deze moest schoongemaakt worden. „Ik
heb er al genoeg van," dacht hy, terwyl hij
van de natte, glibberige vloer overeind
klauterde. Hup, hiep! alle gereedschappen ver
dwenen, ramen en deuren werden gesloten en
in een oogwenk zat de koning weer op zijn
troon. De bedienden stonden buiten adem stil,
om te horen, wat hun koninklijke meester
verder zou bevelen. „Gelukkig dat 't voorbij
is, lachte de koning. In 't vervolg zal ik wat
voorzichtiger zyn met denken."
Daar de koning niet precies wist, wat hy
nu zou gaan uitvoeren, besloot hij, een wan
deling te gaan doen. „Uw parapluie, sire,"
zei een lakei, hard achter hem ?/inlopend.
„Dank je, 't zal wel niet gaan regenen," ant
woordde de koning.
'n Poos liep hy na te denken over zyn nieuw
verworven eigenschap. Er begon een hevige
wind op te steken en terwijl hy naar de zware
wolken keek, vergat hy, om voorzichtig met
denken te zijn. „Ha, dacht hij, terwyl hij zijn
jas dichtknoopte, „ik geloof, dat we storm
weer krijgen." Krak! krak! donder en bliksem!
Regen en hagelstenen vielen in dichte massa
naar beneden. De koning keerde zich om en
holde naar het paleis. Toen hij daar aan
kwam, was hij doornat, terwijl hij zich koud
en akelig voelde. „Ik moet een warm bad
hebben, of ik word verkouden," dacht hij.
Plas, plas! Door onzichtbare handen werd hy
naar de badkamer getrokken en werd hij in
een veel warmer bad gestopt, dan hij eigenlijk
wilde hebben, met al zijn kleren aan. „Help!"
riep hij, terwijl hij probeerde, er uit te komen.
Zijn badknecht hoorde zijn kreten en kwam
toegelopen. Hij viste den koning uit het bad
en sloeg een grote handdoek om hem heen.
Daar stond de koning nu en durfde niet te
denken.
Breng de drie raadslieden by me," zei hij
kalm. Na lange tyd kwam de badknecht
alleen terug, met een stuk papier. „Ze zyn
nergens te vinden, majesteit! Ze zyn weg/ge
gaan en hebben deze boodschap voor u achter
gelaten," zei deze, terwyl hy het papier aan
zyn meester gaf. De koning nam dit aan en
las:
„Als u ons weer nodig hebt, kunt u ons
in de boshut vindén."
Zodra de koning dit gelezen had, trok hy
droge kleren aan. Hy wist niet juist, wat hy
zou doen, want hij begreep, dat de drié raads
lieden hem een poets hadden gebakken en
daarom besloot hij, hen te straffen. „Ik zal de
schurken een lesje geven en hen pakken, vóór
ze geheel ontsnappen," dacht hij kwaad. Plot
seling begonnen zijn benen te lopen en hy
moest natuurlijk mee! Ze sleepten hem door
heggen en rivieren, over rotsen en steen
achtige wegen. „O, hoe vreselyk," zuchte de
koning.
Maar 't werd nog erger, want hij raakte
in de struiken verward en nog stonden zyn
benen niet stil. „Lieve help, ik word nog van
elkaar gescheurd," huilde hij. „Ik wilde maar,
dat myn benen nu ophielden." Nauweiyks had
hij dit gezegd, of ze stonden inderdaad stil.
Hij kroop uit de struiken, terwijl hij er zich
over verwonderde, dat hy dit niet eerder ge
zegd had.
Het was een ellendige koning, die een half
uur later aan het paleis terugkwam. De
dokter moest meters verbandgaas om hem
heen slaan. Lange tijd zat de koning nu heel
stil. Tenslotte begon hij hevig te snikken. „Ik
geloofdat ikjaheel langzaam
in mijn rytuig naar de raadslieden zal gaan,"
mompelde hij nederig tegen zijn bedienden.
Heel voorzichtig werd hy nu naar zyn
rytuig gedragen. Een grote stapel kussens
werd om hem heen gezet. Er ging een uur
voorbij en nog steeds ging het rijtuig rustig
voorwaarts. De koning begon zich wat beter
te voelen en werd opnieuw ongeduldig. „Ik
geloof, fat we wel wat vlugger konden ryden,"
zei hij tegen den koetsier.
Daar gingen de paarden aan 't draven. De
koning werd op de grond geslingerd. Bom!
Het rijtuig ging in tweeën Krak! „Ho", riepen
de lakeien en de paarden hielden nu zo plotse
ling stil, dat de koning door het raam van de
boshut vlak bij de raadslieden terecht
kwam.
„Help me," smeekte hy, terwijl hy voor hen
knielde. „Drink dit niet-denkwater gauw sire,"
zei één van hen. „Ben ik nu genezen?" vroeg
de koning, gulzig drinkend. „Ja," was het ant
woord. „Gelukkig," antwoordde hij toen.
„Voortaan laat ik alles langzaam doen."
Weet je soms wat Hansje scheelt?
'k Denk, dat Hansje zich verveelt!
Of moet Hansje al. nn^r bed.
En is 't uit nu met de pret
Hansje huilt, Hansje pruilt.
De geheimzinnige map
Ik zal jullie een geheimzinnige map leren
maken, waarin het net schijnt alsof een
papiertje, dat wij er in doen, vanzelf achter
de bandjes gaat zitten. Knip twee stukken
kaarton van 7 X 15 centimeter. Leg die tegen
elkaar aan met de lange kanten en plak er
twee banden op horizontaal en kruislings,
waarvan de einden aan de rechterkant worden
geplaatst op de wijze als de tekening aan
geeft. Daarna plak je er aan de achterkant
een stukje aardig papier overheen, zodat je
de gelijmde stukjes niet kunt zien. Als alles
goed droog is, leg dan een stukje papier in
het napje, zo maar los er tussen; doe ver
volgens het mapje dicht en opent het aan de
rugzijde. Je zult nu zien, dat het papier ach
ter kruisbandje zit (zie figuur 4). Doe nu de
map opnieuw dicht, en daarna weer aan de
rugkant, dan aan de andere kant als daarnet
opnemen en dan zit het papiertje weer achter
de beide andere bandjes (zie figuur C). Zo
kun je natuurlyk doorgaan en steeds zal het
papier aan de andere kant zitten, als je de
map iedere keer aan de andere kant open
maakt.
De betoverde zakdoek
Dit stukje moet uitgevoerd worden in een
hoek van de kamer, waar het niet al te licht
is en vooral op een flinke afstand van de
toeschouwers.
Van te voren heb je aan een witte zak
doek een draad zwarte wol vastgemaakt. Je
doet het best de draad in het midden te
bevestigen. Het eind van de draad haal je,
als niemand er op let, uit je mouw te voor
schijn. Dan roep je plotseling: „Kijk eens,
van wien is die zakdoek?" Allen zoeken
ijverig, doch ieder heeft de zijne. „Ik geloof
dat de zakdoek betoverd is," zeg je nu en je
geeft tegelyk een rukje aan den draad. Na
tuurlyk beweegt de zakdoek en het zal lang
duren, eer het gezelschap de zwarte draad
en daarmee het bedrog ontdekt!