De ontmoeting
De fronten in het Verre Oosten
lis de natuurlijke olie
voorraden verbruikt zijn
Turf als brandstof
voor auto's
Marine vliegtuigen
als mijnenleggers
KORT VERHAAL
D'
„DE KLEINSTE VONK KAN HIER
DEN BRAND ONTSTEKEN, WELKE
TWEE WERELDDEELEN VERNIE
TIGEN ZAL
Onze V.P.B.-correspondent schrijft uit
Charbin;
De samenwerking tusschen Japan
Duitschland in Oost-Azië wordt steeds nau
wer. En zulks viel ook reeds op te merken
voor de onderteekening van het anti-com
munistische verdrag tusschen de beide
staten. Duitschland was de eerste staat, die
met Mantsjoekwo een handelsverdrag sloot.
Het kocht de geheele zijde-oogst van dit
jaar alsmede groote hoeveelheden soja-
boonen, aardnooten en wolframerts. Daar
voor in de plaats leverde het wapens, tex-
tielmachines en electrische apparaten.
Op het oogenblik liggen de kaarten open
en aan beide zijden van de Russisch-Mant-
sjoerijsche grens wapent men zich koorts
achtig.
Hoofdkwartier Chabarowsk.
Het hoofdkwartier van het Oost-Siberische
leger is kort geleden van Tsjita naar Cha
barowsk verlegd. Chabarowsk ligt aan de
Amoer-rivier, in de onmiddellijke nabijheid
van de Mantsjoerijsche grens, even ver ver
wijderd van het vlootstation Wladiwostock
als van het versterkte Blagowetsjensk, dat
de verbinding met het bevriende Buiten-
Mongolië beschermt. Alle belangrijke plaat
sen op deze lijn Albasinsk, Nertsjinsk,
Prokowskaja zijn beschermd door sterke
vestingwerken, die in het westen aansluiten
bij den modernen vestingwal van den
Trans-Baikal-sector.
Het Oost-Siberische leger, dat door maar
schalk Blücher wordt aangevoerd, telt rond
200.000 man en is autonoom, d.w.z. niet aan
de bevelen van den generalen-staf te Mos
kou gebonden. Het bezit eenige tientallen
goedgevulde arsenalen en munitiedepóts en
de grenslijn van Binnen-Mongolië tot Wla
diwostock wordt door een ketting van for
ten en gebetonneerde loopgraven geflankeerd
De vlootbasis der Amoervloot, Chabarowsk,
beschikt over 18 kanonneerbooten en 16
gepantserde, zeer snelle booten, de vloot
basis der pacificvloot, Wladiwostock, over
49 duikboofen en ongeveer 18 oorlogssche
pen van verschillende typen. De Siberische
luchtvloot is grooter en moderner dan die
van het Europeesche Rusland. Bij de ge
regelde troepen komen bovendien nog de
troepen voor de grensbeveiliging en de
locale Mongoolsche en Boerjatische een
heden.
Bovendien kan Blücher nog op
het 150.000 man sterke leger van
de Mongoolsche volksrepubliek re
kenen, dat uit 2 cavalleriedivisies
een artilleriedivisie, 20 vliegtuigen
en uit machinegeweer- en pionier-
afdeelingen bestaat, bovendien
sterk bewapend is en door Russi
sche officieren wordt geleid. Een
derde van dit leger is om de even
eens versterkte Mongoolsche hoofd
stad Oelan Bator geconcentreerd.
Bovendien komen als hulptroepen
nog de „Chineesche roode legers"
van de „roode maarschalken"
Tsjoe-Teh en Mao-Tse-Doen, waar
van beweerd wordt, dat zij 600.000
man sterk zijn en die op 't oogen
blik in de provincies Sjensi en
Sjansi liggen, in aanmerking. Over
de gevechtswaarde van deze troe
pen loopen de meeningen echter
zeer uiteen.
Belangrijker is de kwestie van den regel-
matigen aanvoer van reserve-materiaal.
Hier bezit het Blücher-leger een groot
voordeel. Terwijl de Russen in 1904 slechts
over het enkele spoor van den Trans-Sibe-
rischen spoorweg te beschikken hadden,
bezit deze op het oogenblik een dubbel
spoor, waardoor het mogelijk is, binnen
betrekkelijk korten tijd groote troepen
machten van het westen naar het oosten
te vervoeren. De chef van den Japanschen
Imperial Service, overste Tadako Itagaki,
heeft dit punt in het Septembernummer
van de „Annales du Japon" het belang
rijkste vraagstuk van het geheele probleem
genoemd. In Chabarowsk daarentegen
houdt men nauwelijks rekening met deze
eventueele noodzakelijkheid;
Hoofdkwartier Tientsin.
In Tientsin heeft de Japansche stafchef,
generaal K. Matsoemoero, zijn hoofdkwar
tier opgeslagen. De meest kundige officie
ren van Japan staan hem terzijde: overste
Imai commandeert de troepen in Peiping,
overste Itsji die in Zuid-Tsjili. De totale
sterkte van de geregelde Japansche troepen
bedraagt 9 legercorpsen, waarvan er 4 in
Mantsjoekwo en 5 in Noord-Uhina liggen.
Daarbij komen de bezettingslegers van Ko
rea, de beide (uit Mongoolsche soldaten
onder leiding van .Japansche officieren be
staande) „Binnen-Moneoolsche legers" van
tezamen ongeveer 20.000 man, de trappen
van Mantsjoekwo en Oost-Hopei en het
met de Japanners samenwerkende 29ste
Chineesche legercorps van Socng Tse-joean,
den „autonomen regent" van Hopei-Tsjahar.
Dit laatste leger is echter in tegenstelling
met zijn chef absoluut anti-Japansch ge
zind en dus volkomen onbetrouwbaar.
De vlootstations Maisoeroe, Koere,
Dairen en Rasjin beschikken in ge
val van ernst over 150 groote oor
logsschepen, 28 torpedojagers, 57
duikbooten en 3 vliegtuigmoeder
schepen. 40 nieuwe oorlogsschepen
bevinden zich in aanbouw. De
voornaamste operatiebasis is kort
geleden uit strategische overwegin
gen van Rsjin naar Maisoeroe ver
legd. Deze haven werd tot een vloot
basis van den eersten rang ge
maakt en is op het oogenblik
minstens even goed versterkt als
Singapore. Ook is men op 't oogen
blik druk bezig aan de versterking
van de vroegere Chineesche ha
vens Takoekao en Tsjinghoeandgao.
In Charbin Tientsin en Fentai heeft men
vliegvelden aangelegd. In den pas van Koe-
pekao (den toegang naar Mongolië) heeft
men een ketting van sperforten gelegd.
De derde mogendheid.
De effectieve sterkten van de beide legers
zijn gelijk. Alles hangt er van af, hoe China
en de randgebieden zich in geval van ernst
zullen gedragen. Maar te dien aanzien laat
zich niets voorspellen. In Shabarowsk re
kent men er op, dat de Chineesche natio
nalisten de gunstige gelegenheid zullen
gebruiken, om met de Japanners af te re
kenen en men laat natuurlijk niets na om
hen in dezen zin te bewerken. Het groote
spionnageschandaal bij het Kwantoeng-
leger, in het verloop waarvan de vier Mon-
DE WINNING VAN BENZINE
UIT STEENKOOL DUITSCH
LAND MAAKT ZICH ONAF
HANKELIJK.
Onafgebroken, dag en nacht, stroomen
tegenwoordig armdikke stralen benzine uit
de steenkool gevoede installaties, waarin
deze motorbrandstof wordt gewonnen. De
technische wetenschap is tegenwoordig zoo
ver, dat zij practisch alle brandstoffen, zoo
als steen- en bruinkool, cokes, turf en
hout, in benzine weet om te zetten. Zooals
begrijpelijk, worden echter van de tallooze
mogelijkheden slechts die toegepast, waar
bij kostprijs, grondstofvoorziening en afzet
van nevenproducten in een gunstige ver
houding tot elkaar staan. Op het ocrgenblik
nemen drie procédé's voor het winnen van
motorbrandstof uit steenkool een voorna
me plaats in. Het oudste, een procédé, dat
reeds twintig jaar wordt toegepast, is de
zoogenaamde hoogedruk-hydreering, waar
door steenkool en bruinkool, en ook teer
van droge destillatie afkomstig, in benzine
worden omgezet. Vergelijkt men de samen
stelling der natuurlijke benzine met die uit
kool. dan ziet men dat beide hoofdzakelijk
uit koolstof en waterstof bestaan, maar dat
kool slechts ongeveer één derde der hoeveel
heid waterstof in benzine aanwezig, bevat
en daartegenover ongewenschte stoffen zoo
als zuurstof en zwavel. Men dient dus langs
chemischen weg het waterstof percentage
der kool te vergrootcn (hydrcering) en de
schadelijke bestanddeelen te verwijderen.
Hoe eenvoudig die opgave ook lijkt, toch is
zij moeilijk uit te voeren. Want het toe
voegen van waterstof aan kool kan slechts
onder zeer hoogen druk (300 atmosferen)
en bij groote hitte (400-500 graden C.) geschie
den. Deze veranderingen alleen al stellen hoo-
ge eischen aan het materiaal der technische
installaties en aan de kennis en bekwaam
heid der chemici. Hun geheim is ook de
ontdekking van een stof, die men katalysa
tor noemt en die tot taak heeft de gewensch
te verbinding van waterstof en koolstof te
bespoedigen.
Het tweede procédé, dat ongeveer tien
jaar oud is. en eerst sedert kort op groote
schaal wordt toegepast, is de benzinesyn-
goolsche generaals Ling-Sjeng, Foe-ling,
Tsjoeng-Teh en Hwa-Ling-Tai wegens con
spiratie met Buiten-Mongolië en de Russen
ter dood veroordeeld zijn, heeft duidelijk
aanrretoond, dat deze bemoeiingen niet zon
der succes gebleven zijn. Anderzijds rekent
Japan vast op den steun van de troepen
van Mantsjoekwo, Mongkoekwo en Oost-Ho
pei, waarvan de „autonome" heerschers ge
heel aan de Japanners gebonden zijn, hoe
wel de bevolking zelve veelal weinig van
de Japanners wil weten. Hier is het ver
rassende element gelegen.
Men wapent verder.
Intusschen wapent Japan koortsachtig
verder. Voor het jaar 1937 heeft men rond
3 milliard yen voor militaire doeleinden
ter beschikking gesteld.
In Charbin, Hsingking en Moekden heeft
men reusachtige fabrieken voor de vervaar
diging van kunstmatige brandstoffen, voor
al synthetische benzine en houtspiritus ge
bouwd. Duitschland heeft de patenten ter
beschikking gesteld, de South Manchuria
Railway Company de gebouwen gezet en
de Japansche concerns Milsoei en Mitsoebis-
ji het geld gegeven. De lucht om Chaba
rowsk en Tientsin is met hoogspanning
geladen. Men leeft op een kruitvat. De
kleinste vonk kan hier den brand ontste
ken, die twee werelddeelen vernietigen
zal
these Niet kool is hierbij het uitgangspro
duct, maar een uit kool van welke soort ook
gewonnen gas, het synthesegas, dat in ben
zine wordt omgezet. Druk en temperatuur
zijn bij dit procédé lager dan bij de hoo
gedruk-hydreering. Om door synthese een
kilo benzine te winnen, zijn rond tien kilo
bruinkoolbriketten noodig. De samenstel
ling dezer koolbenzine komt overeen met
die der eerste kwaliteit aardoliebenzine en
mag dus niet als „Ersatz" worden be
schouwd.
De derde mogelijkheid, benzine uit kool
te winnen, is door de fabricage van water-
stofrijke tusschenproducten door droge destil
latie der kool. Uit de tusschenproducten
wordt dan ten deele in hydreerinstallaties
de motorbrandstof gewonnen. De grootste
plaats neemt hier de droge destilla
tie van bruinkool in, maar de productie
volgens dit systeem is aan zekere grenzen
gebonden, daar de na de droge destillatie
resteerende bruinkoolcokes moeilijk te ver-
koopen is. Ook bij droge destillatie van
steenkool is de afzet van de als bijproduct
verkregen cokes in zooverre nog niet ver
zekerd, daar de productie van grove, voor
de markt bruikbare cokes moeilijkheden
oplevert.
Een mooie toekomst als procédé voor het
winnen van een voor hydreering geschikte
grondstof heeft het extractieprocédé, dat
thans nog in de kinderschoenen staat. Hier
bij wordt de kool onder druk bij verhoog
de temperatuur aan oplosmiddelen bloot
gesteld, die de koolsubstantie oplossen. Na
verwijdering van het oplosmiddel blijft een
aschvrij materiaal voor hydreering over.
Van de verschillende- procédé's die wij
hier behandelen, is het eerste het meest ge
schikt voor productie op groote schaal. Het
werkt slechts economisch, wanneer jaar
lijks minstens 40.000 ton benzine kan wor
den geproduceerd. Daarentegen zijn de an
dere procédé's ook op kleine schaal produc
tief, zoodat benzine-fabricage volgens deze
methoden aan bestaande bedrijven, zooals
gasfabrieken, cokesovens, enz. kan worden
vastgekoppeld. Van alle procédé's moet ech
ter gezegd worden, dat zij, ondanks de be
reikte resultaten, nog zeer voor verbete
ring vatbaar zijn. Doch tegen den tijd, dat
de natuurlijke olievoorraden der aarde be
ginnen te verminderen, zal de techniek wel
zoover gevorderd zijn, dat omzetting van
kool in benzine in alle landen ter wereld
een algemeen voorkomende industrie wordt.
Nieuwe mogelijkheden voor on
ze venen.
Men schrijft aan de N.R.Crt.
In verschillende Engelsche motor-tijd
schriften en in het Britsch Engineers Im-
port-Journal, zelfs in The Financial News
wordt met veel lof gewag gemaakt van de
uitkomsten van betrouwbaarheidsritten en
tests met motortrucks, die worden gedre
ven met z.g.n. Producer-gas, welke naam
wordt gegeven aan een brandbaar gasmeng
sel, opgewekt in een retort door verbran
ding van lucht met een overmaat van kool
stof rijke brandstof. Bij deze motortrucks
wordt het gas verkregen uit anthraciet of
ander kool in een generator die ingebouwd
is onder de vergroote motorkap vóór den
radiator. De motor is geplaatst naast de
bestuurderszitting het voertuig houdt zijn
gewoon aanzien en de laadruimte blijft in
tact.
Het patent en de fabricage zijn in handen
van de High Speed Gas Ltd. te Londen. Het
systeem is reeds eenige jaren bekend, doch
naar de technische bladen melden, is het
pas den laatsten tijd tot zijn tegenwoordi-
gen staat van volkomenheid gebracht
door de veel snellere gasontwikkeling bij
hooge temperatuur, gevolgd door een snelle
afkoeling tengevolge van een vloeibaar wa
ter, dat in de hoogere temperatuurzone als
het ware ontploft.
De gecontroleerde proefritten hebben een
bezuiniging ten opzichte van Dieselolie van
60 pet. en ten opzichte van benzine van 80
pet. aangetoond. De snelle gasproductie geeft
den motoren een groote soepelheid, een ge
wichtig voordeel in het straatverkeer. Op
de groote versnelling kon zonder stooten
met een snelheid van 4 mijlen per uur wor
den gereden. De wegsnelheid is ruim vol
doende. 200 mijlen kunnen zonder tanken
worden afgelegd.
In de Engelsche koloniën, n.1. te Rangoon
wordt het systeem in de praktijk reeds ge
bruikt voor het wagenpark van 104 auto
bussen van de tramwegmaatschappij, uit
een oogpunt van kostenbesparing. Ten aan
zien van de te bezigen brandstof geeft het
systeem een groote vrijheid. Anthraciet, co
kes, houtskool e.d. kunnen alle worden ge
bruikt Kool van turf wordt als een nage
noeg ideale brandstof voor dit doel ge
noemd. Dit is dan ook de reden, dat de
regeering van den Ierschen Vrijstaat be-
Grappenmakers onder de vogels.
De wandelvalk, de boekvink en het
winterkoninkje.
„Ik wilde toch pas om negen uur ge-
wekt wordenI"
„Zeker, ik wil meneer ook alleen maar
even zeggen, dat hij nog een heel uur
slapen kan!"
lang stelt in de zaak en proeven neemt met
vrachtwagens van het departement van de
fensie, in verband met het gebruik van turf
uit de venen en met het beschikken over
een aanvullende motorbrandstof in geval
van oorlog.
Ook in Schotland worden om die redenen
de proefnemingen gevolgd door de Scottish
National Development Council en wordt al
daar de oprichting overwogen van lcleinei
distillatie-installaties op de venen in de
Hooglanden, voor lorries, tractors en vis-
schersbooten.
Het vraagstuk van den afzet van turf,
waaraan ook vastzit de mogelijkheid van
de ontginning der venen heeft ook in onze
veenstreken nog geen oplossing gevonden.
Een nader onderzoek naar de mogelijkhe
den die voor den afzet van turf langs de
zen weg zouden kunnen worden geopend in
onze veenstreken waar de werkloosheid als
blijvend moet worden beschouwd als voor.
de turf geen nieuwe wegen worden gevon
den, zou in ons land niet achterwege mo
gen blijven. Ook onze defensie heeft belang
bij het vraagstuk van de aanvullende mo
torbrandstoffen.
Wegens hun snelheid en 5e-
weeglijkheid zouden vliegtuigen
vooral tijdens een zeeslag goede
diensten als mijnenleggers
kunnen bewijzen.
Vliegtuigen gaan langzamerhand dienst
doen als manusjes voor alles. Wij vonden
thans in de pers het denkbeeld gepropageerd
marine-vliegtuigen als mijnenleggers te
gaan gebruiken. Als voordeelen worden hun
snelheid, hun beweeglijkheid, het vlug kun
nen inzetten en de geringe herstellingskos
ten genoemd. Nadeelen zijn de afhankelijk
heid van een basis en het sterke geruisch
der motoren.
Zonder moeite zouden 10 a 15 mijnen
meegevoerd kunnen worden, terwijl een in
richting om deze te water te laten gemak
kelijk kan worden aangebracht. In het alge
meen en vooral bij hooge zee verdient het
aanbeveling het vliegtuig een paar d.M.
boven den zeespiegel te laten vliegen. Het
leggen van de mijnen wordt dan bespoedigd.
Van groot belang zou het leggen van mij
nen tijdens een zeeslag kunnen zijn, tenein
de op die wijze invloed te oefenen op den
koers der vijandelijke oorlogsschepen. Wan
neer men die schepen tot manoeuvres kan
dwingen, welke hen tegenover de artillerie
der eigen schepen in het nadeel brengt, dan
zou het mijnen leggen op die wijze van
strategische beteekenis kunnen worden.
(N. R. CrtJ
OOR zijn overplaatsing naar een
groote provinciestad werd de her
innering aan Truusje vager en va
ger en vager en tenslotte dacht hij heelemaal
niet meer aan haar, tot hij na een jaar weer
werd overgeplaatst en nu ongeveer een uur
sporen van haar afwoonde. Het was een
korte, mooie tijd geweest, doch aan deze
liefde was plotseling een einde gekomen.
Heimelijk sloop de herinnering aan
Truusje weer in zijn hart en deze werd
steeds sterker, nu hij zoo dicht in haar na
bijheid was. Vaak stond hij op het perron
en keek de trein na, die naar de kleine
stad reed.
Het was prettig aan Truusje te denken,
zich voor te stellen, dat hij slechts een uur
tje van haar verwijderd was. Steeds hield
dit lokkend gevoel hem in spanning. Maar
misschien woonde zij niet meer in dat stad
je? Misschien was zij allang getrouwd, had
zij kinderen en dacht zij nooit meer aan
hem.
En zoo stapte hij op een Zaterdagavond
werkelijk in den trein. Toen de daken van
het stadje in de ondergaande zon opdoken,
kon hij zijn onrust niet meer beheerschen,
hij sprong van zijn plaats op, opende het
venster en keek naar buiten om het verle
den te begroeten.
In herinnering verzonken liep hij door de
straten. Zijn hart klopte hem in den keel,
toen hij het huis betrad, waartoentertijd de
ouders van Truusje woonden. Stil sloop hij
de trappen op, ja, daar zag hij het naam
bord weer. Opgelucht liep hij weer paar
beneden.
In het kleine café, waar hij zoo vaak met
Truusje gezeten had, zocht hij een plaatsje
bij het raam en keek de straat af. Vreemde
en bekende gezichten kwamen voorbij. De
stille toeschouwer moest even lachen, toen
een meisje met een muziektasch onder haar
arm voorbij ging en nog even naar hem om
keek, voordat zij den hoek omsloeg. Hij liet
zich pen en inkt brengen en begon een brief
te schrijven. Daarna zou hij aan een jongen
vragen den brief aan het huis van Truusje
af te geven. Nauwelijks was hij begonnen of
hij sprong van zijn stoel op, alsof iemand
hem met een speld gestoken had. Hij keek
strak voor zich uit: daar kwam Truusje aan.
Zij zag er knapper uit dan ooit en met zicht
baren trots duwde zij een kinderwagen voort.
Het was een bijzondere wagen, een voor een
tweeling.
Hij verkreukelde zijn brief, stak hem in,
zijn zak, wierp een geldstuk op tafel en ver
liet vlug het café. Op straat scheen hij een
oogenblik te aarzelen, of hij naar rechts of
naar links zou gaan. Met andere woorden
of hij naar het station terug zou hollen en
met den volgenden trein weer vertrekken of
achter Truusje en de tweelingen aan loopen.
De speldeprik had intusschen zijn werking
verloren, Hans begon op dat oogenblik zelfs
verlicht te lachen. Hij bedacht, dat de kin
deren heelemaal niet van Truusje behoefden
te zijn. Misschien was zij ergens in betrek
king? Hij liep haar na haalde haar even la
ter in.
„Truusje!" zei hij, door het harde loopen
nog buiten adem: „Wat een weerzien!" Ook
zij snakte paar adem, toen zij hem zoo plot
seling voor zich zag staan. Zij kleurde tot
achter haar ooren en werd verlegen.
„Wat wat doe .jij hier?" vroeg zij met
moeite.
Hij lachte, terwijl hij naar de tweeling
keek.
„Ach ik wilde ik had ik moest
hier voor zaken zijn!" zei hij. En vlug voeg
de hij er aan toe: „Zijn dat jouw kinderen?"
Zij had handschoenen aan, zoodat hij niet
kon zien, of zij een gladden ring droeg.
Truusje werd steeds meer verward. Zijn
plotseling opduiken riep vele herinneringen
bij haar wakker en kleine wonden, die zij
dacht, dat geheeld waren, gingen weer open.
Hoe had zij op hem gewacht! Hoeveel bittere
uren had zij door zijn schuld doorgemaakt!
Totdat zij zich eindelijk in het onvermijde
lijke had geschikt. En nu dook hij opeens
weer op en dacht Ja, dat was goed. Zij
ademde op. Het was een kleine wraak.
Moest hij weten, dat zij zoo verdrietig om
hem was geweest? Neen! Hij moest maar
denken, dat zij allang gelukkig getrouwd
was en hem vergeten had! „Ja!" zei ze op
zijn vraag, of het haar kinderen waren.
„Wat een mooie kinderen!" stamelde hij
verlegen. „Hm! Ik ben blij, dat het je zoo
goed gaat!" Zij knikte.
„Nu, dan wensch ik je voor de toekomst
ook het allerbeste, Truusje. Ik zal je niet
langer ophouden. Ik moet naar den trein!"
Hij keek nog even naar de tweelingen en gaf
haar de hand. Voorzichtig legde zij haar ge-
handschoende rechter in de zijne, opdat hij
niet zou bemerken, dat zij geen ring droeg,
hij nam dit echter als een koele bejegening
op.
„Het is maar goed, dat ik haar niet de
ware reden van mijn komst hier verteld
heb?" dacht hij, toen hij op weg was naar
het station. „Ik zou mij belachelijk hebben
gemaakt! Zij denkt heelemaal niet meer .aan
me, en ik, Hij lachte hitter.
Truusje had hem nagekeken, toen hij zoö
plotseling afscheid nam. Bijna had zij zijn
naam geroepen. Het speet haar, hem wat
wijsgemaakt te hebben. Eindelijk werd zij
kalmer. In de dagen, die er op volgden,
moest zij nog vaak aan hem denken, en als
zij zijn adres geweten had, zou zij hem ze
ker geschreven hebben, doch door den tijd
sleet de herinnering weer.
Na drie jaar ontmoetten zij elkander weer.
Beiden waren intusschen getrouwd. Zij reed
nu werkelijk met haar eigen kinderwagen.
Hij had nu werkelijk eenige zakén in het
stadje te doen. Zij lachten toen zij elkaar
zagen.
„Hoeveel kinderen heb je nu al?" yroeg
hij.
„Dit is mijn eerste", antwoordde zij ver
legen.
„Wat?" Zijn blik trof haar als de vonkjes
van een vuurwerk. Zij keek naar den grond.
Terwijl zij verder gingen, vertelde zij hem
alles. Toentertijd had zij met de kinderen van
haar broer gereden. Zij lachte weer, maar er
was iets bedroefds in.
„En jij?" vroeg ze, „ben jij ook getrouwd?"
„Sinds een jaar."
Ze zwegen even. Hij was in de verleiding
om haar te vertellen, dat hij toen slechts om
haar hier gekomen was, maar hij vocht tegen
deze gedachte. Hij keek naar den kleine in
den wagen, die hem onderzoekend aankeek
en opeens begon te huilen.
„Maar Hansje!" zei ze zacht tegen het
kind.
Dat was zijn voornaam! Het trof hem tot
in zijn hart. Maar ach, misschien heette haar
man ook Hans. Hij wilde het haar echter
niet vragen, en nam afscheid.
.(Nadruk verboden.J