Geestelijk Leven
Kerstmis
1936
De Kerstklokken beieren over de stad
Donderdag 24 December 1936.
Tweede blad
door ASTOR
in het jaar onzes Heeren
AARZELEND, bijna met tegenzin,
neem ik de pen ter hand om,
gelijk ik het reeds jaren achtereen
'doe, een artikel te wijden aan het Kerst
feest en de gedachten, welke de viering van
Üit meest geliefde van alle christelijke en
kerkelijke feesten bij mij wakker roepen,
peer te schrijven.
Ik voel soms de neiging om grof en Hard,
bitter en scherp te worden, als ik denk aan
'de mooie, gevoelige, dankbare woorden, die
in de kerken zullen worden gesproken of
om den lichtenden kerstboom gezongen en
pis ik dan tevens de wereld en haar gebeu
ren gadesla!
Ik zou één woord willen uitschreeuwen
jover de wereld met donderende stem om
allen te verschrikken midden in hun kerst
feestviering en dat* ééne woord is: leugen.
Want het kan zoo geweldig stormen in
mijn ziel, wanneer ik mij bewust word, klaar
en scherp bewust, yan de werkelijkheid,
Waarin wij leven.
En in mij stuwt met" onweerstaanHaren
3rang de vraag op: zien de menschen dan
Diets van de leugen, waarin zij yerstrikt
fijn?]
Maar ik wil mij beheerschen en rustig
blijven. Ik wil een poging doen om mij in
alle kalmte bezig te houden met een an
dere vraag, n.1. deze: heeft de Kerstviering
pog zin en beteekenis voor ons.
Boven dit artikel heb ik iets méér gezet
dan Kerstmis; ik heb met opzet er aan toe
gevoegd in het jaar onzes Heeren 1936. Want
ik richt mij in het bijzonder tot de christe
nen, d. i. tot hen, voor wie Jezus een gansch
eenige plaats inneemt in de historie der
toenschheid.
Bij Hem immers begint de nieuwe jaar
telling. Zijn verschijning op aarde beteeken-
de een nieuw verbond van God en de men
schen. Zijn komst was de komst van het
licht, van d e waarheid, van d e liefde.
Eeuwen aaneen is dit groote feit erkend.
Millioenen hebben den naam „christen" als
!den hoogsten en schoonsten aanvaard. En
jer zijn kerken gebouwd en kloosters. En de
gewijde geschiedenis is over heel de wereld
.Vastgelegd in prachtige kunstwerken. Schil
ders hebben gewedijverd in het weergeven
Van hun nobelste gevoelens en hun diepste
Verheerlijking in de heerlijke Madonna's, die
hog altijd een verkwikking zijn voor het oog,
dat schoonheid weet te waardeeren en dich
ters hebben om strijd hun vrome ziel uitge-
I iongen en getuigd van de ongekende groot-
iheid van liefde in Christus geopenbaard. En
de eeuwen door zijn ze opgetrokken naar
hunne kerken, de vromen, die vol devotie
1 hebben geluisterd naar heerlijk orgelspel en
zij hebben God gedankt voor zijn genade.
Had hij in oneindige barmhartigheid aan de
booze wereld tot haar redding niet het dier
baarste en liefste gegeven wat Hij bezat:
Zijn eeniggeboren Zoon? En als dan het
Kerstfeest kwam, dan Edan werd weer de
bude engelenzang aangeheven en vol ont
roering klonk door de gewelven van mach
tige kathedralen en door de kleine ruimte
Van nederige kerkjes en kapellen het „Vrede
Pp aarde". En in de harten der eenvoudige
geloovigen, der kleinen in de wereld beefde
op een stil verlangen en zoet heimwee naar
Üat wat in die drie woordjes werd verto^t.
Want juist zij waren het, die het meest
leden onder den strijd, onder den oorlog, die
hun haardsteden vewoestte, hun levens ver
nietigde.
•En uit menig hart ontsteeg de innige be-
de, dat eindelijk, eindelijk de profetie van
het Oude Testament zou worden vervuld.
Had niet Jesaja het zoo schoon gezegd? „En
Hij zal richten onder de heidenen en be
straffen vele volken;- en zij zullen
hunne zwaarden slaan tot spaden en hunne
spiesen tot sikkelen; het eene volk zal te
gen het andere volk geen zwaard opheffen,
en zij zullen geen oorlog meer leeren."
O, bittere ontgoocheling!
O, grievende, schrijnende teleurstelling!
Nu schrijven wij Kerstmis 1936. Bijna twin
tig eeuwen geleden ruischte, volgens de
historie of volgens de legende, over de arme
menschenwereld de beloftevolle zang der En
gelen.
En wij zien de wereld aan en een onuit
sprekelijke weemoed vervult onze ziel.
Weer zal het Kerstfeest gevierd worden.
Weer zal het oude lied der engelen worden
herhaald.
Maar luistert!
Verstaat gij de woorden? Of ïs het een
ander geluid, dat de oude liefelijke klanken
overstemt!
Hoort toe! Opent uwe ooren!
De machines dreunen, de voorhamers beu
ken weer op hard metaal. Het lied van den
menschelijken arbeid davert op uit reusach
tige fabrieken. Er wordt gewerkt met ge
weldige inspanning. Eén roept gilt over de
wereld: voortbrengen, voortbrengen in ver
sneld tempo. Dag- en nachtploegen wisselen
elkaar af. Het werk mag niet onderbroken
worden. Voortbrengen, voortbrengen! Maar,
steeds meer! Nooit genoeg! De arbeid wordt
tot een razernij, tot een uiting van bezeten
heid. Het ééne volk wil bij 't andere niet
achter komen. Vooruit mannen, spant uw
spieren voor den arbeid. Vooruit mannen,
martelt uw hersenen om te zoeken naar
perfectioneering van uw werktuigen; richt
uw geest, als uw denkkracht op dat ééne:
sterker, machtiger, gevaarlijker te worden
dan anderen, als eens de strijd gaat ontbran
den.
En wild en woest en dreigend dondert over
de wereld: „maakt u klaar". Dit is het
woord, dat als een angstkreet opstijgt uit de
razende fabriek, waar de metaalklank de
lucht vervult, uit het stille laboratorium,
waar de geleerde scheikundige zijn gifgas
sen bereidt. Dit is het woord, dat brom
mend en grommend wordt uitgezonden door
de vliegmachines, die als gruwelijke roofvo
gels zweven door de lucht.
Kerstmis 1936.
Is het geen gruwel te moeten bedenken
hoe geen industrie op grooteren bloei kan
bogen dan de industrie, welke bestemd is
om oorlogstuig te maken?,
Een wilde wedstrijd is er tusschen de ver
schillende staten in bewapening. En als
straks de kerstklokken zullen luiden, wat
zeggen zij dan? Ach niet: vrede, vrede, maar:
oorlog, oorlog!
Zoo is de toestand, waaronder wij leven
anno domini 1936.
De spanningen tusschen de verschillende
staten van Europa, van Azië, van Amerika,
zijn onrustbarend groot. Wanneer zal de uit
barsting komen?
Maar wat het ergste ïs: wij kunnen een
verandering in de- geestesgesteldheid der
volken opmerken welke onheilspellend is.
Na den grooten wereldoorlog van 1914—
1918 viel bij de massa een sterk vredesver-
langen te constateeren. „Nooit meer oorlog"
was de kreet welke in alle talen uit de ge
martelde volken omhoog rees. Nog geen
twintig jaren zijn verloopen na het sluiten
van den gruwelijken vrede van Versailles
en de oorlogsgeest laait weer op met groote
hevigheid.
Deze geest wordt aangewakkerd op alle
mogelijke manieren en de massa der men
schen wordt in den waan gebracht, dat zij
den oorlog als onvermijdelijk heeft te aan
vaarden. En de nationale hartstochten wor
den geprikkeld, de nationale trots gestreeld,
het ras verheerlijkt!
Waar blijft het universeel karakter yan
het christendom, dat alle grenzen tusschen
volken en rassen principieel heeft overwon
nen. Is het dan niet meer waar dat „in
Christus noch Jood noch Griek is"?,
Scherper dan ooit worden de grenzen ge
trokken tusschen de volken en rassen. Als
of wij niet allen behoorden tot die ééne
groote groep die „menschheid" heet.
Het ligt niet in mijn bedoeling om in dit
Kerstartikel te wijzen op de geheime, voor
de meesten diep verborgen gronden, waaruit
het drijven tot oorlog voortvloeit. Het ligt
niet in den geest daarvan. Ik wil de duistere
machinaties van oorlogsindustrieelen, van
hongerige geldwolven niet bloot leggen.
Daarover zijn boeken vol geschreven en ie
der die wil kan ze lezen en dan zal hij ont
dekken verplaatst te worden in een wereld
vol van hartelooze gemeenheid.
Wat ik wèl wil dat is met nadruk wijzen
op het feit dat de oorlogsgeest daarom als
een bruischende vloedgolf over de aarde kan
razen, omdat hij in de massa zelf
nog alt ij d weerklank vindt.
Natuurlijk zijn er uitzonderingen en wij
vinden deze, in grootere en kleinere groepen
vereenigd, over heel de wereld. Maar de
groote meerderheid aanvaardt nog steeds het
geweld als een geldenden factor in den cul
tuurstrijd. Dit is iets anders dan in uiterste
nood tot geweld overgaan, wanneer het er
op aankomt het leven en wat het leven
waarde geeft, te verdedigen.
Dit beteekent, dat men er zich op in
stelt, dat men principieel het ge
weld goedkeurt. V *v
Ware dit niet het geval, dan zou het on
mogelijk zijn de volken tot oorlogvoeren te
brengen. Terwijl, nota bene, daarnaast het
feit moet worden geconstateerd, dat diezelf
de volken, wanneer ze niet opgezweept wor
den, een afschuw van den oorlog hebben, zoo
wel uit menschelijke overwegingen als üit
practisch-materialistische. Want dit weten
zij, door ervaring geleerd, héél goed: de mas
sa heeft niet het minste belang bij een oor
log. Hij brengt haar nooit iets anders dan
zedelijke en stoffelijke ellende.
Alweer leg ik mijzelf beperking op en ga
daarom niet verder in op het verbijsterend
verschijnsel, dat de volken zich laten op
zwepen dwars tegen hun belangen in. Daar
is anders heel wat over te zeggen. Wij zou
den daarbij komen midden in de wetenschap,
welke massapsychologie genoemd wordt, dit
is de wetenschap, welke zich bezig houdt
met de bestudeering van de ziel der massa,
En door deze wetenschap wordt veel ver--
klaard, wat voor duizenden raadselachtig en
onoplosbaar schijnt te wezen.
Ik wensch ook. niet in te gaan op den
samenhang van oorlog en kapitalisme.
Ik richt me, het doel van dit artikel scherp
in het oog vattend, in het bijzonder tot de
Christenen, En hun vraag ik: wat beteekent
uw kerstfeestviering, wanneer gij toch den
oorlog blijft dulden? Ach, er is wel een diep
gaand verschil tusschen 'de christenen uit de
eerste eeuwen en die van de twintigste
eeuw! In de oude tijden leefde machtig in
hen de behoefte om zich volkomen over te
geven aan het groote beginsel der univer-
seele liefde en zij durfden martelaren te wor
den daarvoor. Zij waagden het den wil van
den keizer van het Romeinsche rijk te we
derstreven. En als hij hun vroeg in zijn le
gioenen hun plaats in te nemen, dan klonk
uit menigen mond kalm en vastberaden: ik
heb reeds dienst genomen in het .vredes-
leger van onzen Heer Jezus Christus.
Hoe klein en armzalig is dan daarme
de vergeleken de houding van de christe
nen yan thans. Wel kon prof. Heering aan
zijn anti-oorlogsboek den titel geven van „de
zondeval yan het christendom".
Dit alles te bedenken stemt niet' opge
wekt.
En misschien 'denkt menige lezer 'dat een
geest van pessimisme mij heeft bezield bij
het schrijven van dit artikel.
Dan vergist hij zich echter,
Ongetwijfeld heb ik in mijn leven vele il
lusies verspeeld; ze zijn mij geweest als
kleurige zeepbellen, die 't oog een wijle be
koorden, maars poedig uiteengespat en tot
niets geworden. Maar mijn ideaal heb ik
nooit uit het oog verloren en mijn idealisme
is ongerept gebleven.
Dat ideaal is nog altijd het „Vrede op aar
de",
In dit ideaal geloof ik, blijf ik gelooven
zelfs, nu, terwijl ik leef in een wereld, die
zich tot het uiterste op een nieuwe men-
schenslachting voorbereidt.
Want ik geloof in de uiteindelijke overwin
ning van de Rede, van den Logos.
Of ik dan eenmaal een wereld zonder strijd
verwacht? Neen! Ik weet maar al te goed,
dat het waarachtige leven den strijd in zich
sluit Hij is voorwaarde van alle ontwikke
ling van eiken groei. Maar wel ben ik er
vast van overtuigd, dat de oorlog, de ge-
weldstrijd eens zal worden uitgebannen. Om
dat oorlog beduidt: de ontkenning
der Rede.
Daar zal een tijd komen, dat de mensch
zich als redelijk wezen te voornaam acht om
oorlog te voeren! dat hij daarboven i§ uit
gegroeid.
Wanneer zal die tijd aanbreken?
Dit zal afhangen van u en van mij, van
onzen ijver om den anti-oorlogsgeest te
wekken en te versterken.
Als ik me goed herinner, is het minister
Slotemaker de Bruine geweest, die eens
heeft gezegd, dat de christen den oorlog moet
vervloeken. Ik zou een stap verder willen
gaan en zeggen: niet alleen de christen,
maar ieder redelijk, ieder zuiver-voelend
mensch moet den oorlog vervloeken.
Maar als hij daartoe gekomen is, kan hij
dan nog oorlog voeren?.
Ik eindig. Ik heb neergeschreven wat uit
mijn binnenste is opgekomen. Ik kon piet
anders schrijven dan ik deed.
De kerstgedachte „Vrede op aarde" heeft
mij er toe gedrongen.
En wanneer gij, mijne lezers, uw kerstlied
zingt, wanneer gij het oude lied der engelen
beluistert, wat gaat er dan om in U?.
Voelt gij dan ook iets van smachtend ver
langen naar dat verhevene, hetwelk in dit
lied tot uitdrukking komt?
Ja? Dan zult gij beseffen dat het ook uw
taak is plaats te nemen in het leger des
vredes!
'ASTOR,
i