Voor den Zaterdagavond rw T HOEKJE OUDERS 1 I Tob nooit hoekje Wat oude schrifturen vertellen. Waschmiddelen in primitieve vorm. Ontstaan der zeepziederijen door Mevr. G. C. MEYERSCHWENKE. In de vroegste tyden hulden de menschen zich, zooals bekend, in dierenhuiden, doch langzamerhand is men overgegaan tot het dra gen van gesponnen en genaaide weefsels. Men begreep de noodzakelijkheid om deze op ge regelde tyden te reiniging, omdat hierdoor de levensduur niet alleen verlengd zou worden, doch de kleedingsstukken er tevens beter uit zouden gaan zien. Zoo nam het wasschen hier van niet alleen in het dageiyksch leven een steeds grooter plaats in, doch men vindt hier over aanteekeningen in de oude schrifturen. Zelfs in de geschriften en gedichten van de oude Grieken en Romeinen wordt gewag ge maakt van „wasschen", dat meestal door de huisslaven werd gedaan, terwyl er eveneens een soort gilde bestond van speciale „beroeps- wasschers". Ten tyde van Homerus kende men nog geen zeep als reinigingsmiddel, doch ge bruikte de meest verschillende preparaten, o.a. een natuuriyke soort soda, die men uit het gebied van de Middellandsche Zee gewon, ver der ook in water schuimende wortelen van be paalde planten, die men afkookte, als ook ossegal en andere»middelen. Waarschijniyk was een bijzonder energieke reiniging niet zóó noodzakelijk, aangezien de kleeding der oude Grieken, evenals ook later die der Romeinen zeer ruim om het lichaam werd gedragen en meestal uit wollen of zyden gewaden bestond. Inspannend of vuil werk werd zooals men nog op oude schilderyen en vazen kan zien gewoonlijk ongekleed verricht. Sport werd door mannen en jongens, zoowel by oefeningen als by openbare wed stryden, geheel naakt uitgevoerd. De toga's van de Romeinen en de tunica's der Romeinsche vrouwen waren met kanten en borduursels versierd en vereischten evenals de in de mede gekomen zyden, doorzichtige weefsels, een zorgvuldige behandeling. Lang zamerhand worden dan ook bepaalde prepa raten samengesteld om een soort reinigings middel te verkrygen voor het wasschen van de, veelal kostbare, kleedingstukken. Wie het eerst tot de bereiding van zeep- soorten kwam, is onbekend, doch men schryft de uitvinding ervan toe aan de Phoeniciërs. In ieder geval neemt Plinius al zeep, die in Gali- cië uit schapenvet en asch van beukenhout werd bereid en wel in het byzonder als schoon heidsmiddel en om aan te wenden bij het mas- seeren van pyniyke ledematen. 200 jaar voor Christus schreef Hypocratus, een zeer beroem de medicijnmeester uit de grijze oudheid, even als Galenus Claudius, reeds over Germaansche zeepen, welke als reinigingsmiddel werdén ge bruikt. Noch in de vroegste tyden der Christelijke jaartelling, noch in het begin der Middel eeuwen kende men hemden of ander lijfgoed en ten gevolge van het uiterst geringe verbruik werd de bedreiging van zeep gedurende lange eeuwen niet op hooger peil gebracht. Eerst by de oude Angelsaksers begon men linnen hemden te dragen. Het woord „hemd" is van oud-Noordelijken oorsprong en ontleend aan „hemdi" en „hamz" en beteekent eerste omhulsel van het lichaam; in den beginne slechts alleen door vrouwen gedragen. Naar gelang van den welstand worden de hemden gemaakt van linnen of zyde en bewerkt met fyn borduursel, veelal ook met gouddraad. Om streeks de' achtste eeuw werden ook door man nen hemden gedragen, doch zoowel door man nen als door vrouwen alleen gedurende den dag. Was het koud, dan werden 's-nachts in bed geprepareerde dierenhuiden omgeslagen, terwijl gelooide huiden eveneens ter vervan ging van dekens werden gebruikt in het koude jaargetijde. In de Middeleeuwen werden de bedden veelal met tapytachtig aandoende klce- den bedekt, terwyl de hoofdkussens „Pfulwen" van leer of dikke, bonte weefsels waren en slechts met veeren opgevulde „Plumit" of bed het was met een fyn geweven linnen laken bedekt. Handdoeken bestonden reeds en men belegde in de huizen der middenstanders en der rijken, de tafel met linnen, vaak kunstig geborduurde tafelkleedcn. Onder kleeding voor vrouwen van wasch- bare weefsels gemaakt, werden eerst in veel lateren tyd meer populair. Over het algemeen was de voorraad huis- houd- en lijfgoed in de huishouding der Middel eeuwen zeer beperkt. We vinden een oude aanteekening van een Inventaris van een bis schop, afkomstig uit de vijftiende eeuw, waar- by genoemd werden o.a. 10 bedden, doch slechts 17 gedeeltelyk „versleten" linnen doe ken, 19 handdoeken en 9 monddoeken of ser vetten. Heel begrypeiyk kostte de „groote wasch" de huisvrouw niet veel zorgen en het bereiden van zeep bleef lange, lange jaren iets, wat aan huis geschiedde. Langzaam, naar mate de opvattingen der huisvrouwen zich wyzlgden en de behoefte aan linnen goed toenam, werd de vraag naar een waschmlddel grooter en begon men zeepziederijen op te richten. De renaissance en de barok brachten in de sobere samenstelling van den inhoud der lin nenkast een grondige verandering en lang zamerhand maakte deze de trots der huisvrouw uit. Hand aan hand ging hiermede de ontwikke ling van zeepsoortcn, die een zeer gewild han delsartikel bleken te worden; zelfs steden als Venetië, Genua, Savona en Marseille kwamen hierdoor tot groote welvaart. „Er komt rook uit al uw ramen, professor!" „Onmogeiyk ik rook niet." Winterkwalen en de kans op infectie. ►..met niezen vangen zy vaak aan! In de eerste maanden van het jaar zyn vele menschen verkouden, hetgeen meestal met een neusverkoudheid begint, doch zich vaak voortzet naar de bronchiën en bronchitis veroorzaakt. Men spreekt vaak van een „katarrh" of ontsteking van neus- en luchtwegen; het eerste woord is afgeleid van het Grieksche Katarrheim. De oude Griekesche artsen be schouwden verkoudheid als een afscheiding tengevolge van ontsteking van de hersens, die door middel van den neus plaats vond. Thans weet men echter, dat zulks niet het geval is, doch dat een neusverkoudheid door bacteriën veroorzaakt wordt, die een ontste king van de slijmvliezen bewerkstelligen, waardoor een afscheiding plaats heeft. Een dergeiyke ontsteking is ook bronchitus, waar- by de infectiehaard zich uitgebreid heeft van de neuskeelholte naar de luchtpijp en de groote vertakkingen van de bronchiën. In lichere gevallen blyven de fijnere bronchiën gezond. Ernstige ontstekingen van de siymvliezen der laatste kunnen ook door chemische of me chanische prikkeling worden veroorzaakt, o.a. door het inadem en van schadelijke gassen, (chloordampen, zwavelzuren, amoniak) en voortdurende inademing van rook en stof, waaraan textielarbeiders, steenkolendragers en aschmannen o.a. blootgesteld zijn. Verder kennen wij de bronchiale katarrh als alermeerende voorlooper van mazelen, kink hoest en de zeer veel voorkomende griep. Het is zeer verkeerd, bronchitus "te licht op te nemen, zooals maar al te vaak geschiedt, alhoewel er gevallen genoeg zijn, die in long ontsteking of in chronische bronchitus over gaan. Het laatste kan leiden tot longverwij ding, hartbezwaren en zelfs tot tuberculose. Zeer vaak ontstaat bronchitus by patiënten, die door zware ziekten lang te bed moesten liggen. De voornaamst verschynselen by acute bron chitus zyn hoesten, een pynlyk gevoel onder het borstbeen, pyn op de borst en opgeven van Slijm. De algeheele lichaamstoestand laat te wenschen over, verhooging en by meer ern stige toestanden koorts, vaak een avondtem- peratuur van 39 graden. De patiënten hebben veelal hoofdpijn en gebrek aan eetlust. De arts zal na het onderzoek van rug en borst een gereutel hooren, terwyl by diep ademhalen eveneens een min of meer piepend geluid ontstaat. Noodig Is, dat bronchitus door den huis dokter behandeld wordt, vooral wanneer na enkele dagen door transpireeren bevorderende middelen, o.a. lindenbloesemthee, geen verbe tering is ingetreden. Zelf neme men echter nimmer zijn toevlucht tot medicynen of middelén tegen het hoesten, daar de medicus slechts kan beoordeelen wat noodig en gewenscht is voor elk geval op zich zelf. De doseering van medicijnen is eveneens Indivudeel en wordt bij kinderen weer geheel anders toegepast dan by volwassenen. Hoofd zaak is ook by bronchitus, dat men het ziet te voorkomen door een eenvoudige, gezonde leefwyze en groote temperatuurswisselingen tracht .te voorkomen (overhitte kamers!) Kans op kou vatten is zeer groot, indien men doornat thuiskomt en niet onmiddellyk van kleeren, kousen en schoenen verwisselt en daarna liefst warme thee drinkt of een glas warm citroen-water. Ongetwyfeld zyn sterke rookers en alcoholdrinkers veel vatbaarder voor aandoeningen der luchtwegen, aangezien de slijmvliezen en het hart minder weerstand bieden. Slapen in onverwarmde vertrekken, liefst met open venster (indien het niet te koud is 's winters) is het beat voor de luchtwegen, ter wijl jonge menschen zich met mate kunnen harden door afwasschingen, luchtbaden en zwemmen. In ieder geval moet men met; bronchitus in huls biyven, niet alleen in het belang van den betrokkene zelf, doch ook tegenover anderen. Wanneer men noodgedwongen zich met een flinke verkoudheid toch onder andere men schen moet begeven, dan vermijde men het zooveel mogelyk, in hun nabyheid te hoesten of te niezen, aangezien de bacillen zich snel verspreiden en anderen infecteeren. Zondag. Ossenhaas met verschillende groenten Aardappelpuree Griesmeel met bitterkoekjes 3Iaandag. Koud vleesch Gestoofde prei Aardappelen Broodschotel met Appelmoes Dinsdag. Karbonade Stamppot van zuurkool Wentelteefjes met Vruchtensaus Woensdag. Gevulde uien Brusselsch lof met Kaassaus Harde eieren Aardappelen Donderdag. Haché Gestoofde bieten Aardappelen Ryst met boter en suiker Vrydag. Kabeljauw Worteltjes Aardappelen Peterseliesaus Watergruwel Zaterdag. Gebakken spek Capucyners (Aardappelen) Gedroogde appeltjes Chocolade koek. Ossenhaas met verschillende groenten. 1 kg ossenhaas, 200 gram boter, zout en peper, blikje doperwten, blikje worteltjes, Vz blikje princesseboonen; Aardappelpuree. De ossenhaas bestellen we liefst gelardeerd d.w.z. met kleine platte stukjes spek door regen, overgieten bet vleesch met kokend wa ter en wry ven het daarna in met peper en zout. De boter moet in de braadpan goed warm worden, hierin wordt het vleesch aan alle kan ten bruin gebraden; daarna wat water by* voegen, doch zorgen dat het vleesch steeds blijft braden; de deksel niet op de pan doen. We rekenen 15 20 minuten per pond vleesch, al naar gelang men het min of meer gaar wenscht te eten. Is de tijd verstreken, dan wordt de ossenhaas op een groot vleeschbord gelegd en aan plakken gesneden, die echter zooveel mogelyk in hun vorig model worden gehouden. We garneeren het vleesch met de inmiddels warm gemaakte groenten en leggen ter afwisseling groepjes worteltjes, doperwten en boontjes er omheen telkens gescheiden door een smalle streep puree. De jus, die we afge maakt hebben met water, wordt apart gepre senteerd. Wentelteefjes met vruchtensaus. 12 sneedjes oud brood zonder korst, liter melk, 2 eieren, 50 gram suiker, 2 theelepels kaneel, 1 fleschje vruchtensaus (zie beschrij ving onder dit recept). De eieren worden geklopt met suiker en ka neel, waarbij de melk gevoegd wordt. In deze vloeistof dompelen we de sneedjes brood en stapelen ze op elkander, zoo dat het vocht er goed in kan trekken. In de koekepan smelten we boter of delfrite en bakken de sneedjes brood aan beide kanten lichtbruin, waarna wij ze op een langwerpigen schotel leggen, liefst in het midden iets hooger en het geheel over gieten we met saus. Desverkiezende kunnen We inplaats van saus, jam op de wentelteefjes doen, b.v. abrikozenjam. De saus kan ook ge maakt worden van: 2\'s dl. vruchtensap en 1 dl. water, 50 gram suiker en 1 eetlepel sago. Gevulde uien. 4 Lissabonsche uien, 150 gram kalfsgehakt, 1 sneedje oud brood, zout, peper, noot, 2 dl water, 1 bouillonblokje, 60 gram boter, paneer meel. We maken de uien schoon en koken ze daar na in water met zout ongeveer een uur. Ze mogen echter niet geheel gaar worden, daar we ze dan moeiiyk kunnen vullen. Terwyl de uien staan te koken maken we het gehakt aan door het brood te weeken, uit te knypen en met peper, zout en noot goed het gehakt te vermengen en in vier balletjes te verdeelen, die in de helft van de boter bruin gebraden wor den; we zorgen echter dat het buitenste korstje niet te hard wordt, voegen er het water by, zoodat het gehakt ongeveer 15 minuten op het vuur is geweest en lossen in het vocht het bouillonblokje op. Nu nemen we de uien uit het water, snyden het bovenste kapje eraf, hollen ze uit en brengen het gehakt in de ope ning en zetten het kapje er weer op. De uien worden in een vuurvast schoteltje geplaatst, met de jus, waarin het gehakt heeft gebraden. De overgebleven boter wordt over de uien ver deeld en op den bovenkant gelegd, het geheel met paneermeel bestrooid en in den oven ge plaatst, die niet te heet mag zyn, terwijl de uien van tijd tot tijd met het vocht bedropen moeten worden. Opgerolde chocolademelk. 2 eieren, 100 gram suiker, 100 gram zelfry zend bakmeel, 25 gram poederchocolade, dl melk, 2 eetlepels jam. Een laag bakblik, b.v. een deksel van een biscuitblik wordt ingevet, daarna met suiker bestrooid. We breken de eieren in een kom en kloppen ze gedurende 10 minuten met de sui ker, zeeven de bloem en vermengen melk en poederchocolade met elkander. Bij de eieren voegen we telkens een lepel gezeefde bloem en roeren dit alles goed dooreen, totdat al de bloem in de eieren is verwerkt en daarna voe gen we de melk met de chocolade erby. Het deeg wordt nu overgebracht in het bakblik en ongeveer 10 minuten in een warmen oven ge bakken. We leggen in dien tijd een stuk boter hampapier op tafel en bestrooien dit met sui ker, hierop wordt de koek uit het bakblik ge haald, daarna vlug met de jam, die met een weinig heet water is verdund, bestreken en opgerold. Deze koek is gemakkei yk te maken, niet duur en heel smakeiyk by een kopje thee. VRIJHEID. Meten met twee maten. „Ik houd er niet van, dat menschen zoo onaangekondigd by' mij binnen komen loopen, bezoek is heel aardig als het je schikt en als je erop hebt kunnen rekenen, maar ik houd van mijn vryheid." Dit werd gezegd door een moderne, onaf hankelijke vrouw. Het is ongetwyfeld een op vatting, die men toegedaan kan zijn, maar wat in haar geval onlogisch was: wanneer zy ergens onverwacht kwam, „was zy gekrenkt wanneer zy kon merken, dat haar bezoek minder goed schikte, of wanneer een vriendin ronduit zei: „och, maak het vandaag liever niet te lang en kom binnenkort een anderen dag terug, want ik heb het druk." Wanneer men zelf op zijn vrijheid gesteld is, moet men die van anderen weten te res pecteeren. Maar de jonge vrouw was een beetje verwend, doprdat velen haar graag moiphten en zij door een erfenis in staat was, zonder werkkring te leven. Waar haar vriendinnen velal getrouwd wa ren en onbemiddeld, en weinig of geen hulp hadden, is het begrypeiyk, dat zy zeiden: wanneer wij bij haar onverwacht komen is haar dat te lastig en te onvrij, terwijl zij de beschikking over haar dagen heeft, en als wij, die met onzen tyd moeten woekeren niet op elk oogenblik klaar staan te ontvangen, neemt zy ons dat kwalijk". Het was alleen jammer, dat niemand den moed had om haar eens rustig ujt te leggen, dat het niet aangaat met twee maten te me ten, met een voor anderen en met een andere voor zichzelf. Het gevolg was, dat zij langzamerhand al haar kennissen verloor, en de reden daarvan heelemaal niet begreep. Zij was geen type dat gemakkelijk veel alleen kan zyn, en zoodoende kwam zy ten slotte bij ons met de klacht, dat al haar ken nissen zich één voor één terugtrokken. Hoe dat toch zou komen? Na een tamelijk lang gesprek en diverse vragen van onzen kant, meenden wy wel te weten, hoe het kwam. Maar het vorderde nogal wat tyd, om de vrouw het onhoudbare van haar standpunt te doen inzien. En er waren twee manieren, om haar be zwaren tegemoet te komen: óf dat zy gast vrijer werd, en onverwachte bezoeken vrien- delyk ontving, óf dat zij anderer vrijheid res pecteerde zooals zij de hare gerespecteerd wenschte te zien, en, wanneer zij zelf onver wachts ergens kwam, even vroeg: „ik kom toch niet ongelegen, zegt het anders gerust". Zij verkoos den laatsten weg. Met het ge volg, dat gaandenweg de gebroken vriend schapsbanden zich herstelden. De grondoorzaak lag in een gebrek aan be scheidenheid harerzijds, zy had nooit stilge staan by de mogelykheid, dat héér bezoek óók wel eens ongelegen kon komen. We lijden allemaal wel eens aan gebrek aan bescheidenheid. B.v. wanneer wij vinden, dat wy iets wel kunnen doen, wat wy voor een ander dwaas en ongepast zouden achten. Wanneer wy verontschuldigingen vinden, voor een door ons bedreven daad, die wij, wanneer een ander die pleegde, zouden ver- oordeelen. Juist wanneer het ons goed gaat, wanneer wij veel voorspoed en veel vrienden hebben, moeten wy in het oog houden, dat wy niets meer zijn dan een ander, alleen meer voor hebben. En dat dit een reden kan zyn tot dank baarheid en opgewektheid, maar niet mag leiden tot aanmatiging. DR. JOS DE COCK. Een middel. Vrijgezel (tot zyn hospita): Waarom schreit dat kind toch de gehele nacht? Juffrouw: 't Schaap lydt aan de tandjes, mijnheer. Vrygezel: Ga dan naar den tandarts en laat ze er uit halen! VOOR DE INDENTIFICATIE-VERSCHIJNSELEN. Ouders en onderwijzers zyn er dikwijls op uit, voorbeelden te stellen. Een kind doet zijn best niet. Vlug is vader of moeder of de onderwijzer e? by met: „Dan moet je Jan eens zien! Die doet nog eens zijn best! Dat is nog eens een jongen. Daar moet je eêns een voorbeeld aan nemen." Een kind heeft iets verkeerds gedaan, mo gelijk zoo erg. dat zijn opvoeders dadeiyk naar een voorbeeld grijpen: „Het moet jou zeker net vergaan als die jongen van Dirk- sen, hè? Die zit nou al een paar jaar in het tuchthuis. DieEn dan volg't een opsom ming van al de misdrijven van den zoon van Dirksen. De vraag doet zich nu aan ons voor: Is dit stellen en wijzen op voorbeelden wel goed of schuilt er gevaar in? Over deze zeer belangrijke vraag uit de practische opvoedkunde wil ik het thans met u eens hebben, lezers (essen). Ik begin met enkele frappante staaltjes van indentificatie te vermelden, welke ik vond in een werk van Prof. Van Calcar: Een onderwijzer, die bij de klasse in hoog aanzien stond, was in het bezit van een flin- ken haardos en had de gewoonte, dit haar naar achteren te kammen. Na verloop van eenigen tijd vond hij het in overleg met zyn haarkunstenaar gewenscht, aan de rechter zijde een scheiding aan te brengen. Eenige weken daarna droegen alle jongens'der klasse, die vroeger het haar eveneens naar achter hadden gekamd, de scheiding rechts. Een ander voorbeeld: Een officier had de gewoonte, om by iederen stap door een kleine buitenwaardsche draaiing van het linkerbeen zich in den letter lijken zin des woords zyn eigen sabel van het lijf te houden. Eenigen tijd, nadat de officier bij .den troep was ingedeeld, maakte hy de j opmerking, dat een groot aantal soldaten onder het loopen deze zelfde beenbeweging maakten, zonder dat de hinderiyke sleepsabel er hen toe noodzaakte. Een derde voorbeeld: Een onderwijzer had de gewoonte onder zyn handteekening een sierlijken krul te plaatsen. De meeste leerlingen van zyn klas namen deze gewoonte over en versierden ook hun handteekening, afhankelyk van hun meer ot minderen aanleg voor versieringskunst met een meer of minder fraai gevormden krul. Ik zou deze drie voorbeelden met verschillende uit mijn eigen ervaring kunnen aanvullen en de meesten onder u zullen soortgelyke ervaringen bezitten, wanneer zij zich tot na denken zetten. Kinderen vooral en groote menschen zeer dikwijls, bezitten een neiging iets van een ander over t' nemen, in het bijzonder als het „voorbeeld" gezien en bemind is. Wij doen het dikwijls onbewust. Maar... niet altyd wordt het goede over genomen. Ik herinner me uit myn jongensjaren, dat we een onder wijzer hadden, die aan zenuwtrekking leed en telkens bij zoo'n trekking een geluid met den mond maakte. Het duurde niet lang, of verschillende klassegenootjes namen ook dit over. Gelukkig werd de onderwijzer elders benoemd gelukkig tenminste voor ons dorp en voor de klasse, waarin hij les gaf. Het zou me niets verwonderen, dat hetzelfde ver- schynsel zich overal zal voordoen, waar deze onderwyzer werkzaam is. Wanneer een kind in myn klasse zich op byzondere wyze gedraagt, spreekt, of houding aanneemt, moet ik steeds weer denken aan het verschijnsel der indentificatie. Geef ik zelf aanleiding tot dit eigenaardige by het kind? Doen zijn ouders zulks? Is het een kameraadje? Ja, wat of wie is het? Wanneer we dieper gaan nadenken over dit verschijnsel, dan moet het ons duidelyk wor den, hoe moeilijk en verantwoordelijk de taak van den opvoeder wel is! Een klas is slordig. De oorzaak? Is de onderwyzer netjes op zyn boel? Houdt hij van orde en regelmaat? Een klasse schrijft slecht. Oorzaak? Hoe schryft de onderwyzer op het bord? Hoe schrijft hy de correcties in de cahiers der leer lingen Een klasse houdt byzonder veel van geschie denis-onderwijs. Oorzaak? Heeft de onderwyzer soms veel interesse voor dit leervak? Zoo zou ik verder kunnen gaan. Telkens komen we weer terug op dat wonderlyke ver- schynsel: identificatie.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1937 | | pagina 14