llit het leven van Charles Dickens Spanningen Donderdag 28 Januari 1937 Derde blad Engelsche schrijver en de grootste van Engelands novellisten Op 7 Februari 1937 zal het 125 jaar geleden zijn dat Charles Dickens te Portsmouth werd geboren. Zijn ongeëvenaard scheppings vermogen van figuren neigde altijd naar 't karikaturale; zijn werken hebben een duurzame belangstelling ondervonden, die gerechtvaardigd is; de „Dickens- figuren" dragen allen een eigen karakter, zij zijn in de geheele wereld bekend. ,(Van onzen letterkundigen medewerker). Het was op den 7en Februari van het jaar 1812 dat Dickens het levenslicht zag in een huis aan de Commercial Road te Ports mouth, dat heden ten dage is ingericht als een permanent Dickens-Museuni. Hij was één van de acht kinderen uit het gezin van vader Dickens, waar weelde onbe kend was. Dat is misschien oqk wel de reden dat de jonge Charles in zijn jeugd geheel op zich zelf was aangewezen en in zijn latei- leven een levendige herinnering aan dien tijd bewaarde; een herinnexing die in vele .van zijn boeken steeds weer werd opgehaald en waarbij hij zichzelf of een ander kind in de omstandigheden placht te plaatsen, die hij zelf beleefd had. Dickens jeugd was een vormingsperiode, voor zijn latere leven van groote bcteekenis. Ofschoon Portsmouth zijn geboorteplaats was, bleef hij er niet lailg; op twee-jarigen leeftijd werd hij naar Londen gebracht en kort daarop werd zijn vader verplaatst naar Chatham, waar het gezin zich ging vestigen en waar in het huis in Ordnance Terrance, nog heden ten dage een gedenkplaat aan Dickens' verblijf herinnerd. Dit deel van het land heeft voor Dickens een bijzondere bekoring gehad, die hem zijn leveix lang bijbleef. Naast Londen werd geen plaats meer door hem beschreven dan Rochester, in de onmiddellijke omgeving van Chatham. Geen plekje was hem ooit dier baarder dan zijn later buitenverblijf Gads Hill nabij Rochester, waar hij zich dan ook later terugtrok en op 9 Juni 1870 overleed. Over haar vaders liefde voor dit beroemde huis, sprak zijn dochter Mamie zich eens als volgt uit: „Reeds als kleine jongen koesterde hij een groote bewondering voor het huis. Keer op keer wandelde hij er aan de hand van zijn vader naar toe en bleef er dan heel lang voor stilstaan. Zijn vader zei hem dan dat wanneer hij later heel hard werkte hij nog wel eens in dat mooie huis kwam te wonen. Zijn liefde voor het huis is hem zijn geheele leven bijgebleven, tot aan zijn dood toe." Dickens uitverkoren boeken in zijn jeugd, <lie hij steeds weer opnieuw las, waren: Robinson Crusoë, Arabische Nachten, Don Quichotte en enkele andere. Hij verbeeldde zich altijd een der personen uit die boeken te zijn en wanneer de vriendjes aan het spelen waren op het kerkplein, zat Charles ergens met een boek en ging geheel in de sfeer van het verhaal op. En de lust om te schrijven liet waarlijk niet lang op zich wachten. Hier, in Chatham en Rochester, twee plaatsen, die in feite eigenlijk één plaats vormden, (schreef Dickens niet zelf in een van zijn kerstver halen, „als er iemand is, die weet waar Rochester begint en Chatham eindigt, dan weet hij meer dan ik"?), begon hij aan zijn eerste opstelletjes, nog voor zijn negende jaar. En zijn indrukken uit zijn eerste jeugd jaren vinden wij steeds weer terug in zijn hoeken, vanaf zijn eerste schetsen tot in het onsterfelijke „Pickwick" en zijn laatste boek CHARLES DICKENS. „Edwin Drood", het boek dat onafgemaakt achterbleef, toen zijn pen voor altijd ter zijde werd gelegd. Alle vriendjes en schoolkameraden uit zijn eersten schooltijd, toen hij met ziin zuster Fanny in de Rome Lane op school ging, doken op in zijn eerste schetsen, die hij een tijdlang onder den schuilnaam Boz schreef. Toen Dickens 9 jaar was, verhuisde de fami lie naar een kleiner huis in Chatham, vlak bij een kapel en William Giles, de zoon van den minister, werd zijn schoolmeester. Er ontstond een groote vriendschap tusschen deze twee, die later nog heel lang zou blijven bestaan. Het was in December 1822 dat Dickens op nog geen 11-jarigen leeftijd Chatham verliet en naar Londen ging. Hij reisde in een diligence. „In alle jaren die daarop volg den," schrijft hij, „heb ik die reis niet ver geten. Er was geen enkele andere passagier en ik at mijn boterhammen in eenzaamheid, terwijl het buiten hevig regende. Wat vond ik het leven toen triest Ik voelde mij erg ongelukkig." Zijn vader verkeerde in die dagen in fi- nanieele moeilijkheden en huurde een klein huis in een buitenwijk van Londen, Bayham street 16. Van dezen tijd af ontstond Dickens1 groote liefde voor Londen. Wanneer men hem meenam voor een wandeling naar de Covent Garden of het Strand was dat zijn grootste geluk. Maar de familie bleef ook hier niet lang en moest spoedig naar een nog goedkoopere woning verhuizen, in de Gower Street No. 4. De omstandigheden wer den steeds moeilijker, alles verdween lang- zamei-hand naar de bank van leening. Ten slotte ging zijn vader failliet en werd wegens schulden gevangen genomen. Voor hij het huis verliet, onderhield zijn vader, het proto type van den lateren Dickens-figuur „Micaw- ber" hem en zei: „Als een man 20 Pond per jaar verdient en er een shilling van over houdt, is hij gelukkig, maar komt hij één shilling te kort dan is hij ongelukkig!" In dien tijd was een neef van de familie bedrijfsleider gworden in een schoensmeer- fabriek, waar Charles, tot geldverdienen genoodzaakt, een baantje kreeg voor 6 shil ling per week. Deze tijd, die Dickens één van de ergste periodes uit zijn leven vond, gaf hij later weer in „David Copperfield", toen hij de held van het verhaal beschreef op een oogenblik dat die in een warenhuis werkte. Nadat hij tot 1S24 in de fabriek gewerkt had, werd hij, toen de zaken van zijn vader dat weer toelieten, weer voor twee jaar naar school gestuurd. Het was de schooi van Mr. Jones, die den wijdschen naam droeg van „Classical and Commercial Academy"; hij stond in Hampstead-Road. Charles was onder zijn vriendjes erg gezien en was eeix pittige jongen. Eén van zijn biografen ver telt, hoe Dickens de gewoonte had met een paar vriendjes te gaan wandelen en dan hardop te pi-aten op een bijzondere manier: aan ieder woord voegden zij een klinker uitgang toe en deden het zoo voorkomen of zij vreemdelingen waren! Kort voor zijn 15den verjaardag verliet Dickens de school en kwam voor korten tijd in dienst bij den advocaat Molloy; hij bleef er maar een paar maanden en kreeg daarop een betrekking op een grooter advocaten kantoor bij Ellis and Blackmore. Hij begon op een salaris van 10 shilling per week en kreeg spoedig opslag tot 15 shilling Zijn ,baas", de heer Blackmore beschreef hem als een „bijdehande jongen, met een goed voor komen". „Hij kwam bij mij in Mei 1827 en bleef tot November 1828. Ik herinner mij niet goed waarom hij wegging; misschien beviel het geestdoodende werk hem niet lan ger." De lessenaar waaraan hij heeft ge werkt is thans een voornaam attribuut in bet Dickens Huis te Londen. lntusschen had zijn vader aan een van de Londensche dagbladen een betrekking als verslaggever gekregen en dit feit was voor den jongen Charles een aansporing om even eens te trachten in de journalistiek te komen. Met blakenden ijver begon hij steno- graphie te lecren en inderdaad werd hij een vaardig stenograaf. In die dagen geraakte hij bevriend met zekeren Kolle, een bank-employé en door dezen leerde hij een jonge dame kennen, Maria Beadnell, die later van gro'oten in vloed op zijn leven werd. Op de bank waar Kole werkte, bekleedde Maria's vader een belangrijke positie en Kolle was met een andere dochter van den heer Beadnell ver loofd. Dickens werd onmiddellijk verliefd op de jongste dochter, Maria, die langen tijd zijn vriendin was. Inmiddels had hij een baantje als repor ter gekregen, maar in de oogen van de respectabele bankiersfamilie kon dat geen genade vinden. Alle brieven die tusschen de twee geliefden gewisseld werden, bereikten hen via Henry Kolle. Tot de redactie van de „Morning Chi-onicle" behoorende, publiceer de hij zijn „Sketches of Londen", die later verzameld, als „Sketches by Boz" met teeke- ningen van Cruikshank in twee deelen zijn uitgegeven. Drie jaar duurde zijn „geheime verlovings tijd" met Maria Beadnell, totdat hij tenslotte tot een verklaring kwam die koeltjes werd ontvangen, waarop Dickens haar verliet. Bij de' „Morning Chronicle" verrichtte Dickens voortreffelijk journalistiek werk. Men zond hem naar Edinburg, Bristol, Excter, Ipswich en andere plaatsen om ver slagen te maken van de redevoeringen van de parlementsleden. Om dicht bij het kantoor van zijn krant op het Strand te zijn, huurde hij kamers in de Cecil Street, waar het hem echter spoedig heelcmaal niet beviel, zoodat hij naar Buckingham Street 15 verhuisde. Charles Mackay van de „Chronicle" be schreef Dickens als een vlotte aardige jonge man, vol met geniale ideeën en met een innemend uiterlijk. Hij was een van de 12 parlementaire verslaggevers van de „Chro nicle", maar ongetwijfeld had hij de repu tatie van het snelste en meest accurate in zijn berichtgeving te zijn. Hij ging door voor de betrouwbaarste journalist bij de Engel sche pers van dien tijd. Temidden van zijn druk reporters werk schreef Dickens zijn eerste bijdrage op novellistisch gebied, een verhaal voor de „Monthly Magazine". Het heette: „Mr. Minns en zijn neef" en zooals hij later wel eens ver telde, liep hij er op een avond mee naar de brievenbus en stak het document er met bevende handen in. Toen het geplaatst werd kende zijn vreugde geen grenzen en hij was overgelukkig. Vanaf dien tijd verschenen zijn schetsen regelmatig, maar zij werden nog niet gehonoreerd- Totdat er aan de „Morning Chronicle" een avondblad werd LOKDON: CU A PM Af A HALL. IM, 8TBAWX Hiernaast: Omslag van de eerste uitgave der wereld beroemde Pickwick papers. Hieronder: Faesimilé van een bladzijde uit een Dickens' manuscript waardoor men kennis maakt met het handschrift van den grooten schrijver. O' "*-^2 CicAt 2 'fPr. iffti JA - i u fa 1rU M"-' fvbJeau.- CA- toegevoegd en hij gevraagd werd daarin schetsen te schrijven als in de „Monthly Magazine". Hij greep de gelegenheid met beide handen aan en vroeg tegelijkertijd op slag wat hem inderdaad gegeven werd. In de later verschenen „Pickwick Papers" ver telt Dickens dat hij zijn schuilnaam „Boz" genoemd had naar den bijnaam van één van zijn vroegere vriendjes uit zijn jeugd, met wien hij altijd veel op had. Onder deze naam werd hij steeds beken der en zoo kon het gebeuren dat hij op ze- keren dag bij zijn thuiskomst iemand van de bekende uitgeversfirma Chapman and Hall aantrof, die hem voorstelde een maan- delijksche aflevering te schrijven, die dan als „shilling-nummer" zou worden uitge geven. Het werden de later zoo beroemde „Pick wick Papers" geheel en al uit het dage- lijksch leven geput en behandeld in humo- ristischen trant. Aanvankelijk werden zij wat koel ontvangen, maar het duurde niet lang of zij vonden een cnormcn bijval bij het lezend publiek, zoodat Chapman and Hall er van 1857 tot 1892 in totaal 700.000 exemplaren van vei'kochten. Dickens ont ving 14 pd. st. per aflevering en hij scheen er best tevreden mee tezijn. Hij schreef in dien tijd aan zijn aanstaande vrouw: „Mijn beste Kate, het werk is geen pretje, maar het levert te veel op om het te weigeren." Het is werkelijk merkwaardig dat een boek, onder dergelijke omstandigheden tot stand gekomen, later een der klassiekste werken bleek, dat zijns gelijke niet heeft. Toen het eerste deel gepubliceerd was, trouwde Dickens met Kate, de dochter van George Hogarth, die ook bij de „Chronicle" werkte. De huwelijksreis was naar Chalk, bij Gravesand, waar zij in een buitenhuisje logeerden, dat thans nog een gedenkplaat in zijn gevel heeft. Het groote succes van de „Pickwick-Pa- jers" en de opgerichte Pickwick-Clubs werd iet gesprek van den dag. De naam Pick wick was op ieders lippen. Er ontstonden PICKWICK almanaks en PICKWICK— liederenbundels en tallooze handelsar tikelen werden met den beroemden naam gedoopt. Voor het tweede deel van de Piek- wick-Papers verscheen, stierf de illustrator Seymour. Er moest dus een nieuwe teeke naar gevonden worden en het werd aanvan kelijk R. W. Buss, een talentvol illustrator, maar wiens werk toch niet paste bij de stijl van Dickens. Voor hem in de plaats kwam toen Hablot K. Browne, beter be kend als „Phiz" en diens illustraties werden zulk een succes dat hij de volgende 20 jaar steeds voor het illustreeren van Dickens1 werk zorg droeg. Op zijn 25ste jaar was Charles Dickens een beroemd man. Iedereen las de de maan- delijksche Pickwick-Papers in de bekende groene kaft. Bovendien verzorgde hij de uitgave van een nieuw magazine „Bent-ly's Miscellany", waarin het eerste gedeelte van zijn later zoo beroemd bock „Olivfer Twist" werd ge publiceerd in het nummer van Februari 1827 Men mag welhaast zeggen dat Dickens in dien tijd onder hoogspanning werkte; zijn eene publicatie volgde den andere. Direct na Oliver Twist, verscheen een niet min der belangrijk werk, „Nicolas Nickleby". Hierop volgden in korten tijd: „Master Humphry's Clock" in 1840 „Barnaben Rudge en „Martin Chuzzlewit" (1843-1844) Met zijn „Christmas Carols", phantasti- sche verhalen met een moreelen achter grond, sloeg hij een nieuwe richting in. Het was het eerste van een heele serie bekende Kerstboeken als „The Chimes", „The Cric ket on the Hearth" en „The Battie of life" dat in 1S46 verscheen. In 1844 ging Dickens voor een rustperiode naar Italië waar hij een tijdlang in volkomen ledigheid door bracht wat voor iemand als hij volkomen onmogelijk werd geacht! Na deze vacantie verschenen twee boe ken, „Notes on America" en „Pictures from Italy" die niet het succes hadden van zijn andere werken. Het scheen dat het verla ten van Engeland's bodem geen gunstige invloed op zijn werk heeft gehad. De humor die al zijn vorige werken zoo steevast ken merkte, geraakte op den achtergrond. In 1850 stichtte hij het tijdschrift „House hold Words" dat in 1859 werd vervangen door „All the year round". Ook verscheen toen „A child's history of England". Met geestdrift nam Dickens deel aan de oprich ting van een genootschap tot ondersteuning van oude, behoeftige letterkundigen, de „Literary Guido" en op bijeenkomsten on derscheidde hij zich door zijn talent als dramatisch redenaar. In dien tijd schreef hij het boek, dat als zijn beste werk wordt beschouwd: zijn beroemde „David Copperfield", waarvan velen aannemen dat het een beschrijving is van zijn eigen leven. Dickens was nu in zijn veertigste levens jaar en zijn gezondheid liet te wenschen over. Hij lepd dikwijls aan een kwaal, die hij al in zijn jeugd had en die hem nood zaakte langen tijd rust te nemen. In 1852 bracht hij drie maanden door in Dover en ging in de herfst naar Bologne, war hij ook de zomers van de volgende jaren door bracht. Soms hield hij openbare lezingen over eigen werk, waarvan hij de opbrengst af stond aan liefdadige instellingen. In 1855 en '56 schreef en publiceerde hij „Little Dorit" en hierop volgde het bekende werk „A tale of two cities" en nog enkele andere wer ken, waaronder verschillende kerstvertel lingen. Gedurende de wintermaanden had Dickens al een 15-tal jaren lang voorlezin gen uit zijn werken gehouden en steeds had hij daarbij de grootste bijval ondervon den. Op dringende uitnoodiging begaf hij zich daarop in 1867 naar Amerika met het zelfde doel en hij werd er overal gevierd en gehuldigd. Toen hij in Engeland was teruggekeerd, maakte hij in '68 een begin met een reeks voorlezingen, die hij heel profetisch zijn „Fa re wel 1 readings" noemde, omdat hij voelde dat ze door zijn zwakke gezond heidstoestand ongetwijfeld zijn laatste zou den zijn. Inderdaad moest hij ze in Mei 1869 afbreken om ze eerst in Maart 1870 te beëindigen. Hij hield zijn laatste lezing in St. James Hall op 15 Maart 1870 voor meer dan 2000 menschen. In het begin van April 1870 verscheen de eerste aflevering van zijn roman „The mystery of Edwin Drood", die al dadelijk groote belangstelling trok. Den 9en April had hij een ontmoeting met de Koningin Onze wereld-manometer loopt wel wat gevaarlijk op, Welke zeer bekwame vakman Zet de hooge spanning stop? Een verborgen, stille dreiging Houdt de volk'ren in haar greep, En we naderen bedenkelijk Hier en daar de roode streep! Fitters zijn er ruim voorradig, Die vaak ondeskundig zijn En voor onze wereldtoekomst Heil zien in de spannings-lijn! Want hoe hooger manometer, En hoe hooger nog de grens, Des te dichter bij 't vervullen Van een nationalen wensch! En maar immer kruipt de wijzer Langs de maatverdeeling voort, Of hij zich niet aan de toekomst Van millioenen levens stoort. Want ontstaat er een explosie, Dan wordt alles weggevaagd, Wat de pas begonnen opbloei Van de wereld in zich draagt! Maar ook werken er in stilte De bekwame constructeurs, Die geregeld overleggen Met' verstandige monteurs, Die de spanning registreeren Bij hun arbeid, dag na dag, En de toestand.nog beheerschen, Met beleid en met gezag! Onverschrokken, kloeke werkers. Houdt Uw arbeid maar in stand, Dien het wereld-mechanisme Doelbewust, met vaste hand! Houctt Uw handen aan de handles, Hoe de spanning zich verzet, Eens zal de historie leeren, WAT UW ARBEID HEEFT GERED!! Januari 1937. KROES (Nadruk verboden.) die al herhaaldelijk den wensch had uitge sproken, den verdienstelijken novellist een openlijk blijk van haar waardeering voor zijn talenten te geven, hetgeen moeilijk was, omdat Dickens altijd alle titels en waardig heden met beslistheid afwees. Inmiddels verergerde de toestand van zijn gezondheid; tegen het einde van Mei begaf hij zich naar zijn geliefd buitenverblijf Gads Hill bij Rochester, waar hij na een aanval van beroerte, den 9den Juni 1870 over leed. Toen het nieuws van zijn dood in En geland bekend werd, gevoelde men dat al gemeen als een persoonlijk verlies. Ko ningin Victoria uitte haar diep medeleven met zijn overlijden en in vrijwel alle lagen der bevolking betreurde men zijn heengaan Er was niet een Engelsch blad, dat zijn heengaan niet in artikelen van heele pagi na's besprak en het was de „Times", die met de suggestie kwam dat Westminster Abbey de cenige plaats was, geschikt om als waar dige rustplaats te dienen voor den grooten schrijver. Inderdaad werd zijn stoffelijk overschot, naast dat van beroemde andere letterkundigen daar ter aarde besteld. In scheppingsvermogen ten aanzien van personen was Charles Dickens ongeëvenaard Zijn figuren waren altijd buitengewoon levend en scherp omlijnd. Het eenige wat vaak aan de waarheid van de karakters af- breuk deed, was zijn steeds herhaalde nei ging naar het karikaturale. Maar de achter grond waartegen hij die karakters afteeken- de, was vaak minder zeker. De waarheid en de oorspronkelijkheid van zijn werken, zijn humor en gezonde sentimentaliteit be zorgden hem een duurzame belangstelling. In alle beschaafde talen werden zijn wer ken overgebracht. Een authentieke editie van zijn verzamelde werken, verscheen in 21 deelen te Londen in 1900. Charles Dic kens1 onsterfelijke figuur zal voortleven in zijn werken over de geheele wereld, waar hij, telkens weer bij lezing van zijn werken, als een der grootste Engelsche letterkundi gen, een voorname plaats inneemt in Enge land's literaire geschiedenis. Moederweelde ïn de diergaarde»

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1937 | | pagina 9