ischouwingei) iel gebied Een „economist'' als oplichter lioen Kunne blijker brief? dam 1 Kom cureur ernstif jcs k\ waard De re< een lt tijd v( kan zi reert 1 van e< De i vrijspr aan. Arrc Tr ic 14025 118 712 1617 2312 3467 3834 4657 5207 6032 6555 6839 7447 8230 8943 8975 9770 10094 10800 11452 12445 12883 14385 14787 15566 16189 16872 17538 18847 19526 20125 20708 51 325 563 739 887 1230 1483 1631 1837 2017 2202 2340 2627 2936 3148 3452 3625 3842 4079 4452 4546 4846 5025 5173 5456 5579 5891 6182 6340 6415 6716 7027 7215 7438 7645 7779 8081 8249 8419 8681 8882 9060 S269 9638 9942 10093 10368 10635 10774 10796 11061 11338 11582 11864 12029 12477 12632 12802 13091 13279 13446 13844 14139 14368 14812 14833 15082 15316 15628 15925 16202 16447 16727 17198 17453 17547 17784 17934 18266 186C8 18848 19066 19189 19503 19653 19867 20024 20266 20433 20634 20750 20986 Ver z. 18' om in een cultuurchaos) komt, omdat wij, waar de cultuur toch zoo gebonden is aan de omstandigheden, wat den een het nut tigst is, willekeurig willen toepassen voor een ander. En dan branden wij onze vingers (warm water). Dat zien wij ook ten platte- lande, waar wij schier hopeloos overeind zit ten met cultuurverwording. Daar is een feest. En dan trekt mij daar een gezond boe renmeisje, dat forsch uit de kluiten gewas sen is en dat omderwille van het klimaat altijd vrij dik gekleed is en dat van het mel ken en het wasschen of boenen nogal ge spierde ietwat beenige en vooral roodc ar men heeft, een baljapon aan, waarvan men niet begrijpt, dat zij er niet onmiddellijk long ontsteking in krijgt, omdat voor dat japon netje, dat geschikt is voor het frêle stads meisje, een heeleboel ondergoed uitgelaten moet worden en het staat haar niet, omdat een paar fiksche gezonde armen uit dat ja ponnetje steken als de latten uit de jas eens vogelverschrikkers. Ziedaar ccn japonnetje dat op zichzelf af is, een cultuurproduct, willekeurig verplaatst naar een omgeving, waar het niet hoort. Daar wordt het wancul- tuur; zoo ontstond de chaos van tegonwoor- dig. Wij zien dus dat de cultuur gebonden is aan de omstandigheden. Wat op de eenc plaats cultuur is, wordt op de andere plaats wancultuur, waaruit volgt, dat de dingen dezer wereld en niet minder de menschen dezer wereld ieder een eigen plaats en een eigen aard hebben. Wij komen hier dus in aanraking met een zekere ordening der in dividuen. (personen en dingen). Nu gaat het echter om de vraag hoe komen de indivi duen aan dien eigen aard? De idealisten zeiden door maar te onder zoeken komt men alles aan de weet. De din gen zullen dan vanzelf wel uitwijzen waar voor zij het best geschikt zijn. Ik denk daar bij aan het verhaaltje, dat ik las van een uitvindertje, die een zalf bad uitgevonden, waarvan hij meende dat het de beste huid- crème was ter wereld. Hij ging daarmee rei zen en gaf ieder, die hij tegenkwam een proefpotje zalf cadeau. Toen hij na den vo- rigen avond in zijn hotel weer een slacht offer gemaakt te hebben, 's ochtends beneden kwam, zeide dit slachtoffer tegen hem: Zeg die schoensmeer van jou is reusachtig. (De man liad er n.1. niet bij gezegd, denkend dat men zulks met de klomp voelen kon, dat het huid-crême was). Gelukkig was het uitvin dertje heelemaal niet boos, doch zcide la chend: Hé, gebruik jij het daarvoor? Bedankt \oor dat nieuwe idee. Ik was het er met mij zelf nl. ook nog niet geheel over eens, waar het 't best geschikt voor was. Zie daar het gevolg van al dat onderzoeken. Hopeloozc verwarring. Natuurlijk moet de mensch alle dingen onderzoeken, maar hij moet toch steeds vragen, wat is het doel en de eigen aard van het voorwerp. Als ik tegenwoor dig ergens kom, dan zie ik daar haast altijd het een of andere antieke keukenvoonverp in de kamer prijken; een lepelrek met tin nen lepels, b.v., of een of andere koperen pot of ketel, waarin vroeger was gekookt, doch thans een vaste plant in gekweekt werd. En dan vraag ik, hé gebruik jij die dingen daarvoor? Ik protesteer met die vraag, altijd tegen het overplaatsen van dingen uit hun ne eigen omgeving naar plaatsen en tot een doel waarvoor zij vroeger niet gebruikt werden. Dan kan de vrouw des huizes zeg gen, dat tinnen lepels hoogst onhygiënisch zijn cn al die vieren en vijven meer, maar dan zeg ik; al goed, gebruik ze dan niet meer, maar laat ze tenminste in de omgeving waarin ze hooren en versier er je keuken mee. Als men dan beslist antiek wil verza melen, waar inderdaad heel veel aardigheid aan is, laat dan door de dingen op hunne eigen plaats te laten tenminste zien, dat we, wat die dingen betreft, het doel, waarvoor ze gegeven zijn begrepen hebben. Men kan dan zijne kamers vol zetten met antieke kamermeubels, vazen en schalen en wat niet al. Ik verwaarloos bij deze redencerlng ech ter een ding, dat ik thans naar voren wil halen. De mensch heeft een vrijbuitende geest, die er zich tegen verzet, dat hij, wan neer een medemensch iets met een bepaald doel beeft gemaakt of ingesteld, dat zelfde iets beslist tot dat zelfde doel zou moeten gebruiken. Zoo ontmoette ik laatst Iemand, die zijn vrouw graag een cadeautje wou ge ven, maar hij vertikte het om dat precies op. 5 December te moeten doen. Nu is dat stand punt bekrompen, Want het gaat er in deze maar weer om, dat de mensch zooiets niet met een bepaald doel beeft gemaakt, doch dat St. Nicolaas van God gegeven ls, en dat juist op 5 December geboren is. Dat wil zeg gen: dat menschen en dingen hun eigen omstandigheden hebben en hun eigen aard hebben. Naar mijne meening is alles in deze wereld gegeven cn niets opgegeven, be halve in te zien, dat alles gegeven is en ont wikkeld moet worden naar dat gegevenc. Men kan zich daartegen verzetten gelijk de humanisten doen, die meenen, dat de mensch aan dc dingen wel hun eigen aard geven zal, als hij na onderzoeken en nog eens onderzoeken heeft uitgemaakt, waartoe dit of dat het meest geschikt is. Daarop gronden de communisten dan ook weer hun levensbeschouwing, die zegt, dat de mensch het recht heeft de dingen te ont wikkelen, tot den diepen zin, die de ge meenschap zal vaststellen, dat iets hebben moet. Andere humanisten erkennen nog wel, dat de dingen hunnen eigen aard cn zin hebben en dat alle onderzoek alleen maar leiden mag tot de ontdekking van dien die pen zin door God in de dingen gelegd, maar zij leggen daarbij den nadruk op het men- schelijk denken, dat zelfstandig tot die ont dekking komen zal. Persoonlijk sta ik op het standpunt, dat wij inderdaad hebben te onderzoeken, doch dat God ons dan den die peren zin der dingen leeren zal door open baring, b.v. door de omstandigheden, waar onder dit of dat optreedt en de plaats, waarop dit of dat zich voordoet. Ik meen dus, dat verzet togen den eigen aard der din gen niet veel baat en acht de poging om daaraan te willen ontkomen bekrompen (die vrijbuitende geest die maakt dat de eene mensch dc dingen hiertoe wil gebrui ken en de andere mensch daartoe leidt tot een chaos, die allerminst in overeenstem ming is met de scheppingsorde, die telkens alleen al geopenbaard wordt (wat aan den dag treedt) door de eigen aard, die de din gen elk hier op aarde schijnen te moeten innemen). Men zal moeten buigen, voor het feit, dat alles wat hier op aarde op ons af komt' zin heeft en een diepere zin heeft. Alleen men kan er over verschillen op wel ke wijze wij tot de ontdekking moeten ko men van den diepsten zin der dingen. In ieder geval zullen wij moeten onderzoeken waartoe dat nu precies hier op aarde ge- gegeven is. En daarbij doen zich dan twee richtingen voor: nl. óf de mensch meent te weten wat elk het nuttigst is (atheïsten), óf de mensch erkent, dat God weet wat elk het nuttigst is (dat is de geloofshouding, de godsdienstige houding). Dc eerste rich ting leidt naar mijne meening tot chaos en verwarring, omdat er zoolang er men schen leven met een geest, die een vrijbuiter is, geëxperimenteerd zal worden. Zoolang er gezegd kan worden: oh, gebruik jij het daarvoor? zoolang zal er verwarring blij ven. Weliswaar is die nooit rustende geest beter, dan dat men zegt, dit ding voldoet mij hiervoor en dat ding daarvoor en of het nu zoo de bedoeling is of niet, dat kan mij niet schelen, want. dan doet men den eigen aard der dingen te kort, men laat ze niet tot hun recht komen, neen wij moeten daar naar blijven zoeken, maar op een gegeven moment moet een mensch kunnen zeggen: nu heb ik het gevonden. Op een gegeven oogenblik moet een mensch tot cultuur ko men kunnen. Tenslotte heeft ieder ding maar een zin. Die zalf uit dat voorbeeld van dat uitvindertje was tenslotte voor een van beide beter geschikt voor schoensmeer of voor huid-crême, en het was de plicht van dien man geweest om zulks te onder zoeken (net zoo goed als het ook heslist gelogen is, dat de eenc cacao net zoo goed is als de andere, gelijk de advertenties ons dat altijd doen vermoeden, want zij sehrij- van van alle soorten: cacao de beste) neen tenslotte moeten wij ook het vertrouwen kunnen hebben: nu heb ik het gevonden. Dien zin kunnen wij benaderen door al thans op de eigen plaats of omstandigheden der dingen te letten: maar daarmee zijn wij er niet, wij zullen een norm moeten hebben waardoor het zinlooze (althans datgene, waarvan wij den zin nog niet begrijpen) zin krijgt en voor ons cultuur wordt n.1. zijn doel bereikt hebbende arbeid geworden is. En dat kan. B.v.: Een lepel. Dat is een cul tuurproduct, dat af is. Het zal deze of die tierelantijnen krijgen, men zal er dit of dat mee opscheppen, maar het blijft een bollc vorm met een steel. Zoo vindt men tenslotte den eigen aard cn het doel, waartoe de din gen gegeven zijn. Men komt tot cultuur. Iets raakt voltooid. Men is het er over eens. dat dit het is, waartoe dat gegeven is. Daarbij komt dan ook een zekere eenheid van cul tuur aan den dag. De heclc wereld is het er over eens, dat een lepel dient om iets op te scheppen cn dienovereenkomstig een holle vorm met een handvat hebben moet. De menschen namen dus tegenover de lepel dezelfde houding aan, zoo ontstaat er een zekere cultuurecnheid. Meestal is dit plaatselijk. (Wordt vervolgd.) Hij wilde den bedrogene inder daad iets laten verdienen. Een 26-jarige jongeman L. J. P., die zich „economist" noemt, stond gisteren voor het hof terecht, verdacht van oplichting. Hij is reeds eerder veroordeeld. Eenige ja ren geleden poogde hij valsche H.V.A. aan deden aan den man te brengen Parijsch import, waarmee hij met een handlanger naar Nederland was gekomen, om aan com- missionnairs te verkoopen. Op hectcrdaad is hij toen door de centrale inzake falsificaten betrapt. Deze jongeman had echter nog meer op zijn kerfstok. Hij zou in 1932 ccn Belgischen stationschef hebben opgelicht De Belg bad hem in goed vertrouwen 10.000 Belgische francs gestuurd. In December 1932 maakte de jongeman een reisje door België. Op het station te Recht maakte hij kennis met den chef Schmitz. Na de slechte economische tijden te heb ben besproken, kwam het gesprek al spoe dig op ccn gemakkelijke en zekere manier om geld te verdienen. Aan dc beui's was volgens dc „economist" altijd nog wel het een en ander te verdienen. Vanuit Amster dam schreef hij den chef: „U hebt me ge- vragd hoe u uw geld kunt beleggen. Dat is een moeilijk te beantwoorden vraag. Dc een wil een hooge rente, de ander wenscht slechts zekerheid en is met een lagere rente tevreden. Op het oogenblik werk ik voor een zaak, waarin ik persoonlijk voor 100 duizend gulden geïnteresseerd ben, Ik werk daar samen met een internationalen ban kier, de ook voor belangrijke sommen ge ïnteresseerd is. Ik kan u wel een aandeel afstaan. Wanneer u 10.000 fres. stort, zult u na een half jaar tienmaal zooveel te rugkrijgen. De zaak is eerste klas. Men laat 't geld werken en de opbrengst komt van zelf. De brief onderteekende hij met een valschen naam". De stationschef voelde er veel voor om op deze gemakkelijke wijze veel geld te verdienen. Nadat verd. hem nogmaals had bezocht, was de chef over gehaald: Hij stuurde aan een bank te Am sterdam een som van fres. 10.000 in ruil daarvoor kreeg hij een fraai document toe gestuurd, dat een aandeel moest voorstellen in de millioenenzaak. Veel kennis van za ken had de chef blijkbaar niet, want voor een kenner zou het al spoedig duidelijk zijn geweest, dat het papiertje naar zwendel rook. In goed vertrouwen wachtte dc man op den zilvertrein, die weldra het kleine Belgische station binn enzou rollen... maar er kwam niets, geen geld, geen brieven en geen geruststellende antwoorden. Dc rijke buitenlander, die verteld had, dat hij in een eerste klas hotel te Amsterdam woonde bleek verblijf te houden in het zeer eenvou dige Rijkshotel an dc Weteringschans. Hij was pas veroordeeld tot drie jaar gevange nisstraf wegens het spelletje met de valsche H.V.A. aandeelen. De chef spoedde zich naar het Amster- damsclie parket Van het geld bleek niets meer over tc zijn en de handelszaak, die in China zilvermijnen zou bezitten, bestond slechts in de verbeelding van den jeugdigen P., wiens vader eens een zeer rijk man was, die ech ter ongeveer in denzelfden tijd is veroordeeld, omdat hij als ex-consul van een Zuid-Amerikaanschc repu bliek valsche passen afgaf. Voor de rcchthank ontkende de jongen: hij wilde den chef inderdaad iets laten verdienen, hij had te goeder trouw gehandeld. Hij hoorde zich tot een jaar veroordeelen. Voor het hof komt hij met een nieuw verhaal: „Ik heb dat geld nooit in m'n handen gehad, Ik was al geknipt en m'n broer heeft 't van de bank gehaald..." Heel rustig poogt verd. het hof van zijn goede bedoelingen te overtuigen. Dc groote zaak bestond nog wel niet. maar dat was een questie van tijd. Hij had zooveel rela ties in Londen, Amsterdam, Berlijn, Bern, Stockholmalles zou terecht zijn geko men. De president Mr. Jolles gelooft cr niet veel van. En dat valsche aandeel dan? Waar kwam dat vandaan. Zeker uit Parijs toegestuurd gekregen. Die valsche H.V.A.-aandeelen kwamen immers indertijd ook uit dien buurt? Verdachte weet het niet. In ieder geval doet hij over dit onderwerp geen na dere onthullingen. De Belgische stationschef, een kleine man in een bontjas gehuld, is over zijn promotor niet erg tevreden „M'n geld stond zoo vei lig op de spaarbank. Maar ik dacht, dat die deftige mender het wel beter zou weten. En ik kon wel een duitje gebruiken..." Requisitoir. Het woord is dan aan den procureur-ge neraal Mr. Verstcegh. „Ik heb met. verwondering gehoord, dat deze verdachte een straf van een jaar on rechtvaardig vindt en dat hij z. i. onschul dig veroordeeld is. Verdachte is thans met een andere lezing gekomen, Zoowel van een deel van de fei ten, als van zijn aandeel daarin. Doch ook hij deze veranderde lezing is een vcroordeeling op deze dagvaarding zeer wel mogelijk. Ten behoeve van hem is aan ccn bank te Amsterdam 10.000 fr. over gemaakt door den chef. Hij had er dc be schikking over, en of zijn, broer het nu ge bruikt heeft of hijzelf, doet er niet toe. In hoofdzaak is de chef bewogen het geld te sturen door den brief. De Belg is „lekker gemaakt" met leugens. Hij spiegelt hem ont zaggclijke winsten voor uit het concern, waarbij hij verd. voor anderhalf mil- DONDERDAG 4 FEBRUARI 1937. Hilversum I. AVRO-uitzending. 8.00 Gramofoonplaten. 10.00 Morgenwijding. Gramofoonplaten 10.30 Omroeporkest en soliste. 12.30 Gramofoonplaten. I.30 „De Octophonikers". In de pauze: Lite raire causerie. 3.00 Naaicursus. 3.45 Gramofoonplaten. 4.00 Voor zieken en thuiszittenden. 4.30 Gramofoonplaten. 4.45 Voor de kinderen. 5.30 Het Omroeporkest. 6.30 Sportpraatje. 7.00 Voor de kinderen. 7.05 AVRO-Dansorkest. 7.30 Engelsche les. 8.00 Berichten ANP. Mededeelingen. 8.15 Concertgebouw-orkest en soliste. In de pauze: orgelconcert. 10.30 Gramofoonplaten. II.00 Berichten ANP. Hierna tot 12.00 AVRO-Dansorkest. Hilversum IL 8.00—9.15 KRO, 10.00 NCRV, 11.00 KRO, 2.00—11.30 NCRV. 8.009.15 en 10.00 Gramofoonplaten. 10.15 Morgendienst. 10.45 Gramofoonplaten. 11.30—12.00 Godsd. halfuur. 12.15 KRO-orkest en gramofoonplaten 2.00 Handwerkcursus. 3.003.45 Orgelspel. 4.00 Bijbellezing. 5.00 Handenarbeid v. d. jeugd. 5.30 Voor de kinderen. 6.00 Cello en piano. 6.45 CNV-kwartiertje. 7.00 Berichten. 7.15 Boekbespreking. 7.45 Reportage. 8.00 Berichten ANP. 8.15 Stichtsch Salon-orkest. 9.45 Berichten ANP. 9.45 Reportage bijeenkomst Bjjz. Vrijw. Land storm. 10.4511.30 Gramofoonpl. Hierna: Schrift lezing.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1937 | | pagina 7