De Britsche constitutie na haar
zwaarste beproeving
In de schaduw
van de Guillotine
De crisis in Amerika
ten einde
DE EX-KONING IS MEER POPULAIR
DAN ZIJN OPVOLGER.
WAT MEN ZOOAL IN LONDEN HOORT.
LONDEN, Zaterdag 12 Dec. '36.
NA zeven dagen van groeiende span
ning, waarin niet slechts het Brit
sche wereldrijk, maar ook geheel
Europa en Amerika verkeerde, is thans de
ontknooping gevolgd. Eduard VIII is heen
gegaan. De abdicatie van koning Eduard
heeft in het geheele empire groote droef
heid opgewekt, men hield van zijn zoo sociaal
voelenden vorst, hij was uiterst populair,
meer dan zijn broeder, die hem thans op
volgt. De Hertog van York staat bekend als
streng conservatief, leeft evenals de derde
broeder, de Hertog van Gloucester een terug
getrokken leven en hoewel hij groote belang
stelling voor de problemen des volks heeft,
mengt hij zich ongaarne' persoonlijk in der
gelijke dingen. De jongste zoon, de Hertog
van Kent, gelijkt daarentegen weer veel op
zijn oudsten broeder, den ex-koning. Ook hij
begeeft zich gaarne onder het volk, leeft met
de kleine nooden van den man van de ktaat
mede, en geeft hem blijk van sympathie.
Dat verschafte den oudsten en den jongsten
zoon van den overleden koning George V
hun groote populariteit, die de tweede en
de derde missen.
Desondanks heeft ook de doorsnee-Londe-
naar, die meer dan iemand anders aan ko
ning Eduard hing, ingezien, dat 'sKonings
heengaan tenslotte nog de eenige oplossing
was. Hij heeft zich bij dit feit neergelegd,
maar zich voorgenomen om zijn leven lang
een warm plaatsje aan den ex-koning in
zijn hart te blijven inruimen.
De hofcamarilla.
Indien men zijn oor te Londen zoo eens te
luisteren legt, hoort men meer dan men
in de bladen kan lezen. De couranten zijn
discreet en goed gedisciplineerd ook de
bladen van de oppositie. De ex-koning is
wat eigenzinnig, een karaktertrek, die hij
reeds als Prins van Wales dikwijls ten toon
spreidde. Vele menschen vinden dit sympa
thiek, anderen niet. Eduard is bovendien
modern, d.w.z., hij hield er van af en toe
eens een frisschen wind door de eerbied
waardige, oude Engelsche kasteelen te doen
waaien. Hij hield zich bij de keuze zijner
vrienden niet immer aan de $trenge hof
etiquette, hij houdt van de jeugd, voelt zoo
als reeds gezegd buitengewoon sociaal en hij
vindt last not least dat de rol van
den koning van Engeland niet steeds slechts
representatief behoeft te wezen. Dat gaf hem
meer dan eens aanleiding tot wrijving met
de regeering. Zulks weet men in Londen,
al schrijft men er nit. over. Slechts de bla
den van de dominions zijn minder discreet;
een Ziiid-Afrikaansch blad zegt b.v. niet te
gelooven, dat Engeland een „krachtigen ko
ning" wenscht en voegt daaraan toe, dat in
ieder geval Zuid-Afrika zulks niet wenscht.
Een dergelijke uitlating laat geen misver
stand toe.
Toen Eduard aan de regeering kwam, be
gon hij zijn hervormingen allereerst daar
door te voeren, waar de tegenstand het ge
ringst was en waar hij niet met de eonsti-
tutioneele wetten in conflict kon komen;
Spurling barstte een lach uit, klankloos,
heesch, bitter, smartelijk. Het zweet kwam
rnjj op m'n voorhoofd door dit lachen. In
Thompsons oogen wag angst te lezen. Zelfs
Winchester ging achteruit in zijn stoel.
Vijf seconden lang bleven zij sprakeloos.
Het dronken gelach van de matrozen aan de
bar was nu duidelijk hoorbdar. Eindelijk had
Thompson in zooverre zijn spraak terugge
kregen, dat hij opnieuw beginnen kon, zacht,
zoo goed als het hem mogelijk was, mild,
vaderlijk medelijdend, tot hem sprekend, als
tegen een krankzinnige.
Kom, Spurling, laten we verstandig
blijven. Wij zijn nu toch onder ons. Opnieuw
een snel opheffen van Spurlings hoofd. Direct
was Thompson rustig.
Ja, ja, Spurling ,ik zeg al niets mee£
Ik bedoel, onder zakenlui, onder Amerikaan-
sche zakenlui. Wat hebben die Britten, omdat
de „Frisco" een Britsche boot is, zich er mee
te bemoeien? Dat kunnen we toch veel beter
onder elkaar afhandelen. Dat geld komt U
toch toe. Dat kan niemand u afnemen. Maar
ge moet toch zelf inzien... ge zijt toch per
slot van rekening scheepseigenaar en weet,
hoe slecht de vrachten op 't oogenblik zijn...
Zoo ging het verder. Een heele tijd lang.
In 't begin nog voorzichtig, om niemand te
kwetsen. Spurling wond zich ook nu in het
geheel niet op, zijn eene hand in zijn zak, de
andere om zijn pijp geklemd. Zijn haar hing
hem wild over zy'n oogen.
Men kon niet zien, of hij nog wel iets
hoorde en verstond. Thompson redeneerde als
tegen een muur of een pop. Dit begon hem
te vervelen. Zijn oude grove toon kwam lang
zamerhand weer boven. Hij dempte hem, zoo
dra hij het bemerkte. Hij had het nog steeds
over hetzelfde. Over de slechte tijden en de
slechte vrachten en dat hij zijn schip weer
terug moest hebben en over het bergloon, dat
namelijk aan zijn eigen hof. Hij pensioneer
de oudere bedienden en verving deze door
jonge krachten.
Het is begrijpelijk, dat dergelijke maatre
gelen kwaad bloed Zetten. Natuurlijk voelden
de oudere ambtenaren zich geërgerd, aan het
hoofd de opper-ceremoniemeester Lord Cro-
mer. Nu is de hofaristocratie geen van de
buitenwereld afgesneden maatschappij. Haar
leden zijn verwant of bevriend met den En-
gelschen adel. Eenige leden daarvan zitten
ten deele in de regeering, ten deele in het
Hoogerhuis. Haar macht was dus niet te
onderschatten. En inderdaad zijn van hier
uit alle fijne draden gesponnen van het het
waarin de koning zich geheel afgezien
van de gebeurtenis, die rechtstreeks tot zijn
abdicatie leidde verstrikte.
Achter de schermen is min -of meer een
strijd gevoerd tusschen conservatisme en li
beralisme. Het conservatisme heeft overwon
nen en men kan het niet ontkennen, zulks
is voor de eigenaardige samenstelling van
Toen wij jong waren, was de Fransche
revolutie „geschiedenis". Thans is op meer
dan één wijze gebleken, dat wat toen ge
beurde actueeler dan ooit is in den bur
geroorlog leeren de kranten het ons niet
dagelijks uit Spanje? Herkennen wij niet
in die opgezweepte volksmenigten, die harts
tocht waarmee zij, burgers van één land,
elkaar bevechten, de gezichten, die* ons vroe
ger op de platen der Fransche revolutie zoo
verschrikkelijk, maar ook zoo ver af leken?
Toen de pas uitgevonden guillotine thans
de donkere figuren tegen den witten
kerkhofmuur en het vuurpeloton ervoor...
Maar waarom vocht men in den Fran-
schen burgeroorlog, waarom vecht men
thans? Om de rechten van den Menscli,
thans bedreigder dan ooit, om de Vrijheid,
Gelijkheid en Broederschap.
Over deze dingen heeft Charles Dickens,
het onsterfelijk genie, wiens waarde voor de
film pas in de laatste jaren van de spre
kende film ontdekt is, zijn beroemden ro
man van de twee steden, Londen en Parijs,
geschreven. Bijna alle figuren, die Dickens
geschapen heeft, leefden als onvergankelijke
„portretten" in de verbeelding van zijn le
zers. Maar het wachten was op de film om
deze figuren tot zelfstandig, dramatisch be
wogen leven te brengen: dat leven waar el
ke toeschouwer om vraagt.
In „A Tale of two Cities" de Metro
Goldwijn—Mayer super, die in het Ncder-
landsch terecht „In de Schaduw van de
Guillotine" heet is het in de eerste plaats
de achtergrond dezer figuren: het Enge
land van het eind der achttiende eeuw en
het woelige Parijs, waar het volk met de
bestorming van de Bastille zijn rechten op-
eischt. Prachtig is het contrast tusschen En-
geland's welstand, zijn kalme, liberale the
orieën en daartegenover de barbaarsche
strijd in een land, waar deze vrijheden mat
zwaard en toorts bevochten moesten wor
den en toch nog niet blijvend.!
„In de schaduw van de Guillotine" is
derhalve in de eerste plaats een film met
een inhoud: inhoud in den besten zin van
den kapitein toekwam. Hij praatte en praatte.
Aan 't eind had hij zelfs geen woorden
meer. Nu dwong hij zichzelf er een eind aan
te maken met de vraag:
Hoeveel moet ge hebben?
Als antwoord alleen een hoofdschudden, als
een hond die een lastige vlieg verjagen wil.
Dit had op Thompson de uitwerking als
van een slag in zijn gezicht. Alles had hij
kunnen begrijpen, wanneer de andere begon
nen was met onderhandelen, te polsen, wan
neer hij voor zijn part een fantastische som
genoemd had, goed, maar dit, dat hij een
voudig opzij geschoven werd door een zee-
roover, dat hij den heelen tijd voor niets ge
sproken had, dat zijn heele zedelijke voorstel
eenvoudig wind was voor niets, dat hij niet
zien, noch begrijpen kon, dat maakte hem
driftig.
Mensch, ge moet toch iets zeggen. Ik
kan hier toch niet alleen bijlven praten en nog
eens praten.
Natuurlijk kon dat niet.
Maar ook dit maakte geen indruk. De
kapitein bleef zwijgen. Een tijdlang keek
Thompson hem in stomme verbazing aan, of
hij toch nog niet iets zeggen zou. Maar niets.
Langzamerhand werd zijn gezicht rood. Het
was hem aan te zien, hoe woedend hij was.
Lang zou het niet meer uithouden. Hij...
Plotseling gaf hij met zijn vuist zoo'n ge
weldigen slag op tafel, dat de glazen in scher
ven vielen.
Spurling!
Winchester en ik vlogen op. De matrozen
aan de bar kwamen zwaaiend naderbij.
Hello boys. You want a..«
Hierbij sjorden zij hun broeken op en maak
ten zich reeds gereed voor een gezellig ge
vecht. Achter hen aan strompelde de Spaan-
sche waard. Alleen Spurling had niet eens
I opgekeken. Hij keek nog steeds als gehypno
het Britsche empire de beste oplossing.
Het Engelsche wereldrijk heeft een vorst
noodig, die zich geheel binnen de grenzen
van de constitutioneele grondwet beweegt en
een monarch, die vol initiatief tracht, deze
grenzen te overschrijden, zou wellicht meer
goed dan kwaad kunnen aanrichten, ook al
is hij met de beste voornemens bezield en
denkt hij in 'slands belang te handelen.
Van den hertog van York mag men aan
nemen, dat hij geheel de voetsporen van ztjV
overleden vader zal volgen. Hij hc&ft steeds
getoond een hooge opvattinne S^n zijn taak
en zijn plichten te bezit*» ineens
De komende dingen.Ai& gewe?^-
J >asseeren. Maa.
aoe moeilijk mei
Een dramatisclfcok nu weer. Na Egeland
thans achter den strijd was de stand krthtige
Britsche constA'Een penalty krac-e,dpt'öe-
ving ten vonM^1^ den ,tw#'n terug
te komen^'^^iu nu weinig zin meer'. De ex-
koning heet thans Eduard Windsor, m.igr
waarschijnlijk zal hem een hoogen titel ver
leend worden. Als particulier zal hij naar
vrije verkiezing kunnen leven, zijn vermo
gen, dat hij van koningin Victoria geërfd
heeft, bedraagt eenige milliocnen ponden en
bovendien zal het parlement hem een groot
pensioen toekennen. Voor hem begint een
nieuw leven. Wellicht, dat dit hem meer ge
legenheid geeft zijn groote gaven te ont
plooien, dan de plaats op den troon.
het woord. Bij elke regel, elke uitspraak
van volksvrouw, van aristocraat, van
volksgericht of gekerkerde gevangenen
denkt GIJ: hoe is het thans, is het niet of
Gij de kranten van heden leest?
Daarbij is de film zuiver in zijn histori
sche atmosfeer gehouden: het gansche Pa
rijs, het gansche Londen werden met de
zorg, die de Metro Goldwyp-Mayer aan deze
supers kan besteden, herbouwd. Sfeer ademt
elke meter van deze grootste film: een sfeer
van wereldbrand én wereldverlangen. Dit
is geen „historische" film meer, dit is her
leefde werkelijkheid, even diep als eenvou
dig. zoo dwingend wordt het U voorgezet,
zoo ademloos zult Gij luisteren naar het ver
band van toen en nu, van 1789 en 1936.
En dan tegen dezen achtergrond, in deze
sfeer, groot uitgehouwen twee menschen,
geen liefdespaar, dat er maar ingevloch
ten is. Neen, dat deed Dickens nimmer.
Maar als het ware uit deze menschen ont
staan, rondom hen opgetrokken, hun eigen
liefde geprojecteerd tegen den spiegel van
den tijd. Een liefde van groote opofferin
gen, van ontzeggen en verlangen, van ro
mantiek... ja, maar de romantiek van hét
in zijn innigheid schier bovenmenschelijke.
Zij mochten elkaar niet toebehooren, hun
levenswegen waren van het begin afge
scheiden, de zijne leidde naar het schavot,
de hare naar het leven. Maar zulk een
liefde heeft het witte doek nog niet ver-
toond. Daarvan doorleeft Gij de grootheid,
de. innigheid en de tragiek juist omdat zij
zoo bovenal menschelijk is.
En dan deze figuur, deze prachtigste por
tretschildering uit Dickens' pen, deze niets-
nüt, die tot een groote offervaardigheid be
keerd wordt, deze Sydney Carton vertolkt
te zien door een acteur, die hiermee waar
lijk wel de rol van zijn leven speelt: Ronald
Colman! Colman met Elizabeth Allan, met
Basil Rathbone, met Edna May Oliver
geen wonder, dat „A Tale of two Cities"
thans reeds den naam heeft, niet alleen
een der grootste kunstwerken der geheele
cinematografie te zijn, waarin moderne
techniek hand in hand gaat met het vol
maakte spel der hoofdpersonen, maar te
vens een volksfilm in den besten zin van 't
woord, een film, die al tot de hoogsten en
de laagsten der maatschappij zal spreken.
tiseerd naar een punt als iemand die niet
meer tot de levenden behoort.
Ook Thompson, misschien zelf het meest
verschrikt door zijn plotselingen uitval, zat
onbeweeglijk en keek den kalmen kapitein
wezenloos aan.
Hij kwam zichzelf voor als een idioot, een
stommeling, voor dezen hongerlijder, die zijn
geld afwees, die naar het Gerecht verlangde.
Zijn verstand stond er bij stil, dat zooiets
mogelijk was.
Pas toen een der beschonken matrozen hem
bij den schouder pakte, vond hij zijn bezinning
terug, werd hij opnieuw woedend. Hij sprong
op, smeet zijn stoel tegen den grond, brulde:
Breng dan u zelf maar aan de galg,
waar ge hoort, piraat!
Nam Winch onder den arm, zooals men
ook in de hoogste opwinding zijn wandelstok
niet vergeet, en stormde naar buiten. De
voorhang kletterde achter hem dicht. De
beide matrozen staarden een oogenblik met
glazige oogen ernaar, alsof zij zich eerst goed
bezinnen moesten, dan verdwenen ook zij.
Ik stond nog steeds naast den stoel, en
hield de ijzeren leuning in mijn hand. De
waard begon iets in het Spaansch tegen mij
te roepen. Hij was misschien bang voor zijn
geld. Ik maakte een kalmeerende handbewe
ging. Hij werd rustig, omdat ik geen aan
stalten maakte om weg te gaan, verzamelde
de scherven en keerde naar zijn toonbank en
zijn flesschen terug.
Het "lokaal werkte, door zijn plotselinge
leegte, spookachtig stil, de steenen blonken
mat, de spiegels aan den wand en de duizend
maal daarin weerkaatste Chineesche lampions,
de smerige marmeren tafel, ergens vandaan
kwam de ranzige lucht van olie.
Ik stond hier in deze spookachtige om
geving en wist zelf niet waarom.
Het liefst had ik mijn oogen gesloten, niets
Herstel van het Amerikaansche
economische leven. - Interview
met staatssecretaris Ernest G.
Draper.
Hooger en hoogcr stijgt Amerika uit den
afgrond der depressie. Leidende instanties
van het departement van handel laten zich
over den huidigen toestand zeer bevredi
gend uit en voorspellen, dat de verschillen
de winkelzaken te'gen Kerstmis voor min
stens tien procent meer zullen verkoopen
dan het vorige jaar en dat het prosperiteits-
niveau niet veel lager ligt dan dat van het
jaar 1929.
Vijf factoren
Naar de staatssecretaris van het departe
ment van handel, Ernest G. Draper, dezer
dagen aan Uw correspondent mededeelde,
is deze merkwaardige verbetering, die zich
in meer of minder sterke mate over alle
branches uitstrekt, hoofdzakelijk aan vijf
factoren toe te schrijven, namelijk:
1. Hoogere divideiiduitkeeringen bij ver
schillende ondernemingen, gedeeltelijk op
grond van grootere verdiensten en gedeelte
lijk om de hooge belastingen op onverdeelde
winsten te ontloopen;
2. Verhooging van het totale inkomen
der landbouwers van 7.201.000.000 dollar in
het jaar 1934 tot 7.750.000.000 dollar in dit
jaar (dit laatste cijfer is intusschen nog
slechts een schatting).
3. Verlaging van het' wcrkloozencijfer van
15.000.000 in het jaar 1933 tot 8.975.000 op
het oogenblik (ook dit cijfer is een taxatie).
4. Getaxeerde vermeerdering van het
nationale inkomen van 53.500.000.000 dol
lar in het jaar 1935 tot 60.000.000.000 dollar
in dit jaar;
5. De industrieele productie heeft den
hoogsten stand sinds zeven jaren bereikt en
stijgt nog steeds verder.
„De handel neemt snel in omvang toe",
verklaarde Draper. „Eenige takken van in
dustrie, zooals het bouwbedrijf en de fabri
cage van productiegoederen blijven evenals
de export nog wat achteraan hangen, maar
ook op deze gebieden valt een zeker herstel
waar te nemen en het ziet er naar uit, dat
wij met een toenemende verbetering reke
ning mogen houden. Natuurlijk mag men
op het oogenblik nog niet zulke winsten
als in de jaren 1929 en 1930 verwachten,
daar de prijzen van vele goederen gedaald
zijn. Dit laatste oefent echter weer een
gunstigen invloed uit op de klasse der lcoo-
pers met een laag inkomen."
De bonus aan de oud-strijders.
Volgens de opgaven van de economische
raadslieden van de regeering is de omvang
van den afzet in den détailhandel tegen
over 1935 met ongeveer 15 toegenomen.
De deposito's bij de banken zijn tot meer
dan 46.000.000.000 dollar gestegen, waarmede
een recordstand is bereikt.
Naast de door Draper genoemde oorzaken
worden in regeeringskringen ook nog an
dere factoren genoemd. De uitbetaling van
den bonus aan de oorlogsveteranen heeft,
aldus verklaart men, het zakenleven aan
zienlijk gestimuleerd.
Staal beweegt zich langzaam maar zeker
in de richting van het niveau van het jaar
1929; er ontbreken weliswaar nog 12
maar de winsten en loonen zijn hooger ge
worden.
Ook de automobiel-industrie kan aan het
zien of ineens ergens anders zijn, op een hoo
gen berg, waar sneeuw op lag, heldere witte
sneeuw, alleen niet hier.
Ik waagde het niet opzij te kijken, want
daar zat hij nog, deze gek, of dooden moor
denaar of wat hij dan ook zijn mocht.
Het gaf mij een krampachtigen schok door
mijn hart, toen ik hem zoowaar ineens hoorde
spreken. Kunt ge u dat voorstellen? Op dit
oogenblik spreken. En met een stem, die
niets meer van het snerpende, van het vogel
achtige had, een stem, die plotseling zeer
eenvoudig klonk, zelfs menschelijk. En wat
hij zei:
Meneer, ge zult het wel belachelijk vin
den, maar ik- heb het werkelijk niet gedaan.
Meer niet. Alleen dit. En toch: als hij ge
zworen, gesmeekt, gevloekt had, had ik hem
zeker niet geloofd.
Maar dit hulpelooze, in dezen toestand bijna
zinlooze woord „belachelijk" trof mij.
Het klonk, alsof iemand naast zichzelf zat
en toekeek, wat er uit hem geworden was.
Met dit eene woord gaf hij eigenlijk alles toe:
de generatie, zijn bekende en onbekende zon
den. Hij zei mezelf, dat hij wist, hoe de men
schen over hem dachten.
Hij gaf hen eigenlijk gelijk, als zij hem
verdachten. Hij had zichzelf makkelijk tot die
daad in staat'geacht, ja, zelfs voor zichzelf
verwacht. En toch had hij hem niet bedreven?
Dat scheen hemzelf zoo onmogelijk, ja zelfs
zoo belachelijk voor te komen als Thompson,
als Trevor, als allen, die hem kenden, 't meest
misschien zichzelf.
Ik kan niet zeggen, dat ik nu met een slag
van zijn onschuld overtuigd overtuigd was.
J^aar het ging net zooals bij de vorige malen,
dit ik hem gezien had, ik begon te vermoe
den, dat er nog iets anders, iets diepers bij
dezen man aanwezig was, iets, dat met de
vraag schuldig of onschuldig in 't geheel niets
eind van deze maand op een uitstekend
jaar terugzien.
Verder zijn de loonen in den landbouw
gestegen, zonder dat er echter in de ver
deeling van het nationale inkomen een ver
andering is gebracht. In het jaar 1935 nam
de uitbetaling van loonen 67,3 voor zich
in beslag op het oogenblik zal dit percen
tage iets hooger liggen en op renten en
dividenden vielen in totaal 13.6
(Auteursrecht V.P.B.) (Nadruk verboden.)
LANGEND1JK
DE INVENTARIS VAN STAPELPRODUC-
TEN IN NOORDHOLLAND.
Eenige dagen geleden wendden wij ons
tot den secretaris van de Langcndijkei
Groenten Centrale met het verzoek dé in
ventarisatie te mogen vernemen van de bij
deze veilingsvereeniging opgeslagen voor
raden stapelproducten.' Ons werd hierop
geantwoord, dat deze cijfers niet mochten
worden verstrekt en geheim moesten wor
den gehouden in verband met de onderhan
delingen met Duitschland. Het feit, dat de
Noordermarktbond deze cijfers wel had
verschaft zou volgens den secretaris op
een misverstand berusten. Thans lezen wij
echter in de Tuinderij de volledige inventa
risatie van de stapelproducten in Noordhol
land. Wij begrijpen niet, waarom nu de
veilingsvereenigingen deze cijfers geheim
moesten houden en het totaal eenige dagen
later reeds wordt gepubliceerd. Een voor
aanstaand tuinder die wij hierop wezen
zeide ons, dat het wel waar zou wezen, dat
de veilingen dit bericht hadden ontvangen
doch hij- veronderstelde, dat De Tuinderij
het orgaan van het C. B. de primeur van de
ze inventarisatie moest hebben en niet zoo
als andere jaren bij'de plaatselijke bladen
moest achter aan komen.
Of deze veronderstelling waarheid bevat
is ons niet bekend, doch het komt ons toch
wel wat vreemd voor, dat op deze tegen
strijdige manieren te werk wordt gegaan.
De totale voorraad bewaarkool is vol
gens de gegevens in de Tuinderij in Noord-
Holland 6S00 wagons. De koolsoorten afzon
derlijk vermeld luiden de cijfers als volgt:
roode kool 2306 w. (v.j. 1038 w.) gele 2046
wagons (v j. 452 w.) Deensche wittekoo!
2426 wagons v. j. 1155 w.) Alzoo met ver
leden jaar vergeleken is het verschil groot.
De misoogst komt hierbij wel degelijk tot
uiting, als men nagaat, dat het jaar te
voren, in 1934 de oogst totaal 7200 wagons
kool waren geteeld.
Het is nu de vraag, deze voorraad kool
voor redelijke prijzen van de hand te doen.
De vooruitzichten zijn niet rooskleurig. Een
ouderwetsche winter zou misschiennog
iets ten goede voor de tuinders kunnen be
werken.
UITVOER UIEN
De uitvoer van uien geeft in de lahtste
maand weer belangrijke en zeer bevredigen
de cijfers te zien. Niet minder dan 19.131.025
kg. werden uitgevoerd tegen 13.307.570 kg
in dezelfde maand van het vorige jaar
Het grootste kwantum werd uit Goerec en
Overvlakkee verzonden n.1. 10.551.745 kg
uit Noordholland slechts 279.925 Kg. He
meeste ging naar Engeland n.1. 16.017.802
kg. De prijs mocht wel wat beter zijn,
f 1.f 1.80 is immers veel te laag.
DUITSCHE GROENTEN-INVOER.
In October 1.1. heeft de totale groenten
invoer in Duitschland 1.658.000 kg. ter
waarde van 418.000 mark bedragen tegen
1.633.000 kg. en 360.000 mark in 1935 dezelf
de maand.
te maken had en het was werkelijk niet alleen
uit nieuwsgierigheid, dat ik mij weer door
een zekere macht aangetrokken voelde en mij
bjj hem aan tafel zette en tegen hem zei:
Ik geloof U.
Hij zat ineengedoken. De grijze behaarde
schedel stak diep tusschen zijn beide schou
ders. Zijn handen had hij nu beiden in zijn
zakken verborgen.
Ik kon het aan hem zien, dat mijn ant
woord hem verraste. Misschien was dit voor
de eerste maal in zijn leven, dat iemand zoo
iets tegen hem zei: dit ik geloof U.
Daarom was hij ook niet dankbaar; alleen
schoot een wantrouwende blik uit zijn oogen
mij tegemoet, een blik die mij tot in de uiter
ste hoeken van mijn hersens drong,, waar nog
een laatste restje twijfel aanwezig was, als
een onzichtbare vlam, om dezen man hing. Ik
rekte mijn woorden.
Ja, ziet ge kapitein, om eerlijk te zijn..,
het valt niet gemakkelijk... na alles wat..«
Uw stuurman...
Daar schoot zijn hoofd alweer tusschen zijn
schouders uit, alsof hij de minsten twijfel in
de kiem wilde smoren.
...is een zwendelaar, een zwetser. Geef
hem een papier en hij liegt er een heel schip
op.
Dit was de langste zin, dien hij tot nog
toe gezegd had.
Ik weet niet, waarom hij het deed, maar
ik was er zeker van; hij moet spreken, hij is
beladen met iets zwarts, met een ondervin
ding, die hem zwaar drukt, en ja, met een
zaamheid.
(Wordt vervolgd.)