De Brabantsche Brief De kracht van den Geest van Generaal von Seeckt overleden De goddeloozen- beweging Dinsdag 29 December 1936. Tweede blad ALS MIDDEL TOT GENEZING VAN MENSCHELIJK LEED. Uitspraken van den Aartsbis schop van Canterbury. Een medewerker van de N.R.Crt. schrijft over bovenstaand belanghebbend onder werp o.a.: Veel meer dan vroeger wordt tegenwoor dig de nadruk gelegd op den invloed, cie voor den geest op het lichaam, met name het zieke lichaam, uitgaat. Wij behoeven daartoe slechts te herinneren aan de bewe ging van de Christian-science; aan Mottlin- gen en aan de ook bij ons bekende poging om predikant en dokter te doen samen werken. In de Anglic. kerlc bestaat een organisa tie. de Gnild of St. Raphael, welke zich In bijzonder gewijd heeft aan de geestelijke genezing of aan de genezing door het vertrouwen in de kracht van den geest op diens vehikel, het lichaam. Op de 21e jaarlijksche vergadering van de ze corporatie heeft de aartsbisschop van Can terbury het woord gevoerd en zeer merk waardige dingen gezegd. Hij wees o.a. op het feit, dat de kracht van den geest voor de genezing van het menschelijk leed in de kerk niet al tijd voldoende was erkend. Aan den anderen kant waren hier allerlei gevaren; gevaren van overdrijving en van zeer ongeestelijke geneesmethoden. Het was vooral de Lambeth conferentie van 1920, welke, diep overtuigd van het belang van dit onderwerp en van de noodzakelijkheid om in de kerk methoden van geestelijke genezing te doen herleven, de beweging weer nieuw leven, heeft ingebla zen. In 1924 publiceerde een speciaal door de conferentie ingestelde Raad een belangwek kend rapport, dat thans nog als een soort van program van de beweging kan worden beschouwd. „Het lijdt geen twijfel", aldus de aartsbis schop, „dat Jezus zelf, van het begin tot het einde, bij zijn zending nadruk legde op de genezing voor lichamelijke en geestelijke ziekte. De Evangelies toonen aan wat op aar- de kan geschieden, wanneer iemand ver vuld is van den Geest van God. Wij mogen niet vooronderstellen, dat het genezingswerk voor den Heer met zijn aardsche leven geëindigd Is. Het is duidelijk, dat volgens Zijn bedoeling.dit werk moest worden voortgezet in Zijn Lichaam, de kerk. Sinds de dagen van Jezus Is er een groote vooruitgang te constateeren in de kennis van het menschelijk lichaam en in de medische wetenschap, waarvan men in Jezus' dagen niets wist. De aartsbisschop wenschte met nadruk te verklaren, dat deze vooruitgang zelf moest beschouwd worden als een voort zetting van Jezus' ambt der genezing. Daar om hield hij nooit op doctoren en verpleeg sters te vragen bij de behandeling van zie ken zich zelf te beschouwen als dienaren van Christus. Daarom is het een van de voornaamste beginselen van het „Guild of St. Raphael", dat er een voortdurende en nauwe samenwerking zal zijn tusschen den geestelijke en den dokter om den patiënt die genezende kracht bij te brengen, welke In de kerk, als het Lichaam van Christus, ligt opgesloten. „Onlangs verklaarde mij" aldus de aartsbisschop „een van de hoogste me dische autoriteiten, dat de doctoren hoe lan ger hoe meer tot de overtuiging komen, dat de meeste gevallen, waarmee zij in aan raking komen, niet alleen de physische maar ook de physieke gevallen terugge bracht kunnen worden tot een of andere disharmonie in het innerlijke leven van den patiënt. Het kan niet betwijfeld worden, dat door de juiste richting van den geest, door hem in nauwer contact te brengen met den Geest van God, zulk een juist gerichte en ge harmoniseerde geest op het lichaam een grooteren invloed kan uitoefenen dan tot nu toe werd vermoed. Hier was een speciale plaats voor een ambt der genezing in de kerk van God. Zijn eerste en voornaamste factor moest zijn het gebed; maar door het gebed in den waren zin des woords, als onderwerping aan den goddelijken wil. Er is misschien een gave der genezing, die gegeven wordt door de daadwerkelijke physieke oplegging der handen, welke soms in 'deze richting wonderen verricht. Doch er was vaak een verkeerd streven om een gene zing, welke langs dezen louter physieken weg tot stand gekomen is, identiek te ver klaren met geestelijke genezing. Op dezelfde bijeenkomst sprak ook dr. Mar- ORGANISATOR VAN DE DUITSCHE RIJKSWEER. Generaal Hans von Seeckt, de or ganisator van de Rijksweer, het be roepsleger van 100.000 man, dat Duitschland bij 't verdrag van Ver- sailles was toegestaan, is Zondag middag op 70-jarigen leeftijd gestor ven.. De Berlijnsche corr. van de N. R. Crt. schrijft over de beteekenis van von Seeckt aan zijn blad o.a. het volgende: Het overlijden van generaal-majoor von Seeckt valt tien jaar na zijn ontslag uit den actieven dienst, als chef van de Rijks- weer. Niettemin komt thans zijn beteekenis y.eel meer uit, dan het. geval zou zijn ge weest, indien, hij vróeger was ..overleden.Al beklom hij onder het "Derde Rijk niet op nieuw een hooge positie,, de nieuwe bewind hebbers hebben hem toch met alle eerbe wijzen overladen en bij verschillende gele genheden, laatstelijk nog bij zijn 70-st.en verjaardag, getoond dat zij ten volle besef ten dat de herbouw der weermacht onder Hitier niet zoo snel, niet in die mate mo gelijk zou zijn geweest, indien niet Von Seeckt daartoe den grondslag had gelegd Ofschoon von Seeckt reeds tijdens den oorlog den naam had een van de knapste koppen van den Duitschen generalen staf te zijn, ofschoon de merkwaardige doorbraak bij Tarnow in Galicië onder generaal Mackensen als in hoofdzaak zijn werk werd beschouwd, toch ligt zijn beteekenis voor de geschiedenis in hetgeen hij na den garet Sharp, die zelde, In het werk van de „Guild" te gelooven en de nauwe samenwer king van priester en geneesheer van harte toe te juichen. Zij erkende, dat een groot deel harer ambtgenooten geneigd was, alle vormen van geestelijke genezing met wan trouwen, ja met een soort van vijandigheid te beschouwen. De voornaamste reden hier van was het feit, dat de meeste geneeshee- ren in aanraking geweest waren met geval len, waar groot kwaad gedaan was. Dr. Sharp meende, dat, wanneer de dokters over tuigd waren van de medewerking van gees telijke genezers en wanneer zij geen aan spraak maakten op een kennis, die zij niet bezaten, zij over deze zaak spoedig geheel anders zouden oordeelen. „Tegenwoordig denken de menschen te veel aan hun lichaam en te weinig aan hun ziel." Er kan inderdaad niet voldoende gewezen worden op de groote krachten, die in de kerk verborgen liggen; geestelijke krachten, die haar zegenenden invloed kunnen oefenen op het zieke lichaam en op den zieken geest. Doch evenmin mag men de oogen sluiten en de kerk mag dit allerminst voor de zegeningen der wetenschap, door volhardend onderzoek verkregen. De belangstelling voor het godsdienstig volk mogen we niet eenzij dig stuwen in het .ééne speciale kanaal van de geestelijke geneeswijze, zelfs al schijnt op< het eerste gezicht deze laatste meer „bo vennatuurlijke en mystiek" te zijn dan de rustige arbeid van den wetenschappelijken vorscher. Wetenschap en religie zijn geen antagonis ten, noch concurrenten in haar zorg voor de lijdende menschheid. In sommige opzichten mogen beide langs verschillende wegen de waarheid zoeken; doch hier, in het redden van het leven en in de bestrijding van ziekte, loopen haar wegen samen. Generaal VON SEECKT. oorlog als chef van de Rijksweer heeft ge daan Toen von Seeckt in 1930 opvolger werd van von Luettwitz, dreigde Duitschland 'n groot gevaar. Niet alleen vrije en bij het vredesverdrag verboden para-militaire ver- cenigingep, maar ook do rijksweer zelf, was tengevolge van de-politieke verwarring na den oorlog en in' hèt "bijzonder, door de Kapp-geschiedenis in den politieken strijd betrokken geworden. Duitschland scheen op weg naar een bur geroorlog. waarin aan de rechterzijde natio nalistisch-gezinde troepen van allerlei ga ding, toenmaals samengevat onder den naam zwarte rijksweer, aangevoerd door een soort moderne condottieri, deelnamen, en aan het eind van deze ontwikkeling stond toenmaals nog onvermijdelijk inter ventie door hét buitenland. Von Seeckt heeft dat gevaar gezien cn voorkomen. Met ijzeren hand herstelde hij de tucht. Hij weerde alle wilde landsknechten en politieke avontu riers en wist de kleine legale rijksweer zulk een innerlijke kracht te verleenen, dat de zwarte rijksweer op den duur van alle kanten als een hinderlijke overbodigheid werd beschouwd en na eenige aanvankelijke strubbelingen vanzelf verdween. Tengevolge daarvan ondervonden de betrekkingen tot het buitenland een aanzienlijke verbetering Nochtans was von Seeckt geen minder groot nationalist, dan een van de groote contra-revolutionai ren van zijn tijd. In tegenstelling tot hen, was hij echter volkomen nuchter en wilde hij zich beperken tot het bereikbare. Deze eigenschap had hem trouwens in het laatste jaar van den oorlog, toen hij chef van den generalen staf in Turkije was, reeds in conflict gebracht met allerhande fantas tische plannenmakkers, die niet zooals hij een open oog hadden voor het naderen van de catastrophe. In Duitschland was voor Von Seeckt het bereikbare de voorbereiding, in den boe zem van de rijksweer, van een nieuw volks leger. Dit is hem ook volkomen gelukt. Het officierskorps werd buitengewoon degelijk opgeleid, de manschapen militair getraind. Nog bij de jongste manoeuvres bleken de onder-officieren uit de vroegere rijksweer volmaakt bekwaam tot het aanvoeren van een compagnie. De geheele inrichting van de rijksweer was geschoeid op latere uit breiding en heeft deze latere uitbreiding mogelijk gemaakt, zoodat von Seeckt de vader kan worden genoemd van de tegen woordig weer zoo sterke Duitsche weer macht. In de bladen komt ook tot uiting dat dit algemeen dankbaar wordt ingezien. In vroeger tijd had dit tweezijdige aspect van het werk van von Seeckt tengevolge dat hij den naam kreeg van een sphinx te zijn. Men begreep hem veelal verkeerd, om dat hij zich keerde tegen de mannen, die door praemature ondernemingen er naar streefden met een gewelddadigen coup den vroegeren toestand te herstellen, verbeeldde men zich veelal dat von Seeckt eigenlijk tegen een zoodanig herstel zou wezen. Het tegendeel was het geval, hij wilde alleen een langeren, maar veiliger en secuurder weg volgen. Dat hij dezen weg goed had gekozen hebben de gebeurtenissen bewezen. Staatsbegrafenis voor den over ledene B e r 1 ij n 28 December (A.N.P.) Rijks kanselier Hitier heeft bepaald, dat de Staat zich belast met de begrafenis van het stof felijk overschot van generaal von Seeckt. De bijzetting zal waarschijnlijk Woensdag geschieden. Eelt wereldcongres te Moskou. De Centrale der Godloozen te Moskou heeft besloten 9 Februari .1937 een wereld congres van godloozen aldaar te organisee- ren. Mén verwacht ongeveer 1600 afgevaar digden uit 46 landen. De agenda vermeldt voorloopig de volgende punten: De stichting van een centrale voor de wereldpropaganda tegen den godsdienst; de oprichting van een godloozen-internationale onder leiding van de Sowjet-Russische godloozenorganisatie; de oprichting van een internationaal propa- gandafonds tegen den godsdienst; uitwisse ling van ervaringen onder de afzonderlijke godloozen-organisaties omtrent den anti-reli gieuzen strijd; wederkeerige financieele on dersteuning van de godloozenorganisaties. Geen Poolsche boycot van Dantzig Dantzig, 28 Dec. (A.N.P.)De pers- afdeeling van den Dantziger Senaat deelt mede: „De senaat van de vrije stad Dantzig heeft tegen het door de commercieele organi saties van Gdingen genomen besluit niets meer in Dantzig te lcoopen en geen Dantzig- sche onderdanen in dienst te nemen, bij de diplomatieke vertegenwoordiging der repu bliek Polen protest ingediend en scherpe maatregelen geëischt tegen dit boycotbesluit. Van den kant der Poolsche diplomatieke vertegenwoordiging werd verklaard, dat de vereischte maatregelen reeds genomen zijn, met het doel de uitvoering van het bovcot- beslult te verhinderen. Voorts werd verze kerd, dat aan dergelijke besluiten geen be teekenis gehecht moet worden. Overigens zal er zorg voor gedragen worden, dat dergelijke besluiten tegen Dantzig niet meer genomen zullen worden. Het Volkscommissariaat voor bin- nenlandsche aangelegenheden publi ceert een statistiek van gesloten ker ken in de Sowjetunie. Volgens deze statistiek zijn in 1935 in totaal veer tien duizend kerken, kapellen, synagogen enz. gesloten; tegen 3687 geestelijken van verschillende confessies werden door de GPoe processen gevoerd, waarbij in 29 gevallen de doodstraf werd uitgesproken. Het verwoesten van kerken gaat inmiddels voort. Zoo is onlangs met de afbraak van de beroemde kathedraal van de Moeder Gods van Kazan te Moskou, een onschatbaar mo nument van oud-Russische kerkbouwkunst, een begin gemaakt. Ook verschillende andere kerken te Moskou worden tegenwoordig af gebroken. Van de 1624 orthodoxe kerken en kapellen te Moskou staan er thans nog on geveer 90; van de 5 r.-katholieke 2 en van de 3 luthersche 1. Het aantal geestelijken van alle belijdenissen is te Moskou van elf duizend tot 200 gedaald. Te Odessa is de domkerk verwoest; evenzoo de hoofdkerk te Petropawlowsk en te Mechtchansk. Te Ros- tow aan de Don is van de vijf groote kerken er slechts één overgebleven. Een speciale sowjetcommissie trekt het land door om te constateeren in hoeverre de plannen tot sluiting en verwoesting van de kerken in de afzonderlijke gebieden reeds ten uitvoer zijn gebracht. Het werk der commissie wordt geleid door twee leden van het centrale comité der com munistische partij. Het te Warschau verschijnende Russische blad „Woskresnope Tsohtenije" becijfert het aantal geestelijken, monniken, nonnen, enz., die gedurende de 18 jaren Sowjetregiem in de concentratiekampen zijn omgekomen op 42800. In het geheele Sowjetgebied bevinden zich op 't oogenblik nauwelijks nog 1200 geestelijken, van wie slechts een zeer gering aantal bij hun gemeenten gebleven is. Een afgevaardigde in het Amerikaansche Lager huis deeldcmede, dat lrct aantal r.k. prie sters van 896 in 1917 tot 30 in 1936 is gedaald. In den herfst zijn overal in de Sowjetunie de priestervervolgingen weer begonnen. Zon der eenigen vorm van proces werden talrijke geestelijken naar de verstafgelegen streken der Sowjetunie verbannen. Zoo werden te Moskou meer dan 80, te Leningrad 110, te Kiew 95 Russisch-orthodoxe priesters gevan gen genomen; daarbij 54 rabbijnen. Van de 230 protestantsche voorgangers zijn er thans nog maar 3 of 4 werkzaam. Verder wil de godlooze centrale in Rus land een eigen atheïstischen radiozender op richten, welke 4.3 millioen roebel kosten zal. Het bedrag moet door inzamelingen worden opgebracht. In de eerste maanden van het komende jaar moet de nieuwe zender in werking treden. (N.R.Crt.). Ulvenhout, Amico, Als ik van den morgen wakker wierd, dan spook te storm deur de lbosschen. Dan loeiden de wind vlagen, om ons huiske, dat de blinden veur 't raam er van ram melden. Klasten de regens teugen de deur mee 't ge weid of er han denvol erwten teugen aan rit sten. 't Was nog veul donker. *t Water uit de goten ruischte in de re genton. Ik hoorde in de bedstee, dat m'n ton overliep, 't Overdadige water kliederde langs de duigen en scherlde over de klin kers van m'n stoepke achter 't huis. Geen pïezeltje dag was nog te bekennen. En efkens gingen m'n slaperige gedach ten naar den groentenwagel, die 'k straks deur deuzen zwaren dag moest douwen. Efkens denken...' wat was 't vandaag...? Wat 't... geen...? Ahja! Maandag! De Kerstweek was achter den rug. Rap zocht ik m'n electriek dievenlan taarntje onder m'n kussel uit, knipte 't aan, richtte 't op fn'en horloge dien 'k al- tii aan 'nen spijker in de bedstee hang. bij-half-zeuven! „Hoe laat Is 1?" vroeg Trui, terwijl ik alles zoo stillekes meugelijk dee, denkende dat ze nog sliep. „Kwart-over-zessen-deur, Toeteloeris." Dat klonk beter, dan „bij-half-zeuven", want zes uur is onzen tijd van opstaan in den winter en Trui is altij zoo „érg" wak ker als 't tijd is. Meteen zette Trui de vuisten in 1 middel van heuren rug, om d'r eigen op. te rich ten, maar ik drukte ze mee m'n rechter hand plat neer en zee: „kalmkes-aan van Peuteren, hoor eerst 'ns wat 'n weer daar buiten!" „Weet lk al lang," zee Trui: „toe, ga weg mee dieën knuist, 't is hoog tijd!" „De Kerstweek is achter den rug, Truike! kwekt e-n-ik! „Oja?" zee ze chagrijnig. Toen sloeg de steertklok halfzeuven. ,,'t Is tóóch..." zee Trui en meteen stapte zij op den stoel, over de beddeplank. Als ze daar zoo stond, toen... afijn! „Ook 'nen goeienmorgen," zee ik daarop. Maar Trui ging zitten of er niks gebeurd was, trok d'r kousen aan mee 'n haast of ze den eersten trein moest halen. En zweeg luidruchtig. Toen schoof z'in 'r klompen en ging de lamp aaristeken. Terwijl Trui de plattebuis aanlee, wipte- n-ik ook over de beddeplank, schoot 't achterhuis in, maakte 'n lichtje, zwengelde de pomp los, trok m'n hemd over m'nen kop en malsch als daauw, schuimend van ge weld, liet ik de polsdikke straal pomp water over m'n kop, m'n rug en langs m'nen nek klatsen. 't Koele water prikte tot onder m'n vel. Ik voelde 't in m'n har- sens, ik proefde, ja ik róók 't water, dat in m'n zielement den dag dee aangloren En ik dacht onwillekeurig aan andere dagen, toen de knotwilgen langs den bevro ren sloot een witte pruik ophadden. Zij stonden daar als 'n rij gebogen, stokouwe paterkens, stillekes te mediteeren. in d'r hooge schouwers. De zon zonk bloedrood achter 'n peerse wolkbank. En rossen gloei smeulde over de witte weareld. 'n Strakke locht puurde in groenen glans boven m'nen kop. Koperen weerschijn vloeide over de bevroren slooten en plas sen. En dieper zonk de zon. En rosser gloeide 't ijs. Wolken van gesmolten goud vloeiden uit, boven den westerkim. Gou wen passement hing in de toppen der roer- looze hoornen. Langzaam smolt den zonne- vuurbol deur de peerse mistbank, tot ie nog maar 'n gloeiend streepke was. 'n Klon- terke vuur dat doofde in peersen asch. De vorst huiverde deur de witte stilte, die overtogen wierd mee doffen nevel, die over 't landschap zeeg. 't Us in de slooten had z'n leste rosse schamp verloren. Alle kleur doofde uit on d'n avond spreidde zachtjes z'nen duister over 'n roerlooze weareld, roerloos als d'n dood eigens! Nog stilder wierd den akker. 't Was of de stilte van 't Kerkhoveke daar bezijen de pastorie, over de weareld kroop. Vaag schemerden de witte daken van m'n dorpke teugen de graauwe avondlocht. Vaag trokken de kromme wilgen, daar bij den ijssloot uit m'n oogen. De weareld ver vaagde, vervaagde tot één kleurloos waas; alles loste op in één donkere stilte, die altij vallen bleef nadat 't leste van de winter zon als 'n bonske vuur was weggesmeuld daar onder aan den hemel. Ah! Amico! Ik mag 'm zoo geren zien, dieën wisselenden winter mee z'n storm- en-ontij, mee z'n stille, witte uren. Dieën wisselenden buiten in deus tij, mee de ja gende wolkenflarden, mee de kleere groene rieslochten, mee de zwarte sneeuwlochten maar ook mee de bloedrooie avondzon! Ik mag 'm zoo geren, op den akker, mee den glasharden kool, bevroren tot in de nerven, maar ook mee den lauwen eerde, die zwaai' riekt van den dooi. Ik mag 'm zoo geren, mee z'n kale landschappen, vol teekening van 't takkenrag, maar ook als ze besuikerd liggen, de velden, mee den dunnen sneeuw! Hah! als ik schilderen kost. lijk onzen Drè, ah! Ik kroop tot m'n ellebogen in de schoone verwen en ik klodderde en pen seelde God Zijnen schoonen buiten in de gloeiendste en in de reinste kleuren die 'k mengen kost! 'k Zou willen bidden dan mee vette verfstreken uit malsche kwasten, waar van Rembrandt z'n goud, van Gogh z'n peer sen dropen! Vermolle! Geenen doek zou me te groot, geenen kwast te struisch geen palet te bont en geen onderwerp me te heilig zijn, om dan buiten, onder de zon en in den sneeuw in den storm en in vriestij brokken natuur te stelen en te slepen naar m'n huis! 'k zou verwen, verwen tot 'k er mager van wierd. 'k Zou schilderen zons-op en zons-ondergan- gen mee kleuren, kleuren amico, die 'k zou willen persen uit de blommen. Mee de flu- weelen uit de dahlia's mee 't vuur uit de geraniums, mee 't goud uit zonneblommen en den gouwen-regen mee den gloei van den Herfst. Maar allez! Is dat peinzen Laat ik content zijn, da 'k *t zien kan! Allez! Zien, zien! Nie mee d' oogen alleen. Maar mee 't verlangend zielement, waarmee zelfs den blinde Onzenlievenheer kan zien, in al Z'n schoone werken! Maar laat ik nou eerst van Kerst vertel len. Een paar dagen daarvoor kwam Driek binnen. Z'nen cape woog zwaar van regen, 'n Rij droppen hing te wiebelen aan de lak ken klep van z'n facteurspet. Z'nen kop blonk rood van den storm. „We meugen 't hebben vandaag, Dré", zee Driek, duiënde op mijnen groenten wagel. „En of!" zee den Driek. En hij maakte 'nen kuitenflikker, dat de regendroppels van zijnen mantel in m'nen koffie sprongen. „En hier is den brief van Ouwenbosch, Dré. oewen Kerst!" kwekte-n-ie. „Sigaar, Driek?" „Mag ik "m dan bewaren, Dré. 't Is zond mee dieën regen." M'n baaske schreef: „Lieve Opa en Opoe. Met de vacantie kom ik recht naai ulven hout. Met de bus. Vader en Moeder komen ook Eerste Kerstdag. Ik breng dus Bartje mee, dat is zeker wel goed. Hij kan best naast mij slapen in Uw grote bed. Ik schiet goed op op de Mulo. En ik ben goed gezond. Bartje eet ook veel. Hij is van de week uit gebroken. Stiekum over het hek geklom men en 'n glaasje limonade gaan drinken in dat café, weet u wel. U moet mij maar stilletjes 15 centen geven, Opa, dan hoefl vader 't niet te weten, want Bart heeft eerst de limonade uitgedronken en toen pas tegen de kastelein gezegd dat ie geen centen had En zien U, Bart heeft al straf gekregen van Broeder Overste. Hij dacht dat ie van de maand een goude kaart zou krijgen en dan krijgt hij van vader en Moeder altijd 1 gul den. En daar zou hij dan van betalen, maar zijn goude kaart is nu naar de maan. Dure Limonade Opa. Gulden per glas. Ik heb me naar gelachen. Toen wou Bart vechten. Nou! Zoo'n aap! Maar toch is hij al sterk hoor. Opa, heb U de dingen voor het stalletje al opgezocht. Niet afmaken hoor! Ik wil zoo graag meehelpen, 'k Heb een ezel uitge zaagd. Breng ik mee voor het stalletje. Hij is goed uitgevallen. Bart zaagt ook al. Maar dat zult u wel zien. Hij heeft 3 lapjes aan zijn vingers. Vind hij fijn. Als je aan hem vraagt wat heb je daar aan je vingers, dan zegt hij o, niks, da's van 't givuurzagen. Ik zeg het is figuur. Ik zég toch givuur zegt hij dan. Koppig Opa, koppig! Maar de Broeders houden veel van hem omdat hij zoo goed bid. Hij wordt'pastoor zegt jiij. Misdiener is hij al in onze kapel. En hij kan de heele mis al zingen, dus hij schiet al goed op. En op z'n kamertje heeft ie een H. Antonius, een Liefdevrouwebeeld met een bos nagemaakte bloemen, een groot en een klein Kruuize- viks, een heilig schilderij van de H. Teresia maar een rood lampje mag ie niet branden voor brand. En vechten Opa, vechten! Hij moet maar vlootaalmoezenier worden, dan kan hij later mee naar den oorlog als pastoor. Opa ik schei er af zou U zeggen. Veel groeten van het aalmoezeniertje ook voor Opa en geen haarke minder van Uwen toet a voe (dat is fout, Opa!) Dré III". Ge ziet amico, m'n baaske wordt groot! Hij „vadert" al over den kleinen Bart en z'nen brief staat er zelfs vol van! En als ge 't mij vraagt, dan heeft ie 't jong ge woonweg uitgeschilderd. Ge ziet zóó wat Bart veur 'n tiepke is! Nen lekkeren kwa jongen mee 'n gouwen hartje, sjuust als Dré III altij was. En Trui en ik; we verlangden al als die twee ridders komen afgezet. Dré mee de koffers, Bart mee 'nen bal, die ie veuruit trapt. Als ge zoo 't spanneke ziet aankomen, dan loopt ge zoo rap als ge loo pen kunt, om ze efkens „op te freten." Want, als ge deuzen brief leest, allez! dan zijn ze weer allemaal hier geweest de kin- ders! Het zijn prachtdagen geweest. Als de keerskens knepperend branden, den kleinen Dré stilletjes aan mijnen nek hangt en z'n stralend' donker' oogskes vol staan mee de beeldekens en keersen van „ons" stalleke, mee „zijnen" ezel; als 'nen gouwen schemer deur den huis werrelt van al 't dan send keersenlicht en draden, schoonder dan van goud nog. onzichtbare draden gespannen wprden van hart tot hart, waarlangs de hei melijke boodschapkens gaan van den groo- ten Dré naar z'n Moeder, van Trui naar mij, Als over die teer-gesponnen draden den muziek gaat tokkelen van Heiligen Nacht- geluk, van dankbaarheid aan 't kindeke, dat ons weer liet samenzijn aan Zijn krib- ken, dan..! Dan troont Trui, als de Ko ningin van al dat. kostelijk feest van gou wen licht van louter geluk, van onzegba- ren rijkdom, dan troont Trui daar als de Koningin, over de onschatbare weelde van 't bezit, waarveur Koningen hun Rijk ver laten! De weelde van 'n groot en gelukkig gezin, geschaard om 't Heilig Huishouwen, daar in 't Stalleke van Bethlehem! A,s ik an dat alles terug denk. dan wordt t me weer erg warm om 't harte. Veul groeten van Trui cn als altij geen haarke minder van oewen toet a voe DRé.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1936 | | pagina 5