De ontmoeting De fronten in het Verre Oosten lis de natuurlijke olie voorraden verbruikt zijn Turf als brandstof voor auto's Marine vliegtuigen als mijnenleggers KORT VERHAAL D' „DE KLEINSTE VONK KAN HIER DEN BRAND ONTSTEKEN, WELKE TWEE WERELDDEELEN VERNIE TIGEN ZAL Onze V.P.B.-correspondent schrijft uit Charbin; De samenwerking tusschen Japan Duitschland in Oost-Azië wordt steeds nau wer. En zulks viel ook reeds op te merken voor de onderteekening van het anti-com munistische verdrag tusschen de beide staten. Duitschland was de eerste staat, die met Mantsjoekwo een handelsverdrag sloot. Het kocht de geheele zijde-oogst van dit jaar alsmede groote hoeveelheden soja- boonen, aardnooten en wolframerts. Daar voor in de plaats leverde het wapens, tex- tielmachines en electrische apparaten. Op het oogenblik liggen de kaarten open en aan beide zijden van de Russisch-Mant- sjoerijsche grens wapent men zich koorts achtig. Hoofdkwartier Chabarowsk. Het hoofdkwartier van het Oost-Siberische leger is kort geleden van Tsjita naar Cha barowsk verlegd. Chabarowsk ligt aan de Amoer-rivier, in de onmiddellijke nabijheid van de Mantsjoerijsche grens, even ver ver wijderd van het vlootstation Wladiwostock als van het versterkte Blagowetsjensk, dat de verbinding met het bevriende Buiten- Mongolië beschermt. Alle belangrijke plaat sen op deze lijn Albasinsk, Nertsjinsk, Prokowskaja zijn beschermd door sterke vestingwerken, die in het westen aansluiten bij den modernen vestingwal van den Trans-Baikal-sector. Het Oost-Siberische leger, dat door maar schalk Blücher wordt aangevoerd, telt rond 200.000 man en is autonoom, d.w.z. niet aan de bevelen van den generalen-staf te Mos kou gebonden. Het bezit eenige tientallen goedgevulde arsenalen en munitiedepóts en de grenslijn van Binnen-Mongolië tot Wla diwostock wordt door een ketting van for ten en gebetonneerde loopgraven geflankeerd De vlootbasis der Amoervloot, Chabarowsk, beschikt over 18 kanonneerbooten en 16 gepantserde, zeer snelle booten, de vloot basis der pacificvloot, Wladiwostock, over 49 duikboofen en ongeveer 18 oorlogssche pen van verschillende typen. De Siberische luchtvloot is grooter en moderner dan die van het Europeesche Rusland. Bij de ge regelde troepen komen bovendien nog de troepen voor de grensbeveiliging en de locale Mongoolsche en Boerjatische een heden. Bovendien kan Blücher nog op het 150.000 man sterke leger van de Mongoolsche volksrepubliek re kenen, dat uit 2 cavalleriedivisies een artilleriedivisie, 20 vliegtuigen en uit machinegeweer- en pionier- afdeelingen bestaat, bovendien sterk bewapend is en door Russi sche officieren wordt geleid. Een derde van dit leger is om de even eens versterkte Mongoolsche hoofd stad Oelan Bator geconcentreerd. Bovendien komen als hulptroepen nog de „Chineesche roode legers" van de „roode maarschalken" Tsjoe-Teh en Mao-Tse-Doen, waar van beweerd wordt, dat zij 600.000 man sterk zijn en die op 't oogen blik in de provincies Sjensi en Sjansi liggen, in aanmerking. Over de gevechtswaarde van deze troe pen loopen de meeningen echter zeer uiteen. Belangrijker is de kwestie van den regel- matigen aanvoer van reserve-materiaal. Hier bezit het Blücher-leger een groot voordeel. Terwijl de Russen in 1904 slechts over het enkele spoor van den Trans-Sibe- rischen spoorweg te beschikken hadden, bezit deze op het oogenblik een dubbel spoor, waardoor het mogelijk is, binnen betrekkelijk korten tijd groote troepen machten van het westen naar het oosten te vervoeren. De chef van den Japanschen Imperial Service, overste Tadako Itagaki, heeft dit punt in het Septembernummer van de „Annales du Japon" het belang rijkste vraagstuk van het geheele probleem genoemd. In Chabarowsk daarentegen houdt men nauwelijks rekening met deze eventueele noodzakelijkheid; Hoofdkwartier Tientsin. In Tientsin heeft de Japansche stafchef, generaal K. Matsoemoero, zijn hoofdkwar tier opgeslagen. De meest kundige officie ren van Japan staan hem terzijde: overste Imai commandeert de troepen in Peiping, overste Itsji die in Zuid-Tsjili. De totale sterkte van de geregelde Japansche troepen bedraagt 9 legercorpsen, waarvan er 4 in Mantsjoekwo en 5 in Noord-Uhina liggen. Daarbij komen de bezettingslegers van Ko rea, de beide (uit Mongoolsche soldaten onder leiding van .Japansche officieren be staande) „Binnen-Moneoolsche legers" van tezamen ongeveer 20.000 man, de trappen van Mantsjoekwo en Oost-Hopei en het met de Japanners samenwerkende 29ste Chineesche legercorps van Socng Tse-joean, den „autonomen regent" van Hopei-Tsjahar. Dit laatste leger is echter in tegenstelling met zijn chef absoluut anti-Japansch ge zind en dus volkomen onbetrouwbaar. De vlootstations Maisoeroe, Koere, Dairen en Rasjin beschikken in ge val van ernst over 150 groote oor logsschepen, 28 torpedojagers, 57 duikbooten en 3 vliegtuigmoeder schepen. 40 nieuwe oorlogsschepen bevinden zich in aanbouw. De voornaamste operatiebasis is kort geleden uit strategische overwegin gen van Rsjin naar Maisoeroe ver legd. Deze haven werd tot een vloot basis van den eersten rang ge maakt en is op het oogenblik minstens even goed versterkt als Singapore. Ook is men op 't oogen blik druk bezig aan de versterking van de vroegere Chineesche ha vens Takoekao en Tsjinghoeandgao. In Charbin Tientsin en Fentai heeft men vliegvelden aangelegd. In den pas van Koe- pekao (den toegang naar Mongolië) heeft men een ketting van sperforten gelegd. De derde mogendheid. De effectieve sterkten van de beide legers zijn gelijk. Alles hangt er van af, hoe China en de randgebieden zich in geval van ernst zullen gedragen. Maar te dien aanzien laat zich niets voorspellen. In Shabarowsk re kent men er op, dat de Chineesche natio nalisten de gunstige gelegenheid zullen gebruiken, om met de Japanners af te re kenen en men laat natuurlijk niets na om hen in dezen zin te bewerken. Het groote spionnageschandaal bij het Kwantoeng- leger, in het verloop waarvan de vier Mon- DE WINNING VAN BENZINE UIT STEENKOOL DUITSCH LAND MAAKT ZICH ONAF HANKELIJK. Onafgebroken, dag en nacht, stroomen tegenwoordig armdikke stralen benzine uit de steenkool gevoede installaties, waarin deze motorbrandstof wordt gewonnen. De technische wetenschap is tegenwoordig zoo ver, dat zij practisch alle brandstoffen, zoo als steen- en bruinkool, cokes, turf en hout, in benzine weet om te zetten. Zooals begrijpelijk, worden echter van de tallooze mogelijkheden slechts die toegepast, waar bij kostprijs, grondstofvoorziening en afzet van nevenproducten in een gunstige ver houding tot elkaar staan. Op het ocrgenblik nemen drie procédé's voor het winnen van motorbrandstof uit steenkool een voorna me plaats in. Het oudste, een procédé, dat reeds twintig jaar wordt toegepast, is de zoogenaamde hoogedruk-hydreering, waar door steenkool en bruinkool, en ook teer van droge destillatie afkomstig, in benzine worden omgezet. Vergelijkt men de samen stelling der natuurlijke benzine met die uit kool. dan ziet men dat beide hoofdzakelijk uit koolstof en waterstof bestaan, maar dat kool slechts ongeveer één derde der hoeveel heid waterstof in benzine aanwezig, bevat en daartegenover ongewenschte stoffen zoo als zuurstof en zwavel. Men dient dus langs chemischen weg het waterstof percentage der kool te vergrootcn (hydrcering) en de schadelijke bestanddeelen te verwijderen. Hoe eenvoudig die opgave ook lijkt, toch is zij moeilijk uit te voeren. Want het toe voegen van waterstof aan kool kan slechts onder zeer hoogen druk (300 atmosferen) en bij groote hitte (400-500 graden C.) geschie den. Deze veranderingen alleen al stellen hoo- ge eischen aan het materiaal der technische installaties en aan de kennis en bekwaam heid der chemici. Hun geheim is ook de ontdekking van een stof, die men katalysa tor noemt en die tot taak heeft de gewensch te verbinding van waterstof en koolstof te bespoedigen. Het tweede procédé, dat ongeveer tien jaar oud is. en eerst sedert kort op groote schaal wordt toegepast, is de benzinesyn- goolsche generaals Ling-Sjeng, Foe-ling, Tsjoeng-Teh en Hwa-Ling-Tai wegens con spiratie met Buiten-Mongolië en de Russen ter dood veroordeeld zijn, heeft duidelijk aanrretoond, dat deze bemoeiingen niet zon der succes gebleven zijn. Anderzijds rekent Japan vast op den steun van de troepen van Mantsjoekwo, Mongkoekwo en Oost-Ho pei, waarvan de „autonome" heerschers ge heel aan de Japanners gebonden zijn, hoe wel de bevolking zelve veelal weinig van de Japanners wil weten. Hier is het ver rassende element gelegen. Men wapent verder. Intusschen wapent Japan koortsachtig verder. Voor het jaar 1937 heeft men rond 3 milliard yen voor militaire doeleinden ter beschikking gesteld. In Charbin, Hsingking en Moekden heeft men reusachtige fabrieken voor de vervaar diging van kunstmatige brandstoffen, voor al synthetische benzine en houtspiritus ge bouwd. Duitschland heeft de patenten ter beschikking gesteld, de South Manchuria Railway Company de gebouwen gezet en de Japansche concerns Milsoei en Mitsoebis- ji het geld gegeven. De lucht om Chaba rowsk en Tientsin is met hoogspanning geladen. Men leeft op een kruitvat. De kleinste vonk kan hier den brand ontste ken, die twee werelddeelen vernietigen zal these Niet kool is hierbij het uitgangspro duct, maar een uit kool van welke soort ook gewonnen gas, het synthesegas, dat in ben zine wordt omgezet. Druk en temperatuur zijn bij dit procédé lager dan bij de hoo gedruk-hydreering. Om door synthese een kilo benzine te winnen, zijn rond tien kilo bruinkoolbriketten noodig. De samenstel ling dezer koolbenzine komt overeen met die der eerste kwaliteit aardoliebenzine en mag dus niet als „Ersatz" worden be schouwd. De derde mogelijkheid, benzine uit kool te winnen, is door de fabricage van water- stofrijke tusschenproducten door droge destil latie der kool. Uit de tusschenproducten wordt dan ten deele in hydreerinstallaties de motorbrandstof gewonnen. De grootste plaats neemt hier de droge destilla tie van bruinkool in, maar de productie volgens dit systeem is aan zekere grenzen gebonden, daar de na de droge destillatie resteerende bruinkoolcokes moeilijk te ver- koopen is. Ook bij droge destillatie van steenkool is de afzet van de als bijproduct verkregen cokes in zooverre nog niet ver zekerd, daar de productie van grove, voor de markt bruikbare cokes moeilijkheden oplevert. Een mooie toekomst als procédé voor het winnen van een voor hydreering geschikte grondstof heeft het extractieprocédé, dat thans nog in de kinderschoenen staat. Hier bij wordt de kool onder druk bij verhoog de temperatuur aan oplosmiddelen bloot gesteld, die de koolsubstantie oplossen. Na verwijdering van het oplosmiddel blijft een aschvrij materiaal voor hydreering over. Van de verschillende- procédé's die wij hier behandelen, is het eerste het meest ge schikt voor productie op groote schaal. Het werkt slechts economisch, wanneer jaar lijks minstens 40.000 ton benzine kan wor den geproduceerd. Daarentegen zijn de an dere procédé's ook op kleine schaal produc tief, zoodat benzine-fabricage volgens deze methoden aan bestaande bedrijven, zooals gasfabrieken, cokesovens, enz. kan worden vastgekoppeld. Van alle procédé's moet ech ter gezegd worden, dat zij, ondanks de be reikte resultaten, nog zeer voor verbete ring vatbaar zijn. Doch tegen den tijd, dat de natuurlijke olievoorraden der aarde be ginnen te verminderen, zal de techniek wel zoover gevorderd zijn, dat omzetting van kool in benzine in alle landen ter wereld een algemeen voorkomende industrie wordt. Nieuwe mogelijkheden voor on ze venen. Men schrijft aan de N.R.Crt. In verschillende Engelsche motor-tijd schriften en in het Britsch Engineers Im- port-Journal, zelfs in The Financial News wordt met veel lof gewag gemaakt van de uitkomsten van betrouwbaarheidsritten en tests met motortrucks, die worden gedre ven met z.g.n. Producer-gas, welke naam wordt gegeven aan een brandbaar gasmeng sel, opgewekt in een retort door verbran ding van lucht met een overmaat van kool stof rijke brandstof. Bij deze motortrucks wordt het gas verkregen uit anthraciet of ander kool in een generator die ingebouwd is onder de vergroote motorkap vóór den radiator. De motor is geplaatst naast de bestuurderszitting het voertuig houdt zijn gewoon aanzien en de laadruimte blijft in tact. Het patent en de fabricage zijn in handen van de High Speed Gas Ltd. te Londen. Het systeem is reeds eenige jaren bekend, doch naar de technische bladen melden, is het pas den laatsten tijd tot zijn tegenwoordi- gen staat van volkomenheid gebracht door de veel snellere gasontwikkeling bij hooge temperatuur, gevolgd door een snelle afkoeling tengevolge van een vloeibaar wa ter, dat in de hoogere temperatuurzone als het ware ontploft. De gecontroleerde proefritten hebben een bezuiniging ten opzichte van Dieselolie van 60 pet. en ten opzichte van benzine van 80 pet. aangetoond. De snelle gasproductie geeft den motoren een groote soepelheid, een ge wichtig voordeel in het straatverkeer. Op de groote versnelling kon zonder stooten met een snelheid van 4 mijlen per uur wor den gereden. De wegsnelheid is ruim vol doende. 200 mijlen kunnen zonder tanken worden afgelegd. In de Engelsche koloniën, n.1. te Rangoon wordt het systeem in de praktijk reeds ge bruikt voor het wagenpark van 104 auto bussen van de tramwegmaatschappij, uit een oogpunt van kostenbesparing. Ten aan zien van de te bezigen brandstof geeft het systeem een groote vrijheid. Anthraciet, co kes, houtskool e.d. kunnen alle worden ge bruikt Kool van turf wordt als een nage noeg ideale brandstof voor dit doel ge noemd. Dit is dan ook de reden, dat de regeering van den Ierschen Vrijstaat be- Grappenmakers onder de vogels. De wandelvalk, de boekvink en het winterkoninkje. „Ik wilde toch pas om negen uur ge- wekt wordenI" „Zeker, ik wil meneer ook alleen maar even zeggen, dat hij nog een heel uur slapen kan!" lang stelt in de zaak en proeven neemt met vrachtwagens van het departement van de fensie, in verband met het gebruik van turf uit de venen en met het beschikken over een aanvullende motorbrandstof in geval van oorlog. Ook in Schotland worden om die redenen de proefnemingen gevolgd door de Scottish National Development Council en wordt al daar de oprichting overwogen van lcleinei distillatie-installaties op de venen in de Hooglanden, voor lorries, tractors en vis- schersbooten. Het vraagstuk van den afzet van turf, waaraan ook vastzit de mogelijkheid van de ontginning der venen heeft ook in onze veenstreken nog geen oplossing gevonden. Een nader onderzoek naar de mogelijkhe den die voor den afzet van turf langs de zen weg zouden kunnen worden geopend in onze veenstreken waar de werkloosheid als blijvend moet worden beschouwd als voor. de turf geen nieuwe wegen worden gevon den, zou in ons land niet achterwege mo gen blijven. Ook onze defensie heeft belang bij het vraagstuk van de aanvullende mo torbrandstoffen. Wegens hun snelheid en 5e- weeglijkheid zouden vliegtuigen vooral tijdens een zeeslag goede diensten als mijnenleggers kunnen bewijzen. Vliegtuigen gaan langzamerhand dienst doen als manusjes voor alles. Wij vonden thans in de pers het denkbeeld gepropageerd marine-vliegtuigen als mijnenleggers te gaan gebruiken. Als voordeelen worden hun snelheid, hun beweeglijkheid, het vlug kun nen inzetten en de geringe herstellingskos ten genoemd. Nadeelen zijn de afhankelijk heid van een basis en het sterke geruisch der motoren. Zonder moeite zouden 10 a 15 mijnen meegevoerd kunnen worden, terwijl een in richting om deze te water te laten gemak kelijk kan worden aangebracht. In het alge meen en vooral bij hooge zee verdient het aanbeveling het vliegtuig een paar d.M. boven den zeespiegel te laten vliegen. Het leggen van de mijnen wordt dan bespoedigd. Van groot belang zou het leggen van mij nen tijdens een zeeslag kunnen zijn, tenein de op die wijze invloed te oefenen op den koers der vijandelijke oorlogsschepen. Wan neer men die schepen tot manoeuvres kan dwingen, welke hen tegenover de artillerie der eigen schepen in het nadeel brengt, dan zou het mijnen leggen op die wijze van strategische beteekenis kunnen worden. (N. R. CrtJ OOR zijn overplaatsing naar een groote provinciestad werd de her innering aan Truusje vager en va ger en vager en tenslotte dacht hij heelemaal niet meer aan haar, tot hij na een jaar weer werd overgeplaatst en nu ongeveer een uur sporen van haar afwoonde. Het was een korte, mooie tijd geweest, doch aan deze liefde was plotseling een einde gekomen. Heimelijk sloop de herinnering aan Truusje weer in zijn hart en deze werd steeds sterker, nu hij zoo dicht in haar na bijheid was. Vaak stond hij op het perron en keek de trein na, die naar de kleine stad reed. Het was prettig aan Truusje te denken, zich voor te stellen, dat hij slechts een uur tje van haar verwijderd was. Steeds hield dit lokkend gevoel hem in spanning. Maar misschien woonde zij niet meer in dat stad je? Misschien was zij allang getrouwd, had zij kinderen en dacht zij nooit meer aan hem. En zoo stapte hij op een Zaterdagavond werkelijk in den trein. Toen de daken van het stadje in de ondergaande zon opdoken, kon hij zijn onrust niet meer beheerschen, hij sprong van zijn plaats op, opende het venster en keek naar buiten om het verle den te begroeten. In herinnering verzonken liep hij door de straten. Zijn hart klopte hem in den keel, toen hij het huis betrad, waartoentertijd de ouders van Truusje woonden. Stil sloop hij de trappen op, ja, daar zag hij het naam bord weer. Opgelucht liep hij weer paar beneden. In het kleine café, waar hij zoo vaak met Truusje gezeten had, zocht hij een plaatsje bij het raam en keek de straat af. Vreemde en bekende gezichten kwamen voorbij. De stille toeschouwer moest even lachen, toen een meisje met een muziektasch onder haar arm voorbij ging en nog even naar hem om keek, voordat zij den hoek omsloeg. Hij liet zich pen en inkt brengen en begon een brief te schrijven. Daarna zou hij aan een jongen vragen den brief aan het huis van Truusje af te geven. Nauwelijks was hij begonnen of hij sprong van zijn stoel op, alsof iemand hem met een speld gestoken had. Hij keek strak voor zich uit: daar kwam Truusje aan. Zij zag er knapper uit dan ooit en met zicht baren trots duwde zij een kinderwagen voort. Het was een bijzondere wagen, een voor een tweeling. Hij verkreukelde zijn brief, stak hem in, zijn zak, wierp een geldstuk op tafel en ver liet vlug het café. Op straat scheen hij een oogenblik te aarzelen, of hij naar rechts of naar links zou gaan. Met andere woorden of hij naar het station terug zou hollen en met den volgenden trein weer vertrekken of achter Truusje en de tweelingen aan loopen. De speldeprik had intusschen zijn werking verloren, Hans begon op dat oogenblik zelfs verlicht te lachen. Hij bedacht, dat de kin deren heelemaal niet van Truusje behoefden te zijn. Misschien was zij ergens in betrek king? Hij liep haar na haalde haar even la ter in. „Truusje!" zei hij, door het harde loopen nog buiten adem: „Wat een weerzien!" Ook zij snakte paar adem, toen zij hem zoo plot seling voor zich zag staan. Zij kleurde tot achter haar ooren en werd verlegen. „Wat wat doe .jij hier?" vroeg zij met moeite. Hij lachte, terwijl hij naar de tweeling keek. „Ach ik wilde ik had ik moest hier voor zaken zijn!" zei hij. En vlug voeg de hij er aan toe: „Zijn dat jouw kinderen?" Zij had handschoenen aan, zoodat hij niet kon zien, of zij een gladden ring droeg. Truusje werd steeds meer verward. Zijn plotseling opduiken riep vele herinneringen bij haar wakker en kleine wonden, die zij dacht, dat geheeld waren, gingen weer open. Hoe had zij op hem gewacht! Hoeveel bittere uren had zij door zijn schuld doorgemaakt! Totdat zij zich eindelijk in het onvermijde lijke had geschikt. En nu dook hij opeens weer op en dacht Ja, dat was goed. Zij ademde op. Het was een kleine wraak. Moest hij weten, dat zij zoo verdrietig om hem was geweest? Neen! Hij moest maar denken, dat zij allang gelukkig getrouwd was en hem vergeten had! „Ja!" zei ze op zijn vraag, of het haar kinderen waren. „Wat een mooie kinderen!" stamelde hij verlegen. „Hm! Ik ben blij, dat het je zoo goed gaat!" Zij knikte. „Nu, dan wensch ik je voor de toekomst ook het allerbeste, Truusje. Ik zal je niet langer ophouden. Ik moet naar den trein!" Hij keek nog even naar de tweelingen en gaf haar de hand. Voorzichtig legde zij haar ge- handschoende rechter in de zijne, opdat hij niet zou bemerken, dat zij geen ring droeg, hij nam dit echter als een koele bejegening op. „Het is maar goed, dat ik haar niet de ware reden van mijn komst hier verteld heb?" dacht hij, toen hij op weg was naar het station. „Ik zou mij belachelijk hebben gemaakt! Zij denkt heelemaal niet meer .aan me, en ik, Hij lachte hitter. Truusje had hem nagekeken, toen hij zoö plotseling afscheid nam. Bijna had zij zijn naam geroepen. Het speet haar, hem wat wijsgemaakt te hebben. Eindelijk werd zij kalmer. In de dagen, die er op volgden, moest zij nog vaak aan hem denken, en als zij zijn adres geweten had, zou zij hem ze ker geschreven hebben, doch door den tijd sleet de herinnering weer. Na drie jaar ontmoetten zij elkander weer. Beiden waren intusschen getrouwd. Zij reed nu werkelijk met haar eigen kinderwagen. Hij had nu werkelijk eenige zakén in het stadje te doen. Zij lachten toen zij elkaar zagen. „Hoeveel kinderen heb je nu al?" yroeg hij. „Dit is mijn eerste", antwoordde zij ver legen. „Wat?" Zijn blik trof haar als de vonkjes van een vuurwerk. Zij keek naar den grond. Terwijl zij verder gingen, vertelde zij hem alles. Toentertijd had zij met de kinderen van haar broer gereden. Zij lachte weer, maar er was iets bedroefds in. „En jij?" vroeg ze, „ben jij ook getrouwd?" „Sinds een jaar." Ze zwegen even. Hij was in de verleiding om haar te vertellen, dat hij toen slechts om haar hier gekomen was, maar hij vocht tegen deze gedachte. Hij keek naar den kleine in den wagen, die hem onderzoekend aankeek en opeens begon te huilen. „Maar Hansje!" zei ze zacht tegen het kind. Dat was zijn voornaam! Het trof hem tot in zijn hart. Maar ach, misschien heette haar man ook Hans. Hij wilde het haar echter niet vragen, en nam afscheid. .(Nadruk verboden.J

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1936 | | pagina 8