Ingezonden
AKKERTJES
De Kaasbeurs te Alkmaar
De weg door het Geestmer-
ambacht, Fruitteelt enz.
D.E.T.V.
Zoo'n Kiespijn
De strijd om de
„Betty
Bonn"
Dinsdag 29 December 1936.
Derde blad
ANTWOORD AAN DEN HEER JIMMINK.
Men schrijft ons uit Alkmaar:
De heer W. Jimmink heeft het noodig
geoordeeld een woord van protest te laten
hooren tegen het artikeltje, bevattende de
circulaire van de commissie-kaasbeurs, die
dezer dagen aan de Noord-Hollandsche
kaasproducenten was toegezonden, voorzien
van een kort naschrift. Een kleine polemiek
dunkt mij mede daarom wel gewenscht,
omdat we het verschijnsel kunnen waar
nemen, dat de oprichters van de kaasbeurs
druk bezig zijn de schuld van het weinige
succes daarvan aan de pers in de schoenen
te wrijven. Dat bleek uit de woorden, die
zijn geuit op de Algemecne Vergadering van
den Bond te Hoorn en het blijkt uit de be
wuste circulaire, waarin men kon lezen:
„Bij het geweldige vooroordeel ..vaak
gesierd met onjuiste voorstelling van za
ken)... was het te voorzien, dat het in 't
ibegin moeilijk zou worden."
Welke die onjuiste voorstellingen zijn,
werd tot dusverre nog nooit precies ge
zegd. Ook door den heer J. niet. De heer
Koster sprak over halve waarheden, die
slechter zijn <Üan heele leugens. Dingen
als het constateeren, dat er aan de beurs
weinig omging, dat de gemiddelde prijs er
een halve cent lager was. en dergelijke,
kunnen niet bedoeld zijn. Die waren volko
men juist en de heer Jimmink zal ze niet
kunnen ontkennen, zonder in tegenspraak
te komen met de aangehaalde circulaire,
waarin verschillende passages voorkomen,
die er op wijzen, dat de moed er bij de pro
ducenten uitgaat, dat de ontwikkeling er
van wordt tegengehouden, enz. enz., kortom
'dat het niet wil.
De pers! Natuurlijk! Die ïs de schuld.
Maar gelooft de heer Jimmink ook niet,
dat de kaasproducenten zich aan de beurs
zouden verdringen, indien er wèl werd ver
kocht, indien de prijs er een half centje
honger was dan aan de markt? Alle cou
rantenberichten ten spijt? Och kom, mijn
heer Jimmink, U weet zelf wel beter.
Nu wordt weer „een draai van 180 gra
den gegeven aan een goed opgezette recla
me." Wat is er dan gebeurd? Er is een
circulaire van de „commissie-kaasbeurs"
in haar geheel overgenomen, voorzien
van een kort onderschrift.
Indien ze echter zoo „goed is opgezet"' als
de heer J. zegt, waarom dan zoo warm te
loopen? Zóó warm, dat de heer J. zich zelfs
meent te moeten bezondigen aan hatelijkheid
jes als het aanduiden van iemand „die on
eindig veel hooger staat dan uw correspon
dent". Als ik dat nu ook eens ging doen,
ide heer Jimmink legde er op zijn beurt nog
een schepje op, enz., dan zouden we de
kans loopen, dat onze artikelen het uiter
lijk kregen van een adresboek of een inter-
locale telefoongids. Droge kost! En dus volg
ik den geachten inzender maar niet in die
irichting.
Weet U, wat hef merkwaardige van de
Circulaire was, mijnheer Jimmink? Dat ze
een glad erkennen inhield van de moeilijk
heden, die de beurs ondervindt en die naar
buiten zoo angstvallig verborgen worden
gehouden. Dat het schrijven niet voor pu
bliciteit bestemd was, is begrijpelijk. Maar
dat is iets anders.
Er wordt een beroep in gedaan op saam-
hoorigheid, en ik ben de laatste om dat de
samenstellers kwalijk te nemen? Maar wait
wordt de beurzers geboden? In de eerste
plaats idieele voordeelen. „Waar staat dat?"
roep U uit. In de circulaire, mijnheer Jim
mink. Heeft U die dan niet goed gelezen?
„Niet in de eerste plaats de overweging, dat
de verkoop op monster goedkoopcr is dan
het aanvoeren en verkoopèn op de markt,
maar wel de overtuiging, dat de kaasmarkt
sedert lang in zeer veel opzichten niet meer
biedt een doelmatige afzetmogelijkheid en
den producenten in wezen geen volledige
vrijheid bij den verkoop van het product
waarborgt, hebben tot stichting van een
kaasbeurs geleid."
Niet dus in de eerste plaats financieele
overwegingen, waarom het naar we mee-
nen op een markt juist gaat hebben tot de
stichting van een kaasbeurs geleid. Dat de
commissie-kaasbeurs dit argument laat val
len, komt omdat ze weet, dat ze het niet
langer kan hanteeren.
Maar wat zijn het voor meer doelmatige
afzetmogelijkheden, die geen betere finan
cieele resultaten bieden? Een slag in de
lucht is het, meer niet. Ziet U nu misschien
zelf ook in, dat de circulaire toch wel merk
waardig was?
De bond heeft niets met de kaasbeurs te
maken, zegtU? Maar de algemeene vergade
ring dan, de vorige week? Was die van den
bond of van de beurs? Uit het daar behan
delde is het moeilijk op te maken, want de
gang van zaken aan de beurs maakte een
groot deel uit van de besprekingen, terwijl
het een vergadering van den bond heette te
zijn.
Er is verzet van kaashandelaren „tegen
hun overtuiging". Hoe weet U dat? Wie kan
de handelaren beletten aan de beurs te
koopen, indien ze dat willen? Al weer: U
weet wel beter. Want het koopen is even
vrijwillig als het beurzen.
Ik wil graag aannemen, dat de heer Jim
mink evenals de leden van de commissie-
kaasbeurs het goed meenen, dat het inder
daad hun bedoeling is den producent vooruit
te helpen. De fout schijnt mij echter e zijn,
dat zij zich niet ontzien het bestaande af te
breken om daarvoor iets in de plaats te
stellen, waarvan ze wel allerlei goeds ver
wachten, zonder dat ze echter die resultaten
ook maar in het minst kunnen garandeeren.
Er is in dit gewest nog slechts één behoor
lijke kaasmarkt over, een instelling, die
dat mag als vaststaand gelden door Fries
land ongaarne wordt gezien en die ons wordt
benijd. Een kaasbeurs is te beschouwen als
een gelijkschakeling en past als zoodanig
wellicht in de gedachtengang van sommige
tijdgenooten. Dan nog pasteurisatie van de
kaasmelk, waarvoor, naar we hopen de re
geering weldra een stokje zal steken en
het geheele voordeel van de Noord-Holland
sche kaas is heen. Hoe onze Noord-Holland
sche producenten zich dan moeten redden,
De Meesterin zijn Wijsheid, wikt.
De Leerling, in zijn Waan, beschikt
Als Staring nog leefde, hij zou in de mo
raal van het motto, hierboven geplaatst, de
sprekende toepassing zien in wat er over
de fruitteelt, den nieuwen weg enz. is ge
schreven. Verschillende deskundigen toch,
die over deze. zaak hun licht hebben laten
schijnen, staan afwijzend tegenover deze op
geworpen plannen; de redactie van de Tuin
derij, ongetwijfeld alleszins tot oordeelen be
voegd, steekt waarschuwend den vinger op
tegen hen, die in de vervanging van groen-
tenteclt door fruitteelt het middel zien om
uit den noodtoestand te geraken; geen enke
le tot oordeelen bevoegde heeft in den aan
leg van een nieuwen weg door het Geest-
merambacht, welke aanleg dan zou moeten
geschieden in verband met de fruitteelt en
de ruilverkaveling, de uitkomst gezien voor
de noodlijdende tuinbouwers. Op een verga
dering, den 19 September 1936 te Noordschar
woude gehouden, waar de vraag besproken
wordt over de mogelijkheid en wensche-
lijkheid van den aanleg van een weg van
Noord naar Zuid door het Geestmerambacht
zegt de heer Kooiman, lid van Gedeputeerde
Staten van Noord-Holland, dat hij en de
heer Michels hier gekomen zijn om te
luisteren.
In de laatst gehouden vergadering van
Provinciale Staten van Noordholland, waar
over deze zaken wordt gesproken, gaan G.S.
bij monde van den heer Ivooijman niet
in op den aandrang van den heer Van
Dok om ook in het Geestmerambacht een
demonstratiebedrijf, voor fruitteelt te stich
ten. Ged. Staten, gaat de heer K. voort, zijn
nuchter en hebben geen te groote verwach
tingen van deze zaak. Wat de moeilijkheden
in het Geestmerambacht betreft, deelt de
heer Kooiman mee, dat in Januari a.s. Ged.
Staten met de gemeentebesturen aldaar een
vergadering zullen houden ter bespreking
van eenige rapporten omtrent deze moei
lijkheden. We zouden kunnen voortgaan
met aanhalingen, die het bewijs leveren.
vooral wanneer, wat lang niet buitengesloten
schijnt, na 1 April de regeling omtrent de
consumptiemelklevering wordt gewijzigd en
we hier de volle concurrentie krijgen van
Friesland, is mij .een raadsel.
Logisch zou het mij schijnen, indien de
bond zich met inzet van alle krachten in
het vuur legde om dit gevaar af te wenden.
Inplaats daarvan trekt men tegen elkaar
te lijf, waarbij de eene partij met den voor
zitter van den bond aan het hoofd nota bene
van zins is één der privilegiën, waarover
Noord-Holand nog beschikt, op te ruimen.
Zulke dingen voeren altijd tot scheuring en
bovendien lachen de Friesche heeren in hun
vuistje. De weg wordt hen geeffend. En de
boeren hier? Die zullen straks wel anders
piepen, wanneer ze hun consumptiemelk
zien verdringen door de Friesche, terwijl ze
hun kaas hebben gelijkgeschakeld tot die
uit dat gewest.
U moogt dit alles nu gerust opgeschroefd
noemen, getuigend van zwakheid of rade
loosheid. Mij best. Het raakt mij de koude
kleeren niet, want ik vang kaasgeld noch
melkgeld. Wat ik slechts kan doen is waar
schuwen. Opdat de heeren, ,die oneindig veel
hooger staan dan ik", misschien wakker zul
len worden en het gevaar zullen zien, dat
dreigt.
Intusschen doet het mij genoegen, dat de
kaasmarkt zich handhaaft en dat de beurs,
blijkens de bewuste circulaire, zich in geen
groote bloei mag verheugen. Niet vóór mij,
mijnheer Jimmink, persoonlijk gaat het mij
niet aan. Maar voor den boer in het alge
meen, die mijns inziens door enkele voor
mannen in het moeras wordt gedreven.
Indien U hierin wenscht te lezen een
gering ontzag voor sommige der tegenwoor
dige leiders, dan staat U dit vrij. Maar om
die leiders gaat het toch eigeplijk ook niet
in de eerste plaats. De kern van alles is: het
belang van den Noord-Holandschen boer, die
zich niettegenstaande hard zwoegen, vaak
niet meer dan een armzalig bestaan weet te
verwerven.
dat men Jn deze zaak zoekt en tast. Doch
te midden van dat zoeken en tasten rijst
als de Deux m Machina opex Kuiper
Fz., die vaststelt, dat de weg door het Geest
merambacht is een levensquaestie voor Lan-
gendijk. „De meester, in zijn Wijsheid, wikt;
De leerling
In zake bovenstaand onderwerp hebben
wij er ons altijd opzettelijk van onthouden
een bepaald standpunt in te nemen en heb
ben we ons bepaald, tegenover de o.i. over
dreven perspectieven, welke met de fruit
teelt enz. voor Langendijk zouden worden
geopend, ook de bezwaren en de te verwach
ten ontgoocheling te vermelden, opgewor
pen door ter zake kundige personen en or
ganen. Wij meenden, dat dit het eenige
juiste standpunt in dezen was voor pers-
menschen, wien het er immers om te doen
moet zijn, de lezers zoo uitvoerig mogelijk
en objectief in te lichten. Vooral geldt dit
een zaak, waaraan zooveel kanten zijn, en
welke onmogelijk in een vloek en een zucht
kan worden opgelost. Voor hem, die in de
zen een weloverwogen oordeel durft uit te
spreken, is niet alleen noodig een grondige
kennis met betrekking tot de fruitteelt in
haar vollen omvang en beteekenis maar bo
vendien is daartoe een juist inzicht in den
oconomischen kant van het vraagstuk on
misbaar Het getuigt dan ook o.i. van een
onvergetelijke arrogantie als een leek zich
de vrijheid durft permitteeren deze stelling
uit te spreken (in verband met de fruit
teelt- en ruilverkavelings plannen): de aan
leg van den weg door het Geestmerambacht
is een levensquaestie voor Langendijk. Durf
de b.v. Ir. Hazeloop of Prof. Sprenger van
de Landbouwhoogeschool, die zich hijzon
der voor fruitteelt interesseert, een derge
lijke stelling te poneeren, dan zouden we
met aandacht naar de toelichting en het
bewijs er van luisteren. Maar als we zoo
voor en na van die propaganda-artikeltjes
lezen, afkomstig, van iemand, dien we
reeds lang van die arrogantie hadden ver
dacht en die zich nu heeft ontpopt als de
propagandist, wien men toch geen deskun
digheid op dit gebied zal willen en kunnen
toeschrijven, dan is er immers zeker alle
aanleiding toe, om het publiek tegen der
gelijke schrijverij, te waarschuwen en in
bescherming te nemen. In deze zaak moet
de pers zich tot taak stellen, een juist over
zicht te verschaffen en moet zij niet een
zijdige voorstelling van zaken geven, doch
heeft zij ook melding te maken van ander'
tegengesteld oordeel. Daarom lag het op on
zen weg de lezers van de Sch. Crt. in kennis
te stellen met een artikel in De Tuinderij,
het orgaan van den georganiseerden tuin
bouw, die, als in dat, bij stukjes opgeworpen
plan ook maar eenig perspectief was te zien
van de lijnen voor een welvaartsplan voor
de Langendijker tuinders, deze plannen on
getwijfeld als serieus had genomen. Daar
dit niet het geval is, past het den oningewij
de, voorloopig de noodige bescheidenheid in
acht te nemen.
We weten nu, dat propaganda is gevoerd
voor deze zaak, waarin de propagandist on
deskundig is. Daarom was het noodig dat
het publiek den naam van den schrijver
kende. Bij eenvoudige vermelding van het
pro en contra is dat niet noodig. De pro-
en contraverdedigers zijn dan de verantwoor
delijke personen.
In zijn ijver om een kromme zaa recht
te trachten te praten, haalt de schrijver nog
enkele domme dingen uit, waarmee hij op
nog duidelijker wijze zijn verregaande on
kunde aan den dag legt. Ten eerste vertelt
hij, dat de bron, waaruit hij putte,, niet in
St. Pancras is geslagen, doch dat hij putte
uit de notulen van een vergadering, waarin
overde mogelijkheid van den aanleg van
den weg door het G.A. werd gesproken Men
lette nu echter op: De critiek, die wij lever
den op den subjectieven inhoud van zijn
geschrijf gold schrijverij, van vóór die ver
gadering.
En dan laat onze opponent vet drukken
in de mededeeling van Gedeputeerde Kooij-
man, dat ook in andere deelen der provin
cie (dan te Hoofddorp) proefbedrijven wor
den gesticht. De vergadering van Prov.
Staten is net gehouden, zoodat men nu
kan nagaan of onze propagandist voor
den nieuwen weg gelijk heeft, als hij zegt,
dat dit ook in het G.A. zal geschieden.
Ernstiger wordt demisleidende voorstel
ling van zaken als hij er op wijst, hoezeer
de wenschelijkheid van een weg door het
Geestmerambacht en een of andere cultuur
wijziging, door verschillende vooraanstaan
de personen uit het Geestmerambacht wordt
gevoeld" En dan citeert hij de notulen van
de verg. van 19 Sept. 1936 over de mogelijk
heid van den aanleg van een weg en haalt
dan o.m. de heeren Van Spengler, Slot, Oot-
jers, Groen en Du Burck aan als personen,
die, „zoozeer de wenschelijkheid van een
weg door het G. A. voelen"! Geen dezer
heeren heeft zich in eenigerlei opzicht in
dien geest uitgelaten. Dat staat ook niet
in de notulen te lezen, gezwegen nog van
de vraag, of die notulen een juiste weerga
ve van het gesprokene geven. Waar allen
het in deze zaak over eens zijn, is, dat het
de laatste jaren in de Langendijker tuin
bouwstreek buitengewoon slecht is voor de
tuinders en dat de voornaamste oorzaak
daarvan is de onmogelijkheid, om voldoen
de groenten te exporteeren. Dat zij, die ge
roepen zijn, leiding te geven en de belan
gen der inwoners hebben te behartigen, van
oordeel zijn, dat verandering in deze toe
standen behoort te komen, ligt voor de
hand. En dat zij ieder gezond plan, dat
wil trachten verandering en verbetering te
brengen met zorg in overweging zullen ne
men en bestudeeren, behoeft geen nadere
bevestiging. Dat een dergelijk onderwerp
niet zoo eenvoudig is, is duidelijk. Zoo ge
makkelijk laten zich helaas de moeilijkheden
niet oplossen. Voorlichting is daarvoor noo
dig van deskundige zijde, van menschen,
die autoriteit bezitten op verschillend ter
rein, dat verband houdt met de oplossing
van het vraagstuk van den noodtoestand,
waarin de tuinbouw in het G. A. verkeert.
Dwaasheid is het in dit stadium te dur
ven zeggen, dat de aanleg van den bedoel
den weg een levensbelang is voor Langen
dijk. Dat mag alleen gezegd worden door
menschen, die een breed opgezette studie
hebben gemaakt van alles, wat met de voor
gestelde plannen verband houdt en die dus
de stelling op grond van talrijke gegevens
kunnen verdedigen. Tot nu toe wachten we
op den geleerde die deze stelling poneert.
Zoodra we zijn stellingen en zijn motivee
ring daartoe hebben, zullen we ons haasten,
daarvan in de Schager Courant melding te
maken. Zoolang dat niet het geval is, heb
ben beunhazen als een waarvan er in het
nummer van 17 December aan het woord
is geweest, in het belang van de goede zaak
te zwijgen.
Uit onze Omgeving
WIERINGEN
Vergadering van de visschers-
vereeniging DETV op Zondag
middag in calé Scheltus t«
Hippolytushoef.
Aanwezig 86 leden.
Voorzitter de heer J. J. Tijsen opende met
welkom.
Van het bestuur is de penningmeester
afwezig wegens familieomstandigheden, en
de heer Kooij wegens ziekte.
De voorzitter zegt, dat al wordt maar eens
per jaar vergaderd, de vereeniging niet
slecht loopt.
Er wordt door het bestuur zeer actief ge
werkt.
De secretaris, de heer Jb. Lont leest ver
volgens de notulen, welke onveranderd
worden goedgekeurd.
Mededeelingen en Ingekomen
Stukken.
Contact-commissie.
Uit een schrijven van de Contactcommissie
blijkt dat uit Wieringen hierin geen lid kan
zitting nemen, omdat deze Commissie uit
sluitend kan bestaan uit IJsselmeervisschers
Voorzitter en Burgemeester Kolff hebben ge
tracht wel iemand benoemd te zien, doch
deze bemoeienissen hadden geen succes.
Nadien heeft het bestuur van D.E.T.V. een
request ingediend, omdat het meende dat
Wieringen wel belang heeft bij de bevis-
sching van hetIJselmeer. Naar aanleiding
van dit request is een tweede contact-com
missie benoemd, en daarin hebben voor
om het uit te schreeuwen....
Natuurlijk kan alleen de tandarts Uw zieke
kies beter maken. Maar 's nachts, als de
f)ijn door de warmte van Uw bed hoe
anger hoe heftiger wordt, of als Ge door
Uw werk niet naar hem toe kunt gaant
Neem dan één of twee van die onmiddellijk
werkende "AKKERTJES", die U van Uw
f>ijn verlossen. Ze nemen de zenuwprikke-
ing weg, die de oorzaak van Uw lijden is.
Heb dus steeds een buisje "AKKERTJES"
bij de hand. In ontelbare gevallen zullen
ze U en Uw huisgenooten onschatbare
diensten bewijzen. "AKKERTJES" zijn ook
ongeëvenaard door hun snelle pijnstillende
werking bij allerlei aandoeningen alsj
Hoofdpijn, Kiespijn, Zenuwpijn, Lenden
pijn, Rheumatische pijnen, Vrouwenpijn,
Onbehaaglijkheid, Migraine en „Kater".
Overal verkrijgbaar. Per 12 stuks 52 cenL
Volgens recept van Apotheker Dumont
F eullleton
door Friedrich
L i n d e m a n
32.
Nog gedurende twee dagen was de figuur
van den betreurden Kapitein het middelpunt
der clubdebatten. Na drie dagen stond in de
„Gibraltar Chronicle" de eerste, nog een
beetje versluierde aanval tegen een hopelijk
toevallig betreurenswaardig misverstand,
waarvan de hopelijk vlugge oplossing de eer
en het aanzien van Gibraltar in het buiten
land, enz. enz. enz.
Ja, ja, Bristol werd het hoofdkwartier te
gen Trevor.
Billy Thompson resideerde daar, en diri
geerde. Minstens drie maal per dag kwam
de Consul en ontving zijn instructies. Hij
moest naar den President van het Gerechts
hof, Sir William Douglas.
Hij moet naar den havendienst, naar de
Courant, naar het Telegraafkantoor. Tele
grammen naar Londen, telegrammen naar
New-York. De tegenactie was ingezet en
Thompson vond steeds weer nieuwe middelen.
De eerste berichten van Engelsche en Arae-
rikaansche kranten kwamen binnen.
Wat is er eigenlijk aan de hand? Zendt
honderd pagina's „Justitieschandaal!" in Gi
braltar. Deze telegrammen gaf Thompson met
een breeden glimlach door aan Sir William
en van ieder een afschrift aan den reporter
van de „Gibraltar Chronicles". Men moet het
ijzer smeden als het heet is.
Den dag na mijn beide tegenstrijdige ge
sprekken met Spurling en Crane trof ik Nan-
cy Trevor aan het strand van Catalan Bay.
Ik moet toegeven, ik had op haar gewacht,
alleen al reeds omdat ik met mij bekende
feiten aan den achtergrond van de „Betty
Bonn" mij niet meer bij Trevor waagde.
Integendeel, Crane had zelfs verzocht
Thompsons drijfveeren verder te vertellen.
Maar wat zouden de gevolgen zijn, als ik
als een soort berichtgever bij Trevor zou ko
men? Ten eerste zou hij Thompson beslist
laten inrekenen, zeker als hij te New-York
terug zou zijn. Maar de kwestie der verzeke-
ringszwendel had toch nog maar heel uit de
verte iets te maken met de verdwijning der
„Betty Bonn" bemanning.
Zeker, wanneer het schip zelf verloren was,
dan kon men natuurlijk den verzekeringszwen-
del er mee in verband brengen. Maar nu? Het
was niet alleen geen enkel voordeel, maar het
zou bovendien nog tot de onaangenaemste ge-
volgen~leiden. Maar wat voor nieuws zeiden
per slot de vertellingen van de beide zeelui
over het geheim der verdwijning van de be
manning der „Betty Bonn"? Niets. Absoluut
niets.
Hoogstens iets over den mensch Spurling
en, dat hij niet zoo vreemd tegenover de be
manning van de „Betty Bonn" gestaan had
als hij eerst verteld had.
Maar ook deze terughoudendheid van den
kleinen kapitein was aannemelijk, wanneer
men zijn verhouding tot Glover en de vrouw
kende. In ieder geval, iets bijzonders, ge
schikt voor de oplossing van het raadsel om
trent de verdwijning, gaven de verhalen niet.
Iets zou in ieder geval het gevolg van mijn
mededeelingen zijn: Trevors fantasie zou op
nieuw worden opgewekt. En dat vreesde ik
nog het allermeeste.
Hij zou zich opnieuw in eindelooze moei
lijkheden verdiepen, duizend nieuwe sporen
volgen. Hij zou zich steeds dieper verwarren
in het net zijner onderzoekingen, steeds weer
nieuwe bergen akten samenstellen, die hij per
slot van rekening toch nergens anders voor
zou kunnen gebruiken als voor den brand
stapel zijner wenschen.
Want dat deze onderzoekingen geen resul
taat konden opleveren, daar was ik overtuigd
van.
Spurling wilde zich niet verder uitlaten, dan
hij in het protocol gedaan had. Waarschijnlijk
kon hij ook niet meer zeggen. Hij was natuur
lijk op de een of andere raadselachtige ma
nier met het geheim der Betty Bonn verbon
den, maar schuldig aan het verdwijnen der
bemanning was hij niet
Dat geloofde ik van hem. Zijn menschen
zouden zeker niet meer zeggen dan hun ka
pitein gedaan had. Bbleef dus alleen over Mr.
Thompson, die zonder eenigen twijfel meer
wist van zijn schip en de bemanning. Maar
die zou zeker zwijgen, deels uit angst, en dan,
hij zou zeker geen woord zeggen, dat de
„Frisco" bemanning belasten zou.
Op deze manier zag ik geen enkele moge
lijkheid meer voor Trevor. Of het had moeten
zijn, dat ergens een der leden van de beman
ning weer was opgedoken. Doch hieraan viel
nauwelijks te denken.
Over dit alles sprak ik met Nancy aan het
strand van Catalan Bay. En het resultaat van
mijn overwegingen was:
Ik geloof niet, dat ik nog lang te Gi
braltar zal blijven.
Op dit oogenblik voelde ik maar al te zeer
hoe smartelijk deze woorden mij op de tong
lagen.
Alles hield mij terug bij Nancy, maar er
was veel dat mij tegenhield, ja zelfs had ik
een bepaalden angst, mij te binden. Nancy
was er de vrouw niet naar om een vluchtig
spelletje mee te spelen.
Voor haar was er maar een mogelijkheid.
Maar dat eene juist vreesde ik. Ik was man
van de krant, wereldreiziger, jong, onrustig.
Een vrouw zou mij aan een bepaalde plaats
binden, zou aanhankelijk zijn, zooals ik mij
voorstelde, en dat, neen, dat zou ik nooit kun
nen verdragen. Dus bleef mij geen anderen
uitweg over: de scheiding.
Uw vader moest het onderzoek staken.
Het had geen zin meer.
Nancy sprak slechts een enkel woord.
Londen.
Ik kon haar helaas geen troost geven.
Deze hoop is ditmaal vervlogen. Misschien
komt het nog eens. Maar haar vader moest
dit bedenken, dat hij zijn naam als rechter
steeds meer in discrediet bracht, hoe verder
hij het onderzoek zou doordrijven.
De openbare meening was al tegen hem.
Op welke gronden, dat kunnen we rustig on
aangeroerd laten. Maar ik zou het voor zeer
onverstandig houden wanneer hij nu nog op
zijn recht en zelfs op zijn plicht bleef wijzen.
Het is onmogelijk, ook maar ergens een
nieuw schuldbewijs te ontdekken. En daar
enboven beteekent iedere dag, dien hij twij
felt, een steen meer, dien men hem om zjjn
hals zal hangen. Ja zelfs vrees ik, dat men
hem nog eenmaal overplaatsen zal, maar dan
niet naar Londen
In Nancy's oogen was een vochtige waas.
Wat gaan we doen?
Ik haalde mijn schouders op.
Dat is precies de vraag, die ik u stellen
wou: Wat moet ik doen?
Ga naar vader toe.
Daar ben ik bang voor.
Ge moet hem de waarheid zeggen.
Alles, wat ik weet?
Ik geloof dat het genoeg is, als ge hem
zegt, niet meer van de schuld van Spurling
overtuigd te zijn.
Wat bedoelt ge? Waarom zou dat ge
noeg zijn.
Vader zweert bij u. Gij zijt voor hem de
eenige mensch in Gibraltar, waar hij mee
praten kan en van wiens eerlijke meening hij
overtuigd is.
Wat bedoelt ge? Waarom zou dat ge
noeg zijn.
Vader zweert bij u. Gij zijt voor hem de
eenige mensch in Gibraltar, waar hij mee
praten kan en van wiens eerlijke meening hij
overtuigd is.
En denkt ge, dat hij dan....~?
Ja, dan zult ge kunnen vertrekken.
Toch duurde het nog enkele dagen voor ik
den moed had naar Trevor toe te gaan.
Eerst den 17en Januari, zocht ik hem op.
Hij ontving mij met oprechte vreugde. Hij
werd zelfs rood, toen ik binnentrad. Hij sprong
op achter zijn schrijfbureau.
Eindelijk weer een mensch! Ik geloofde
al, dat gij mè ook vergeten waart. Maar dat!
daargelaten. Kom, help mij.
Uit den klank van zijno stem klonk vreug
de en terughoudendheid, hoop en bitterheid
tegelijk. Dat merkte ik duidelijk. Daarom twij
felde ik ook, datgene uit te spreken, wat ik
mij voorgenomen had, te zeggen. Maar omdat
het toch eenmaal gezegd moest worden, zei
ik hem maar dadelijk, toen wij weer, zooals
vroeger, tegenover elkaar zaten.
Ja, meneer de Rijksadvocaat, ik moet u
iets zeggen, dat mij zwaar valt, dubbel zwaar,
omdat ik niet eens een heldere reden voor mijn
inzicht te berde kan brengen. Maar het zit
zoo: ik voor mij geloof niet meer aan een
misdaad door den Kapitein van de „Frisco".