Polder Heerhugowaard Een weg dwars door het Geestmerambacht PUROL Ruwe handen De strijd om de „Betty Bonn" Dinsdag 15 December 1936, 's namiddags 2 uur kwamen Dijkgraaf, Heemraden en Hoofdingelanden in het Polderhuis ter ver gadering bijeen. Voorzitter, Dijkgraaf Tromp, opende de vergadering met een kort woord van wel kom aan de vergadering en de pers. Tn 't bijzonder heet spr. welkom het nieuwe be stuurslid P. Konijn, Kz. en het herkozen bestuurslid, de heer Quant, die nu niet voor één jaar, doch voor 6 jaar herkozen is. Voorts deelde spr. mede, dat van den heer Gootjes bericht was binnengekomen, dat deze wegens ziekte verhinderd was de vergadering bij te wonen. Voorz. wenschte de heer Gootjes een spoe dig herstel toe. Hierna werden de notulen der vorige vergadering door den secretaris, den heer Hoogland, voorgelezen en werden na een opmerking door den heer C. v. Langen, onveranderd goedgekeurd. Ingekomen stukken. Van het Provinciaal Bestuur van Noord- Holland was bericht van goedkeuring in gekomen, voor aankoop van grond a f100, ter verbetering van de bocht bij den Molen weg. Voor kennisgeving aangenomen. Aanbieding en vaststelling der begrooting 1937. Op de vraag van den Voorz. of iemand uit de vergadering een algemeene beschou wing wenscht tehouden over de begroo ting. wordt niet ingegaan. De heer Smit vraagt hoe het komt dat de omvang der begrooting grooter was dan in 1936. Voorz. antwoordt, dat een gedeelte van de begrooting der wegen op de gewone begrooting was geplaatst en d.it zoodoende een nogal belangrijk verschil maakte. De heer Groen zou den post van f650.— voor het Burgerlijk Armbestuur van de begrooting wilde schrappen, daar z. i. de armen er geen profijt van hebben, £och het meer een tegemoetkoming aan de ge meente is. De heer C. van Langen zegt dat hij dit als voorz. van het B. A. ten zeerste zou betreuren, daar de begrooting van het B. A. al reeds is vastgesteld. De heer Quant is het met den heer Van Langen eens en betreurt het ten zeerste dat deze post wordt aangevochten. De heer v. Langen wijst er op, dat de gemeente een subsidie van f 10.000.— geeft en dus een bedrag van f 650.van den Polder niet te hoog is. De penningmeester, de heer Kamp, geeft uitleg hoe of dc»e post op de begrooting in principe gekomen is. Het dateert uit den tijd der grootgrondbezitters. Deze had den menschen aan 't werk en als deze rnenschcn te oud waren geworden, werden zij aan den kant gezet zonder eenige in komsten. Om nu hieraan tegemoet te ko men, werd een bedrag vastgesteld op de begrooting voor de armen; dit bedrag werd dan weer verhaald op de grootgrond bezitters. Als wij, aldus den penningmees ter, dezpn post schrappen,, zouden die er alleen hu weer wel bij varen. De heer K. van Langen zou het onbillijk vinden tegenover de gemeente, t. a. v. do verbeteringen, die door de gemeente worden verricht. De heer Sinnege zegt, dat 't er toch om gaat of de armen er mee worden geholpen of de gemeente. Voorz. zegt de armen, doch indirect de gemeente. De heer Poland is het in zeker opzicht met den heer Groen eens. Voorz. vraagt of de heer Groen ér een voorstel van wil maken. De heer Groen bevestigt dit. De heer Poland ondersteunt het voorstel. Na stemming wordt het voorstel van den heer Groen met 15 tegen 2 stemmen ver worpen. Hierna werd tot vaststelling der begroo ting overgegaan. De raming der ontvangsten en uitgaven bedraagt f 103.679.06 met een post voor on voorziene uitgaven van f 3365.21. Het batig saldo waarmee de begrooting aanvangt, be draagt f 6.766.76. De opbrengst van den omslag a f9.per H.A. is geraamd op f 27.716.83. De jaarwedden van het bestuur en de presentiegelden worden in totaal op f 3500 geraamd en de jaarwedden van het perso neel in totaal op f 8500. Voor aanleg en onderhoud van wegen is f 15.860.uitgetrokken. In deze begrooting is f50.000.kasgeld- leening opgenomen. De begrooting van de wegen bedraagt in ontvangsten en uitgaven f 41.479.77. Het in de begrooting verwerkte batig saldo over den dienst 1935 was f 9480.62. De geraam de uitkeering uit het wegenfonds bedraagt f 10.000.—. Aan het arbeidsloon voor den aanleg en het onderhoud der wegen was een bedrag van f8500.geraamd en voor aankoop van materialen f 19.000.—. De raming voor onvoorziene uitgaven werd bepaald op f 1566.77. De begrooting werd in zijn geheel aan genomen. Hierna kwam in behandeling een voor stel van het Dag. Bestuur om het salaris van den Dijkgraaf met f200.— per jaar te verhoogen, zulks Ingaande 1 Januari 1937. Gezien de vele werkzaamheden en groote verantwoording welke er van den Dijk graaf worden gecischt, vindt het D. B. een verhooging als hierboven genoemd, wel ge motiveerd. Naar aanleiding hiervan zegt de heer Oudeman een salaris van f 500.niet hoog te vinden, maar om in dezen tijd tot ver hooging over te gaan, vindt spr. niet goed. Men kan zijn lasten bijna niet opbrengen. In 1929, aldus spr. was 't salaris f200 en toen was het een goede tijd. Spr. kan het voorstel niet goedkeuren. De heer P. Smit zegt: Wij kunnen geen oordeel vormen omtrent de werkzaamheden, wij zitten daar niet in en weten dat niet. Misschien wil Voorz. er ons eenige uitleg van geven. De heer K. van Langen zegt bij onder vinding te weten welke werkzaamheden er aan verbonden zijn. Daarom ben ik, al dus spr., op de vergadering met dit voorstel gekomen, omdat ik vond dat zulte op mijn weg lag. De heer Oudeman geeft nogmaals toe, dat het salaris niet hoog is, doch het is er de tijd niet naar om tot verhooging over te gaan. Voorz. zegt, op de vraag van den heer Smit antwoordend, dat er geen dag om gaat, of er komen menschen. Een iedör die aan den polder verbonden is, heeft een redelijk salaris, ik weet dat de tijd er niet gunstig voor is, doch men kan dat ook moeilijk op één man verhalen. De heer Quant zegt dat 't hem ook zoo is gegaan als de heer Oudeman, doch bij nadere beschouwing veronderstelt spr. dat als de Heemraden met een dergelijk voor stel komen, 't wel verdiend zou zijn en zoo dit niet 't geval was, de Dijkgraaf dit wel zou hebben gezegd. Spr. kan zich dan ook met het voorstel vereenigen. De heer C. van Langen zegt dat 't mis- schen beter zou zijn, om een periodieke verhooging te geven over 4 jaar. De heer Groen zegt dat de belastingbeta lers ook een zeer gering salaris hebben; wij moeten ons tegenover hun, toch kun nen verantwoorden. De heer v. Langen, aldus spr., pleit nu wel erg voor het voorstel, doch hij had in dertijd ook graag Dijkgraaf geworden. Dijkgraaf zegt deze opmerking niet te kunnen toelaten, daar deze te persoonlijk is, en wijst erop dat een Dijkgraaf bij Ko ninklijk besluit wordt benoemd. De heer P. Smit vraagt of het Dag. Be stuur met algemeene stemmen dit voor stel doet. Voorzitter zegt dat dit zoo is. De heer Smit zegt er dan zijn stem wel aan te kunnen geven. De heer Sinnige kan zijn stem er niet aan geven, de tijdsomstandigheden in oogenschouw genomen. De heer Quant voelt ook wel voor het voorstel van den heer C. van Langen, om de verhooging over 4 of 2 jaar te verdeeleu, met een jaarlijksch bedrag van f 50.tot f 100.—Spr. zou hier wel een voorstel van willen maken. De heer Poland wil antwoorden op de vraag van den heer Smit. of dit voorstel met algemeene stemmen van het Dag. Be stuur wordt gedaan. De heeren weten, al dus spr., dat toen de heer v. Langen met het voorstel kwam, kon spr. hiermee ook niet meegaan en heeft toen gezegd, dat hij op de vergadering zijn stem vrij wilde hou den. Voorz. zegt even recht te willen zetten, wat door den heer Poland werd gezegd. Spr. zegt dat de heer Poland het heeft goedgevonden, dat dit voorstel op de agen da werd geplaatst. De heer P. Konijn zegt zijn stem aan het voorstel te hebben gegeven, daar hij overtuigd was, dat een salarisverhooging wel noodzakelijk was, daar de geheele persoon van den Dijkgraaf er door wordt in beslag genomen. Hierna wordt het voorstel in stemming gebracht en met 9 tegen 7 stemmen aan genomen. Hierna volgde de rondvraag, die geen belangrijke bijzonderheden opleverde, waar na voorz. de vergadering met een woord van dank aan vergadering en pers sloot. Fruifculfuur of iefs anders? Eenige rechtzettingen. Wat vooraanstaande ingezetenen er van denken In eenige nummers van de Schager Courant komen een paar artikeltjes voor, waarin heftig wordt gefulmi neerd tegen de berichten n.a.v. den even tueelen aanleg van een weg door het Geestmerambacht. Daarbij ontziet de schrijver zich niet zijn collega verdacht te maken en hem dingen in de pen te leggen, welke niet geschre ven zijn. Op deze persoonlijke on vriendelijkheden zullen wij niet in gaan, maar alleen de zakelijke kant beschouwen en verkeerde voorstel lingen recht zetten. Over onze bronnen behoeven wij geen inlichtingen te verstrekken, doch wij willen ter geruststelling van dezen schrijver toch vermelden, dat deze bronnen niet in St. Pancras zijn geslagen. Onze bron betreffende dit punt is nog veel beter. Verder hebben wij nooit verklaard, dat de zaak in kannen en kruiken was. Dat er aan gewerkt is, blijkt wel uit de verslagen van Provinciale Staten waarin gedeputeerde Kooiman o.m. ,mot betrekking tot het Geest merambacht een rapport voorleest, waarin ter bevordering van verbouwing van fruit en andere gewassen een andere grond ver kaveling wordt aanbevolen. De vooruitzich ten voor een fruitcultuur schijnen hier goed Als bet voorstel tot vestiging van een proef bedrijf te Hoofddorp wordt aangenomen zal ook in andere deelen der provincie in ge lijken geest gehandeld worden. Ged. Staten hebben het plan een nieuwe bijeenkomst te beleggen van gemeentebesturen en belang hebbenden bij land- en tuinbouw in het Geestmerambacht om dat rapport nader te beoordeelen." Zegt dit den schrijver dan niets? Of heeft hij het niet gelezen? In dit citaat hebben wij een paar woorden onderstreept (vet laten drukken). In de Sch. Crt. van Dinsdag j.1. staat n.1. in het art. Fruitteelt, Wegenaanleg, ruilver kaveling in het Geestmerambacht. „Van de stichting van een- dergelijk bedrijf in het Geestmerambacht ter grootte van 4 H.A. (hetgeen wij indertijd melden. M.K.) wordt nog geen gewag gemaakt, waarschijnlijk doordien daarover in de officieele stukken niets werd gezegd". Gedeputeerde Kooiman heeft echter in ver band met de gemaakte opmerkingen t.a.v. het Geestmerambacht wel degelijk andere deelen der provincie genoemd dan Hoofd dorp, al wordt het Geestmerambacht niet met name genoemd. Men mag hieruit toch wel afleiden, dat als de plannen te Hoofddorp doorgaan ook hier een proefbedrijf komt, aangezien in deze streek andere mogelijkheden voor den tuin bouw worden gezocht. Hoezeer de wenschelijkheid van een weg door het Geestmerambacht en een of andere cultuurwijziging door verschillende vooraan staande personen uit het Geestmerambacht wordt gevoeld is uitgekomen op de vergade ring van 19 Sept. 1936, uit geschreven door het kringbestunr van den Ned. Tuindershond, en de Langendijker afdelingsbesturen van den Chr. Boeren en Tuindersbond en r.k. L.T.B. Op die vergadering waren aanwezig de heeren D. Kooiman en A. W. Michels, leden van Ged. Staten, de dag. besturen van de gemeenten Koedijk, Sint Pancras, Broek op Langendijk, Zuidscharwoude, Noordschar- woude en Oudkarspel, de heer W. van Dok, lid van Prov. Staten, het kringbestuur van den Ned. Tuindersbond, de r.k. L.T.B.- afdeelingen Langendijk, Tuitjenhom, War- menhuizen en St. Pancras. Wij laten hieronder in het kort volgen welke plannen door den heer W. van Dok namens de tuindersorganisaties naar voren werden gebracht, nadat hij den toestand en de oorzaken daarvan had uiteengezet. De org. zijn van meening, dat, tot welk resul taat ook het onderzoek van de vier instan ties, welke reeds met het onderzoekk naar de mogelijkheden bezig zijn, mag leiden, de weg door het Geestmerambacht op het eerste plan moet staan, omdat le. in het bijzonder de ruilverkaveling ver eenvoudigd zal worden. 2e. De bestudeering van een nieuw cul tuurplan vermoedelijk zal leiden mede in verband met de geaardheid van de Langen dijker kweekers, die aan intensieve arbeid gewend zijn naar aanwijzing in de rich ting van kleine bedrijven. Wij denken hier aan fruitteelt, druivencultuur, zaadteelt en conservengroenten; 3e. Als deze bedrijven zich aan een nieuw te stichten weg gaan vestigen, al direct met het oog op het versnipperde bodembezit ruil verkaveling een eerste eisch zal worden; 4e. Indien dan ruilverkaveling en wegaan leg en noodzakelijk dempen van overbodige slooten als een breed opgezet plan zou kun nen worden aanvaard, bij de uitvoering de meest economische werkwijze zal worden verkregen. 5e In welke richting de aanwijzing voor een nieuw cultuurplan ook zal gaan hetgeen moet worden afgewacht, het zeker is, dat er behoefte zal bestaan aan een proefbedrijf met voorlichtingsdienst, waarop proefondervin delijk naar de beste methoden en de meest gewensehte cultuurvormen kan worden ge zocht. Uit de discussies citeeren wij eenige spre kers: De heer Jac. Groen Az., secretaris L.T.B., lid Tweede Kamer, zeide o.m. dat het voor hem onomstootelijk vast staat dat gezocht dient te worden naar nieuwe wegen. Waar echter ook de toestand van de intensieve tuinbouw moeilijk is, acht spr. de aanwij zing in de richting van fruitteelt, druiven- cultuur, conservengroenten en zaadteelt voorshands minstens riskant. De heer P. Slot, burgemeester van Broek op Langendijk merkte op, dat men tot dusver sceptisch tegenover een dergelijk plan heeft gestaan. Spr. erkende echter, dat met het toespitsen van de economische toestanden ook de meeningen kunnen veranderen en dat er speciaal uit het oogpunt van werkloo- zenzorg wel iets voor een groot werkobject te zeggen zou zijn. De grond aan de Zomer- sloot acht spr. de slechtste voor de stich ting van bedrijven. Voor ruilverkaveling ge voelde spr. zeer veel in het algemeen, echter indien de noodzaak is gebleken. Hij doet de toezegging, dat indien er iets gedaan kan worden om dit geheele gebied nieuwe levens kansen te geven, ook zijn gemeente hieraan zal medewerken. Wethouder Zut van Koedijk zeide, dat do weg door het Geestmerambacht zeer zeker de waarde van den grond aan de Zomersloot zou opvoeren, waarna vanzelfsprekend meer zorg aan deze gronden besteed zou kunnen worden dan thans. De heer P. Hart, wethouder van Koedijk* zag in den weg door het ambacht vele mo gelijkheden, als waardevermeerdering van den grond en een stimulans voor nieuwe cultuurvormen; verder beter verkeer met de overige deelen der provincie en een prachtig werkobject. Een weg zal vanzelf nieuwe perspectieven openen voor de geheele streek, Spr. is voor bestudeering van de mogelijk heid tot aanleg. De heer Bakker, wethouder van Oudkarspel, was zich bewust dat er iets gedaan moest worden al zag spr. moeilijk heden voor het vinden van nieuwe cultures* die rendabel zijn. De heer Kooiman, lid van de Ged. Staten, wilde de westie zoo ruim mogelijk bezien, want indien er iets inzit moet het onderno men worden, en omgekeerd, wat geen cc»* nomische waarde heeft, moet men laten vallen. De heer J. du Burck, wethouder van Zuid scharwoude, ziet bij den aanleg van eert weg direct nog geen groote voordeden van uit een verkcersoogpunt. De ontlasting van den Langedijker weg zal vanzelf tot stand komen langs de Waarddijk en het N.HolL kanaal. Indien men niettemin overweegt een' weg aan te loggen door den polder, dan moet zulks in verband staan met nieuwe cultuur plannen voor de toekomst, ruilverkaveling en 't dempen van slooten en moerassen. Da noodzakelijkheid en de mogelijkheid van deze aangelegenheden moeten eerst bestu deerd worden, alvorens men een besluit neemt om een weg aan te leggen. De lieer P. Slot, burgemeester van Broelc op Langendijk, zeide nog, dat men voorzich tig moest zijn mot het aanbevelen van fruit teelt, omdat de tuinbouwconsulent deze cul tuur voor het Geestmerambacht eenige jaren geleden heeft afgeraden. Voorz. merkte ech- ter op, dat de heer ir. Hazeloop van dit standpunt is teruggekomen. Burgemeester van Spengler had altijd veel sympathie gehad voor de plannen van ons overleden Statenlid Zeeman en is van mee ning, dat iets gebeuren moet. Spr. zegt gaarne medewerking toe wanneer men tot} een gecombineerde meening komt. De heer J. Ootjers, weth. van Noordschar* woude, gevoelt, veel voor de totstandkoming van een grooten weg als werkobject. Het probleem van de ruilverkaveling kaai spr, niet geheel overzien, maar ziet daarin geen, heil. De heer Bijpost zeide, dat het goed zal zijn, zoo spoedig mogelijk met den aanleg van: den weg te beginnen. De andere problemen volgen dan wel vanzelf. Ziehier een aantal meeningen van voor aanstaande personen uit de betreffende streek. Hieruit blijkt wel duidelijk, dat door alten de noodzakelijkheid van de bestudee ring der plannen en mogelijkheden wordtl gevoeld, daar er iets móet gebeuren. Het gaat dus niet alleen uit van den eert of anderen berichtgever, al of niet in samen werking met een individu, dat de tuinbouw streek in het ongeluk wil storten, zooals bijna wordt gezegd. Intusschen wachten wij kalm de verdere besprekingen af in de gecombineerde ver gadering van ged. statenleden met de ge meente-, polder- en organisatiebesturen. Wij zijn het met den schrijver van het arl* in het Dinsdagnummer eens, dat dergelijko' artikelen met den naam moesten worden onderteekend. Wij doen dit bij deze, hopend© dat hij zelf die goede methode in het vervolg ook zal toepassen. Dat zou veel verwarring kunnen voorkomen. M. KUIPER Fz., Zuidscharwoude, genezen vlug met Doos30-60ct Bij Apoth.en Drogisten Feuilleton door Friedrlch Llndem a n 24. Want dit was ook een teeken van hun stompzinnig kameraadschap; zij verwachtten dezen schat nooit voor zich-zelf alleen, maar steeds voor het schip. Hoe deze rijkdom er uit zou zien, dit te beschrijven, dit was steeds de inhoud hunner avontuurlijke droomen. Aan 't slot en als bijzondere attractie, trad daarna steeds weer op den voorgrond de voorstelling van een door de bemanning verlaten schip, dat men drijvend zou vinden en met de lading bergen zou, om dan het wetelijk daarvoor vast gestelde bergloon te ontvangen. Tot deze hopeloos hopenden behoorde dan ook John Spurling. Niet dat hij de mindere was, integendeel, hij was in rang verhoogd sinds hij eigénaar der „Frisco' geworden was. Hij stamde uit een Amerikaansche zeemansfamilie uit New- Bedford. Vroeg wees en zonder familie was hij in een weeshuis opgegroeid en had vanaf zijn 14e jaar op zee gevaren, ten laatste als kapitein voor den Canadeesche reeder op de „Frisco". Maar met dit schip, waarop hij uit traagheid was blijven hangen, was hfl oud geworden, ja zelfs had hij zijn eigen leeftijd overleefd, want mocht vijftig jaar, die Spur ling oud was, nog geen hooge leeftijd zijn voor een gezonde man, de veertig jaar, die de „Frisco" telde, was een respectvolle leeftijd voor een schip en voor den man, die zijn leven lang er op gevaren had. John Spurling was tien jaar ouder dan zijn zijn schip, maar wat het zonderlinge was, hy was door zijn schip een menschenleeftrjd ouder dan hij was. Als een verfoeilijke grijze dwerg; zoo zag hij eruit, als hij bij Jim Paddock aan een der blank geschuurde tafels zat, alleen, afzijdig, gemeden door de anderen. Schuw en linksch had hij zich door de deur gewrongen, was met hangende armen als in doodangst langs de wanden geslopen, had zich ergens als toevallig op een stoel laten neervallen en den kellner iets toegebromd, wat die niet verstond. Daar zat hy' nu, zijn hoofd met de ver warde haarbos difp op zijn borst gedrukt. Niemand sprak met hem, hij sprak met nie mand. Hij scheen eigenlijk niet te bestaan. Zelfs niet voor de dames van de Kapel, die toch meestal een vlug begrip hadden voor een nieuwen gast. Het gebeurde niet dikwijls, dat Spurling naar New-York en dus naar Jim Paddock kwam. Daarom was hij eiken keer weer een nieuwe ling en dus volgens gebruik eigenlijk een bij zonder bevoorrechte bij de dameskapel. Maar John Spurling was het nog nooit overkomen, dat een van hen zich bij hem aan tafel gezet had. Om hem heen was een sfeer van onge naakbaarheid. Tot dien gedenkwaardigen avond, hy toch plotseling een vrouwenstem hoorde, die hem opschrikte. Ik moet U bezighouden. Deze woorden werden eruit gestoten trotsch of als dwang. John Spurling wierp een snel len achterdochtigen blik tusschen zyn wenk brauwen vandaan. Was dat werkelijk tegen hem? Daar stond Inderdaad een der paillet- glfnsterende dames der bühne tegenover hem en keek hem met een bevroren lachje aan. Haar gezicht was kinderlijk lief, precies als het gezicht op een der bonte prentbriefkaar ten, met de onderschriften „Lente". Rozen in Mei" of iets dergelijks. De massa donkere haren werden door een breeden gouden band vastgehouden waaruit zij als toevallig te voorschyn kwam en nu weer op dien half on- echten half onwilligen toon vroeg: Wat wilt ge dat ik zeg? Nu die vraag duidelijk aan hem gedaan werd, nu dit meisje zoo opdringerig in zijn eenzaamheid binendrong zei John Spurling haar grof en woedend afwijzend: Niets! Maar eer hij zich weer kon afwenden en zich in zijn eenzaamheid terugtrekken, zag hij, hoe bij dit meisje een onbegrijpelijke verandering plaats vond. Haar gemaakte opdringerige zekerheid brak. Zij kreeg zelfs tranen in haar oogen, boog zich over tafel naar hem toe en fluisterde bedelend en in stijgende angst: Zeg wat, om Godswil zeg wat. Draai U niet om. Ik raak mijn betrekking kwyt, Pad dock kijkt hierheen. Nu richtte John Spurling, die misschien nog nooit in zijn leven een vrouw aangezien had,- zyn kleine barnsteengele oogen op haar en bedwongen door den vlelenden toon, knorde hy werkelijk "een vraag: Hoe heet U? Het antwoord: Betty Bonn. En vlak daarop weer een smeekend fluiste ren: Nu moet ge iets voor mij bestellen. Doe het. Een glas bier. Nog eenmaal wierp Spurling een wantrou wenden blik op het meisje. Zou het toch niet een truc zijn? Maar daar kwam reeds haar verklaring: Ik ben voor de eerste maal hier.. Alstu blieft. Die het. Ik moet leven. En John Spurling, de eenzame, de hopelooze, de armzalige voddenraper der zee, zat met een glinsterend en naar odeur ruikend meisje aan een tafel en bestelde een drank voor haar. Iets in den klank van de stem van deze vrouw had hem geroerd, had iets by hem wakker ge maakt, deze toon der vertwijfeling, de hope loosheid, van den levensangst. Hij wist zelf niet wat. Zij spraken een paar zoekende, doellooze woorden heen en weer, twee menschen, die dit gedachtenloos spreken niet gewoon waren. Daarna ging zij weer terug naar de muziek. John Spurling volgde haar met zyn oogen. Zij zat op den achtergrond van het podium voor een piano. Zij zat met den rug naar hem toe. Zij hamerde wat op de toetsen, wat ge zamenlijk met de overige instrumenten op een militaire marsch geleek. John Spurling had nooit begrip van muziek gehad. Muziek was voor hem iets, dat in de havenkroegen er net zoo goed bijhoorde als de tabakswalm en het geroezemoes der stemmen. Hier betrapte hij zich plotseling op den wensch, dat het meisje, deze Betty Bonn, voor hem alleen Iets zou spelen. Dit was natuurlijk het juiste oogenblik geweest, op te staan en weg te gaan. Maar hy bleef zitten, zelfs op gevaar af, dat zij nog eenmaal aan zijn tafel terug zou komen. Ja, zelfs brandde het waarlijk opeens als een kleine, stekende vlam In zfln borst, of zy nog terug zou komen. En zy kwam terug. John Spurling zag haar van haar piano opstaan, zag haar met haar collega's samen het podium afkomen, zag hoe zy glinsterend en met starre glimlachjes zon der naar rechts of links te kjjken tusschen de tafeltjes doorkwam. John Spurling zag echter ook tegelykertyd, hoe de oogen der mannen het meisje bewon derend volgden, dat in haar popperigheid ver boven de andere geschminkte en opgedirkte vrouwen uitstak. Voor Betty Bonn was deze gang tusschen de tafeltjes door als het loopen over een draad, waar aan alle kanten het ge vaar van naar beneden storten loert. Maar zij wilde boven blyven, zij wilde zich niet door dit gevoel van duizeligheid laten overmannen. Haar knieën sidderden bij de gedachte aart een mogelijken ondergang door deze soort mannen. Toen zij aan het doel van haar tocht gekomen was, viel zij op den stoel neder* klemde zich aan de tafel vast, klemde zich aan John Spurling vast. Betty Bonn voelde zich gelukkig, hier ten* minste, zij het ook nog zoo'n merkwaardige! plek, gevonden te hebben waar zij eenigszinq veilig was voor de listen en lagen der voo* haar nieuwe omgeving. John Spurling zag en voelde dit alles mef een onbegrijpelijke, nooit gekende genoeg* doening. De afstootelijke kleine kapitein her* vond plotseling zooiets als groeiend zelfbe* wustzijn, voelde ^en merkwaardigen trots over zijn rol als beschermengel, door de be* wonderende blikken der om hen heenzitten* den, voor den gnuivenden waard, en de har* telijke wyze, waarop Jim Paddock hem plot* seling begroette. Zoo zaten de beide eenzame hulpeloozert daar midden der lachende, zwetsende, drin* kende menigte als op een eiland, waarop het toeval hen had samengebracht, voelden zich in eikaars nabijheid zeker en deden datgene* wat schipbreukelingen in zoo'n geval al te bereidwillig doen, zij stortten voor elkaar hun hart uit. Daartusschendoor moest Betty Bonn weed optreden. Maar die twee vertelden elkaar toch reeds de^en eersten avond zooveel van elkaar* dat twee noodlotslijnen elkaar zeldzaam kruisten. Betty Bonn was veel jonger dan Spurling* Zy was pas twee en twintig. Ook zy was in een weeshuis opgegroeid. Daar had zy van de vrome zusters, die haar, hoewel bescheiden, muzikalen aanleg bemerkt hadden, pianospe* len geleerd. Maar altijd vrome liederen spelen en koralen zingen, dat hield zij niet uit. (Wordt vervolgd.).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1936 | | pagina 6