Raad Mupaaid
Hoe Meatsuyker andermans
bruid trouwde
Arrondissements rechtbank
te Alkmaar
Donderdag 4 Februari 1937
Tweede blad
MEERVOUDIGE STRAFKAMER-
Zitting van Dinsdag 2 Februari.
Uitspraken 26 Januari.
Cornelis M.. Zuidscharwoude, misdr. art.
247 Strafrecht. 1 jaar gev. voorw. met 3
proefjaren, en in vrijheid gesteld.
Philip Sch., koopman, Amsterdam, gele
genheid geven tot hazardspel, f50 boete of
25 dagen.
Hendrik SI., chauffeur, Den Helder, hoo-
ger beroep vonnis kantongerecht Den Helder
ter zake overtreding art. 22 Motor- en Rij-
wiehvet. Vonnis f 80 boete suibs. 40 dagen en
ontzegging rijbevoegdheid voor den tijd van
6 maanden. Uitspraak strafkamer: van alle
rechtsvervolging ontslagen.
Simon M., reiziger te Oudorp, verduiste
ring. Na de behandeling der zaak direct
vrijgesproken.
Ente Job. St., buschauffeur, Zaandam, ach
teruitrijden zonder de voorgeschreven vei
ligheidsmaatregelen te hebben genomen,
hooger beroep vonnis kantongerecht Helder.
Vonnis f25 boete of 15 dagen. Vonnis be
vestigd.
Hendr. Jacob E., Oegstgeest, hooger be
roep vonnis kantongerecht Hoorn. t.z. onbe
voegd uitoefenen geneeskunde tegen beloo
ning. Vonnis f 200 boete subs. 2 maanden
hechtenis. Vonnis bevestigd.
Th. Adr. M., Schoorl, ernstig lich. letsej
door schuld, art. 308 Strafrecht, cisch 1
maand hechtenis en ontzegging rijbevoegd
heid voor den tijd van 8 maanden. Uitspr.:
f 40 boete of 20 dagen en 1 jaar ontzegging.
Petr. Anth. Sch., Wognum, als voren,
eisch 1 maand hechtenis en 1 jaar ontzeg
ging rijbevoegdheid.
Alkmaar.
EIGEN SCHULD PLAAGT HET MEEST.
Een binnenschipper uit Nijmegen, een nog
al eigenwijs en niet al te snugger exem
plaar van dit gilde, genaamd Jan Sch., had
een vracht steenen vervoerd naar de firma
de Wild en Co. te Alkmaar, zonder vergun
ning van de bevrachtingscommissie, met het
treurig gevolg, dat zijn schip in beslag werd
genomen en de kantonrechter te Alkmaar
hem tot 20 gulden boete of 10 dagen veroor
deelde Op dienzelfden dag werd de man ook
nog te Utrecht veroordeeld tot f50 boete,
omdat hij met die zelfde vracht ook in dat
arrondissement was bekeurd. Van de ver
oordeeling te Alkmaar was hij nu in appèl
gekomen. Dit hooger beroep werd heden be
handeld, doch bovendien sloeg de recht
bank 2 vliegen in één klap, omdat hij zich
ook nog had te verantwoorden wegens ont
trekking van zijn schip aan de wettelijke in
beslagname wat te Alkmaar was geconsta
teerd.
De eigenwijze binnenschipper had het nu
opnieuw weer zwaar te verantwoorden, niet
alleen vorderde de Officier bevestiging van
het Kantonrechterlijk vonnis, doch boven
dien nog 3 weken gevangenisstraf wegens
de zoovéél meer ernstige onttrekking.
De president deed nog moeite, er achter
te komen, hoe Jantje er geldelijk bij zat
maar Jan liet zich zoo weinig uithlooren.
dat mr. Ledeboer zijn vruchtelooze poging
maar staakte.
Wieringermeer.
NIEUWE LANDtWINST, MAAR OOK NIEU
WE ZORGEN EN NIEUWE MISDRIJVEN
Met de vestiging van de 12de provincie is
het ook niet alles goud wat er blinkt en de
prachtige loftuitingen over de kloeke Hol
landers die steeds maar meer vruchtbaar
land ontwoekeren aan de baren, hebben ook
hun schaduwzijde. Zoo wordt onder meer de
uitgebreide Wieringermeerpolder onveilig
gemaakt door een aantal amateur stroopers,
die de talrijke hazen, die bezit hebben ge
nomen van den polder, 's nachts met de
lichten van hun auto verblinden en dan
dood rijden. Tegen dit weerzinwekkend be
drijf moeten nu diverse jachtopzieners op
treden. Op de voormalige Zuiderzee had
men daar geen last mede. Zoo werd ook in
den nacht van 7 op 8 Nov. na veel moeite
door een vijftal jachtopzieners, die zich ver
dacht hadden opgesteld op verschillende af
standen langs den nieuwen Kwelweg, ge
snapt de lange vischkoopman Jan N. uit
Monnikendam, welk heerschap, na te Gro
ningen zijn visch te hebben uitgescharreld,
's nachts op zijn terugtocht van de gelegen
heid gebruik maakte, 'n haasje te verplet
teren, om eens lekker van de bout te kun
nen smullen. Van de jachtopzieners, die met
hun lantaarn zwaaiden en de Monniken
dammer bevolen te stoppen, trok de man
zich weinig aan. Enkelen waren verplicht
zich ijlings in veiligheid te stellen, om niet
bet lot van de overreden haas te doelen.
Maar ten slotte spraken ook de proppen
schieters een hartig woordje mee. De wa
gen werd „aangeschoten" en tot stilstand
gebracht. De Monnikendammer trachtte zich
te dekken door de bewering, dat hij zoo on
tactisch was opgetreden, omdat hij dacht mot
struikroovers te doen te hebben en hij be
vreesd was te worden beroofd van de 200
gulden, die hij als opbrengst van de ver
kochte gerookte visch in bezit had. In zijn
wagen werd ook nog aangetroffen 'n 23-ja
rige vischventer uit Monnikendam die, zoo
als door de veldwachters alreeds was gecon
stateerd. de overreden haas had opgeraapt.
Er was voorts opgemerkt dat men de auto,
die eerst reed met een tempo van pl.m. 25
K.M., na het optreden der jachtopzieners
de snelheid tot pl.m. 60 K.M had vermeer
derd. Het is echter duidelijk, dat het heroo-
vingssmoesje niet werd geaccepteerd en de
Officier ook geen notitie nam van de klacht
door den vischventer tegen de jachtopzie
ners ingediend.
Hij stond heden dus terecht wegens po
ging tot ododslag, gepleegd tegen de jacht
opzieners Bais, v. d. Sluis en Kroon en werd
alstoen bijgestaan door den bekenden straf
pleiter mr. Simon de Jongh uit Amsterdam,
'n microscopisch ventje maar bedeeld met
een flux de bouche, waar je van achterover
sloeg.
De heer Officier had, om te voorkomen,
dat zijn prooi hem nog ter elfder ure zou
ontglippen, ook nog eenige subsidiaire
strafbare feiten, stroopcrij en het niet vol
doen aan een ambtelijke vordering tot stop
pen, ten laste gelegd, doch hield zich bij
voorkeur aan de primaire beschuldiging
„poging tot doodslag".
Zijne Edelachtbare onthulde de motieven
die tot een dergelijk streng toezicht aanlei
ding hadden gegeven, de talrijke stroopc-
rijen en overtredingen der jachtwet in den
Wieringermeerpolder en de inderdaad lang
niet denkbeeldige gevaren, waarmede de
ambtenaren werden bedreigd. Ook hier had
den 3 menschenlevens op 't spel gestaan en
op grond van dit zoo ernstige feit, achtte de
Officier zich verplicht 1 jaar gevangenisstraf
te vorderen. - -
Deze eisch was natuurlijk absoluut -niet
gespeeld in de kaart van den kleinen, maar
dapperen mr. Simon de Jongh, die zich ook
nu weer deed kennen als een niet te ver
achten tegenpleiter en in een zee van wel
geplaatste verdedingsargumenten poogde
aan te toonen, het onbewijsbare van de ten
laste gelegde poging tot doodslag.
In hoeverre het dezen pleiter zal geluk
ken, zijn cliënt uit de hem dreigende ge-
vaneenis te redden, zal de rechtbank
week uitmaken.
Dinsdag 2 Februari, 's namiddags 4 uur,
kwam de Raad dezer gemeente in vergade
ring bijeen onder voorzitterschap van burge
meester Sutman Meijer.
Ingekomen stukken.
Mededceling wordt gedaan van diverse In
gekomen stukken.
Verzoek van een aantal hoofden van ge
zinnen uit de buurtschap Veenhuizen om
weder-openstelling der Openbare Lagere
school aldaar. B. en W. stellen voor, dit
verzoek voor kennisgeving aan te nemen.
In verband hiermede deelt Voorz. mede,
dat deze zaak een heele tijd bij B. en AV. in
onderhandeling is geweest en de minister
heeft doen weten, dat naar zijn oordeel geen
reden is tot eenige maatregelen over te gaan
daar men allicht geen aanspraak kan ma
ken op een 2-mansschool, af dan zou school
III eventueel wankel komen te staan.
De heer Dekkers zegt dat er misschen
nog wel een oplossing mogelijk zou kunnen
zijn in 't belang van het openbare onderwijs
en dat z. i. wenschelijk was, n.1. als Hugo-
waard-Noord en Veenhuizen elkaar de
hand reikten en elkaar zouden steunen.
Voorz. is het volkomen met den heer Dek
kers eens.
De heer Dekkers zegt: Acht U 't mogelijk,
dat er een school zou kunnen verrijzen, in
dien Hugowaard-N. en Veenhuizen samen
gingen?
Voorz. bevestigt dit, doch gaat voorz. ver
der op onze vraag hebben de ouders van
Heerhugowaard-Noord geantwoord, dat zij
er niet voor voelen hun kinderen naar Veen
huizen te zenden.
Voorzitter zegt, dat het 't beste is, de zaak
niet te veel op den spits te drijven, daar 't
gewenscht is, dat deze 2 eerst tot elkaar
komen.
Hiermede was de zaak afgedaan.
Gemeente-eigendommen.
In verband met den bouw.van de dubbele
woning voor onthuisden op het perceel
grond gelegen aan den Kabel, stellen B. en
W. voor aan den huurder van dezen grond,
wegens derving van dat gedeelte grond een
huurreduotie en een schadevergoeding te
verleenen. Daar het afgenomen gedeelte on
geveer 1/8 gedeelte van de totale oppervlakte
bedraagt en dezen grond door den huurder
nog in bewerking was, wordt voorgesteld,
de huurreductie op f2.en de schadever
goeding op f7.te bepalen.
Spijbel jij van school? Ben je niet bang
voor je vader?
Niks hoor; hij heeft z'n arm gebroken
haar masker omhoog ten einde van een frissche dronk te genieten.
Naar aanleiding hiervan zegt de heer
Quant, dat de persoon in kwestie hem had
aangedaan naar aanleiding van de f7.
schadevergoeding daar deze dit te kort vond
en het ook naar spr.'s meening ten minste
f io.moest zijn. Nadat men het reken
sommetje had overgemaakt kwam men tot
de conclusie dat de schatting werkelijk te
laag was en werd besloten om de vergoe
ding op f 10.te stellen.
Personeel Gemeente-secretarie.
B. en W. stellen voor hun een crediet van
f200.te verleenen voor aanstelling van
een tijdelijk ambtenaar ter secretarie in ver
band met aan don Secretaris verleend ziek
teverlof. Goedgekeurd.
Kindertoeslagregeling personeel
G.E.B.
Invoering van een kindertoeslagregeling
voor het personeel van het Gemeentelijk
Electriciteitsbedrijf, in verband met het ver
zoek van de R.K. Raadsfractie.
De heer Tromp zegt namens de R.K. raads
fractie, dat men over dit punt. in April van
het vorige jaar voor 't eerst heeft gesproken
dus dat wij daar nu pas mee aankomen is
niet juist. Spr. licht toe, dat 't voorstel van
de R.K.-fractie luidt dat de kindertoelage
oor 'f G.E.B. personeel gesteld wordt op
1 per kind van het salaris, dit was in ver
gelijking met secretariebeambten, die 3
ontvangen toch een beperkte toelage.
De heer van'Elten zegt dat hij anders in
principe niet tegen kindertoelage is, b.v. in
de werkverschaffing en steunregeling, daar
daar de loónen toch aVzop laag zijn dat men
éf ternauwernood kap kómen, rnaar in dit
geval is spr. er niet voor. Naar spr. nieening
is l salaris van de ambtnearen van 't. G.E.B.,
dat toch een florisant bedrijf is, nog wel zoo,
dat men er- kan komen en mocht dit 't geval
niet zijn dan zag spr. liever een loonsver-
hooging, dan een kindertoelage. Spr. zou dit
standpunt rec-eler vinden.
De heer Dekkers zegt in principe ook niet.
tegen kindertoelage te zijn, dooh gelooft dat
als we deze op 1 stellen men 't volgende
jaar misschien weer met een voorstel van
3 komt. Spr. zag graag een vastgesteld
salaris met 3 kindertoelage en dan het sa
laris nu eerst te verlagen.
Voorz. zegt er zijn wel een stemmen opge
gaan dat kindertoeslag de salarissen druk
ten en nu zou Dekkers deze kant uitgaan.
De heer Tromp: van El ten zegt. dat hij in
principe niet tegen kindertoeslag is, doch
liever salarisverhooging zou zien, dat brengt
volgens de heer Tromp *t principe omhals.
Wethouder Kooij zegt dat hij do salarissen
ctusdanig vindt, dat hij niet voor kindertoe
slag is.
Wethouder Krom zegt 't staat toch hij ons
voor dat huishoudingen die met veel kinde
ren zijn gezegend op meer salaris aanspraak
mogen maken. Spr. stelt voor het voorstel
van de R. K.-fractie zoo te laten en zich hier
over uit te spreken.
Na stemming wordt liet voorstel met 9
tegen 2 stemmen aangenomen.
Tegen stemden de heer Kooij en v. Elften.
Besloten wordt tot wijziging van het be
sluit een geldleening aan te gaan maximaal
groot f 57000.door de rente te bepalen op
4 inplaats van op 4V2
Vastgesteld worden de voorschotten aan
bijzondere scholen.
Hierna sluiting.
Manager van een hotel: Dat is de ma
nier om er te kamen vriend; ik waschte ook
borden in een hotel en nu ben ik manager.
Bordenwasscher: En ik begon als manager
en nu ben ik bofdcnwasscher.
Een divarskijker steekt zijn I
hoofd zelf in de strop Van
een hemd met één mouw en
een dichtgeplakte verrekijker.
Onder het hoofd „Joan Maetsuyker" geeft
de N.R.Crt. enkele aardige karakterschetsen
van dezen merkwaardige landvoogd, die
ruim 25 jaar ons Indië bestuurde en naar
wien thans het nieuwe schip van de K. P.
M. is genoemd.
Joan Maetsuyker werd den 14den October
1606 te Amsterdam geboren en stierf te
Batavia op ruim 71-jarigen leeftijd. In 1636
kwam hij in Indië waar hij de Oost-Indi
sche Compagnie diende als raadspension-
naris, baljuw van Batavia, ordinaris raad
van Indie, gezant van de Edele Maatschap
pij te Goa, landvoogd van Cevlon en di
recteur van den handel. Hij had dus al heel
was gepresteerd, toen hij in 1653 tot gou
verneur-generaal werd benoemd.
Precies uitgerekend heeft Maetsuyker 25
jaar, 7 maanden en 17 dagen als oppcrland-
voogd geregeerd! Een man, die tot zulk een
krachttoer in staat was, moet wel een zeer
bij zonder mensch geweest zijn. Ds. Frangois
Valentijn, die in zijn onvergelijkelijk werk
Oud en Nieuw Oost-Indië blijk geeft van
groote bewondering voor 's mans geweldige
capaciteiten en werkkracht, heeft echter
niet zonder gegronde redenen van hem ge
tuigd: „Deze heer Maatzuiker was een
looze en doortrapte vos, waarvan hij al ver
scheiden zeldzame voorbeelden gegevenheeft
Hiertoe rekende hij het in onze dagen niet
ongewone middel, dat Maetsuyker toepaste
tot herstel van de geschokte Landsfinan-
ciën, t.w. een salariskorting van 25 pet. Va
lentijn schijnt dit echter wel degelijk een
vossenstreek gevonden te hebben, want met
een naar hedendaagsche opvattingen aan
doenlijke naïveteit verklaart hij: „Men kan
nietb egrijpen, hoe met de billijkheid over
eenkomt, en wat regt men in Indië daar
toe heeft, om de dienaren 25 ten 100, daar
in t' land zijnde, af te trekken."
Huift steekt zijn hoofd in de strop.
Er zijn echter betere bewijzen voor de
juistheid van Valentijn's oordeel. In 1654
werd de heer Gerard Huift als algemeen
bestierder van den handel naar Indië ge
zonden om de bakens der regeering te Ba
tavia „niet weinig" te verzetten. Maetsuy
ker, die volstrekt niet gesteld was op de
aanwezigheid van een kijk-in-den-pot, be
raamde in het geheim met den Raad van
Indië een plannetje om van den dwarskijker
bevrijd te worden. Hoe geheim het com
plot ook gehouden was, toch lekte er iets
van uit, althans kreeg Abraham Pittavin
pleitbezorger te Batavia, er de lucht van
en besloot zijn goeden vriend Huift te waar
schuwen voor het dreigende gevaar. Daartoe
begaf hij zich, in lichten rouw gestoken,
naar diens woning. Toen Huift naar de re
den van zijn rouwkleeding vroeg, sprak
hij:
„Ik drage .rouw, Edele Heer, om UEd.,
die ofschoon nog lovende, voor mij, en
voor alle zijne goede vrienden, reeds dood
is, want UEd. zal niet lang moer hier zijn.
maar in korten tijd naar Cevlon gezonden
worden, en er nooit weer vandaan komen."
Huift hechtte niet de minste waarde aan
deze mededecling en wees er lachend op,
dat het niet zoo gemakkelijk zou zijn hem,
den tweeden man in Tndië, van zijn plaats
te verdrijven. Een paar dagen later verga
derde de Raad van Indië. In een klinken
de redevoering betoogde Maetsuyker, dat de
zaken in Cevlon niet naar wensch gingen
en dat speciaal het verlangen van de Edel
heden in het Moederland om de stad Colonv
bo te veroveren het dringend noodzakelijk
maakte daarheen een wakker en ervaren
heer als veldoverste te zenden. Van zoo
groot belang was deze aangelegenheid, da'
hij zich zelf aanbood om naar Colombo te
gaan, ten ware de Heeren uit dit hun li
chaam een Heer van grooter bekwaamheid
hiertoe geliefden te verkiezen."
Huift, die als eerste der ordinaris raden
de rede van den Landvoogd moest beant
woorden prees diens edelmoedig aanbod
maar verklaarde tevens, dat men niet. zou
dulden, dat Zijn Edelheid van Batavia,
waar hij zoozeer noodig was zou vertrekken
en dus stelde hij zich zelf beschikbaar om
naar Colombo te gaan. Hij deed dit in de
vaste overtuiging, dat men hem niet zou
laten gaan en dat een der andere leden
zich zou aanmelden. Doch daarom was het
spelletje niet begonnen; bij acclamatie werd
zijn aanbod aanvaard en ieder wenschte
hem geluk met den belangrijken post, dien
hij zou gaan beklceden. De komedie eindig
de met een warme toespraak van Maetsuy
ker, warin hij Huift hemelhoog prees om
zijn uitmuntende bekwaamheid, moed,
jeugd en kracht. Het complot was volko
men gelukt. Huift had zelf het hoofd ge
stoken in den hem listig voorgehouden
strik.
Nog den zelfden avond kreeg hij weer be
zoek van zijn vriend Pittavin. die zich nu in
zwaren rouw had gekleed en hem aldus be
moedigend toesprak: „lk heb bevorens maar
lichten rouw over UEd. gedragen; dog heb
die nu verzwaard, omdat ik UEd. reeds als
in de kist zie liggen; want die UEd. met
zulk een loozen trek hebben weten na Ccylon
te krijgen, die zullen UEd. daar ook wel we
ten te houden, en eer, als UEd. denkt, aan
U einde helpen". Hoogst merkwaardig is het,
dat Joost van den Vondel, die Huift bij zijn
vertrek naar Indië een afscheidsgedicht
wijdde, daarin een droom beschrijft, waarin
Huift een gewelddadige dood wordt voor
speld. Hoe het zij, kort na zijn aankomst op
Cevlon, werd Huift bij het beleg van Colum-
bo door een vijandelijken kogel gedood.
Maetsuycker trouwt andermans
bruid.
De speelsche aard des heeren Maetsuycker
verloochende zich ook in diens particuliere
aangelegenheden niet. Na een 28-jarig huwe
lijksleven verloor hij in Haesie Berkmans
een „deugtsame. goedaerdige en godsaalige
matroone, wier verlies bij velen betreurt en
beklaagt werd". Een jaar later trad Maet
suycker in den echt met Elisabeth Abbema,
de jeugdige weduwe van den heer Simon
Cos. die zich na den dood van haar man ver
loofd had met Maetsuycker's goeden vriend
Johan van Dam. Dit huwelijk werd met groo-
ten luister gevierd, geheel Batavia verdrong
zich binnen de poorten van het Kasteel, zoo
dat de door ds. Cornelius Lindius uit het
hoek van Ruth gekozen tekst zeer toepasse
lijk was op de omstandigheden: „Ende al het
volk, dat in de poort e was, mitsgaders de
oudsten zeyden: wij zijn geluygen, de Hcere
make dese vrouwe, die in U huys comt, als
Rachel en Lea, die bcyde het huys Israels
gebout hebben; ende handelt kloeckclijk in
Ephrata ende maekt uwen naam vermaert in
Bethlehem".
De wijze, waarop de 17e eeuwsche
Rachel tevens Lea in Maetsuycker's
huis gekomen was, was echter verre
van fraai. In afwachting van hun hu
welijk had van Dam zijn aanstaande
vrouw met een warme aanbeveling
voor zijn goeden vriend Maetsuycker
naar Batavia gezonden. Mactsuy-
cker meende zijil vriendschap niet
overtuigender te kunnen bewijzen
dan door het jonge vrouwtje bij zich
in huis te nomen. Hij deed echter
meer, hij werd verliefd en wist de
bekoorlijke Elisabeth over te halen
alles wat zij den heer van Dam be
loofd had te vergeten en liever te
trouwen met den oppergebieder van
Indië dan met een ecnvoudigen land
voogd van Banda.
De heer van Dam was woedend en stak zijn
mcening over Maetsuycker niet onder stoe
len of banken, hetgeen Zijn Edelheid
prompt werd overgebracht. Maetsuycker vat
te het geval echter gemoedelijk op en ant
woordde slechts: „Die man heeft al wat ge
lijk. laat hem er dat ten minsten af hebben,
want dat is het dog al; hij zal in 't toeko
mende wel wijzer zijn van weer zijn bruid,
en zulk een fraei wceuwtje, eenen weduw
naar zoo ernstig aan te hevelen."
Een hemd met één mouw.
De nieuwe Generaalschc zou echter onder
vinden welk een ongemakkelijk heerschap
heur gemaal was. Eens had zij een stapel
nieuwe hemden voor hem laten maken,
waaronder er een was, waarin de naaister
per ongeluk maar één mouw gezet had, het
geen de huisvrouwe was ontgaan. Het nood
lot besliste, dat Zijn Edelheid juist dat hemd
aantrok alvorens zich naar de vergadering
van den Raad van Indië te begeven. In plaats
van het voor een ander te verwisselen, ging
Indië's Landvoogd met één mouw en één
blooten arm ter vergadering, zeer tot ver
bazing der Heeren Raden, die echter niets
durfden zeggen. (Tot goed begrip diene, dat
men in dien tijd een kort mouwloos wam
buis droeg, door welks armgaten luchtig-
hcidshalve de hemdsmouwen staken). Na af
loop der vergadering kwam Maetsuycker
binnenvallen bij zijn vrouw, die juist een
groot gezelschap dames op bezoek had.
Ostentatief bewoog de Landvoogd zich met
zijn blooten arm tusschen de dames, om ten
slotte ten aanhoore van alle aanw ezigen, zijn
echtgenoote een strenge terechtwijzing toe
te dienen over haar grove onachtzaamheid.
Een andere hebbelijkheid van Maetsuyker
was, dat hij stelselmatig weigerde zich een
nieuw pak te laten aanmeten. Raakte de
landvoogdelijke jas te zeer versleten, dan
liet mevrouw Maetsuyker naar een oud
model van dezelfde stof een nieuw costuum
maken, dat Zijn Edelheid zonder iets te
merken aantrok.
De dichtgeplakte verrekijker
Ook het personeel van de geheime schrijf
kamer had tc lijden van de dwaze inval
len van den gouverneur-generaal. Hij had
een soort verrekijker laten maken, waar
door hij van zijn kamer uit het doen en
laten van de klerken kon bespieden, Zoo-
dra er een ongerechtigheid gebeurde, wer
den de schuldigen op het stoepje geroepen.
Velen geloofden dan ook in ernst, dat de
Landvoogd over bijzondere gaven beschikte;
totdat de bus van den kijker werd ontdekt
en door een moedigen „pennist" met papier
werd dicht geplakt Toen was het Maetsuy
ker, die zich erover verbaasde, dat zijn in
strument niet meer werkte en daar de
klerken er wel voor zorgden 's avonds het
papier weer te verwijderen, duurde het
eenigen tijd voor de storing werd ontdekt
Een bijzondere voorliefde had Maetsuycker
voor het tooneel; gedurende zijn bewind
werd door de mannelijke compagnies-be
dienden geregeld tooneel gespeeld in een
der daartoe ingerichte zalen van het
Kasteel van Batavia. Om deze liefhebberij-
voorstelingen op een hooger peil te bren
gen, probeerde Maetsuycker zijn neef, den
vermaarden Amsterdamschen acteur Hes-
re de Boer, over te halen naar Indië te ko
men. Doch zijn pogingen hadden geen suc
ces, want Heere de Boer antwoordde, „dat
het voor hem veel heter was om te Am
sterdam dan eens prins, dan eens koning,
en dan weer eens keizer, en na daarvoor
te hebben gespeeld, weder vrij te zijn, dan
altijd een slave in Indië te worden." Het zou
blijken? dat Heere de Boer een juiste keuze
had gedaan, want toen zijn oom Maet
suycker stierf, liet hij zijn neef den acteur
een aanzienlijke som gelde na, waarvoor
deze een huis in Haarlem kocht en zich
gedurende zijn verdere leven vergenoegde
voor welgesteld burger te spelen.
Ondanks zijn vele eigenaardigheden, heeft
Maetsuycker in zijn langdurige regeerings-
periode toch zeer veel tot stand eebracht en
genoot hij de bijzondere waardeering der
Heeren Bewindhebbers. Dit kwam ondubbel
zinnig tot uiting, toen hij eens om verhoo
ging van „soldij" verzocht. De heeren
schreven hem toen, dat hij maandelijks zoo
veel meer kon nemen als hij zelf goed en
redelijk achtte, een voor de krenterige Com
pagnie-bestuurders ongekend royale gestie.
In hoeverre Maetsuycker heeft gebruik ge
maakt van de hem verleende cartc blanche
is niet bekend, maar wel staat vast, dat
hij bij zijn dood uitgestrekte landgoederen
en vele tonnen gouds heeft nagelaten.
Het is te wenschen. dat het den nieuwen
K.P.M.'er even voorspoedig zal gaan, doch
dat het schip minder vreemde streken op
zijn kompas moge hebben dan zijn peter.