De man achter de
schermen
Interessante
Opgravingen
wonden overleden
Martin Johnson is aan zijn
De strijd om de
u* „Betty
i^Bonn"
te stellen, moet men technisch-
sterke spelers hebben. Niet min
der belangrijk is de man die deel
uitmaakt van de commissie die
het vertegenwoordigende natio
nale elftal samenstelt. Hij moet
naast verstand van voetbal, ver
stand van voetballers hebben;
hun bijzondere eigenschappen
moet hij weten te onderschei
den en zijn inzicht is beslissend
voor den roep van een lands-
elftal.
(Van onzen Sportmedewerker).
De moderne voetbalsport van onzen tijd
is in zekeren zin een sport-wetenschap ge
worden met talloos vele vertakkingen.
Haar beoefenaars hebben niets onbeproefd
gelaten om alle mogelijkheden van de tech
niek van het voetbal uit te buiten; zij heb
ben systemen bedacht en die in den loop
der tijden weer veranderd en verbeterd,
zoodat tenslotte alle problemen, die zich op
het groene veld kunnen voordoen, een oplos
sing hebben gekregen.
De verbetering van* het spelpeil van de
groote massa van doorsnee-voetballers gaat
gepaard met een allengs hoogere ontwikke
ling van het kunnen der bijzondere voetbal
sterren en dat is ook wel noodzakelijk want
tenslotte moet de, uiteraard kleine, keur-
groep van begaafde spelers uit het groote
leger der gewone, middelmatige voetballers
gerecruteerd worden. Hoe meer geschoold
de enkeling is, hoe hooger zijn prestaties
zijn en des te grooter zal het resultaat zijn
voor de geheele voetbalgemeenschap en voor
den roep van het voetbal in het algemeen.
Daar staat natuurlijk tegenover, dat een
enkele uitblinker in een voetbalelftal geens
zins in staat is de prestaties van het ge
heele elftal tot die van een „Wunderteam"
op te voeren; zelfs is hij vaak niet eens in
staat om een wedstrijd voor zijn team te
„redden". Daarvoor is het voetbal nu een
maal een te weinig individueele sport en
teveel een sport van team-verband, waarin
het doel alleen door onderling samenspel
in dit geval van elf spelers bereikt kan
worden.
Daarom ook is het zoo belangrijk dat een
elftal, wanneer dat maar even mogelijk is,
steeds weer in dezelfde opstelling uitkomt.
Men kent elkanders bijzondere capaciteiten
en weet elkanders krachten zoo goed moge
lijk te benutten; er behoeft niet te worden
gedocht of geprobeerd; de wijze van combi
neeren is bekend en het is het pl'öegverband
dat uiteindelijk zal zegevieren.
Hoe duidelijk komt deze noodzakelijkheid
van het kennen van elkanders spel in
steden wedstrijden naar voren. Voor het
vertegenwoordigende elftal worden natuur
lijk de sterkste clubspelers gekozen, maar de
kracht en de roep van de spelers hebben
tenslotte uiteraard betrekking op de wed
strijden in hun eigen vereenigingen,met hun
clubspelers als steun; in bekend verband
dus.
.Doorgaans zien wij een elftal, samen
gesteld uit 11 individueel werkelijk goed
spelende voetballers, maar wiens onderling
samenspel nog gevormd moet worden en
die dus als team nog in het geheel geen
bijzondere beteekenis hebben.
Daarvoor ook zijn voor het vertegenwoor
digende nationale elftal de vele trainings
wedstrijden en oefenavonden zoo uitermate
noodzakelijk en een gelegenheid die niet ge
noeg kan worden aangegrepen om elkanders
spel nader te leeren kennen en om uit elf
sterke voetballers een sterk spelend, goed
combineerend elftal te maken.
Tenslotte meet men de voetbalcapaciteiten
van een land nu eenmaal af naar de presta"
ties van het nationale elftal dat het ver
tegenwoordigt, ook al zijn die prestaties dik
wijls minder dan van de clubteams onder
ling. Het spx-eekwoord van het aantal hoof
den en het evengroote aantal zinnen, is dik
wijls op het voetbalveld duidelijk merkbaar,
tot schade van de prestaties van het team.
Er is werkelijk heel wat voor noodig om
een plaats in een landselftal in te nemen,
die gerechtvaardigd is en zeker meer dan de
gewone voetbal-ervaring. Naast een groote
mate van voetbal-technische kennis behoeft
de speler een zekere „feeling" om zich in te
dienken in de psyche van zijn tegenstanders
en zich bij hun spel te kunnen aanpassen.
Dat zijn dingen die men nu eenmaal niet
kan leeren, maar die men moet kunnen aan
voelen. Die eigenschappen bij de spelers te
kunnen ontdekken, dat op zichzelf ook al
weer een kunst is, dat is* het werk van den
„man achter de schermen" of van enkele
van hen, tezamen uitmakende de „keuze
commissie".
Het zijn deze kunstenaars en ware voet
bal-strategen van wie het wel en het wee
van een vertegenwoordigend elftal afhangt.
En zoo er nu aan een belangrijiken inter
nationalen wedstrijd een lange tijd van
voorbereiding voorafgaat, zoodat de leden
der commissie rustig de gelegenheid hebben
„sterren" te ontdekken door verschillende
competitie-wedstrijden te bezoeken, dan zal
die selectie doorgaans wel gedegen zijn,
maar hoe vaak worden niet een of meer
uitverkorenen kort voor den wedstrijd ge
blesseerd en moeten dan op het laatste nip
pertje vervangen worden?
Daarom is het zoo noodzakelijk een zoo
groot en zoo sterk mogelijke garde van
reserves te hebben, waardoor niet verder
behoeft te worden gezocht. En er is meer
wat verlangd wordt van de „mannen achter
de schermen". Hui) werk houdt na de
samenstelling van het landselftal niet op,
De Egyptenaren zeildendoor
de woestijn. Een Italiaansch
geleerde ontdekte in Midden-
Egypte twee belangrijke tempels
(Van onze V.P.B.-correspondent).
De oude Egyptenaren gebruikten eigen
aardige vervoermiddelen, die met behulp
van zeilen en wind voortbewogen werden en
zoo door de woestijn konden „zeilen". Dit
oude verkeersmiddel, dat 'aan den zeilwa
gen van Stevin doet denken, werd onlangs
bij archeologische opgravingen in Midden-
Egypte door een Italiaansche wetenschappe
lijke expeditie ontdekt. Aan het hoofd van
deze expeditie stond professor Achille
Vogliano, die aan de universiteit te Milaan
den leerstoel van Grieksche literatuur bezet.
De onderzoekingen .werden gefinancierd
door het Italiaansche Ministerie van Onder- i
wijs, de Koninklijke Academie en de stad
Milaan.
Op zoek naar twee tempels.
Professor Vogliano had bij vroegere op
gravingen belangrijke papyrusrollen gevon
den en bij de ontcijfering daarvan kreeg
men kennis van het bestaan van twee be
langrijke tempels, die tot de periode van de
Ptolemaeën en de Pharaonen behooren. Zij
liggen bij Maddinet Madi ten zuid-westen
van het Fayoemmeer in Midden-Egypte. Op
de plaats van Maddinet Madi lag de oude
stad Gia. De toegang tot dit gebied was
zeer moeilijk. Op het verzoek van prof.
Vogliano stelde de Egyptische regeering
eenige vliegtuigen ter beschikking. Uit lucht-
opnamen bleek, dat er eenige wegen door
dit gebied voerden en op een kruispunt
daarvan verhief zich boven het zand een
groote steen, waaruit prof. Vogliano conclu
deerde, dat hier de Pharaonentempel ge
legen was. Spoedig werd nu een begin ge
maakt met de opgravingen; hooge bergen
zand moesten weggegraven worden en op
zij moeten immers bovendien beoordeelen of
een speler in vorm is. En het is algemeen
bekend, wanneer een speler een wedstrijd
goed of slecht speelt, dan behoeft dat nog
geenszins te beteekenen, dat hij goed of
slecht is. Dat hangt van ozo veel andere fac
toren af. Van zijn medespelers of van den
kracht der tegenpartij bijvoorbeeld.
Er is nog een factor die altijd weer van
grooten invloed is op het spel van een elf
tal, dat is de terreingesteldheid. Er zijn
zeer beslist spelers die op een hard veld
middelmatig spelen en die op een weekeren
grond met recht in hun element zijn. Ande
ren zijn er, die zich buitengewoon hebben
aangepast aan het spelen op een glad ter
rein en zich daarop het best in vorm too-
nen. Vaak immers komt het voor dat een
terrein, waarop den volgenden dag een
intei'nationale wedstrijd wordt gespeeld, des
nachts lichtelijk bevriest en daardoor van
gesteldheid verandert; zelfs zoo iets kan
van invloed zijn op een vervanging van een
speler, die meer is ingesteld op een hard
of glad veld.
Men ziet het, de kracht van een nationaal
elftal is voor een groot deel afhankelijk van
het inzicht van hen die het moeten samen
stellen. Voor wat ons land betreft mogen
wij ons voorzeker gelukkig prijzen met een
keuze-commissie die nu al jaren lang blijk
geeft haar taak te beheerschen. Het Neder-
landsch elftal heeft een roep gekregen in
Europa, die waarlijk niet het gevolg is van
het sublieme spel van één enkelen speler;
de goede verstandhouding in ons Neder-
landsch elftal is algemeen bekend. Het is
waarlijk begrijpelijk, dat de Duitsche sport
bladen met eenige bezorgdheid gewagen van
den aanstaanden wedstrijd in Düsseldorf,
DuitschlandNederland, op 31 Januari a.s.,
die, in het bijzonder door het ontbreken van
ons nationale elftal op de Olympische
Spelen te Berlijn, een dubbel zoo groote
beteekenis heeft gekregen!
een diepte van 150 meter ontdekte men een
Isisbeeld. Daarna werd een portaal met de
kenmerkende lijnen van de Egyptische
architectuur blootgelegd. Het was half ver
nield, niet door hoogen ouderdom, maar
klaarblijkelijk door menschenhanden, waar
schijnlijk de eerste Christenen, die alle
sporen van het heidendom wilden weg
vagen.
Verdere vondsten.
In het verdere verloop van de opgravin
gen vond prof. Vogliano's expeditie een
altaar en een voorhal van den tempel. Voor
den tempel stonden twee machtige zuilen
met Grieksche inschriften. Men had hier te
doen met vier lange hymnen van een
Grieksch dichter, Isidore genaamd, die in
het begin van de eerste eeuw vóór Christus
geleefd heeft. De hymnen beschreven en ver
heerlijkten het leven van koning Amenem-
hetlll, die den tempel ter eere van de godin
Terenoetet, de beschermster van het graan,
had laten bouwen. Hij was om met de woor
den van den dichter te spreken „zoo
groot, dat hij met den Olympus te vergelij
ken is".
Amenemhet behoorde tot de 12de dynastie
of de tweede periode van de Egyptische ge
schiedenis.
Verdere opgravingen legden de muren van
den tempel vrij. Deze zijn rijk versierd met
beeldhouwwerk, hetwelk tooneelen uit het
religieuze leven en de mythologie voorstelt.
Verder vond men op deze muren inschriften
in hieroglyphen. Professor Vogliano en zijn
medewerkers hebben de teksten reeds voor
het grootste gedeelte ontcijferd.
Een bijzondere interessante vondst vormt
zooals reeds gezegd de heilige wagen,
die in het pronaos, den voorhal, opgegraven
werd.
In Isidore's gedicht, waarop wij reeds
wezen, wordt over dezen wagen gesproken.
De dichter beschrijft hem als een geniale
uitvinding van Amenemhet.De koning, zoo
zogt Isidore, reed met den wagen over ber
gen en door de woestijn „met wielen en zei
len". De vondst van den wagen maakten
het den geleerden mogelijk deze woorden te
verklaren, want men nam aan, dat op den
wagen een zeil gehesohien werd, zoodat de
wagen door den wind werd voortbewogen,
een hypothese, welke wordt gesteund door
het feit, dat zich in den bodem van den
wagen een gat bevindt, waarin naar alle
waarschijnlijkheid de mast werd gezet. Een
andere belangrijke vondst was een borst
beeld van Amenemhet. Dit is een meester
lijk staaltje van Egyptische beeldhouwkunst.
De archeologische waarde is daarom zoo
groot, wijl in tegenstelling met vele zinne
beeldig gest.yleerde plastieken dit werk een
werkelijk beeld van den koning geeft.
De expeditie vond bovendien een goéd be
waard gebleven beeld van Amenemhet IV,
een zoon van Amenemhet III. Deze moet
volgens het gedicht van Isidore den tempel
bouw voleindigd hebben. Verder werd er een
beeld van de godin Mertah opgegraven.
Professor Vogliano keerde dezer dagen
weer naar de plaats van de opgravingen
terug, om persoonlijk het werk bij het bloot
leggen van den Ptolemaeëntempel te leiden.
Vele in den Pharaonentempel gevonden
voorwerpen werden naar Milaan gebracht.
(Nadruk verboden).
Tengevolge van bij een vliegramp
bekomen verwondingen is Martin
Johnson overleden. Zijn vrouw is
buiten gevaar.
Over Johnson en zijn vrouw schrijft het
Vbld. het ondervolgende:
Het echtpaar Johnson is over de heele
wereld bekend wegens de tarijke film-expe
dities, door hen in vrijwel alle werelddeelen
ondernomen. 25 jaar lang zijn Martin en
Osa erop uit geweest met hun film-camera
en de resultaten, die zij thuis brachten, heb
ben een reeks van prachtige jungle-films
opgeleverd, die dezen Amerikanen den dank
van alle natuurliefhebbers op aarde ver
schaften. Wij herinneren hier slechts aan
„Simba", de onvergelijkelijke leeuwen-film,
aan „Congorilla", aan Trader Horn", even
eens voor heft grootste deel het werk' van
Johnson en zijn dappere vrouw. Het laatste
hier gedraaide filmwerk was, als wij het
goed hebben. „Baboona, In Bavianenland".
resultaat van een expeditie van 20 maanden,
door de Afrikaansche wildernis.
Het Zwarte Werelddeel heeft op het echt'
paar altijd de grootste aantrekkingskracht
uitgeoefend. De Johnson's bezitten trouwens
in Britsch Oost-Afrika een uitgestrekt land
goed, waar zij rustig gelegenheid hadden*
hun films voor te bereiden en uit te wer
ken. Wanneer er ooit van een samenwer
king tusschen man en vrouw kan worcfën
gesproken, is dat wel in het geval van de
Johnson's. Want wel was Martin de man
van de camera, maar zonder zijn vrouw:
naast hem, met het geweer in den aanslag*
zouden wij niet van de „close 4 ups" van
rhinocerossen, gorilla's, leeuwen 'en andera
verscheurende dieren, die ons het bloed in
de aderen doen stollen, kunnen genieten.
Osa is een voortreffelijk schutter. Vele
malen heeft zij haar man en zichzelf het
leven gered met haar feilloos schot, maai;
altijd uitsluitend in uiterste noodzaak.
Op doorreis door Indiër-
De laatste expedities werden door het
echtpaar gemaakt met behulp van een am-
phibie-vliegtuig, een „Sikorsky", waarmee
zij zoowel op het water als op het land
konden landen. Daarmee hebben zij in 1935
een bezoek gebracht aan Britsch Noord-
West Bomeo. Nederlandsch-Indië, dat zij
wel reeds van vroeger kenden, hebben zij
toen slechts op doorreis aangedaan. De hoop
dat deze expeditie ook tot Sumatra werd
uitgebreid ging niet in vervulling.
Men heeft met betrekking tot enkele
scènes, dikwijls de vraag gesteld, of in de
Johnson-films alles „echt" was: het ant
woord op deze vraag kunnen wij hier niet 0
geven. Maar hoe dit zij: tallooze natuur
liefhebbers, die van de films van het echt
paar Johnson genoten hebben en in hun
genre waren ze voortreffelijk zullen de
onverwachte dood van dezen ontdekkings-
reiziger-schrijver-filmer betreuren.
Zijn vrouw, hoe dikwijls ze ook moge heh
ben bewezen voor geen klein en ook voor
geen groot gerucht vervaard te zijn, zal het
werk, dat zij en Martin Johnson samen heb
ben verricht, alléén niet kunnen opknap
pen
F eullleton
door Friedrich
L i n d e m a n
44)
Ik snauwde hem toe:
Wie zijt ge?
Hij was zichtbaar angstig, maar hij trachtte
zich groot te houden.
Inplaats van antwoord te geven vroeg hij
mij:
Waar zijn de anderen?
Ik wil weten, wie gij zijt?
Waar is de stuurman?
Er is hier aan boord geen stuurman
meer. Geef antwoord op mijn vraag!
Dan wil ik den kapitein spreken. Ik heb
met u niets te maken. Gg zijt een passagier.
Snel ging door mijn hoofde hoe weet deze
man, dat ik een passagier ben?
Maar ik schoof deze vraag voorloopig opzij.
Ik zag in, dat wij hier niet eeuwig konden
blijven staan, het wapen tusschen ons in, en
tegen elkaar schreeuwen.
Ik liet mijn revolver zaken en probeerde
het met een vriendelijker toon:
Luister eens, beste man, hier aan boord
is geen kapitein en geen bemanning meer,
alleen wij drieën. Deze jonge dame is me-
juffer Trevor. Mijn naam is...
Ik noemde hem.
En nu wilt gij mischien ook wel zoo
vriendelijk zijn u voor te stellen.
De manier, waarop ik tot hem sprak, scheen
scheen hem in de war te brengen. Of mis
schien kwam het, doordat wjj alleen waren?
In ieder geval, hij maakte een soort buiging
en noemde zijn naam.
Deerkson.
Nancy gaf een schreeuw.
Emmo Deerkson?
De jonge man maakte opnieuw een link
buiging.
Jawel.
Ik moet toegeven, dat ik een oogenblik
sprakeloos was. Dat had ik zeker niet ver
wacht, dien geheizinnigen passagier van de
„Frisco" hier aan boord in dezen toestand
terug te vinden. Iets was mij vanaf het begin
opgevallen: hij sprak Engelsch, maar En-
gelsch met een bijzonderen tongval, die mij
meer van Duitschen oorsprong scheen.
Op de volgende wijze trachtte ik nauwer
met hem in contact te komen. Ik stak de re
volver weg en sprak hem in 't Duitsch toe.
Zijt ge een landgenoot?
Hij was verbluft en werd eenigsins spraak
zamer.
Jawel. Hoe weet ge dat?
Dat hoor ik.
Ik kom uit Oost-Friesland.
En hoe komt ge als passagier op dit
schip
Weer keek hij mij verwonderd aan.
Passagier? IK?
Terloops zei ik:
Ik verwonderde er mij ook al over, dat
men passagiers opsluit, maar Kapitein Spur-
ling heeft u zoo genoemd.
Nu gooide Deerkson of Dierkson, zooals
hij eigenlijk heette, er de vraag uit, die hem
door zijn vrees werd ingegeven:
Zijt ge van de politie?
Ik moest lachen.
Neen, man, zie ik er zoo uit?
Toch vertrouwde hij mg niet.
Maar die stuurman heeft gezegd...
Ik liet hem niet eens uitspreken. Ik pakte
hem eenvoudig bij zijn arm.
De stuurman heeft zooveel gezegd, die
is namelijk ook bang voor de politie. Maar
kom uit uw hok en ga met ons naar achteren.
Hij liet zich weliswaar meetroonen, maar
was toch lang niet overtuigd, dat hier of daar
niet een valstrik voor hem gespannen was.
Loerend keek hg het dek rond,
Zijn ze er werkelijk niet meer?
Ik vertelde hem met drie woorden, wat er
gebeurd was. Hij luisterde en zweeg.
De wind was nu heelemaal gaan liggen. De
„Frisco" dreef rustig verder. Wij brachten
onzen gast dus naar de kajuit. Nancy stak de
lamp aan. Wij gingen om de tafel zitten,
waarop nog het avondeten stond
Hier in het licht der lamp kon ik hem be
ter zien. Hij had een goed, openhartig ge
zicht, een echt jongensgezicht van het soort,
zooals het aan den waterkant opgroeit. Zijn
oogen lagen eenigszins diep in zijn hoofd,
met zware wenkbrauwen. Dat gaf aan zijn
blik iets scherps, verstandigs.
Hij was van het soort, waaruit de zeelui
gemaakt worden, maar toch behoorde hij er
niet toe. Hij hield zijn hoofd met het witblon
de haar naar beneden. Hij wist nog niet goed
hoe hij het had in dezen nieuwen toestand,
waarin de lui van de „Frisco" hem verlaten
hadden en hem ewer, naar zijn meening, in
handen van de politie gespeeld hadden.
Maar ik moest hem geruststellen. Moest
hem aan 't spreken ki-ijgen. Ik spraK dus nog
eens met hem in onze moedertaal.
Luister eens, Dierksen. Wij zijn land-
genooten. Ik zeg u als landgenoot:
Ik ben niet van de politie. Van mij hebt
ge niets te vreezen. Juffrouw Trevor en ik
zijn passagiers hier .op de „Frisco". De be
manning heeft ons bij nacht en ontij verlaten.
En ge begrijpt, dat wij graag willen weten:
Waarom? Waarom zij ook u in den steek
gelaten hebben? Misschien alleen, omdat ge
ook passagier zijt? 'Waart ge ook passagier?
Hij keek mg met zijn staalblauwe oogen
onderzoekend aan.
Passagier, als ge dat zoo noemen wilt,
was ik het ook.
Hoe bedoelt ge: als ge het zoo noemen
wilt? Spurling heeft het gezegd .Kijk maar
eens hier.
Ik greep de scheepslijst, die nog op tafel
lag, en liet hem de invulling van zijn naam
zien. Hij haalde zijn schouders op. Maar ik
drong aan.
Als ge passagier waart, waarom sloten
zij u dan op?
Ik was niet opgesloten, ze'hielden me
alleen maar verborgen.
Ja, maar waarom dan? Uw naam staat
hier duidelijk genoeg.
Ze mochten me niet te zien krijgen.
Wie? Ik? Wij beiden?
Ja.
Maar waarom dan niet? Wij hebben en
hadden toch niets met u te maken.
De stuurman heeft het me uitgelegd.
Wie, Crane? Wat heeft hg u dan uit
gelegd
Dat ze me zochten.
Ik keek Nancy aan en zij mij. Zou Crane
werkelijk iets vermoed hebben? Of was dat
maar een truc tegenover Deerkson?
Ja, maar beste jongen, waarom denkt
ge dan dat wij, juist wij u zochten, zooals ge
dat noemt?
Hg haalde zijn schouders op.
Vlak in zijn gezicht vroeg ik hem:
Hebt ge dan wat uitgehaald?
Vlug, zoo bliksems vlug, waardoor men
onmogelijk zijn slechte geweten had kunnen
ontkennen, antwoordde hij:
Neen.
Dan hoefde ge u toch niet te laten
verstoppen.
Opnieuw haalde hij zijn schouders op.
Op deze manier was niets met hem te be
ginnen. Nu probeerde Nancy het.
Waart ge er destijds bij, toen de „Betty
Bonn" gevonden werd?
Hij keek haar onderzoekend aan, wat te be
grijpen was. Maar hij kon het toch moeilijk
ontkennen.
Ja.
Waarom hebt ge u dan niet te Gibraltar
als getuige aangemeld?
Ik mocht niet.
Wie had u dat gezegd?
Crane. Omdat ik toch niet meer kon
zeggen dan de anderen.
Komt ge van New-York?
Ja.
Gaat ge naar Genua?
Ja.
Hebt ge een betrekking?
Neen.
Dus ge wilt nog verder?
Ja.
Waar naartoe dan?
Naar huis.
Naar Oost-Friesland. Over Genua?
Ja.
Eindelijk gaf Nancy het op. Het was een
te stugge jongen. Hij had iets uitgespookt en
wilde het niet zeggen.
Er was niets met hem te beginnen. -
Hij zweeg.
En hij bleef zwggen. Een tgd was het dood
stil. Zelfs het klepperen der zeilen en het
klotsen van het water had opgehouden. Maar
deze rust en stilte scheen den jongen onrus
tig te maken. Hij schoof op zgn stoel heen
en weer.
Ik zag, dat zijn oogen over de tafel met
het avondeten heen en weer vlogen. Plotse
ling zei hij kort:
Geef mij wat te eten.
Dat was tenminste een menschelijke klank
bij den aap. Wij schoven, bord, mes, brood en
boter naar hem toe. Nancy schonk hem thee
in.en ik goot er nog een scheut rhum door
heen.
Ge hebt honger, niet?
Onder het kauwen zei hij:
Ik heb in twee dagen niets gehad.
Kwam dat meer voor?
Neen. Ze brachten mij altijd eten.
En omdat ze u blijkbaar vanavond ver-*
geten waren maakte ge leven?
Ik heb den heelen dag al van tijd tot
tijd geklopt.
Schoone behandeling voor een passagier!
Ik moest lachen, ook over de wgze waarop
de jongen zijn eten opslokte.
In de opwinding over het verdwijnen van
Spurling hadden de „Frisco"-menschen hun
gevangene vergeten eten te brengen.
Of zij hem bij hun vlucht ook vergeten had
den? Ze moesten toch bliksems goed weten,
dat hier een voorname getuige achterbleef.
(Wordt vervolgd