Economische Kroniek THANS ELKEN WINTER LEED HIJ aan Winterhanden en Wintervoeten KLOOSTERBALSEM Het initiatief-Colijn De strijd om de „Betty Bonn" Zaterdag 23 Januari 1937 Tweede blad digheid, dat het overgroote deel van den invoer wordt omgezet in volmaakt onpro ductieve goederen. Terwijl ook wordt ver geten, dat het vooral militaire overwegin gen zijn, die er toe voeren om te tracthten het land ten aanzien van de voedselvoor ziening geheel onafhankelijk te maken. Dit echter zijn alle zuiver Duitsdhe aan gelegenheden. In Duitschland moet men zelf weten, hoe men gelukkig wordt. De wijze, waarop Duitschland wordt gere geerd, gaat ons niet aan en met goed recht zou men te Berlijn kunnen zeggen, dat wij ons daarmee niet te bemoeien hebben. De Duitsche wensch gaat uit naar au tarkie, men wil zich vrij maken van iederen invoer. Vooral van levensmidde len. Dat beteekent dus, dat men de relatie met ons liefst geheel zou willen verbreken. Is het niet vanzelfsprekend, dat wij ons daartegen wapenen? Dank zij den KLOOSTERBALSEM komt hij daar «oor goed van af. „Door mijn beroep moest ik den ge- geheelen dag op straat loopen en daar door gingen dé plekken altijd open en begonnen te zwerenVan alles pro beerde ik, maar baat vond ik niet, tot dat ik met Kloosterbalsem begon. El- ken ochtend en avond deed ik die op de plekkenZe genazen binnen een week prachtig en voor goed. Nu smeer ik als 't koud wordt van te voren mijn handen en voeten eiken ochtend met Kloosterbalsem in en heb sedert dien geen last meer van winterhanden en -voeten gehad." w (e .s.er. AKKERS „Oeen goud zoo goed" Onovertroffen bij brand-en sn^wonden Ook ongeëvenaard als wrjjfmiddel bij Rheumatiek, spit en pijnlijke spieren ^chroefdooB 35 ct Potten; cL en 1.04 Voor het te laat is! In de Scandinavische landen, zoowel als in België, heeft het initiatief van Dr. Colijn evenveel instemming verwekt als in Duitsch land zorg. Kort geleden reeds had de Zweed- sche-minister-president Hansson gezegd, dat alle Zweden ieder voorstel om het econo misch contact tusschen de Scandinavische landen, Nederland, België en Zwitserland te verbeteren, met vreugde zouden begroeten. En algemeen wordt uitdrukking gegeven aan de hoop, dat de woorden, welke zijn geuit spoedig zullen worden gevolgd door daden. Daden, die te zekerder succes zullen kunnen opleveren, naarmate het mogelijk zal blij ken ook enkele groote mogendheden in het plan te betrekken. Het schijnt, dat de stoot daartoe in de eerste plaats wordt verwacht van Dr. Colijn. Te hopen is, dat deze emi nente staatsman daarmee niet achterwege zal blijven. Dit echter lijkt niet waarschijn-r lijk, immers, dan zou zijn uiting vermoedelijk achterwege zijn gebleven. En zoo ze is be schouwd als een proefballonnetje, dan is het succes daarvan zoo groot, dat het waarlijk niets te wenschen overlaat. Nederland is door alle eeuwen heen een vrijhandelsland geweest bij uitnemendheid. Dat is het in onze tegenwoordige tijden van contingenten, invoerverboden en autarkie nog. „In geen land ter wereld zijn de in voerrechten zoo laag als in Nederland", kon Dr. Colijn fier verklaren. De internationale opleving, die eenmaal toch weer moet komen, dient zijn voorvech ters te hebben. Welk land zou daarvoor meer in aanmerking kunnen komen dan het onze, het vrijhandelsland bij uitnemendheid? DEN HELDER MEN MOET UIT ALLES HET 3ESTE TRACHTEN TE MAKEN. NEDERLAND ALS VOORVECH TER VAN DE VRIJHANDELS GEDACHTE. De heeren Colijn en Deterding doen ons beide denken aan onze groote petroleum- maatschappij. Er is geen twijfel aan, of bei den hebben een groot deel in de bloei daar van, wat niet wegneemt, dat hun economi sche inzichten op ander gebied blijkbaar nog al uiteenloopen. Dit kan nauwelijks duidelij ker blijken, dan wanneer men het plan-De- terding, waarover we de vorige week enkele 'regels schreven, legt naast de jongste uit latingen van onzen minister-president, die men hier en daar wel eens als het „initiatief- Colijn" ziet aangegeven. Zoo onklaar het plan-Deterding in menig opzicht nog blijft, zoo helder schijnen de in zichten, welke Dr. Colijn ten beste geeft. In de vorige economische kroniek merkten we op, dat het practische resultaat van het plan- Deterding ons niet recht duidelijk was, aan gezien we niet konden inzien hoe daardoor de autarkische inzichten van onze Oostelijke buren een verandering zouden kunnen on dergaan. En toch, hiertoe zal het daar en elders moeten komen, willen we op den duur komen tot een opleving van den internationa len handel en daarmee tot het definitieve einde van de wereldcrisis. In het bewuste gesprek verklaarde Dr. Colijn, dat een algeheele oplossing van de Europeesche politieke en economische moei lijkheden alleen mogelijk was, wanneer Cen- traal-Europa en voornamelijk Duitschland, weer in een gezonde samenwerking werd be trokken. Duitschland had Vroeger in deze samenwerking een zoo belangrijke plaats in genomen, dat men slechts met bezorgdheid zag hoe het zich allengs meer heeft terugge trokken en hoe het voortgaat op het' pad, dat voert naar autarkie. Door een en ander echter is men genoodzaakt andere wegen te bewandelen en daarom moet men er naar streven den handel te bevorderen tusschen die staten, welke tot samenwerking bereid zijn. Voor een enkel land afzonderlijk acht hij bet onmogelijk de verschillende handels- restricties af te schaffen, zoolang daartoe door andere landen niet wordt overgegaan en ook schijnt het doelloos voor een en ander een internationale conferentie bijeen te roe pen. Wel echter beschouwde hij het wen- schelijk, dat tusschen de Scandinavische Ianden;-®elgië-en Nederland-besprekingen werden'geopend. .v Hoetvêl Vroeger'rfeeds 'iets dergelijks bad plaats gehad, zonder dat daardoor resultaten waren verkregen, meende hij dat de tijd thans rijp was voor een herhaling, vooral omdat sommige indertijd bestaande bezwa ren uit den weg waren geruimd. Waarbij werd gememoreerd, dat sedert dien Frank rijk, Zwitserland en Nederland den gouden standaard hadden verlaten, terwijl België in- tusschen heeft gedevalueerd. Blijkt hieruit eenerzijds, dat we ons niet .vergisten, toen we meenden te mogen con- stateeren, dat de uitvoering van het plan- Deterding de heeren te Berlijn tot dusverre niet tot andere gedachten schijnt te hebben gebracht, de uitlatingen van onzen minister president dunken ons zoo helder als glas. We dienen het beste te maken uit de omstandig heden, zooals die zich voordoen. In de toekomst hoopt Dr. Colijn dan ook andere landen, als Engeland en Frankrijk, in de eerste plaats echter Duitschland in de samenwerking te kunnen betrekken. Bij een en ander zij opgemerkt, dat een soortgelijke samenwerking tusschen Neder land, België en Scandinavië vroeger is ge strand op het feit, dat Engeland er op stond de gunstiger tarieven, welke de deelnemers elkander openden, ook voor zich te mogen opeischen. Een en ander op grond van de bekende meestbegunstigingsclausule. Ook in dit opzicht is er intusschen veel veranderd. Eenerzijds wordt er tegenwoor dig druk gewerkt met contingenten, die het systeem der meestbegunstiging door kruisen. Anderzijds zou men uit de uitlatingen van Dr. Colijn kunnen opmaken, dat er een zekere bereidheid is ontstaan om de meestbegunstigingsclausule op te heffen. Dit zou stellig in sommige gevallen een opoffering beteekenen. Immers wel wordt daardoor de export van verschillende lan den naar hier moeilijker gemaakt door üe hoogere invoerrechten, welke over de goe deren uit dat land hier zouden worden geheven, het omgekeerde is eveneens liet geval. Ook onze uitvoer zou op dezelfde wijze worden belemmerd. Het is echter duidelijk, dat de welwillenden nooit een stap verder zullen komen, indien ze zich heb ben te richten naar degenen, die wel de voordeelen van lage invoer rechten voor zich opeischen, doch van hun kant echter alles doen om op andere wijzen 't internationaal verkeer lam te leggen. Maar, zoo goed als men ginds voor zichzelf probeert te zorgen, zoo goed mogen ook wij dat doen. Welhaast iedereen zal zich gaarne aansluiten bij den wensch van Dr. Colijn, dat het mogelijk moge blij ken ook Duitschland in de samen werking te betrekken. Want in derdaad, wij kunnen het buiten dat land niet of zeer moeilijk stel len. Waarbij men in Berlijn dan dient te overwegen, dat dit omge keerd ook opgaat, omdat Neder land menig jaar de beste afnemer van Duitschland is geweest. De jonge Koning van Siam, die in Zwitser land verblijft, bij het skiloopen. De grootste hond ter wereld. Deze Iersche wolfshond is in elk geval van zulke formi dabele afmetingen, dat een gevecht weinig aanlokkelijk lijkt. uit zullen voortvloeien, deze zullen echter met meer kans van slagen kunnen wor den afgewerkt, naarmate het aantal deel nemers grooter en naarmate ieder van hen op zichzelf belangrijker is. Een eventueel samengaan van Noorwe gen, Zweden, Denemarken, Finland, Bel gië en Nederland moge dan al neerkomen op een overeenkomst tusschen zes kleine naties, met elkaar vormen ze in West- Europa een zoo belangrijk complex, dat succes bij voorbaat stellig niet buitenge sloten mag worden geacht Dat dit laatste inderdaad het geval is, kan niet beter blijken clan uit cle buiten gewone aandacht, welke te Berlijn aan de „plannen" daartoe schijnen de uitin gen van Dr. Colijn in Duitschland reeds te zijn verheven! wordt gewijd. Niet zonder zorg ziet men het verdere verloop er van tegemoet, omdat men bevreesd zou zijn, dat het den zoo gering geworden Duit- schen buitenlandschen handel nog verder zou belemmeren. Verschillende dagbladen 'kwaméit' daarbij met de bekende argu menten, .dat Duitschland geen andere weg kan bewandelen dan"Mt dóét, gebukt als het gaat onder de nadeelige gevolgen van het Verdrag van Versailles. Het land bezit geen goucl en geen deviezen, terwijl bet buitenland weigert credieten te verleenen om den invoer naar Duitschland te kun nen financieren. Het gevolg daarvan is, dat men zich moet beperken tot het uiterste en dat men slechts nog 't aller-allernood- zakelijkste uit het buitenland kan blijven betrekken. De gewone argumentatie, waarbij er ten slotte nog op gewezen wordt, dat men zich gaarne tot een grooter import zal la ten dwingen, zoo men slechts bereid is credieten op langen termijn te verleenen. Dat de andere positie van Duitschland in het handelsverkeer goeddeels voort vloeit uit de Duische wensch om zich te bewapenen, wordt natuurlijk verzwegen. Dat dat aller-allernoodzakelijkste bestaat uit grondstoffen voor de wapenfabricage worcit evenmin genoemd, zoomin ook het feit, dat het Duitsche gebrek aan gcud en deviezen mede voortvloeit uit de omstan- Zoo is dus de mogelijkheid niet buiten gesloten, dat er een aantal verwikkelingen F eullleton door Friedrlch L i n d e m a n 51 Het was een kleine boot, een visscher om zoo te zien, die daar onder de kust zeilde. Een paar fluisterende woorden tusschen Dugan en Moore ,dan hield de bootsman op den Portugees aan. Op dit moment kwam Clyde de kombuis binnen. Hij ging gemakkelijk zitten op den eenig aanwezigen stoel, en begon bijna vader lijk met den jongen te praten. Luister eens, Dierksen, Dugan en Moore willen weg. Zij willen probeeren met die kleine boot aan land te komen. Daarom moeten wij ze met de boot afzetten. Dat zij hun waren naam niet zullen noemen en in het hotelboek inschrijven, zal u misschien langzamerhand wel duidelijk geworden zijn. Het zou trouwens voor ons allemaal beter zijn wanneer wij ons den eersten tijd een beetje zwijgzaam betoon den. Nu, kort en goed: Dugan en Moore willen in Villa Porto zoo heet de haven op Santa- Maria een nieuwe schuit zoeken. Wilt gij mee? Dit was echter een vraag, waarop Dierksen alleen maar kleintjes antwoorden kon: En gij? Doch deze vraag was Clyde blijkbaar niet erg aangenaam. Hij treuzelde met zijn ant woord: Ik? Wij? Jawij drieën willen aan boord blijven. Hier scheen voor den jongen een kleine hoop te zijn. - Kan ik dat dan ook niet?, Kunnen...? Dat kunt ge wel, als ge... ik bedoel: ik zal dan zoo'n beetje voor kapitein spelen. Jawel. Goed. En waarheen? Waarheen... Nu, ge zijt niet op uw ach terhoofd gevallen. We zullen doorzeilen tot aan de Straat van Gibraltar. Daar kruisen we dan zoolang heen en weer of we gaan voor anker onder de Afrikaansche kust, totdat we de „Frisco" in 't zicht krijgen. Als d&t niet gelukt, dan moeten we... nu, dan moeten we eenvoudig een haven binnenloopen en de „Betty Bonn"... God nog toe dan moeten we zien, wat we eruit kunnen slaan. Dat begrijpt ge toch Emmo Dierkson begreep heel goed, dat hier door drie leden der bemanning van de „Frisco" een duister spelletje gespeeld werd en dat hij de eenige onzekere figuur in hun plan was. Hij zag ook best, dat hij hierdoor in een toestand gekomen was die hem voor het ge recht schuldig maakt. De drie lui van de „Frisco" wilden niets anders dan wat Charlie Moore al eens voorgesteld had, maar waar voor hij blijkbaar toch weer bang geworden was; de „Betty Bonn' of tenminste haar lading te stelen. Zij rekenden daarbij op de hulp van hun vroegere scheepsgenooten. Vandaar hun plan, voor de Straat van Gibraltar op de „Frisco" te wachten. Emmo Dierksen kreeg het benauwd, als hij dacht aan de gevolgen die een en ander met zich brengen kon en die hg zich in zijn onbe kendheid met de wereld nog veel zwarter voorstelde dan zij werkelijk waren. Maar nu met die beide uitgesproken schurken van boord te gaan en op het een of ander eiland midden in den oceaan op een ander schip te wachten? Trouwens hg wilde naar huis. Hg was toch geen zeeman, dien het gelijk bleef, waar de wind hem dreef. Hij was een boer, jawel, en deze bekrompenheid boeren eigen, deze boerenangst voor het onzekere, alleen reeds voor eenige verandering, was het per slot van zake, dat hem niettegenstaande alle bedenkingen, alle vrees voor hellestraf fen, besluiten deed, en hij gaf ten antwoord: Dan blijf ik liever aan boord. Clyde haalde zijn schouders op en ging weg. De „Betty Bonn" had den Portugees be reikt. De bootsman bracht de brik voor den wind. Twee man zaten in het bootje, bruine, bar- voetige, avontuurlijke gestalten. Zij hadden juist hun netten opeghaald. Du gan riep hen aan. Dus kwamen zg, gingen langszg liggen en kwamen aan boord. In het manschapslogies begon een heftig gesprek en een nog heftiger drinken. Toen de Portugeezen eindelijk toege stemd hadden, tegen de betaling van scheeps- proviand de beide mannen aan land te zetten, zwaaiden zg reeds bedenkelijk. Maar Clyde drong aan. Dit oponthoud en nog wel zoo dicht onder de kust, was hem zeer onaange naam. Hij wilde verder. Dugan en Moore lieten hun scheepskisten over boord zakken en gingen toen zelf in het bootje. Het afscheid der Portugeezen werd een geweldig lawaai.- Bye, bye! Nog een kort afscheid en de botter zeilde naar het land toe. De „Betty Bonn" draaide haar zeilen in den wind en ging haar laatste groote avontuur tegemoet. Koers op Gibral tar. De dagen op het vrgwel onrtuimde schip gingen vreedzaam, zonder opwindende voor vallen, voorbg. Het weer bleef mooi, de wind frisch en gestadig. De vier losten elkaar om de vier uur aan het roer af. Emmo Deerkson begon er plezier in te krijgen, nu hij voor het eerst het roer in handen kreeg. Zij hadden alleen de onderzeilen op, om niet bij een plotseling opkomenden storm ge vaar te loopen. Zij gingen daardoor weliswaar langzaam, maar er was ook niemand, die hen opjoeg. De drie van de „Frisco" bleken per slot van rekennig behoorlijke kerels te zgn. Zij lieten zich weliswaar niet graag in1 de kaart kijken. Tusschen hen en den jongen bleef steeds een bepaalde afstand, een zwijgen over datgene, wat komen zou. Verder behandelden zij hem gewoonlijk als huns gelijken, als oude kameraden. Zij bleven alle vier in de manschapslogies wonen. Emmo Dierksen had de kajuit opge ruimd. Maar een innerlijke vrees hield hen terug, de kajuit te betreden, waar voor de eerste maal de dood voet aan boord gezet had. In de meeste gevallen zaten zij samen bij den stuurman, ten eerste om zooveel mogelijk samen te zgn op dit schip, en ten tweede om uit te kijken naar een vreemd schip. Zg wil den vermijden gezien of aangeroepen te wor den. Zij hielden zich om die reden zoo ver mogelijk van de groote oceaanstoomers. Toch was het voor hen geen bijzonder groote opwinding, toen zij 's middags 4 De cember achter hen een zeil aan de kim zagen opduiken. De andere scheen precies denzelf den koers te volgen. Dus hielden zij een beetje meer Noordwaarts. Hierdoor bleef den heelen dag het vreemde de schip in zicht, zonder dat zij konden uit maken, wie het was. Den volgenden morgen, toen het licht werd, schrokken zg toch geweldig. Daar dook plot seling de vreemde op geen zeemijl afstand uit den nevel op. Bill Higgings, die aan het roer stond, wilde reeds het roer omgooien, doch Clyde hield hem tegen. Maar dat schip ken ik... Zij staarden naar het vreemde schip als naar een wonder. Het was een brik. Het was hun brik. Het wonder was gebeurd, twee sche pen, die elkaar zochten, hadden elkaar mid- len in den Atlantischen Oceaan, honderd mijl verwijderd van de Portugeesche kust, ontmoet. Een half uur later lagen de beide schepen bijgedraaid op een steenworp afstand van elkaar en deinden zacht op de golven van den Atlantischen oceaan. Van de „Frisco" werd een boot te water gelaten. Peter Crane kwam met Colcord en Bailey naderbg geroeid. Dus zoo had Kapitein Spurling de „Betty Bonn", het door de bemanning verltaen schip en zgn drie mannen weer op de „Frisco" en had hg en zgn bemanning: het groote lot, waarvan zij van hun leven lang gedroomd hadden gevonden. Zoo luidde het verhaal over de laatste reis der „Betty Bonn', dat ons de blonde boeren jongen Emmo Dierkson in den nacht van 27 op 28 Januari vertelde, toen wij, drie wonder lijke schipbreukelingen, Nancy, hg en ik, in de kajuit der „Frisco" zaten en ergens bij de Italiaansche kust ronddobberden. Gelijkertijd beteekende het edhter ook dat gene, waarover Trevor zich tevergeefs inge spannen had en dat wij door onze reis, een stap hoopte nader te komen, n.1. de oplossing van het geheim der beide schepen. Thans kwamen duidelijk twee verschillende zaken aan het licht, Er was ook nog een voorspel geweest: de in elkaar gezette verze- keringszwendel, waarvan Mr. Thompson de motor was en dat Crane ons verraden had. Daarna kwam de eigenlijke tragedie, de dood der vrouw en de muiterij aan boord der „Betty Bonn", zooals Emmo Dierkson ons verteld had. Daarna volgde als een satire het z.g.n. „vinden" van het „verlaten" schip en het bergloonbedrog, dat voor de menschen van de „Frisco" tot een gelukkig slot gebracht was. En per slot als een droevig naspel, het einde van Spurling, dat wij zelf meegemaakt had den. Zeker is dat Emmo Dierksen ons niet alleen deze geschiedenis verteld had, om onze vragen te beantwoorden. Dat bleef hem gelijk. Maar hijzelf moest zich bevrijden van een last, waaronder hij de laatste weken gebukt ge gaan was. Hij moest zich eindelijk den eeuwi gen angst van zijn ziel wegpraten. In den beginne waren de woorden er slechts hortend en stootend uitgekomen, maar lang zamerhand was hij kalmer geworden, maar aan het slot had hem zijn jongensachtige angst en boersche vrees voor het ongebeken- de, weer overweldigd. Hg besloot zgn" ver haal met de angstige vraag: Ben ik nu een misdadiger? (Wordt vervolgdJ,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1937 | | pagina 5