p.t.t
Economische Kroniek
Brand
wonden
Landbouwbedrijfscontrole
in Friesland
asaïïïïïï™»»
Kaascontrolestation
Noord'Holland Alkmaar
Botercontrölestation
Noord-Holland Alkmaar
bedek ze dadelijk met
akkers Kloosterbalsem
De monniken van den Sint
Bernhard in den Himalaya
Ze lag iederen nacht wakker
De strijd om de
„B etty
Bonn"
BEDROEVENDE UITKOMSTEN.
IS HIER GEEN ARBEID VOOR ONZE
GEWESTELIJKE LANDBOUW-
VEREENIGINGEN.
Een interessante statistiek troffen we de
zer dagen aan in het Officieel Orgaan van
den F.N.Z.. Het waren enkele grafieken, op
hun beurt overgenomen uit het Friesch
Landbouwweekblad, waarin de uitkomsten
werden weergegeven van het landbouwbe
drijf in de verschillende streken van Fries
land. Ze geven weer de gemiddelden der bij
de Coöp. Centrale Landbouwboekhouding
aangesloten bedrijven. Waar de gezamen
lijke oppervlakte dezer bedrijven ongeveer
30.000 H.A. bedraagt, bieden deze gegevens
een zeer betrouwbare maatstaf voor een be-
oordecling van den algemeenen toestand van
het landbouwbedrijf.
We geven hieronder de grafieken in cijfers
weer. Alle cijfers zijn guldens per H.A..
De eerste grafiek heeft betrekking op de
klei-weidestreek en toont ons het volgende:
Jaar Bruto Pacht Restant Rente Restant
ontvangst
1923-24 f243.— f175.—f 68.— f27.— f41.—
1924-25 275.— 175.— 100.— 27.— 73.—
1925-26 227.— 175.— 52.— 27.— 25.—
1926-27 188.— 170.— 18.— 28.10.—
1927-28 232.— 162.— 70.— 28.— 42.—
1928-29 219.— 160.— 59.— 26.— 33.—
1929-30 148.— 158.10.— 24.34.—
1930-31 192.— 140.— 52.— 23.— 29.—
1931-32 98.— 109.11.— 23.^- —34.—
1932-33 88.— 79.— 9.— 15.— 6.—
1933-34 110.— 71.— 39.— 14.— 25.—
1934-35 109.— 70 39.— 14.— 25.—
1935-36 125.— 70.— 55.— 13.— 42.—
De kleibouwstreek toont de volgende cij
fers:
Jaar
Bruto Pacht Restant Rente Restant
ontvangst
1923-24
208.—
156.
52.
20.—
32.—
1924-25
252.—
154.;
98.—
19.—
79.—
1925-26
190.—
154.
36.—
20.—
16.—
1926-27
189.—
152.—
37.—
20.—
17.—
1927-28
200.—
150.—
50.—
20.—
30.—
1928-29
205.—
150.—
55.
21.—
34.—
1929-30
134.—
148.
—14.—
22.—
—36.—
1930-31
1&5.—
141.
24.—
18.—
6
1931-32
85.—
105.
—20.—
18.—
—38.—
1932-33
53.—
78.—
—25.—
13.—
—38.—
1933-34
106.—
71.—
35.—
11.—
24.—
1934-35
136.—
69.—
67.—
11.—
56.—
1935-36
114.—
71.—
43.—
11.—
32
De veenweidestreek laat ons het volgende
zien:
Jaar
Bruto
Pacht Restant Rente Restant
1!»
ontvangst.
T$t?
V
30.—
1923-24
203.-7-
149.
54.—
24.—
1924-25
248.—
150.
98.—
23.—
'75.—
1925-26
230.—
153.
77.—
25.—
52.—
1926-27
190.—
149.—
4L—
2ö.—
16.—
1927-28
212.—
145,—
67.—
25.—
42.—
19? 8-29
203.—
143.
60.—
24.—
36.—
1929-30
174.—
145.
29,—
23.—
6.—
1930-31
181.—
129.
52.
21.—
31..—
1931-21
92.—
88.—
4.—
21;—
—17.—
1932-33
91.—
72.—
19.—
14.—
5.—
1933-34
111.—
62.—
49.—
14.—
35.—
1934-35
98.—
62.
S^-
13.—
23.—
1935-36
116.
60.
Se.—
13.—
43.—
De Wouden tenslotte, het Oostelijk deel van
Friesland geeft de volgende resultaten:
Jaar Bruto Pacht Restant Rente Restant
ontvangst
1923-24 163.— 125.— 38.— 23.— 15.—
1924-25 183.— 121.— 62.— 21.— 41.—
1925-26 174.— 127.— 47.— 22.— 25.—
1926-27 143.— 124.— 19.— 22.— 3.—
1927-28 141.— 121.— 20.— 21.— 1.—
1928-29 162.— 126.— 36.— 21.— 15.—
1929-30 150.— 122.— 28.— 20.— 8.—
1930-31 140.— 108.— 32.— 19.— 13.—
1931-32 57.— Si.27.— 20.47.—
1932-33 69.— 64.— 5.— 12.— 7.—
1933-34 93.— 61.— 32.— 12.— 20
1934-35 74.— 58.— 16.— 13.— 3.—
1935-36 94.— 57.— 27.— 12.— 25.—
Deze cijfers op zichzelf zijn interessant
genoeg. Niet alleen leeren ze ons. dat ver
schillende jaren de boer met verlies werkte,
maar ook, dat hét is voorgekomen, dat de
gemiddelde opbrengst per H.A. niet hoog
genoeg was om zelfs de pacht goed te ma:
ken. Dit' is het geval, wanneer het eerste
restant een negatief saldo opwijst, dat we
voor de overzichtelijkheid vet hebben ge
drukt. Het tweede restant is, wat' er voor
den boer overblijft, nadat pacht en'huur zijn
betaald.
Duidelijk ook wordt door deze gegevens
aangetoond, hoe de boer in doorsnee leeft
aan de rand van de uiterste bestaansmoge
lijkheden. Gedurende de eerste zes jaren,
waarover de statistieken loopen, namen de
pachten weliswaar een ontzagwekkend deel
in beslag van den opbrengst, maar er 'bleef
den boer nog iets over.
In de volgende vier jaren, toen de op
brengsten schrikbarend daalden, zoodat hij
soms met verlies werkte, vertoonden, de
pachten successievelijk een neiging tot da
len. Dat kon niet anders, het moest, want
de boer, kon ze niet meer opbrengen en hij
moest ten slotte zelf ook leven.
De laatsje jarpn geven het beeld met de
lagere pachten, .waarbij het inkomen van
den boer zich ongeveer heeft hersteld op de
goede jaren van'1923 tot ongeveer 1928. Het
inkomen, dat men misschien zou kunnen
noemen het .bestaansminimum.
Nemen we nu liet voor de kleibouwstreek
gunstige jaar 1934/35, waarin bet inkomen
f56.per H.A. bedroeg, dan zien we zoo
waar, dat in 1935/36 de pachten al weer
een kleine neiging tot stijgen vert'oonen.
En beter dan door deze cijfers kan
wel nauwelijks worden gedemon
streerd, dat iedere steun, welke den
boer wordt uitgekeerd, in wezen
dén grondeigenaar ten goede komt.
Wordt de exploitatie, om welke reden
dan ook, voordeeliger, dan is te verwachten,
dat dit een onmiddellijke stijging der pach
ten met zich mede zal brengen, zooals de
pachten eersl zijn gedaald, toen de boer vol
komen aan de grond zat. Toon moesten ze
naar beneden, omdat er niet meer te halen
viel.
Men zou kunnen zeggen: een tragisch lot!
Inderdaad..
De oonige weg, waarlangs verbetering
mog^jk is, is die, dat langzamerhand het
levomfpeil van den boer begint te stijgen.
Zoodra de landbouwer zich gaat gewennen
aan een zeker bestaansminimum, dat ligt
boven het. tegenwoordige, zal de pachtheer
dit moeten respecteeren. Omdat iedereen
het wil en hij dus elders niet voordeeliger
kan verhuren.
De cijfers tóonen echtér voldoende aan,
emrningen h ,®n enfre/e
cfitlngan 6 J"tu,rl
dat. we van betere toestanden nog ver ver
wijderd zijn.
Nog even willen wc aangeven het ge
middelde resultaat over de in statistiek ge
brachte 13 jaren. Dat geeft ons het volgen
de:
1. gemidd. bruto opbrengst in guldens
per H.A. per jaar;
2. gemidd. pacht per H.A. per jaar;
3. restant;
4. gemidd. rente per H.A. per jaar;
5. restant per H.A. per jaar voor den
boer.
Kleiweidestr. 173.— 132.— 41.— 22.— 19.-
Klcibouwstreek 157.123.34.17.17.
Veenweidestr. 165.—1L 116.49.20.29.
De Woud«i 126.— 100.— 26.— 18.— 8.—
Gezien deze cijfers behoeft men zich niet
af te vragen, waar in Friesland de welstand
onder de landbouwende bevolking het ge
ringst is. Bij een bedrijf van 20 H.A. heeft
de boer in de Wouden een jaarlijksch over
schot „voor zichzelf" van zegge en schrijve
gemiddeld f160.bij een pacht van nog
altijd f2000.—.
En er is geen aanleiding om te gelooven,
dal de cijfers er ver naast zouden zijn!
liet begin van alle beterschap is een juist
inzicht van den bestaanden toestand.
We zouden willen vragen: hoe ziet het er
in Noord-Holland uit?
Kent men ook hier de bedrijfsresultaten
zoo goed als in Friesland blijkbaar het geval
is?
Zoo niet, dan ligt bier een groot stuk ar
beid voor onze landbouwvereenigingen.
Algemeene ledenvergadering op Donder
dag 17 December 1936 ,des voormiddags te
half twaalf uur, incafé „De Roskam" te
Hoom.
De Voorzitter, de lieer G. Nobel, opent de
vergadering met een woord van welkom en
deelt mede dat het met de prijzen en den
afzet der kaas nog steeds zeer moeilijk
gaat. Laten we hopen, dat met de hulp der
Regeering de toekomst voor den zuivel be
ter wordt.
In bet begin van 1937 zal vermoedelijk
bij de Kaasqontrölestations ook wel aan
hangig worden gemaakt de kwestie van
het bereiden van kaas uit gepasteuriseerde
melk. Dit kwaad moet zoo spoedig mogelijk
verdwijnen, we moeten alleen goede kaas
bereiden, in het belang van de zuivelberci-
ders zelf.
MEDEDEELINGEN.
Op 31 December 1935 bedroeg het leden
tal 441, n.1. 72 kaas- en boterfabrieken, 11
kaasfabrieken cn 358 zelfkazende boeren.
In: den loop van 193Ö zijn'tot heden uitge-
treden 18 loden n.1. "-1' kaasfabriek wegéns
opliéffnig èn '17'zelfkazende boeren, terwijl
toetraden 4 nieuwe leden, 1 kaas- en boter-
fabriek en drie zelfkazende boeren, zoodat
het ledental óp dit oogenblik bedraagt 427,
n.1. 73 kaas- en boterfabrieken, 10 kaas-
fabrieken en 344 zelfkazende boeren.
Het bestuur is van oordeel dat de sala-
risregeling voor 1937 ongewijzigd zal kun
nen blijven, onvoorziene omstandigheden
voorbehouden.
De financieele commissie zal bestaan uit:
Coöp. Zuivelfabriek „De Horn" te Avenhorn;
Coöp. Zuivelfabriek „West-Friesland" te
Abbckerk cn de heer W. Kout te Edam,
ENTREEGELD 1937
Het bestuur stelt voor om evenals vori
ge jaren hét entreegeld voor 1937 voor alle
nieuwe leden te bepalen op f 1.- per koe
of per 300 kg. in het afgeloopen jaar berei
de kas, indien het aantal koeien geen juiste
maatstaf voor de kaasproductie vormt.
Dit voorstel wordt zonder bespreking aan
genomen.
De rondvraag levert niets op, waarna
sluiting volgt.
DEN HELDER
Algemeene ledenvergadering op Donderdag
17 December 1936, des voormiddags te 11 uur
in café „De Roskam" te Hoorn.
De Voorzitter, de heer A. Commandeur,
opent de vergadering met een woord van
welkom. Spreker moet nog steeds wijzen
op den treurigen toestand in het zuivelbe
drijf, ook de devaluatie van de gulden heeft
geen uitkomst gebracht.
De notulen worden ongewijzigd goedge
keurd.
Mededeelingen. Op 1 Januari 1936 be
droeg het ledental 72. n.1. 55 zuivelfabrieken,
6 melkinrichtingen, 10 handelaren en 1 zelf-
karnende boer. In den loop van 1936 is uit
getreden 1 melkinrichting en zijn toegetre
den 4 nieuwe leden, allen zuivelfabrieken.
n.1. „Concordia" te Berkhout, „De Ster" te
Jisp, „Nova Vita" te Beets en „Bamestra" te
Beemster.
Het kan het Bestuur niet anders dan
verheugen, dat verschillende kleinere fa
brieken, die reeds lang lid van het Kaas-
controlestal ion waren, nu ook lid van ons
Botercontrolestation werden.
Het ledental bedraagt nu dus 75. n.1. 59
zuivelfabrieken, 5 melkinrichtingen, 10 han
delaren en 1 zelfkarnende boer.
Tot leden der financieele commissie
worden benoemd: Coöp. Zuivelfabriek „West
Friesland" te Lutjewinkel, Coöp. Zuivelfa
briek „Tvvisk" te Twisk en N.V. Mellcinr.
„Concordia" te Alkmaar.
Hierna volgt sluiting.
zijn pijnlijk, ze genezen Vy
moeilijk en laten vaak
litteckens na. Behandel
ze daarom zorgvuldig,
de pijn verdwijnt direct, de wonden of
blaren blijven zuiver en genezen snel.
HUN WERK BEGINT THANS
VRUCHT TE DRAGEN.
Aosta, December 1936.
Van de expeditie van monniken van het
beroemde klooster op den Grooten St. Bern
hard, die in het westelijk deel van den Hi
malaya een dergelijke nederzetting willen
bouwen, zijn dezer dagen, na weken van
angstig wachten, geruststellende berichten
ontvangen. De monniken van den St. Bern
hard willen de missiegedachte van hun or
de, die in de elfde eeuw in het Zwitser-
sche kanton Valais gesticht werd, naar de
hoogvlakten van Centraal-Azië overbrengen,
om ook daar de idee van naastenliefde in
gang te doen vinden.
De expeditie verliet bet klooster op den
Grooten St. Bernhard drie jaren geleden
en bestond uit de paters Coquoz en Melly,
een aantal Lecken en twaalf van de beroem
de St. Bernhardshondcn, de trouwste helpers
van de monniken op hun gevaarlijke red
dingsexpedities in de wereld van het ijs en
den eeuwigen sneeuw. Menschen en dieren
bevinden zich thans in den Himalaya, on
danks de vele moeilijkheden die men moest
overwinnen, in goeden welstand.
Uit het verslag, dat pater Coquoz aan het
„hoofdkwartier van de orde" dezer dagen,
gezonden heeft, blijkt verder, dat met den
bouw van een klooster op den Si-La-berg,
die 4000 meter hoog is, begonnen is. In dit
gebouw zal voor vele duizenden pelgrims
gezorgd worden, die ieder jaar over de ber
gen trekken, om een bezoek te brengen aan
de beroemde lama kloosters van Tibet. Keer
op keer vinden talrijken van deze pelgrims
in de sneeuwstormen van het hooggebergte
den dood.
In het begin had de expeditie met veoï
ongeluk te kampen. Een groot deel van het
klooster was reeds gebouwd, toen plotseling
een machtige lawine alles verwoestte. Pater
Coquez en pater Melly lieten zich echter niet
ontmoedigen en begonnen hun arbeid van
voren af aan op een andere, minder gevaar-
lijke plaats aan den La-Tza-pas. Bij het aan
breken van den winter moest liet werk ech
ter gestaakt worden. De monniken en da
leekebroeders trokken daarop naar 't vrucht
bare Siao-Weisi-plateau en hielden zich daar:
met den akkerbouw bezig. Zij experimen-i
teerden met evrschillende graansoorten en
wijnranken, om te zien welke planten het
best in dit klimaat voldeden. Al deze pogin
gen van de .sneeuwmonniken", zooals de
Tibettanen de leden van de congregatie van
den Grooten St. Bernhard noemen, werden
met succes bekroond. Zoo oogsten zij b.v4
meer dan 50 soorten wijndruiven.
Bijzonder opvallend is, dat de monniken
nimmer door bandieten overvallen werden,
die de dalen van den Himalaya anders nog
al onveilig maken, klaarblijkelijk hebben de
bandieten ingezien, dat de hulp, die dp men
schen aan alle in nood verkeerende men
schen verleenen, ook hun ten goede komt en
dat liet derhalve raadzaam is, deze missiona
rissen in vrede te laten leven.
De boerenbevolking is uiterst dankbaar
voor de landbouwkundige lessen, die de
monniken' uit de verre Alpen hun geven en
komen in groote scharen naar de proef-
plantages om iets- te leeren. Velen van hen
hebben zich uit dankbaarheid ter beschik
king gesteld om, zoodra het weer zulks toe
staat, aan den bouw van het klooster mede
te werken. (V.P.B.),
door hevige rheumatische pijn
Ze slaapt nu als een roos.
Indien U hevig lijdt aan rheumatischet
pijnen, dan weet U hoe akelig slapelooze
nachten zijn, nachten, waarin U woelt eni
draait en maar niet tot rust kunt komen dooi;
de pijn. Hier is een vroeger slachtoffer aan
liet woord, dat het geheim van een welda
dige rust ontdekte. „Jarenlang leed ik erg|
aan rheumatische pijnen. Ik kon er 's nachts
bijna niet van slapen, zelfs al was niiju
rheumatiek heel gering. Urenlang lag ik
iederen nacht wakker. Van alles liad ik ge
probeerd, totdat ik eens, een.week. lang Kru-
sc'he'n Salts had gehómen. Toen sliep ik
heerlijk en ik doé het nog steeds. Ik zou
het wel aan iedereen willen schrijven, zoo,
dankbaar ben ik." Mevr. E. G. te W*
Rheumatische pijnen worden veroorzaakt
door te groote ophooping in Uw lichaaïH
van afvalstoffen, waardoor Uw organisme
sterk wordt verontreinigd met schadelijkei
stoffen, o.a. met het gevaarlijke urinezuur,
dat in zeer vele gevallen de oorzaak is van
pijnlijke rheumatische verschijnselen, om
dat liet zich vastzet in spieren cn gewrich
ten. In Kruschen Salts bevinden zich zes
minerale zouten, die lever, nieren en inge
wanden tot geregelde en krachtiger werking
aansporen, de afvalstoffen worden hierdoor
sneller verwijderd en zuiver bloed zal weer
uw lichaam doorstroomen. De rheumatische
pijnen zullen verminderen totdat zij geheel
hebben opgehouden. Daardoor wordt ook
uw gehcele lichaamsgesteldheid beter, U
geniet wederom van een gezonde nachtrust
en bent in staat om bergen te verzetten.
Koopt vandaag nog een flacon.
Kruschen Salts is uitsluitend verkrijg
baar bij alle apothekers en erkende drogis
ten fÓ.40, f0.75 cn fl.60 per flacon, om
zetbelasting inbegrepen. Let op, dat op het
étiket op de flcscli, zoowel als op de buiten
verpakking de naam Rowntree Handels
Maatschappij, Amsterdam, voorkomt.
Feuilleton
door Friedrich
L i n d e m a n
26.
Maar nog nooit was John Spurling zoo vast
besloten geweest te verdienen, alleen maar te
verdienen, als deze laatste avond bjj Betty
Bonn.
Nog nooit had zijn stoutste droomen hem
zulke aangename beelden voorgetooverd als
deze acht dagen te New-York. Maar ook nog
nooit hadden zijn gedachten zoo gewetenloos
gespeeld met onwettelijke misdadige dingen
als na dit avontuur.
Alles, wat in dezen verstooten en veracht
ten, eenzamen man sluimerde, was wakker ge-
wordren en brandde en smartte en dreef hem
slechts maar één doel: geld, geld.
Zijn eigen bemanning herkenden hun kapi
tein niet.
Die kon halve dagen roerloos op het achter
dek zitten, met zachte, droomerige oogen over
zee staren, om dan ineens met een ruk op te
springen, de mannen op 'te jagen, met vuisten
op hen inranselend en hun met zijn giftige
woorden kwetsend. Ook dit verdroegen zy,
deze wilde onberekenbaarheid van een ouden
tijger.
Zij gingen hem uit den weg, als hrj een van
zijn woede-aanvallen kreeg, en nog meer, als
zyn roerlooze oogenblikken kwamen.
Dat deed hen griezelig aan.
Maar zij hielden het uit.
Per slot van rekening bleef het hen gelijk,
of de oude gek geworden was. In ieder geval
was hij nog nooit zoo uitgslapen geweest in het
opspeuren van de mogelijkheid, een last te
krijgen en geld te verdienen, en dat was toch
ook huh voordeel.
Drie maanden' lang kruiste de „Frisco"
langs de Canadeesche kusten. Er was bijna
geen haven, geen baai, ja, niet de kleinste
bocht, of zij waren er binnengevallen.
Zij vervoerden steenen en hout, visch en
zout.
Zij werkten ziefcflood voor een beetje geld.
Zij- waagden, hun leven voor een paar arm
zalige kisten of zakken. Zy bedrogen en be
stolen wanneer het noodig was.
Zij namen havenambtenaren en verzeke
ringsagenten by dgn neus. Zij bedrogen ma
kelaars en bevrachters.
Zij draaiden eiken cent om. Steeds zat de
woedende wil van Spurling hen op de hielen
en-zweepte hen op,
Drie maanden achtereen kruiste de „Frisco"
voor de Canadeesche kusten. Maar toen hield
Spurling het niet langer uit.
„De Groote Slag" was wel is waar nog
steeds niet gevallen, het verlaten schip, dat
zy in hun droomen zoo vaak reeds „gebor
gen" hadden, was weer niet gevonden. Moei
zaam had men een paar dollars samen-
gesleept.
Maar intusschen lag tenminste zooveel bij
hem in de kast, dat hij de piano aflossen kon.
Maar meer, veel meer moest het worden.
Daar sloeg op een zekeren dag, de gloed,
die hem steeds opgejaagd had neer en ver
anderde in ;een grauwe asch.
Een nacht lang had hij weer stom in de
kajuit gezeten, had onophoudelijk naar de
tafel gestaard, to hij zich plotseling bewust
werd, dat het beeld van het meise zich op
gelost had in 't niet, dat hij niet meer wist,
hoe zij er uit zag, hoe zij sprak, hoe zij
speelde.
Hij had nooit geschreven. Zij had nooit ge
schreven. Drie maanden lang niet.
Plotseling voelde hij als een ziekte in zich
opkomen, als een onweerstaanbaar verlangen,
haar eens weer te zien, haar met zich mee te
nemen, eindelijk. Toen hij 's morgens weer aan
dek kwam, gaf hij met een merkwaardig
weeke stem bevel tot terugkeeren. Terug?
Naar huis Was er voor deze vagebonden nog
zooiets als een thuisvaart? Spurling was
waarschijnlijk de eenige aan boord, die het
zoo aanvoelde.
Te New-York kozen zij den 28en October
in den namiddag ligplaats op hun oude plek,
in een der East-River-Docks der beneden
stad.
Het was niet zoo gemakkelijk het schip aan
de kade te krijgen, want een sleepboot kon
het niet leiden, en bovendien was de beschik
bare ruimte aan de kade te nauw, was nauwe
lijks voldoende voor den boeg.
Voor hen had een andere brik geankerd, de
„Marlbourough".
Maar John Spuring bekommerde zich niet
om de landingsmanoeuvre. Hij was er trou
wens niet toe in staat. Hij had het commando
overgegeven aan zijn stuurman Crane en liep,
reeds zoodra de eerste huizen van Manhattan
zich opgedaan hadden, in zijn verkreukelde
blauwe jas op het dek rond, alsof de bodem
van de schuit hem onder de voeten brandde
en hij reeds niet meer op het schip thuis
hoorde. Met bevende vingers tastte hij daarbij
telkens onder de linkerzakklep, waar de por
tefeuille met geld zat, dat hy vandaag, nu,
later, vanochtend nog Jim Paddock wilde uit
betalen.
Hij zag alles duidelijk tastbaar voor zich:
de verwonderde, ongeloovige, hebzuchtige
oogen van den waard en den stillen gelukki
gen blik van het meisje. Neen, woorden zou
den zij niet veel gebruiken.
Zij waren beiden niet voor veel woorden ge
schapen. Maar zij zou hem misschien een
hand geven zou hem misschien zooals
hij het van de andere gezien had een der
roode papieren rozen op zijn jas steken.
Dat zou al genoeg zijn, dat zou alles zegr
gen, dat zou zijn, alsof de predikant hun de
ringen aan de vingers geschoven had.
En dan later, zou zij met hem aan boord
gaan...
Nauwelijks waren de lijnen vastgemaakt,
nauwelijks had de stuurman „in orde gebla
zen", of Spurling sprong aan wal en stormde
als een opgejaagde tusschen de vaten en
manden verder. De bemanning keek hem
grijnzend na.
Hallo, Spurling!
Van de „Marlbourough" riep een luide
stem.
Op het dek van 't naburige schip stond een
groote, breede gestalte in zwarte jekker en
blauwe jumper, met een frisch, rood zeemans
gezicht en een bos licht blonde haren, een
man als een standbeeld, stralend, gezond, met
lachende blauwe oogen, een echte Vikinger.
Spurling kende hem, zooals twee kapiteins
elkaar kennen, die hier en daar in een haven
een dag of twee naast elkaar gelegen hebben
en met elkaar wel eens een whisky aan land
gedronken hebben. Hy kende zijn naam: Glo-
ver, Thomas Glover.
Spur.ling, man, ge wordt door een he
mel gezonden! Kom hier, ik wil een paar
woorden met u spreken.
Spurling bromde iets, dat op een veront
schuldiging moest lyken, maar Glov.er liet
niet los.
Ach wat, Spurling, de meisjes zijn nog
niet bij de hand. Die liggen nog onder de woL
Trouwens, Spurling, hoe kan een oude heer
nog zoo verlangend naar meisjes zijn, hahaha.
En Spurling liet zich overdonderen door
deze stralende lachende stem.
Hij kon niet eens kwaad worden over den
groven scherts, dien hij eigenlijk als een be-
leediging had moeten opvatten. In stilte gaf
hij hem zelfs gelijk. Misschien was het zoo*
misschien waren de meisjes werkelijk nog niet
opgestaan op dit uur.
Met twijfelende stappen kwam hij naderbij*
Maar Glover was al reeds op de kade gespron
gen nam hem onder den arm en trok hem aan
boord.
Kom hier, Spurling, kom hier. Treedt u\y
geluk niet met voeten. Ik heb rhum meege
bracht uit West-ïndië, die brandt als vuur in
uw body.
Zoo sprak, lachte en zwetste Glover, totdat
hij Spurling achter in de kajuit bh een maho
niehouten tafel neergezet had en een glas van
het goudbruine vocht voor hem ingeschonken
had.
Daar zat de kleine hulpelooze Kapitein nu
in de teakhoute ruimte, die niet grooter was
dan zijn eigen kajuit op de „Frisco", maar dia
toch zoo'n heel andere, reiner, ja zelfs voor*
namer indruk maakte, blinkend van koper,
lak en politoer.
Daar zat hij in zijn verkreukelde blauwe jas,
de muts diep over zyn oogen, zijn rechterhand
in den linkerzak, in voortdurenden angst, dat
iemand het geld van hem stelen zou, het geld,
dat voor hem het leven, liefde en geluk betee-
kende en toch maar niet voldoende was om de
piano te betalen.
(Wordt vervolgd.)