p.t.t Economische Kroniek Brand wonden Landbouwbedrijfscontrole in Friesland asaïïïïïï™»» Kaascontrolestation Noord'Holland Alkmaar Botercontrölestation Noord-Holland Alkmaar bedek ze dadelijk met akkers Kloosterbalsem De monniken van den Sint Bernhard in den Himalaya Ze lag iederen nacht wakker De strijd om de „B etty Bonn" BEDROEVENDE UITKOMSTEN. IS HIER GEEN ARBEID VOOR ONZE GEWESTELIJKE LANDBOUW- VEREENIGINGEN. Een interessante statistiek troffen we de zer dagen aan in het Officieel Orgaan van den F.N.Z.. Het waren enkele grafieken, op hun beurt overgenomen uit het Friesch Landbouwweekblad, waarin de uitkomsten werden weergegeven van het landbouwbe drijf in de verschillende streken van Fries land. Ze geven weer de gemiddelden der bij de Coöp. Centrale Landbouwboekhouding aangesloten bedrijven. Waar de gezamen lijke oppervlakte dezer bedrijven ongeveer 30.000 H.A. bedraagt, bieden deze gegevens een zeer betrouwbare maatstaf voor een be- oordecling van den algemeenen toestand van het landbouwbedrijf. We geven hieronder de grafieken in cijfers weer. Alle cijfers zijn guldens per H.A.. De eerste grafiek heeft betrekking op de klei-weidestreek en toont ons het volgende: Jaar Bruto Pacht Restant Rente Restant ontvangst 1923-24 f243.— f175.—f 68.— f27.— f41.— 1924-25 275.— 175.— 100.— 27.— 73.— 1925-26 227.— 175.— 52.— 27.— 25.— 1926-27 188.— 170.— 18.— 28.10.— 1927-28 232.— 162.— 70.— 28.— 42.— 1928-29 219.— 160.— 59.— 26.— 33.— 1929-30 148.— 158.10.— 24.34.— 1930-31 192.— 140.— 52.— 23.— 29.— 1931-32 98.— 109.11.— 23.^- —34.— 1932-33 88.— 79.— 9.— 15.— 6.— 1933-34 110.— 71.— 39.— 14.— 25.— 1934-35 109.— 70 39.— 14.— 25.— 1935-36 125.— 70.— 55.— 13.— 42.— De kleibouwstreek toont de volgende cij fers: Jaar Bruto Pacht Restant Rente Restant ontvangst 1923-24 208.— 156. 52. 20.— 32.— 1924-25 252.— 154.; 98.— 19.— 79.— 1925-26 190.— 154. 36.— 20.— 16.— 1926-27 189.— 152.— 37.— 20.— 17.— 1927-28 200.— 150.— 50.— 20.— 30.— 1928-29 205.— 150.— 55. 21.— 34.— 1929-30 134.— 148. —14.— 22.— —36.— 1930-31 1&5.— 141. 24.— 18.— 6 1931-32 85.— 105. —20.— 18.— —38.— 1932-33 53.— 78.— —25.— 13.— —38.— 1933-34 106.— 71.— 35.— 11.— 24.— 1934-35 136.— 69.— 67.— 11.— 56.— 1935-36 114.— 71.— 43.— 11.— 32 De veenweidestreek laat ons het volgende zien: Jaar Bruto Pacht Restant Rente Restant 1!» ontvangst. T$t? V 30.— 1923-24 203.-7- 149. 54.— 24.— 1924-25 248.— 150. 98.— 23.— '75.— 1925-26 230.— 153. 77.— 25.— 52.— 1926-27 190.— 149.— 4L— 2ö.— 16.— 1927-28 212.— 145,— 67.— 25.— 42.— 19? 8-29 203.— 143. 60.— 24.— 36.— 1929-30 174.— 145. 29,— 23.— 6.— 1930-31 181.— 129. 52. 21.— 31..— 1931-21 92.— 88.— 4.— 21;— —17.— 1932-33 91.— 72.— 19.— 14.— 5.— 1933-34 111.— 62.— 49.— 14.— 35.— 1934-35 98.— 62. S^- 13.— 23.— 1935-36 116. 60. Se.— 13.— 43.— De Wouden tenslotte, het Oostelijk deel van Friesland geeft de volgende resultaten: Jaar Bruto Pacht Restant Rente Restant ontvangst 1923-24 163.— 125.— 38.— 23.— 15.— 1924-25 183.— 121.— 62.— 21.— 41.— 1925-26 174.— 127.— 47.— 22.— 25.— 1926-27 143.— 124.— 19.— 22.— 3.— 1927-28 141.— 121.— 20.— 21.— 1.— 1928-29 162.— 126.— 36.— 21.— 15.— 1929-30 150.— 122.— 28.— 20.— 8.— 1930-31 140.— 108.— 32.— 19.— 13.— 1931-32 57.— Si.27.— 20.47.— 1932-33 69.— 64.— 5.— 12.— 7.— 1933-34 93.— 61.— 32.— 12.— 20 1934-35 74.— 58.— 16.— 13.— 3.— 1935-36 94.— 57.— 27.— 12.— 25.— Deze cijfers op zichzelf zijn interessant genoeg. Niet alleen leeren ze ons. dat ver schillende jaren de boer met verlies werkte, maar ook, dat hét is voorgekomen, dat de gemiddelde opbrengst per H.A. niet hoog genoeg was om zelfs de pacht goed te ma: ken. Dit' is het geval, wanneer het eerste restant een negatief saldo opwijst, dat we voor de overzichtelijkheid vet hebben ge drukt. Het tweede restant is, wat' er voor den boer overblijft, nadat pacht en'huur zijn betaald. Duidelijk ook wordt door deze gegevens aangetoond, hoe de boer in doorsnee leeft aan de rand van de uiterste bestaansmoge lijkheden. Gedurende de eerste zes jaren, waarover de statistieken loopen, namen de pachten weliswaar een ontzagwekkend deel in beslag van den opbrengst, maar er 'bleef den boer nog iets over. In de volgende vier jaren, toen de op brengsten schrikbarend daalden, zoodat hij soms met verlies werkte, vertoonden, de pachten successievelijk een neiging tot da len. Dat kon niet anders, het moest, want de boer, kon ze niet meer opbrengen en hij moest ten slotte zelf ook leven. De laatsje jarpn geven het beeld met de lagere pachten, .waarbij het inkomen van den boer zich ongeveer heeft hersteld op de goede jaren van'1923 tot ongeveer 1928. Het inkomen, dat men misschien zou kunnen noemen het .bestaansminimum. Nemen we nu liet voor de kleibouwstreek gunstige jaar 1934/35, waarin bet inkomen f56.per H.A. bedroeg, dan zien we zoo waar, dat in 1935/36 de pachten al weer een kleine neiging tot stijgen vert'oonen. En beter dan door deze cijfers kan wel nauwelijks worden gedemon streerd, dat iedere steun, welke den boer wordt uitgekeerd, in wezen dén grondeigenaar ten goede komt. Wordt de exploitatie, om welke reden dan ook, voordeeliger, dan is te verwachten, dat dit een onmiddellijke stijging der pach ten met zich mede zal brengen, zooals de pachten eersl zijn gedaald, toen de boer vol komen aan de grond zat. Toon moesten ze naar beneden, omdat er niet meer te halen viel. Men zou kunnen zeggen: een tragisch lot! Inderdaad.. De oonige weg, waarlangs verbetering mog^jk is, is die, dat langzamerhand het levomfpeil van den boer begint te stijgen. Zoodra de landbouwer zich gaat gewennen aan een zeker bestaansminimum, dat ligt boven het. tegenwoordige, zal de pachtheer dit moeten respecteeren. Omdat iedereen het wil en hij dus elders niet voordeeliger kan verhuren. De cijfers tóonen echtér voldoende aan, emrningen h ,®n enfre/e cfitlngan 6 J"tu,rl dat. we van betere toestanden nog ver ver wijderd zijn. Nog even willen wc aangeven het ge middelde resultaat over de in statistiek ge brachte 13 jaren. Dat geeft ons het volgen de: 1. gemidd. bruto opbrengst in guldens per H.A. per jaar; 2. gemidd. pacht per H.A. per jaar; 3. restant; 4. gemidd. rente per H.A. per jaar; 5. restant per H.A. per jaar voor den boer. Kleiweidestr. 173.— 132.— 41.— 22.— 19.- Klcibouwstreek 157.123.34.17.17. Veenweidestr. 165.—1L 116.49.20.29. De Woud«i 126.— 100.— 26.— 18.— 8.— Gezien deze cijfers behoeft men zich niet af te vragen, waar in Friesland de welstand onder de landbouwende bevolking het ge ringst is. Bij een bedrijf van 20 H.A. heeft de boer in de Wouden een jaarlijksch over schot „voor zichzelf" van zegge en schrijve gemiddeld f160.bij een pacht van nog altijd f2000.—. En er is geen aanleiding om te gelooven, dal de cijfers er ver naast zouden zijn! liet begin van alle beterschap is een juist inzicht van den bestaanden toestand. We zouden willen vragen: hoe ziet het er in Noord-Holland uit? Kent men ook hier de bedrijfsresultaten zoo goed als in Friesland blijkbaar het geval is? Zoo niet, dan ligt bier een groot stuk ar beid voor onze landbouwvereenigingen. Algemeene ledenvergadering op Donder dag 17 December 1936 ,des voormiddags te half twaalf uur, incafé „De Roskam" te Hoom. De Voorzitter, de lieer G. Nobel, opent de vergadering met een woord van welkom en deelt mede dat het met de prijzen en den afzet der kaas nog steeds zeer moeilijk gaat. Laten we hopen, dat met de hulp der Regeering de toekomst voor den zuivel be ter wordt. In bet begin van 1937 zal vermoedelijk bij de Kaasqontrölestations ook wel aan hangig worden gemaakt de kwestie van het bereiden van kaas uit gepasteuriseerde melk. Dit kwaad moet zoo spoedig mogelijk verdwijnen, we moeten alleen goede kaas bereiden, in het belang van de zuivelberci- ders zelf. MEDEDEELINGEN. Op 31 December 1935 bedroeg het leden tal 441, n.1. 72 kaas- en boterfabrieken, 11 kaasfabrieken cn 358 zelfkazende boeren. In: den loop van 193Ö zijn'tot heden uitge- treden 18 loden n.1. "-1' kaasfabriek wegéns opliéffnig èn '17'zelfkazende boeren, terwijl toetraden 4 nieuwe leden, 1 kaas- en boter- fabriek en drie zelfkazende boeren, zoodat het ledental óp dit oogenblik bedraagt 427, n.1. 73 kaas- en boterfabrieken, 10 kaas- fabrieken en 344 zelfkazende boeren. Het bestuur is van oordeel dat de sala- risregeling voor 1937 ongewijzigd zal kun nen blijven, onvoorziene omstandigheden voorbehouden. De financieele commissie zal bestaan uit: Coöp. Zuivelfabriek „De Horn" te Avenhorn; Coöp. Zuivelfabriek „West-Friesland" te Abbckerk cn de heer W. Kout te Edam, ENTREEGELD 1937 Het bestuur stelt voor om evenals vori ge jaren hét entreegeld voor 1937 voor alle nieuwe leden te bepalen op f 1.- per koe of per 300 kg. in het afgeloopen jaar berei de kas, indien het aantal koeien geen juiste maatstaf voor de kaasproductie vormt. Dit voorstel wordt zonder bespreking aan genomen. De rondvraag levert niets op, waarna sluiting volgt. DEN HELDER Algemeene ledenvergadering op Donderdag 17 December 1936, des voormiddags te 11 uur in café „De Roskam" te Hoorn. De Voorzitter, de heer A. Commandeur, opent de vergadering met een woord van welkom. Spreker moet nog steeds wijzen op den treurigen toestand in het zuivelbe drijf, ook de devaluatie van de gulden heeft geen uitkomst gebracht. De notulen worden ongewijzigd goedge keurd. Mededeelingen. Op 1 Januari 1936 be droeg het ledental 72. n.1. 55 zuivelfabrieken, 6 melkinrichtingen, 10 handelaren en 1 zelf- karnende boer. In den loop van 1936 is uit getreden 1 melkinrichting en zijn toegetre den 4 nieuwe leden, allen zuivelfabrieken. n.1. „Concordia" te Berkhout, „De Ster" te Jisp, „Nova Vita" te Beets en „Bamestra" te Beemster. Het kan het Bestuur niet anders dan verheugen, dat verschillende kleinere fa brieken, die reeds lang lid van het Kaas- controlestal ion waren, nu ook lid van ons Botercontrolestation werden. Het ledental bedraagt nu dus 75. n.1. 59 zuivelfabrieken, 5 melkinrichtingen, 10 han delaren en 1 zelfkarnende boer. Tot leden der financieele commissie worden benoemd: Coöp. Zuivelfabriek „West Friesland" te Lutjewinkel, Coöp. Zuivelfa briek „Tvvisk" te Twisk en N.V. Mellcinr. „Concordia" te Alkmaar. Hierna volgt sluiting. zijn pijnlijk, ze genezen Vy moeilijk en laten vaak litteckens na. Behandel ze daarom zorgvuldig, de pijn verdwijnt direct, de wonden of blaren blijven zuiver en genezen snel. HUN WERK BEGINT THANS VRUCHT TE DRAGEN. Aosta, December 1936. Van de expeditie van monniken van het beroemde klooster op den Grooten St. Bern hard, die in het westelijk deel van den Hi malaya een dergelijke nederzetting willen bouwen, zijn dezer dagen, na weken van angstig wachten, geruststellende berichten ontvangen. De monniken van den St. Bern hard willen de missiegedachte van hun or de, die in de elfde eeuw in het Zwitser- sche kanton Valais gesticht werd, naar de hoogvlakten van Centraal-Azië overbrengen, om ook daar de idee van naastenliefde in gang te doen vinden. De expeditie verliet bet klooster op den Grooten St. Bernhard drie jaren geleden en bestond uit de paters Coquoz en Melly, een aantal Lecken en twaalf van de beroem de St. Bernhardshondcn, de trouwste helpers van de monniken op hun gevaarlijke red dingsexpedities in de wereld van het ijs en den eeuwigen sneeuw. Menschen en dieren bevinden zich thans in den Himalaya, on danks de vele moeilijkheden die men moest overwinnen, in goeden welstand. Uit het verslag, dat pater Coquoz aan het „hoofdkwartier van de orde" dezer dagen, gezonden heeft, blijkt verder, dat met den bouw van een klooster op den Si-La-berg, die 4000 meter hoog is, begonnen is. In dit gebouw zal voor vele duizenden pelgrims gezorgd worden, die ieder jaar over de ber gen trekken, om een bezoek te brengen aan de beroemde lama kloosters van Tibet. Keer op keer vinden talrijken van deze pelgrims in de sneeuwstormen van het hooggebergte den dood. In het begin had de expeditie met veoï ongeluk te kampen. Een groot deel van het klooster was reeds gebouwd, toen plotseling een machtige lawine alles verwoestte. Pater Coquez en pater Melly lieten zich echter niet ontmoedigen en begonnen hun arbeid van voren af aan op een andere, minder gevaar- lijke plaats aan den La-Tza-pas. Bij het aan breken van den winter moest liet werk ech ter gestaakt worden. De monniken en da leekebroeders trokken daarop naar 't vrucht bare Siao-Weisi-plateau en hielden zich daar: met den akkerbouw bezig. Zij experimen-i teerden met evrschillende graansoorten en wijnranken, om te zien welke planten het best in dit klimaat voldeden. Al deze pogin gen van de .sneeuwmonniken", zooals de Tibettanen de leden van de congregatie van den Grooten St. Bernhard noemen, werden met succes bekroond. Zoo oogsten zij b.v4 meer dan 50 soorten wijndruiven. Bijzonder opvallend is, dat de monniken nimmer door bandieten overvallen werden, die de dalen van den Himalaya anders nog al onveilig maken, klaarblijkelijk hebben de bandieten ingezien, dat de hulp, die dp men schen aan alle in nood verkeerende men schen verleenen, ook hun ten goede komt en dat liet derhalve raadzaam is, deze missiona rissen in vrede te laten leven. De boerenbevolking is uiterst dankbaar voor de landbouwkundige lessen, die de monniken' uit de verre Alpen hun geven en komen in groote scharen naar de proef- plantages om iets- te leeren. Velen van hen hebben zich uit dankbaarheid ter beschik king gesteld om, zoodra het weer zulks toe staat, aan den bouw van het klooster mede te werken. (V.P.B.), door hevige rheumatische pijn Ze slaapt nu als een roos. Indien U hevig lijdt aan rheumatischet pijnen, dan weet U hoe akelig slapelooze nachten zijn, nachten, waarin U woelt eni draait en maar niet tot rust kunt komen dooi; de pijn. Hier is een vroeger slachtoffer aan liet woord, dat het geheim van een welda dige rust ontdekte. „Jarenlang leed ik erg| aan rheumatische pijnen. Ik kon er 's nachts bijna niet van slapen, zelfs al was niiju rheumatiek heel gering. Urenlang lag ik iederen nacht wakker. Van alles liad ik ge probeerd, totdat ik eens, een.week. lang Kru- sc'he'n Salts had gehómen. Toen sliep ik heerlijk en ik doé het nog steeds. Ik zou het wel aan iedereen willen schrijven, zoo, dankbaar ben ik." Mevr. E. G. te W* Rheumatische pijnen worden veroorzaakt door te groote ophooping in Uw lichaaïH van afvalstoffen, waardoor Uw organisme sterk wordt verontreinigd met schadelijkei stoffen, o.a. met het gevaarlijke urinezuur, dat in zeer vele gevallen de oorzaak is van pijnlijke rheumatische verschijnselen, om dat liet zich vastzet in spieren cn gewrich ten. In Kruschen Salts bevinden zich zes minerale zouten, die lever, nieren en inge wanden tot geregelde en krachtiger werking aansporen, de afvalstoffen worden hierdoor sneller verwijderd en zuiver bloed zal weer uw lichaam doorstroomen. De rheumatische pijnen zullen verminderen totdat zij geheel hebben opgehouden. Daardoor wordt ook uw gehcele lichaamsgesteldheid beter, U geniet wederom van een gezonde nachtrust en bent in staat om bergen te verzetten. Koopt vandaag nog een flacon. Kruschen Salts is uitsluitend verkrijg baar bij alle apothekers en erkende drogis ten fÓ.40, f0.75 cn fl.60 per flacon, om zetbelasting inbegrepen. Let op, dat op het étiket op de flcscli, zoowel als op de buiten verpakking de naam Rowntree Handels Maatschappij, Amsterdam, voorkomt. Feuilleton door Friedrich L i n d e m a n 26. Maar nog nooit was John Spurling zoo vast besloten geweest te verdienen, alleen maar te verdienen, als deze laatste avond bjj Betty Bonn. Nog nooit had zijn stoutste droomen hem zulke aangename beelden voorgetooverd als deze acht dagen te New-York. Maar ook nog nooit hadden zijn gedachten zoo gewetenloos gespeeld met onwettelijke misdadige dingen als na dit avontuur. Alles, wat in dezen verstooten en veracht ten, eenzamen man sluimerde, was wakker ge- wordren en brandde en smartte en dreef hem slechts maar één doel: geld, geld. Zijn eigen bemanning herkenden hun kapi tein niet. Die kon halve dagen roerloos op het achter dek zitten, met zachte, droomerige oogen over zee staren, om dan ineens met een ruk op te springen, de mannen op 'te jagen, met vuisten op hen inranselend en hun met zijn giftige woorden kwetsend. Ook dit verdroegen zy, deze wilde onberekenbaarheid van een ouden tijger. Zij gingen hem uit den weg, als hrj een van zijn woede-aanvallen kreeg, en nog meer, als zyn roerlooze oogenblikken kwamen. Dat deed hen griezelig aan. Maar zij hielden het uit. Per slot van rekening bleef het hen gelijk, of de oude gek geworden was. In ieder geval was hij nog nooit zoo uitgslapen geweest in het opspeuren van de mogelijkheid, een last te krijgen en geld te verdienen, en dat was toch ook huh voordeel. Drie maanden' lang kruiste de „Frisco" langs de Canadeesche kusten. Er was bijna geen haven, geen baai, ja, niet de kleinste bocht, of zij waren er binnengevallen. Zij vervoerden steenen en hout, visch en zout. Zij werkten ziefcflood voor een beetje geld. Zij- waagden, hun leven voor een paar arm zalige kisten of zakken. Zy bedrogen en be stolen wanneer het noodig was. Zij namen havenambtenaren en verzeke ringsagenten by dgn neus. Zij bedrogen ma kelaars en bevrachters. Zij draaiden eiken cent om. Steeds zat de woedende wil van Spurling hen op de hielen en-zweepte hen op, Drie maanden achtereen kruiste de „Frisco" voor de Canadeesche kusten. Maar toen hield Spurling het niet langer uit. „De Groote Slag" was wel is waar nog steeds niet gevallen, het verlaten schip, dat zy in hun droomen zoo vaak reeds „gebor gen" hadden, was weer niet gevonden. Moei zaam had men een paar dollars samen- gesleept. Maar intusschen lag tenminste zooveel bij hem in de kast, dat hij de piano aflossen kon. Maar meer, veel meer moest het worden. Daar sloeg op een zekeren dag, de gloed, die hem steeds opgejaagd had neer en ver anderde in ;een grauwe asch. Een nacht lang had hij weer stom in de kajuit gezeten, had onophoudelijk naar de tafel gestaard, to hij zich plotseling bewust werd, dat het beeld van het meise zich op gelost had in 't niet, dat hij niet meer wist, hoe zij er uit zag, hoe zij sprak, hoe zij speelde. Hij had nooit geschreven. Zij had nooit ge schreven. Drie maanden lang niet. Plotseling voelde hij als een ziekte in zich opkomen, als een onweerstaanbaar verlangen, haar eens weer te zien, haar met zich mee te nemen, eindelijk. Toen hij 's morgens weer aan dek kwam, gaf hij met een merkwaardig weeke stem bevel tot terugkeeren. Terug? Naar huis Was er voor deze vagebonden nog zooiets als een thuisvaart? Spurling was waarschijnlijk de eenige aan boord, die het zoo aanvoelde. Te New-York kozen zij den 28en October in den namiddag ligplaats op hun oude plek, in een der East-River-Docks der beneden stad. Het was niet zoo gemakkelijk het schip aan de kade te krijgen, want een sleepboot kon het niet leiden, en bovendien was de beschik bare ruimte aan de kade te nauw, was nauwe lijks voldoende voor den boeg. Voor hen had een andere brik geankerd, de „Marlbourough". Maar John Spuring bekommerde zich niet om de landingsmanoeuvre. Hij was er trou wens niet toe in staat. Hij had het commando overgegeven aan zijn stuurman Crane en liep, reeds zoodra de eerste huizen van Manhattan zich opgedaan hadden, in zijn verkreukelde blauwe jas op het dek rond, alsof de bodem van de schuit hem onder de voeten brandde en hij reeds niet meer op het schip thuis hoorde. Met bevende vingers tastte hij daarbij telkens onder de linkerzakklep, waar de por tefeuille met geld zat, dat hy vandaag, nu, later, vanochtend nog Jim Paddock wilde uit betalen. Hij zag alles duidelijk tastbaar voor zich: de verwonderde, ongeloovige, hebzuchtige oogen van den waard en den stillen gelukki gen blik van het meisje. Neen, woorden zou den zij niet veel gebruiken. Zij waren beiden niet voor veel woorden ge schapen. Maar zij zou hem misschien een hand geven zou hem misschien zooals hij het van de andere gezien had een der roode papieren rozen op zijn jas steken. Dat zou al genoeg zijn, dat zou alles zegr gen, dat zou zijn, alsof de predikant hun de ringen aan de vingers geschoven had. En dan later, zou zij met hem aan boord gaan... Nauwelijks waren de lijnen vastgemaakt, nauwelijks had de stuurman „in orde gebla zen", of Spurling sprong aan wal en stormde als een opgejaagde tusschen de vaten en manden verder. De bemanning keek hem grijnzend na. Hallo, Spurling! Van de „Marlbourough" riep een luide stem. Op het dek van 't naburige schip stond een groote, breede gestalte in zwarte jekker en blauwe jumper, met een frisch, rood zeemans gezicht en een bos licht blonde haren, een man als een standbeeld, stralend, gezond, met lachende blauwe oogen, een echte Vikinger. Spurling kende hem, zooals twee kapiteins elkaar kennen, die hier en daar in een haven een dag of twee naast elkaar gelegen hebben en met elkaar wel eens een whisky aan land gedronken hebben. Hy kende zijn naam: Glo- ver, Thomas Glover. Spur.ling, man, ge wordt door een he mel gezonden! Kom hier, ik wil een paar woorden met u spreken. Spurling bromde iets, dat op een veront schuldiging moest lyken, maar Glov.er liet niet los. Ach wat, Spurling, de meisjes zijn nog niet bij de hand. Die liggen nog onder de woL Trouwens, Spurling, hoe kan een oude heer nog zoo verlangend naar meisjes zijn, hahaha. En Spurling liet zich overdonderen door deze stralende lachende stem. Hij kon niet eens kwaad worden over den groven scherts, dien hij eigenlijk als een be- leediging had moeten opvatten. In stilte gaf hij hem zelfs gelijk. Misschien was het zoo* misschien waren de meisjes werkelijk nog niet opgestaan op dit uur. Met twijfelende stappen kwam hij naderbij* Maar Glover was al reeds op de kade gespron gen nam hem onder den arm en trok hem aan boord. Kom hier, Spurling, kom hier. Treedt u\y geluk niet met voeten. Ik heb rhum meege bracht uit West-ïndië, die brandt als vuur in uw body. Zoo sprak, lachte en zwetste Glover, totdat hij Spurling achter in de kajuit bh een maho niehouten tafel neergezet had en een glas van het goudbruine vocht voor hem ingeschonken had. Daar zat de kleine hulpelooze Kapitein nu in de teakhoute ruimte, die niet grooter was dan zijn eigen kajuit op de „Frisco", maar dia toch zoo'n heel andere, reiner, ja zelfs voor* namer indruk maakte, blinkend van koper, lak en politoer. Daar zat hij in zijn verkreukelde blauwe jas, de muts diep over zyn oogen, zijn rechterhand in den linkerzak, in voortdurenden angst, dat iemand het geld van hem stelen zou, het geld, dat voor hem het leven, liefde en geluk betee- kende en toch maar niet voldoende was om de piano te betalen. (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1936 | | pagina 10