De Brabantsche Brief
De kracht van
den Geest
van
Generaal von Seeckt
overleden
De goddeloozen-
beweging
Dinsdag 29 December 1936.
Tweede blad
ALS MIDDEL TOT GENEZING
VAN MENSCHELIJK LEED.
Uitspraken van den Aartsbis
schop van Canterbury.
Een medewerker van de N.R.Crt. schrijft
over bovenstaand belanghebbend onder
werp o.a.:
Veel meer dan vroeger wordt tegenwoor
dig de nadruk gelegd op den invloed, cie
voor den geest op het lichaam, met name
het zieke lichaam, uitgaat. Wij behoeven
daartoe slechts te herinneren aan de bewe
ging van de Christian-science; aan Mottlin-
gen en aan de ook bij ons bekende poging
om predikant en dokter te doen samen
werken.
In de Anglic. kerlc bestaat een organisa
tie.
de Gnild of St. Raphael,
welke zich In bijzonder gewijd heeft aan
de geestelijke genezing of aan de genezing
door het vertrouwen in de kracht van den
geest op diens vehikel, het lichaam.
Op de 21e jaarlijksche vergadering van de
ze corporatie heeft de aartsbisschop van Can
terbury het woord gevoerd en zeer merk
waardige dingen gezegd. Hij wees o.a. op het
feit, dat
de kracht van den geest voor de
genezing
van het menschelijk leed in de kerk niet al
tijd voldoende was erkend. Aan den anderen
kant waren hier allerlei gevaren; gevaren
van overdrijving en van zeer ongeestelijke
geneesmethoden. Het was vooral de Lambeth
conferentie van 1920, welke, diep overtuigd
van het belang van dit onderwerp en van
de noodzakelijkheid om in de kerk methoden
van geestelijke genezing te doen herleven, de
beweging weer nieuw leven, heeft ingebla
zen. In 1924 publiceerde een speciaal door de
conferentie ingestelde Raad een belangwek
kend rapport, dat thans nog als een soort
van program van de beweging kan worden
beschouwd.
„Het lijdt geen twijfel", aldus de aartsbis
schop, „dat Jezus zelf, van het begin tot het
einde, bij zijn zending nadruk legde op de
genezing voor lichamelijke en geestelijke
ziekte. De Evangelies toonen aan wat op aar-
de kan geschieden, wanneer iemand ver
vuld is van den Geest van God.
Wij mogen niet vooronderstellen,
dat het genezingswerk voor den Heer
met zijn aardsche leven geëindigd
Is. Het is duidelijk, dat volgens Zijn
bedoeling.dit werk moest worden
voortgezet in Zijn Lichaam, de kerk.
Sinds de dagen van Jezus Is er een groote
vooruitgang te constateeren in de kennis van
het menschelijk lichaam en in de medische
wetenschap, waarvan men in Jezus' dagen
niets wist. De aartsbisschop wenschte met
nadruk te verklaren, dat deze vooruitgang
zelf moest beschouwd worden als een voort
zetting van Jezus' ambt der genezing. Daar
om hield hij nooit op doctoren en verpleeg
sters te vragen bij de behandeling van zie
ken zich zelf te beschouwen als dienaren
van Christus. Daarom is het een van de
voornaamste beginselen van het „Guild of
St. Raphael", dat er een voortdurende en
nauwe samenwerking zal zijn tusschen den
geestelijke en den dokter om den patiënt die
genezende kracht bij te brengen, welke In
de kerk, als het Lichaam van Christus, ligt
opgesloten.
„Onlangs verklaarde mij" aldus de
aartsbisschop „een van de hoogste me
dische autoriteiten, dat de doctoren hoe lan
ger hoe meer tot de overtuiging komen,
dat de meeste gevallen, waarmee zij in aan
raking komen, niet alleen de physische
maar ook de physieke gevallen terugge
bracht kunnen worden tot een of andere
disharmonie in het innerlijke leven van den
patiënt. Het kan niet betwijfeld worden, dat
door de juiste richting van den geest, door
hem in nauwer contact te brengen met den
Geest van God, zulk een juist gerichte en ge
harmoniseerde geest op het lichaam een
grooteren invloed kan uitoefenen dan tot nu
toe werd vermoed.
Hier was
een speciale plaats voor een
ambt der genezing in de kerk
van God.
Zijn eerste en voornaamste factor moest
zijn het gebed; maar door het gebed in den
waren zin des woords, als onderwerping aan
den goddelijken wil.
Er is misschien een gave der genezing,
die gegeven wordt door de daadwerkelijke
physieke oplegging der handen, welke soms
in 'deze richting wonderen verricht. Doch er
was vaak een verkeerd streven om een gene
zing, welke langs dezen louter physieken
weg tot stand gekomen is, identiek te ver
klaren met geestelijke genezing.
Op dezelfde bijeenkomst sprak ook dr. Mar-
ORGANISATOR VAN DE DUITSCHE
RIJKSWEER.
Generaal Hans von Seeckt, de or
ganisator van de Rijksweer, het be
roepsleger van 100.000 man, dat
Duitschland bij 't verdrag van Ver-
sailles was toegestaan, is Zondag
middag op 70-jarigen leeftijd gestor
ven..
De Berlijnsche corr. van de N. R. Crt.
schrijft over de beteekenis van von Seeckt
aan zijn blad o.a. het volgende:
Het overlijden van generaal-majoor von
Seeckt valt tien jaar na zijn ontslag uit
den actieven dienst, als chef van de Rijks-
weer. Niettemin komt thans zijn beteekenis
y.eel meer uit, dan het. geval zou zijn ge
weest, indien, hij vróeger was ..overleden.Al
beklom hij onder het "Derde Rijk niet op
nieuw een hooge positie,, de nieuwe bewind
hebbers hebben hem toch met alle eerbe
wijzen overladen en bij verschillende gele
genheden, laatstelijk nog bij zijn 70-st.en
verjaardag, getoond dat zij ten volle besef
ten dat de herbouw der weermacht onder
Hitier niet zoo snel, niet in die mate mo
gelijk zou zijn geweest, indien niet Von
Seeckt daartoe den grondslag had gelegd
Ofschoon von Seeckt reeds tijdens den
oorlog den naam had een van de knapste
koppen van den Duitschen generalen staf te
zijn, ofschoon de merkwaardige doorbraak
bij Tarnow in Galicië onder generaal
Mackensen als in hoofdzaak zijn werk
werd beschouwd, toch ligt zijn beteekenis
voor de geschiedenis in hetgeen hij na den
garet Sharp, die zelde, In het werk van de
„Guild" te gelooven en de nauwe samenwer
king van priester en geneesheer van harte
toe te juichen. Zij erkende, dat een groot
deel harer ambtgenooten geneigd was, alle
vormen van geestelijke genezing met wan
trouwen, ja met een soort van vijandigheid
te beschouwen. De voornaamste reden hier
van was het feit, dat de meeste geneeshee-
ren in aanraking geweest waren met geval
len, waar groot kwaad gedaan was. Dr.
Sharp meende, dat, wanneer de dokters over
tuigd waren van de medewerking van gees
telijke genezers en wanneer zij geen aan
spraak maakten op een kennis, die zij niet
bezaten, zij over deze zaak spoedig geheel
anders zouden oordeelen. „Tegenwoordig
denken de menschen te veel aan hun
lichaam en te weinig aan hun ziel."
Er kan inderdaad niet voldoende gewezen
worden op de groote krachten, die in de
kerk verborgen liggen; geestelijke krachten,
die haar zegenenden invloed kunnen oefenen
op het zieke lichaam en op den zieken geest.
Doch evenmin mag men de oogen sluiten
en de kerk mag dit allerminst voor de
zegeningen der wetenschap, door volhardend
onderzoek verkregen. De belangstelling voor
het godsdienstig volk mogen we niet eenzij
dig stuwen in het .ééne speciale kanaal van
de geestelijke geneeswijze, zelfs al schijnt
op< het eerste gezicht deze laatste meer „bo
vennatuurlijke en mystiek" te zijn dan de
rustige arbeid van den wetenschappelijken
vorscher.
Wetenschap en religie zijn geen antagonis
ten, noch concurrenten in haar zorg voor de
lijdende menschheid. In sommige opzichten
mogen beide langs verschillende wegen de
waarheid zoeken; doch hier, in het redden
van het leven en in de bestrijding van ziekte,
loopen haar wegen samen.
Generaal VON SEECKT.
oorlog als chef van de Rijksweer heeft ge
daan Toen von Seeckt in 1930 opvolger werd
van von Luettwitz, dreigde Duitschland 'n
groot gevaar. Niet alleen vrije en bij het
vredesverdrag verboden para-militaire ver-
cenigingep, maar ook do rijksweer zelf,
was tengevolge van de-politieke verwarring
na den oorlog en in' hèt "bijzonder, door de
Kapp-geschiedenis in den politieken strijd
betrokken geworden.
Duitschland scheen op weg naar een bur
geroorlog. waarin aan de rechterzijde natio
nalistisch-gezinde troepen van allerlei ga
ding, toenmaals samengevat onder den
naam zwarte rijksweer, aangevoerd door
een soort moderne condottieri, deelnamen,
en aan het eind van deze ontwikkeling
stond toenmaals nog onvermijdelijk inter
ventie door hét buitenland. Von Seeckt heeft
dat gevaar gezien cn voorkomen. Met ijzeren
hand herstelde hij de tucht. Hij weerde alle
wilde landsknechten en politieke avontu
riers en wist de kleine legale rijksweer zulk
een innerlijke kracht te verleenen, dat de
zwarte rijksweer op den duur van alle
kanten als een hinderlijke overbodigheid
werd beschouwd en na eenige aanvankelijke
strubbelingen vanzelf verdween. Tengevolge
daarvan ondervonden de betrekkingen tot
het buitenland een aanzienlijke verbetering
Nochtans was von Seeckt geen
minder groot nationalist, dan een
van de groote contra-revolutionai
ren van zijn tijd. In tegenstelling
tot hen, was hij echter volkomen
nuchter en wilde hij zich beperken
tot het bereikbare.
Deze eigenschap had hem trouwens in het
laatste jaar van den oorlog, toen hij chef
van den generalen staf in Turkije was, reeds
in conflict gebracht met allerhande fantas
tische plannenmakkers, die niet zooals hij
een open oog hadden voor het naderen van
de catastrophe.
In Duitschland was voor Von Seeckt het
bereikbare de voorbereiding, in den boe
zem van de rijksweer, van een nieuw volks
leger. Dit is hem ook volkomen gelukt. Het
officierskorps werd buitengewoon degelijk
opgeleid, de manschapen militair getraind.
Nog bij de jongste manoeuvres bleken de
onder-officieren uit de vroegere rijksweer
volmaakt bekwaam tot het aanvoeren van
een compagnie. De geheele inrichting van
de rijksweer was geschoeid op latere uit
breiding en heeft deze latere uitbreiding
mogelijk gemaakt, zoodat von Seeckt de
vader kan worden genoemd van de tegen
woordig weer zoo sterke Duitsche weer
macht. In de bladen komt ook tot uiting
dat dit algemeen dankbaar wordt ingezien.
In vroeger tijd had dit tweezijdige aspect
van het werk van von Seeckt tengevolge
dat hij den naam kreeg van een sphinx te
zijn. Men begreep hem veelal verkeerd, om
dat hij zich keerde tegen de mannen, die
door praemature ondernemingen er naar
streefden met een gewelddadigen coup den
vroegeren toestand te herstellen, verbeeldde
men zich veelal dat von Seeckt eigenlijk
tegen een zoodanig herstel zou wezen. Het
tegendeel was het geval, hij wilde alleen een
langeren, maar veiliger en secuurder weg
volgen. Dat hij dezen weg goed had gekozen
hebben de gebeurtenissen bewezen.
Staatsbegrafenis voor den over
ledene
B e r 1 ij n 28 December (A.N.P.) Rijks
kanselier Hitier heeft bepaald, dat de Staat
zich belast met de begrafenis van het stof
felijk overschot van generaal von Seeckt.
De bijzetting zal waarschijnlijk Woensdag
geschieden.
Eelt wereldcongres te Moskou.
De Centrale der Godloozen te Moskou
heeft besloten 9 Februari .1937 een wereld
congres van godloozen aldaar te organisee-
ren. Mén verwacht ongeveer 1600 afgevaar
digden uit 46 landen. De agenda vermeldt
voorloopig de volgende punten: De stichting
van een centrale voor de wereldpropaganda
tegen den godsdienst; de oprichting van een
godloozen-internationale onder leiding van
de Sowjet-Russische godloozenorganisatie;
de oprichting van een internationaal propa-
gandafonds tegen den godsdienst; uitwisse
ling van ervaringen onder de afzonderlijke
godloozen-organisaties omtrent den anti-reli
gieuzen strijd; wederkeerige financieele on
dersteuning van de godloozenorganisaties.
Geen Poolsche boycot
van Dantzig
Dantzig, 28 Dec. (A.N.P.)De pers-
afdeeling van den Dantziger Senaat deelt
mede: „De senaat van de vrije stad Dantzig
heeft tegen het door de commercieele organi
saties van Gdingen genomen besluit niets
meer in Dantzig te lcoopen en geen Dantzig-
sche onderdanen in dienst te nemen, bij de
diplomatieke vertegenwoordiging der repu
bliek Polen protest ingediend en scherpe
maatregelen geëischt tegen dit boycotbesluit.
Van den kant der Poolsche diplomatieke
vertegenwoordiging werd verklaard, dat de
vereischte maatregelen reeds genomen zijn,
met het doel de uitvoering van het bovcot-
beslult te verhinderen. Voorts werd verze
kerd, dat aan dergelijke besluiten geen be
teekenis gehecht moet worden. Overigens zal
er zorg voor gedragen worden, dat dergelijke
besluiten tegen Dantzig niet meer genomen
zullen worden.
Het Volkscommissariaat voor bin-
nenlandsche aangelegenheden publi
ceert een statistiek van gesloten ker
ken in de Sowjetunie. Volgens deze
statistiek zijn in 1935 in totaal veer
tien duizend kerken, kapellen, synagogen
enz. gesloten; tegen 3687 geestelijken
van verschillende confessies werden
door de GPoe processen gevoerd,
waarbij in 29 gevallen de doodstraf
werd uitgesproken.
Het verwoesten van kerken gaat inmiddels
voort. Zoo is onlangs met de afbraak van de
beroemde kathedraal van de Moeder Gods
van Kazan te Moskou, een onschatbaar mo
nument van oud-Russische kerkbouwkunst,
een begin gemaakt. Ook verschillende andere
kerken te Moskou worden tegenwoordig af
gebroken. Van de 1624 orthodoxe kerken en
kapellen te Moskou staan er thans nog on
geveer 90; van de 5 r.-katholieke 2 en van
de 3 luthersche 1. Het aantal geestelijken
van alle belijdenissen is te Moskou van elf
duizend tot 200 gedaald. Te Odessa is de
domkerk verwoest; evenzoo de hoofdkerk te
Petropawlowsk en te Mechtchansk. Te Ros-
tow aan de Don is van de vijf groote kerken
er slechts één overgebleven. Een speciale
sowjetcommissie trekt het land door om te
constateeren in hoeverre de plannen tot
sluiting en verwoesting van de kerken in de
afzonderlijke gebieden reeds ten uitvoer zijn
gebracht.
Het werk der commissie wordt geleid door
twee leden van het centrale comité der com
munistische partij.
Het te Warschau verschijnende Russische
blad „Woskresnope Tsohtenije" becijfert het
aantal geestelijken, monniken, nonnen, enz.,
die gedurende de 18 jaren Sowjetregiem in
de concentratiekampen zijn omgekomen op
42800. In het geheele Sowjetgebied bevinden
zich op 't oogenblik nauwelijks nog 1200
geestelijken, van wie slechts een zeer gering
aantal bij hun gemeenten gebleven is. Een
afgevaardigde in het Amerikaansche Lager
huis deeldcmede, dat lrct aantal r.k. prie
sters van 896 in 1917 tot 30 in 1936 is gedaald.
In den herfst zijn overal in de Sowjetunie
de priestervervolgingen weer begonnen. Zon
der eenigen vorm van proces werden talrijke
geestelijken naar de verstafgelegen streken
der Sowjetunie verbannen. Zoo werden te
Moskou meer dan 80, te Leningrad 110, te
Kiew 95 Russisch-orthodoxe priesters gevan
gen genomen; daarbij 54 rabbijnen. Van de
230 protestantsche voorgangers zijn er thans
nog maar 3 of 4 werkzaam.
Verder wil de godlooze centrale in Rus
land een eigen atheïstischen radiozender op
richten, welke 4.3 millioen roebel kosten zal.
Het bedrag moet door inzamelingen worden
opgebracht. In de eerste maanden van het
komende jaar moet de nieuwe zender in
werking treden. (N.R.Crt.).
Ulvenhout,
Amico,
Als ik van den
morgen wakker
wierd, dan spook
te storm deur de
lbosschen. Dan
loeiden de wind
vlagen, om ons
huiske, dat de
blinden veur 't
raam er van ram
melden. Klasten
de regens teugen
de deur mee 't ge
weid of er han
denvol erwten
teugen aan rit
sten.
't Was nog veul donker.
*t Water uit de goten ruischte in de re
genton. Ik hoorde in de bedstee, dat m'n
ton overliep, 't Overdadige water kliederde
langs de duigen en scherlde over de klin
kers van m'n stoepke achter 't huis.
Geen pïezeltje dag was nog te bekennen.
En efkens gingen m'n slaperige gedach
ten naar den groentenwagel, die 'k straks
deur deuzen zwaren dag moest douwen.
Efkens denken...' wat was 't vandaag...?
Wat 't... geen...? Ahja! Maandag!
De Kerstweek was achter den rug.
Rap zocht ik m'n electriek dievenlan
taarntje onder m'n kussel uit, knipte 't
aan, richtte 't op fn'en horloge dien 'k al-
tii aan 'nen spijker in de bedstee hang.
bij-half-zeuven!
„Hoe laat Is 1?" vroeg Trui, terwijl ik
alles zoo stillekes meugelijk dee, denkende
dat ze nog sliep.
„Kwart-over-zessen-deur, Toeteloeris."
Dat klonk beter, dan „bij-half-zeuven",
want zes uur is onzen tijd van opstaan in
den winter en Trui is altij zoo „érg" wak
ker als 't tijd is.
Meteen zette Trui de vuisten in 1 middel
van heuren rug, om d'r eigen op. te rich
ten, maar ik drukte ze mee m'n rechter
hand plat neer en zee: „kalmkes-aan van
Peuteren, hoor eerst 'ns wat 'n weer daar
buiten!"
„Weet lk al lang," zee Trui: „toe, ga
weg mee dieën knuist, 't is hoog tijd!"
„De Kerstweek is achter den rug, Truike!
kwekt e-n-ik!
„Oja?" zee ze chagrijnig.
Toen sloeg de steertklok halfzeuven.
,,'t Is tóóch..." zee Trui en meteen stapte
zij op den stoel, over de beddeplank. Als
ze daar zoo stond, toen... afijn! „Ook 'nen
goeienmorgen," zee ik daarop.
Maar Trui ging zitten of er niks gebeurd
was, trok d'r kousen aan mee 'n haast of
ze den eersten trein moest halen. En zweeg
luidruchtig. Toen schoof z'in 'r klompen en
ging de lamp aaristeken.
Terwijl Trui de plattebuis aanlee, wipte-
n-ik ook over de beddeplank, schoot 't
achterhuis in, maakte 'n lichtje, zwengelde
de pomp los, trok m'n hemd over m'nen kop
en malsch als daauw, schuimend van ge
weld, liet ik de polsdikke straal pomp
water over m'n kop, m'n rug en langs
m'nen nek klatsen. 't Koele water prikte
tot onder m'n vel. Ik voelde 't in m'n har-
sens, ik proefde, ja ik róók 't water, dat in
m'n zielement den dag dee aangloren
En ik dacht onwillekeurig aan andere
dagen, toen de knotwilgen langs den bevro
ren sloot een witte pruik ophadden. Zij
stonden daar als 'n rij gebogen, stokouwe
paterkens, stillekes te mediteeren. in d'r
hooge schouwers.
De zon zonk bloedrood achter 'n peerse
wolkbank. En rossen gloei smeulde over de
witte weareld.
'n Strakke locht puurde in groenen glans
boven m'nen kop. Koperen weerschijn
vloeide over de bevroren slooten en plas
sen. En dieper zonk de zon. En rosser
gloeide 't ijs. Wolken van gesmolten goud
vloeiden uit, boven den westerkim. Gou
wen passement hing in de toppen der roer-
looze hoornen. Langzaam smolt den zonne-
vuurbol deur de peerse mistbank, tot ie nog
maar 'n gloeiend streepke was. 'n Klon-
terke vuur dat doofde in peersen asch.
De vorst huiverde deur de witte stilte, die
overtogen wierd mee doffen nevel, die over
't landschap zeeg.
't Us in de slooten had z'n leste rosse
schamp verloren. Alle kleur doofde uit on
d'n avond spreidde zachtjes z'nen duister
over 'n roerlooze weareld, roerloos als d'n
dood eigens!
Nog stilder wierd den akker.
't Was of de stilte van 't Kerkhoveke
daar bezijen de pastorie, over de weareld
kroop.
Vaag schemerden de witte daken van m'n
dorpke teugen de graauwe avondlocht.
Vaag trokken de kromme wilgen, daar bij
den ijssloot uit m'n oogen. De weareld ver
vaagde, vervaagde tot één kleurloos waas;
alles loste op in één donkere stilte, die altij
vallen bleef nadat 't leste van de winter
zon als 'n bonske vuur was weggesmeuld
daar onder aan den hemel.
Ah! Amico! Ik mag 'm zoo geren zien,
dieën wisselenden winter mee z'n storm-
en-ontij, mee z'n stille, witte uren. Dieën
wisselenden buiten in deus tij, mee de ja
gende wolkenflarden, mee de kleere groene
rieslochten, mee de zwarte sneeuwlochten
maar ook mee de bloedrooie avondzon! Ik
mag 'm zoo geren, op den akker, mee den
glasharden kool, bevroren tot in de nerven,
maar ook mee den lauwen eerde, die zwaai'
riekt van den dooi. Ik mag 'm zoo geren,
mee z'n kale landschappen, vol teekening
van 't takkenrag, maar ook als ze besuikerd
liggen, de velden, mee den dunnen sneeuw!
Hah! als ik schilderen kost. lijk onzen
Drè, ah! Ik kroop tot m'n ellebogen in de
schoone verwen en ik klodderde en pen
seelde God Zijnen schoonen buiten in de
gloeiendste en in de reinste kleuren die 'k
mengen kost! 'k Zou willen bidden dan mee
vette verfstreken uit malsche kwasten, waar
van Rembrandt z'n goud, van Gogh z'n peer
sen dropen!
Vermolle! Geenen doek zou me te groot,
geenen kwast te struisch geen palet te bont
en geen onderwerp me te heilig zijn, om
dan buiten, onder de zon en in den sneeuw
in den storm en in vriestij brokken natuur
te stelen en te slepen naar m'n huis! 'k zou
verwen, verwen tot 'k er mager van wierd.
'k Zou schilderen zons-op en zons-ondergan-
gen mee kleuren, kleuren amico, die 'k zou
willen persen uit de blommen. Mee de flu-
weelen uit de dahlia's mee 't vuur uit de
geraniums, mee 't goud uit zonneblommen
en den gouwen-regen mee den gloei van
den Herfst.
Maar allez!
Is dat peinzen
Laat ik content zijn, da 'k *t zien kan!
Allez! Zien, zien! Nie mee d' oogen alleen.
Maar mee 't verlangend zielement, waarmee
zelfs den blinde Onzenlievenheer kan zien,
in al Z'n schoone werken!
Maar laat ik nou eerst van Kerst vertel
len. Een paar dagen daarvoor kwam Driek
binnen. Z'nen cape woog zwaar van regen,
'n Rij droppen hing te wiebelen aan de lak
ken klep van z'n facteurspet. Z'nen kop
blonk rood van den storm.
„We meugen 't hebben vandaag, Dré", zee
Driek, duiënde op mijnen groenten wagel.
„En of!" zee den Driek. En hij maakte 'nen
kuitenflikker, dat de regendroppels van
zijnen mantel in m'nen koffie sprongen.
„En hier is den brief van Ouwenbosch,
Dré. oewen Kerst!" kwekte-n-ie.
„Sigaar, Driek?"
„Mag ik "m dan bewaren, Dré.
't Is zond mee dieën regen."
M'n baaske schreef:
„Lieve Opa en Opoe.
Met de vacantie kom ik recht naai ulven
hout. Met de bus. Vader en Moeder komen
ook Eerste Kerstdag. Ik breng dus Bartje
mee, dat is zeker wel goed. Hij kan best
naast mij slapen in Uw grote bed. Ik schiet
goed op op de Mulo. En ik ben goed gezond.
Bartje eet ook veel. Hij is van de week uit
gebroken. Stiekum over het hek geklom
men en 'n glaasje limonade gaan drinken in
dat café, weet u wel. U moet mij maar
stilletjes 15 centen geven, Opa, dan hoefl
vader 't niet te weten, want Bart heeft eerst
de limonade uitgedronken en toen pas tegen
de kastelein gezegd dat ie geen centen had
En zien U, Bart heeft al straf gekregen van
Broeder Overste. Hij dacht dat ie van de
maand een goude kaart zou krijgen en dan
krijgt hij van vader en Moeder altijd 1 gul
den. En daar zou hij dan van betalen, maar
zijn goude kaart is nu naar de maan. Dure
Limonade Opa. Gulden per glas. Ik heb me
naar gelachen. Toen wou Bart vechten. Nou!
Zoo'n aap! Maar toch is hij al sterk hoor.
Opa, heb U de dingen voor het stalletje al
opgezocht. Niet afmaken hoor! Ik wil zoo
graag meehelpen, 'k Heb een ezel uitge
zaagd. Breng ik mee voor het stalletje. Hij is
goed uitgevallen. Bart zaagt ook al. Maar
dat zult u wel zien. Hij heeft 3 lapjes aan
zijn vingers. Vind hij fijn. Als je aan hem
vraagt wat heb je daar aan je vingers, dan
zegt hij o, niks, da's van 't givuurzagen. Ik
zeg het is figuur. Ik zég toch givuur zegt hij
dan. Koppig Opa, koppig! Maar de Broeders
houden veel van hem omdat hij zoo goed
bid. Hij wordt'pastoor zegt jiij. Misdiener is
hij al in onze kapel. En hij kan de heele mis
al zingen, dus hij schiet al goed op. En op
z'n kamertje heeft ie een H. Antonius, een
Liefdevrouwebeeld met een bos nagemaakte
bloemen, een groot en een klein Kruuize-
viks, een heilig schilderij van de H. Teresia
maar een rood lampje mag ie niet branden
voor brand. En vechten Opa, vechten! Hij
moet maar vlootaalmoezenier worden, dan
kan hij later mee naar den oorlog als
pastoor.
Opa ik schei er af zou U zeggen.
Veel groeten van het aalmoezeniertje ook
voor Opa en geen haarke minder van Uwen
toet a voe (dat is fout, Opa!) Dré III".
Ge ziet amico, m'n baaske wordt groot!
Hij „vadert" al over den kleinen Bart en
z'nen brief staat er zelfs vol van! En als
ge 't mij vraagt, dan heeft ie 't jong ge
woonweg uitgeschilderd. Ge ziet zóó wat
Bart veur 'n tiepke is! Nen lekkeren kwa
jongen mee 'n gouwen hartje, sjuust als Dré
III altij was.
En Trui en ik; we verlangden al als die
twee ridders komen afgezet.
Dré mee de koffers, Bart mee 'nen bal, die
ie veuruit trapt. Als ge zoo 't spanneke ziet
aankomen, dan loopt ge zoo rap als ge loo
pen kunt, om ze efkens „op te freten."
Want, als ge deuzen brief leest, allez! dan
zijn ze weer allemaal hier geweest de kin-
ders!
Het zijn prachtdagen geweest.
Als de keerskens knepperend branden, den
kleinen Dré stilletjes aan mijnen nek hangt
en z'n stralend' donker' oogskes vol staan
mee de beeldekens en keersen van „ons"
stalleke, mee „zijnen" ezel; als 'nen gouwen
schemer deur den huis werrelt van al 't dan
send keersenlicht en draden, schoonder dan
van goud nog. onzichtbare draden gespannen
wprden van hart tot hart, waarlangs de hei
melijke boodschapkens gaan van den groo-
ten Dré naar z'n Moeder, van Trui naar mij,
Als over die teer-gesponnen draden den
muziek gaat tokkelen van Heiligen Nacht-
geluk, van dankbaarheid aan 't kindeke,
dat ons weer liet samenzijn aan Zijn krib-
ken, dan..! Dan troont Trui, als de Ko
ningin van al dat. kostelijk feest van gou
wen licht van louter geluk, van onzegba-
ren rijkdom, dan troont Trui daar als de
Koningin, over de onschatbare weelde van
't bezit, waarveur Koningen hun Rijk ver
laten! De weelde van 'n groot en gelukkig
gezin, geschaard om 't Heilig Huishouwen,
daar in 't Stalleke van Bethlehem!
A,s ik an dat alles terug denk. dan wordt
t me weer erg warm om 't harte.
Veul groeten van Trui cn als altij geen
haarke minder van oewen toet a voe
DRé.